NL2013570B1 - End fitting handling in a marine pipeline installation system. - Google Patents

Claims (15)

1. Marine pijpleginstallatiesysteem voor het leggen van een offshore pijpleiding en/of het installeren van een onderzeese riser, welk systeem omvat: een opslaghaspel (3) voor het opslaan van de te installeren pijpleiding (5), een lanceertoren (10) die is ingericht voor het langs een vuurlijn (6) in de zee lanceren van de pijpleiding, een pijpleidinggeleider (21) die op een verhoogde positie van de lanceertoren is aangebracht en die een gekromd geleidingsoppervlak (21) in een verticaal vlak verschaft voor het van de opslaghaspel naar de vuurlijn geleiden van de pijpleiding, - één of meer tensioners (30, 35) die op de lanceertoren onder de pijpleidinggeleider (20) zijn aangebracht, een transfermechanisme voor een eindfitting van een flexibele pijpleiding, welk mechanisme is ingericht om een eindfitting op een flexibele pijpleiding over de pijpleidinggeleider te verplaatsen, welk transfermechanisme omvat: - een transferarm (60) die om een horizontale transferarmas (61) draaibaar is en relatief ten opzichte van de pijpleidinggeleider, welke arm een voorste zijde (67) en een achterste zijde (68) heeft gezien in de rotatierichting over de pijpleidinggeleider naar de vuurlijn, waarbij de transferarm is voorzien, radiaal naar buiten ten opzichte van een pijpleidinggelei-dingsoppervlak (21) en aan de achterzijde (68), van een eerste vasthouder (80) voor een eindfittingadapter (85), welke eerste vasthouder is ingericht om, aan de achterzijde van de transferarm, een eerste eindfitting (5a) op een flexibele pijpleiding (5) die is voorzien van een eindfittingadapter vast te houden, waarbij de transferarm is voorzien van een eerste kabelschijf (75) op een positie radiaal naar buiten ten opzichte van de eerste vasthouder (80), welke eerste kabelschijf is ingericht en opgesteld om een door een lier aangedreven kabel (92) die via de eindfittingadapter aan de eerste eindfitting is bevestigd zodanig te geleiden dat, met de transferarm in een eerste eindfitting oppakoriëntatie daarvan, de eerste eindfitting (5a) omhoog wordt getild en de eindfittingadapter (85) de eerste vasthouder bereikt waardoor koppeling met de eerste vasthouder (80) mogelijk is terwijl deze aan de kabel hangt, waarbij de transferarm, met de eerste eindfitting vastgehouden door de eerste vasthouder (80), draaibaar is naar een eerste eindfitting loslaatoriëntatie daarvan zodat de eerste eindfitting over en om het gekromde geleidingsoppervlak naar de vuurlijn (6) passeert, waarbij de transferarm, radiaal naar buiten ten opzichte van het pijpleidingsgeleidingsopper-vlak (21) en aan de voorzijde (67), is voorzien van een tweede vasthouder (90) voor een eindfittingadapter (87), welke tweede vasthouder is ingericht om, aan de voorzijde van de transferarm, een tweede eindfitting (5b) op een flexibele pijpleiding vast te houden, waarbij de transferarm draaibaar is in een tweede eindfitting oppakoriëntatie, waarin de eindfittingadapter (87) op de tweede eindfitting van een pijpleiding (5) die over het gekromde geleidingsoppervlak (21) kromt koppelbaar is met de tweede vasthouder (90), en waarbij de transferarm draaibaar is naar een tweede eindfitting loslaatoriëntatie daarvan zodat de tweede eindfitting (5b) over en om het gekromde geleidingsoppervlak (21) naar de vuurlijn passeert, waarbij de transferarm is voorzien van een tweede kabelschijf (76) op het positie radiaal naar buiten ten opzichte van de tweede vasthouder (90), waarbij de tweede kabelschijf (76) is ingericht en opgesteld om een door een lier aangedreven kabel (92) die via de eindfittingadapter (87) aan de tweede eindfitting (5b) is gekoppeld zodanig te geleiden dat, met de transferarm in een tweede eindfitting loslaatoriëntatie, de tweede eindfitting van de genoemde kabel kan worden afgehangen waardoor ontkoppeling van de eindfittingadapter van de tweede vasthouder mogelijk is en het naar beneden laten zakken van de tweede eindfitting mogelijk is, waarbij de eerste en tweede kabelschijven (75, 76) ten opzichte van elkaar verschoven zijn opgesteld in draairichting van de transferarm (60), waarbij de eerste kabelschijf aan de voorzijde en de tweede kabelschijf aan de achterzijde van de transferarm is opgesteld, bij voorkeur waarbij de eerste en de tweede kabelschijf in een gemeenschappelijk verticaal vlak zijn opgesteld.

2. Systeem volgens conclusie 1, waarbij de eerste vasthouder en de tweede vasthouder zijn geïntegreerd in een gemeenschappelijke vasthoudersdrager (95), waarbij de vast-houdersdrager beweegbaar is ondersteund in de transferarm, bij voorkeur verschuifbaar in een richting tangentiaal aan de richting van draaiing van de transferarm, waarbij in een eerste stand van de gemeenschappelijke vasthoudersdrager de eerste vasthouder is uitgelijnd met de eerste vast te houden eindfitting en de tweede vasthouder is teruggetrokken, en waarbij in een tweede stand van de gemeenschappelijke vasthoudersdrager de tweede vasthouder is uitgelijnd met de tweede eindfitting om die vast te houden en de eerste vasthouder is teruggetrokken.

3. Systeem volgens conclusie 1 of 2, waarbij elke vasthouder (80, 90) een van een sleuf voorzien orgaan omvat dat een sleuf daarin heeft die zich in een verticaal vlak uitstrekt en met een mond aan een einde van de sleuf die zijwaartse toegang van een gedeelte van de eindfitting in de sleuf mogelijk maakt, waarbij bij voorkeur elke vasthouder verder is voorzien van een beweegbaar borgorgaan en een bijbehorende borgorgaanaandrijving die het mogelijk maakt om het borgorgaan tussen een niet werkzame stand en een borgstand te verplaatsen, waarbij het borgorgaan positioneerbaar is in de borgstand waarin het de sleuf blokkeert.

4. Systeem volgens een van de conclusies 1-3, waarbij de vasthouder een bolvormige zitting omvat, en waarbij de eindfittingadapter (85, 87) een overeenkomend bolvormig gedeelte en een stam onder die zitting omvat, waarbij het bolvormig gedeelte op de zitting kan rusten om trekkrachten naar de vasthouder over te brengen en om een pendulesteun voor de eindfittingadapter te verschaffen waardoor variatie van de hoekstand van de stam van de eindfittingadapter ten opzichte van de vasthouder mogelijk is.

5. Systeem volgens conclusie 4, waarbij de stam van de eindfittingadapter (87) die behoort bij de tweede eindfitting een grotere diameter heeft, bij voorkeur ten minste twee keer zo groot, dan de stam van de eindfittingadapter die behoort bij de eerste vasthouder.

6. Systeem volgens een van de conclusies 1-5, waarbij de pijpleidinggeleider een cirkelvormig pijpleidinggeleiderwiel (20) is dat roteerbaar is om een horizontale geleiderwielas (22), die bij voorkeur samenvalt met de rotatieas (61) van de transferarm.

7. Systeem volgens een van de conclusies 1-6, waarbij de pijpleidinggeleider (20) en de transferarm (60) zijn gedragen door een draagframe (23) dat beweegbaar is verbonden met de lanceertoren op een verhoogde positie van de lanceertoren, waarbij een instelinrichting is opgesteld tussen het draagframe en de lanceertoren, waarbij de instelinrichting is ingericht om de stand van het draagframe ten opzichte van de lanceertoren in te stellen en daardoor een horizontale afstand tussen de vuurlijn en de pijpleidinggeleider in te stellen.

8. Systeem volgens conclusie 7, waarbij het draagframe (23) scharnierbaar is verbonden met de lanceertoren (10) om een horizontale draagframescharnieras (24) op een verhoogde positie van de lanceertoren, waarbij de instelinrichting (25) is opgesteld tussen het draagframe en de lanceertoren om de hoekoriëntatie van het draagframe en daardoor de horizontale afstand tussen de vuurlijn en de pijpleidinggeleider in te stellen.

9. Systeem volgens conclusie 7 of 8, waar het systeem verder een besturingseenheid omvat die gekoppeld is met de instelinrichting (25) en een transferarmaandrijving (70, 71, 72), en waarbij de besturingseenheid is geprogrammeerd om een tweede eindfitting afstandhoud modus te hebben waarin, met de transferarm in tweede eindfitting loslaatoriënta-tie met de tweede eindfitting afgehangen van de kabel, ontkoppeld van de vasthouder, en uitgelijnd met de vuurlijn, de instelinrichting wordt bediend om het draagframe en daardoor de pijpleidinggeleider van de vuurlijn vandaan te bewegen terwijl tegelijk de transferarm wordt gedraaid door de transferarmaandrijving om de tweede eindconnector uitgelijnd te houden met de vuurlijn, ten minste totdat de pijpleidinggeleider voldoende van de vuurlijn vandaan is bewogen om het navolgend neerlaten van de afgehangen tweede eindfitting mogelijk te maken zonder interferentie met de pijpleidinggeleider.

10. Systeem volgens een van de conclusies 1-9, waarbij de installatie een terughoud-spanningkabelschijf omvat die op een dek van het vaartuig wordt aangebracht, in hoofdzaak onder de zijde van de pijpleidinggeleider die van de vuurlijn is afgekeerd, waarbij de terug-houdspanningkabelschijf, bij de transfer van een tweede eindfitting, de door de winch aangedreven kabel geleid en het mogelijk maakt tijdens die transfer een terughoudspanning aan te brengen.

11. Systeem volgens een van de conclusies 1-10, waarbij elke tensioner (30, 35) een tensioner frame en meerdere tracks omvat die door het tensioner frame zijn ondersteund, welke tracks zijn ingericht voor aangrijping op de pijpleiding en het ondersteunen van ten minste een gedeelte van het gewicht van de gelanceerde pijpleiding, waarbij het tensioner frame via een bijbehorend steunsamenstel is ondersteund, waarbij het steunsamenstel van één of meer tensioner frames is ingericht om de verplaatsing van het tensioner frame ten opzichte van de toren tussen een actieve stand, waarin de vuurlijn zich door het tensioner frame en tussen de tracks uitstrekt zodat de tracks kunnen aangrijpen op de pijpleiding, en een teruggetrokken niet-werkzame stand, mogelijk maken, en waarbij de lanceertoren is voorzien van een hulptrolley (47) die is ingericht om het gewicht van de gelanceerde pijpleiding te dragen en is afgehangen van de A&R kabel, welke trolley beweegbaar is langs rails (48) langs de vuurlijn wanneer de één of meer tensioner frames in de teruggetrokken niet werkzame stand zijn, van een positie boven de bovenste tensioner naar een positie onder de onderste tensioner, waarbij de rail is gedragen door de lanceertoren, en waarbij de trolley is voorzien van een vasthouder, bijvoorbeeld een klem, die is ingericht om aan te grijpen op de eindfittingadapter (87) van een tweede eindfitting die via de door een lier aangedreven kabel (100) in de vuurlijn is afgehangen.

12. Systeem volgens een van de conclusies 1-11, waarbij de transferarm is voorzien van een krachtsensor (130) die is ingericht om de kracht te meten die door de tweede eindfitting (5b) op de tweede vasthouder (90) wordt uitgeoefend, ten minste tijdens draaiing van de transferarm van de tweede eindfitting oppakoriëntatie naar de tweede eindfitting loslaatori-entatie, en waarbij het systeem een monitor- en besturingseenheid (140) omvat die verbonden is met de krachtsensor (130) en met de één of meer tensioners (30, 35), waarbij de monitoren besturingseenheid is ingericht om de gemeten kracht te vergelijken met een van tevoren bepaald toelaatbaar krachtbereik en om de draaiing van de transferarm en de één of meer tensioners te besturen zodat de kracht binnen het van tevoren bepaalde toelaatbare krachtbereik blijft.

13. Systeem volgens een van de conclusies 1-12, waarbij het draagframe voor de pijp-leidingsgeleider (2) op een afstand van elkaar geplaatste hoofdbenen (23a,b) omvat, waarbij de afstand tussen die hoofdbenen het toelaat dat de transferarm tussen de hoofdbenen passeert, waarbij elk een onderste einde heeft dat scharnierbaar is verbonden met een lan-ceertoren om een horizontale draagframescharnieras (24), en waarbij het draagframe voor de pijpleidingsgeleider een horizontale buisvormige balk (23) omvat die is geïntegreerd met de hoofdbenen om een omgekeerd U-vormige pijpleidingsgeleider draagframe te vormen, waarbij de buisvormige balk (23) een diameter van ten minste 1 meter, bijvoorbeeld tussen 1.5 en 2.5 meter heeft, en waarbij de buisvormige balk (23c) een centraal gedeelte tussen de hoofdbenen heeft, welk centraal gedeelte in het midden een cirkelvormig pijpleidinggeleidingswiel (20) ondersteund via één of meer lagers die om de buisvormige balk lopen, en waarbij de transferarm (60) een constructieframe heeft dat over de pijpleidinggeleider heen staat en beengedeeltes (63, 64) heeft aan tegenover gelegen zijden van het gelei-dingswiel, waarbij elk beengedeelte eindigt bij een naaf (65, 66) die een lager omvat dat om het centrale gedeelte van de buisvormige balk loopt.

14. Vaartuig voor het leggen van een offshore pijpleiding voorzien van een systeem volgens een van de conclusies 1-13.

15. Werkwijze voor het leggen van een offshore pijpleiding en/of het installeren van een onderzeese riser, waarbij gebruikt wordt gemaakt van een systeem volgens een van de conclusies 1-13 of een vaartuig volgens conclusie 14.