NL2013267B1 - Legplank voor bevestiging aan een staander en toepassing daarvan. - Google Patents

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een legplank voor bevestiging aan staanders van een kar, omvattende een plankvormig aflegorgaan en aan een zijde voorziene koppelorganen voor losneembare koppeling met in de staanders voorziene openingen, welke koppelorganen een inkeping omvatten voor het daarin opnemen van een nabij een opening voorzien materiaaldeel van de staander. De legplank wordt gekenmerkt doordat elk koppelorgaan een in een eerste richting gelegen inkeping omvat voor het daarin opnemen van een eerste materiaaldeel en een in een tegengestelde, tweede richting gelegen inkeping omvat voor het daarin opnemen van een tweede materiaaldeel. De uitvinding heeft tevens betrekking op de toepassing van de legplank volgens de uitvinding.

Description

Legplank voor bevestiging aan een staander en toepassing daarvan

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een legplank volgens de aanhef van conclusie 1. Tevens heeft de uitvinding betrekking op de toepassing van een dergelijke legplank volgens conclusie 9.

Een dergelijke legplank is in de techniek bekend. Bijvoorbeeld wordt een dergelijke legplank gebruikt bij karren, algemeen aangeduid als trolleys, bij veilingen. Vooral in de tuinbouw worden deze trolleys gebruikt om bloemen en planten te presenteren tijdens veilingen en bij wederverkopers. Deze trolleys hebben een in hoofdzaak rechthoekige vorm met een bodemframe en vier wielen. Vanaf de hoekpunten van het bodemframe zijn vier staanders voorzien waarin openingen zijn aangebracht om de koppelorganen van een legplank te kunnen plaatsen. De legplank wordt derhalve aan vier koppelorganen gedragen. Doorgaans zijn meerdere legplanken aanwezig, bijvoorbeeld twee, drie, vier of vijf. Nadeel bij gebruik van deze legplanken is dat bij plaatsing van slechts een enkele hoge plant of bloem op een eerste legplank een daarboven gelegen tweede legplank op een grote afstand daarboven moet worden gekoppeld. Wanneer overigens slechts lagere planten of bloemen op die eerste legplank worden geplaatst betekent dit dat veel aflegruimte verloren gaat. Een praktische oplossing is dat een aflegplank gedeeltelijk wordt vernield waardoor de hoge plant of bloem in de ontstane opening kan worden geplaatst en op het resterende deel van de vernielde legplank alsnog lagere planten of bloemen kunnen worden geplaatst. Deze oplossing heeft uiteraard niet de voorkeur omdat de beschadigde legplank moet worden vervangen en gerepareerd, wat tot hoge kosten leidt.

Er is derhalve behoefte aan een legplank waardoor hoge planten of bloemen kunnen worden vervoerd op een kar en waarbij geen overbodige loze ruimte ontstaat, zodat per kar een groter aantal grote en kleine bloemen of planten kunnen worden vervoerd.

De uitvinding heeft nu tot doel een verbeterde legplank van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen.

In het bijzonder heeft de uitvinding tot doel een legplank van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen die het op eenvoudige wijze mogelijk maakt hoge en lage planten en bloemen naast elkaar te vervoeren.

Tevens heeft de uitvinding tot doel een verbeterde toepassing van een legplank te verschaffen .

Ter verkrijging van ten minste een van de hiervoor genoemde voordelen, verschaft de uitvinding volgens een eerste uitvoeringsvorm een legplank die de maatregelen van conclusie 1 bevat. Deze legplank heeft het voordeel dat bij gebruik van deze legplank te allen tijde voldoende ruimte overblijft om hoge planten en bloemen te vervoeren.

Tevens is gebleken dat de legplank een grote stevigheid verschaft waardoor ontkoppeling van de legplank van de staanders is uitgesloten. Een dergelijke synergetische werking is volkomen onverwacht .

Het heeft hierbij in het bijzonder de voorkeur dat de inkepingen van een koppelorgaan zijn ingericht voor opname van een ma-teriaaldeel nabij dezelfde opening. Dit levert een compacte constructie op. Hierdoor is de legplank makkelijk op te slaan wanneer die buiten gebruik wordt gehouden.

Volgens een alternatieve uitvoeringsvorm heeft het de voorkeur dat de inkepingen van een koppelorgaan zijn ingericht voor opname van een materiaaldeel nabij verschillende openingen. Dit levert een grotere onderlinge afstand van de inkepingen, waardoor de stijfheid erg hoog is.

Een stabiele en zekere koppeling van de legplank aan een staander wordt verkregen wanneer de eerste inkeping tijdens gebruik naar beneden toe is gericht en de tweede inkeping tijdens gebruik naar boven toe is gericht.

Een eenvoudige en stabiele koppeling van de legplank volgens de uitvinding aan een set staanders wordt voorts met name verkregen wanneer de eerste inkeping een geringere diepte heeft dan de tweede inkeping. De tweede, naar boven toe gerichte inkeping, kan eerst volledig om een tweede materiaaldeel van de staander worden geplaatst waarna de eerste inkeping boven een eerste materiaaldeel wordt geplaatst. Vervolgens kan het koppelorgaan naar beneden wor den verplaatst zodat het eerste materiaaldeel in de eerste inkeping wordt opgenomen. De afstand tussen de beide inkepingen dient geringer te zijn dan de afstand van het eerste tot het tweede materiaaldeel, waardoor het koppelorgaan veilig is verankerd aan de staander. Het koppelorgaan kan worden verwijderd door het koppelorgaan omhoog te bewegen totdat de eerste inkeping om het eerste materiaaldeel is weggenomen waarna het koppelorgaan uit de opening kan worden verwijderd en de tweede inkeping om het tweede materiaaldeel kan worden weggenomen. Deze handeling kan gelijktijdig voor de beide koppelorganen worden uitgevoerd waardoor de legplank in een vloeiden beweging van de set staanders kan worden verwijderd.

De legplank zal niet buiten de staanders uitsteken, wanneer een afstand tussen de beide koppelorganen geringer is dan een maximale breedte van de legplank.

Een stevige uitvoeringsvorm wordt verregen met een legplank die een metalen frame en een daaraan gekoppeld aflegorgaan omvat.

Een stevige en niettemin goedkope legplank wordt verkregen met een van natuurlijk materiaal of kunststof vervaardigd aflegorgaan .

Volgens een verder aspect heeft de uitvinding betrekking op de toepassing van een legplank volgens de uitvinding, in een kar met twee sets van twee staanders, waarbij de legplank is ingericht voor koppeling aan de staanders van een eerste set en de legplank een lengte heeft die minder is dan de afstand tussen de twee sets staanders.

Bij voorkeur heeft de uitvinding betrekking op de toepassing van een legplank in een kar voor bloemen of planten.

In het bijzonder wordt de voorkeur gegeven aan de toepassing van een legplank volgens de uitvinding in een kar op een bloemen-of plantenveiling.

Meer in het bijzonder betreft de toepassing het gebruik van een legplank volgens de uitvinding in een kar voor het transporteren van bloemen of planten. Bijvoorbeeld kan de kar in vrachtwagens of met schepen worden vervoerd en in zijn geheel bij een wederverkoper worden geplaatst.

De legplank volgens de uitvinding is echter niet tot deze toepassingsgebieden beperkt. Bijvoorbeeld kan de legplank geschikt toepassing vinden in een kar voor kunstbloemen, decoratiemateriaal en bij bloemschikken toepasbare producten. Ook is de toepassing bijvoorbeeld gericht op een kar bij bloemenwinkels, marktkramen, bouwmarkten, en evenzeer op in een kar voor het presenteren van bloemen, planten, kunstbloemen, decoratiemateriaal en bij bloemschikken toepasbare producten.

De uitvinding zal hierna aan de hand van een tekening nader worden uitgelegd. De tekening toont hierbij in:

Fig. 1 een schematisch perspectivisch aanzicht van een afleg-plank volgens de uitvinding,

Fig. 2 een schematisch aanzicht van een kar, en Fig. 3 een bovenaanzicht van een legplank volgens de uitvinding.

In de figuren zijn dezelfde onderdelen middels dezelfde ver-wijzingscijfers aangeduid. Echter, de voor een praktische uitvoering van de uitvinding noodzakelijke onderdelen zijn niet alle getoond, vanwege de eenvoud van de weergave.

Fig. 1 toont een schematisch perspectivisch aanzicht van een aflegplank 1 volgens de uitvinding. De aflegplank heeft twee kop-pelorganen 2, 3 voor koppeling van de aflegplank aan staanders 4, 5 van een kar (getoond in Fig. 2). Ook omvat de aflegplank 1 een aflegvlak 4, gevormd van bijvoorbeeld een houten plank of dergelijke. In de getoonde uitvoeringsvorm is de plank 4 gedragen door een frame 5 dat om en onder de plank 4 is gelegen.

Elk koppelorgaan 2, 3 omvat een eerste inkeping 6 die tijdens gebruik naar beneden toe is gericht en een tweede inkeping 7 die tijdens gebruik naar boven toe is gericht. Beide inkepingen zijn voorzien in een stijf met het frame 5 verbonden nok 8. De eerste inkeping 6 heeft een geringere diepte dan de tweede inkeping 7.

Fig. 2 geeft een schematisch aanzicht van een deel van een kar 9 met een bodemframe 10 dat tijdens gebruik door wielen 11 (slechts een enkel wiel is getoond) is gedragen op een ondergrond. De richting naar de ondergrond toe is in de onderhavige uitvinding de naar beneden gerichte zijde, of naar beneden toe. Van de ondergrond af gericht is hier aangeduid als naar boven toe.

Aan het bodemframe zijn staanders 12, 13 voorzien. De staan- ders 12, 13 omvatten openingen 14, 15. De openingen 14, 15 zijn ingericht voor opname van de koppelorganen 2, 3 van de legplank 1 volgens de uitvinding. Elke opening heeft een eerste materiaaldeel 16 dat aan een onderzijde van de opening 14, 5 is voorzien en een tweede materiaaldeel 17 dat aan de bovenzijde van een opening 14, 15 is voorzien.

De tweede, naar boven toe gerichte inkeping 7, kan eerst volledig om een tweede materiaaldeel 17 van de staander 12, 13 worden geplaatst waarna de eerste inkeping 6 boven een eerste materiaaldeel 16 wordt geplaatst. Vervolgens kan het koppelorgaan 2, 3 naar beneden worden verplaatst zodat het eerste materiaaldeel 16 in de eerste inkeping 6 wordt opgenomen. De afstand tussen de beide inkepingen 6, 7 dient geringer te zijn dan de afstand van het eerste materiaaldeel 16 tot het tweede materiaaldeel 17, waardoor het koppelorgaan 2, 3 veilig is verankerd aan de staander 12, 13. Het koppelorgaan 2, 3 kan worden verwijderd door het koppelorgaan 2, 3 omhoog te bewegen totdat de eerste inkeping 6 om het eerste materiaaldeel 16 is weggenomen waarna het koppelorgaan 2, 3 uit de opening 14, 15 kan worden verwijderd en de tweede inkeping 7 om het tweede materiaaldeel 17 kan worden weggenomen. Deze handeling kan gelijktijdig voor de beide koppelorganen 2, 3 worden uitgevoerd waardoor de legplank 1 in een vloeiende beweging van de set staanders 14, 15 kan worden verwijderd.

In Fig. 3 is een bovenaanzicht van een legplank 1 getoond. De afstand van de beide koppelorganen 2, 3 (te meten in een eerste richting) is geringer dan de breedte van de legplank 1 in diezelfde eerste richting. Hierdoor kan ervoor worden gezorgd dat de breedte van de legplank 1 in hoofdzaak gelijk is als de breedte die door de staanders 12, 13 wordt ingenomen (gemeten in diezelfde eerste richting).

De lengte van de legplank 1 volgens de uitvinding, gemeten in een richting loodrecht op de hiervoor genoemde eerste richting, is minder dan de lengte van een kar. Die lengte wordt bepaald door de afstand tussen twee sets staanders. In Fig. 2 is slechts een set staanders getoond.

De legplank kan op geschikte wijze maximaal de helft van de lengte van een kar beslaan, waardoor in principe twee legplanken op tegenover elkaar gepositioneerde sets staanders kunnen worden gekoppeld, waardoor in feite een doorlopend aflegvlak in de kar wordt verkregen. Een kar met staanders die bijvoorbeeld elk 30 openingen hebben, kunnen in totaal ten minste aan elke set staanders 15 legplanken volgens de uitvinding omvatten wanneer de kop-pelorganen zijn ingericht voor koppeling met twee opeenvolgende openingen. In dat geval kunnen 30 legplanken op een enkele kar worden vervoerd. In geval van koppelorganen die op compacte wijze zijn uitgevoerd, en waarbij elk koppelorgaan in een enkele opening wordt geplaatst, kunnen zelfs 60 legplanken volgens de uitvinding in een kar worden vervoerd.

De uitvinding is niet beperkt tot de hiervoor beschreven en in de figuren getoonde uitvoeringsvormen. De uitvinding wordt slechts beperkt door de bijgevoegde conclusies.

De uitvinding strekt zich tevens uit over elke combinatie van maatregelen die hiervoor onafhankelijk van elkaar zijn beschreven.

Claims (15)

1. Legplank voor bevestiging aan staanders van een kar, omvattende een plankvormig aflegorgaan en aan een zijde voorziene koppelorga-nen voor losneembare koppeling met in de staanders voorziene ope-ningen, welke koppelorganen een inkeping omvatten voor het daarin opnemen van een nabij een opening voorzien materiaaldeel van de staander, met het kenmerk, dat elk koppelorgaan een in een eerste richting gelegen inkeping omvat voor het daarin opnemen van een eerste materiaaldeel en een in een tegengestelde, tweede richting gelegen inkeping omvat voor het daarin opnemen van een tweede materiaaldeel .

2. Legplank volgens conclusie 1, waarbij de inkepingen van een koppelorgaan zijn ingericht voor opname van een materiaaldeel nabij dezelfde opening.

3. Legplank volgens conclusie 1, waarbij de inkepingen van een koppelorgaan zijn ingericht voor opname van een materiaaldeel nabij verschillende openingen.

4. Legplank volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij de eerste inkeping tijdens gebruik naar beneden toe is gericht en de tweede inkeping tijdens gebruik naar boven toe is gericht.

5. Legplank volgens conclusie 4, waarbij de eerste inkeping een geringere diepte heeft dan de tweede inkeping.

6. Legplank volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een afstand tussen de beide koppelorganen geringer is dan een maximale breedte van de legplank.

7. Legplank volgens een der voorgaande conclusies, omvattende een metalen frame en een daaraan gekoppeld aflegorgaan.

8. Legplank volgens een der voorgaande conclusies, omvattende een van natuurlijk materiaal of kunststof vervaardigd aflegorgaan.

9. Toepassing van een legplank volgens een der voorgaande conclusies, in een kar met twee sets van twee staanders, waarbij de legplank is ingericht voor koppeling aan de staanders van een eerste set en de legplank een lengte heeft die minder is dan de afstand tussen de twee sets staanders.

10. Toepassing van een legplank volgens conclusie 9 in een kar voor bloemen of planten.

11. Toepassing van een legplank volgens conclusie 9 of 10 in een kar op een bloemen- of plantenveiling.

12. Toepassing van een legplank volgens conclusie 9 of 10 in een kar voor het transporteren van bloemen of planten.

13. Toepassing van een legplank volgens conclusie 9 in een kar voor kunstbloemen, decoratiemateriaal en bij bloemschikken toepasbare producten.

14. Toepassing van een legplank volgens conclusie 9 of 10 in een kar bij bloemenwinkels, marktkramen, bouwmarkten.

15. Toepassing van een legplank volgens conclusie 9 of 10 in een kar voor het presenteren van bloemen, planten, kunstbloemen, decoratiemateriaal en bij bloemschikken toepasbare producten.