NL2012079C2 - Vertooninrichtng. - Google Patents

Description

VERTOONINRICHTING

De uitvinding heeft betrekking op een vertooninrichting voor het tonen van een handzame elektronische mediaweergave-eenheid.

Handzame elektronische weergave-eenheden (in het Engels ook wel portable electronic display devices genoemd), zoals tablet computers, mobiele telefoons en dergelijke, zijn ingericht om media op een beeldscherm af te beelden, bijvoorbeeld grafische informatie zoals stilstaand beeld of videobeelden, en/of geluid (muziek, spraak en dergelijke) af te spelen. Deze weergave-eenheden zijn populair en kunnen in een grote variëteit in een winkel gekocht worden. Om de mediaweergave-eenheden aan potentiële klanten te tonen, worden deze vastgezet in vertooninrichtingen die op hun beurt vast zijn verbonden met een ondergrond, bijvoorbeeld een toonbank of een wand.

Vertooninrichtingen voor het tonen van dergelijke weergave-eenheden hebben meestal een tweeledig doel: ze moeten voorkomen dat een klant de eenheid kan stelen, maar tegelijkertijd moet de eenheid goed te bekijken zijn en liefst ook bedienbaar zijn. Het heeft bovendien de voorkeur als een de klant de eenheid ook vast kan houden zoals dat normaal zou gaan in gebruik.

Veel winkels beveiligen de objecten door middel van een geplakt blok een kabel aan de eenheid te bevestigen, waarbij deze kabel weer aan een vast punt verbonden wordt. Andere voorkomende systemen gebruiken sensoren waarbij een alarm afgaat zodra het product een zekere hoeveelheid van een standplaats wordt verwijderd. Ook zijn er systemen waar de eenheid in een houder wordt om sloten.

Aan elk van deze oplossing kleven echter bezwaren. Bij kabelsystemen is het scherm en de toetsen van een weergave-eenheid goed te bereiken, maar kan een klant bijvoorbeeld niet goed inschatten hoe de eenheid in de hand ligt: zowel het gewicht als de vorm worden door het bevestigingsmechanisme veranderd. Bovendien raken door deze plaksystemen de vertoonde eenheden vaak beschadigd, waardoor zij niet meer te verkopen zijn.

Systemen met alarm kunnen gemakkelijk getoond worden, maar zijn minder geschikt voor diefstalpreventie. Een alarm werkt ten slotte alleen als er een werknemer is die kan ingrijpen als het alarm afgaat en de diefstal daadwerkelijk kan voorkomen, en bij drukte vereist het implementeren van deze methode een overdadig aantal aanwezige en alerte werknemers.

Systemen met houders werken voor wat betreft diefstalpreventie vaak goed. Ook voor wat betreft de wijze van tonen van de weergave-eenheid heeft de toepassing van houders voordelen: de eenheden zijn in de houder te bekijken en knoppen en/of een aanraakscherm zijn goed uit te proberen. Het is voor de klant niet mogelijk te achterhalen hoe het apparaat in de hand ligt, aangezien het losmaken van de eenheid van de houder vaak een omslachtig proces is waar een schroevendraaier of inbussleutel en meestal beide handen aan te pas moet komen, en waarbij de vertooninrichting in verschillende stukken uiteen raakt. Een verder bezwaar is dat houders vaak maar geschikt zijn voor één specifiek product, en niet in grootte aan te passen zijn.

In US 2009/0212089 Al is een bevestigingsplatform voor bevestiging van een draagbaar elektronisch apparaat beschreven, bijvoorbeeld een laptop. Het platform omvat een vlakke steun waaraan enerzijds een vaste klem en een verplaatsbare klem bevestigd kan worden. De verplaatsbare klem kan onder invloed van een veer ofwel naar een gesloten stand ofwel naar een geopende stand gedwongen worden. Ook bij dit bekende platform kan het in- en/of uitnemen van het elektronische apparaat moeilijk en/of tijdrovend zijn en/of bestaat er een redelijke kans op beschadiging tijdens het in- of uitnemen..

Het is een doel van de uitvinding een vertooninrichting te verschaffen waarin ten minste één van de bovengenoemde bezwaren is ondervangen of is verminderd. Het is een verder doel van de uitvinding een vertooninrichting te verschaffen waarmee het opbergen van de weergave-eenheid in en het weer ophalen van de weergave-eenheid uit de vertooninrichting snel en efficiënt kan worden uitgevoerd, zonder risico de weergave-eenheid te beschadigen (met name ter plaatse van het beeldscherm van de weergave-eenheid). Het is verder een doel dit te bereiken zonder hierbij beide handen nodig te hebben, zodat de weergave-eenheid bij het opnemen en uitnemen van de weergave-eenheid door de gebruiker met ten minste één hand kan worden vastgegrepen/.

Ten minste één van de doelen van de uitvinding wordt bereikt in een vertooninrichting van de in de aanhef genoemde soort, de vertooninrichting omvattende: - een steun voor het ondersteunen van de weergave-eenheid, de steun omvattende een op een ondergrond te bevestigen of te plaatsen en/of van een alarmeenheid te voorziene voet voorzien van een steunvlak; - een aantal aan de steun bevestigde gesteldelen voorzien van haken, waarbij het steunvlak en de haken van de gesteldelen samen een opsluitruimte vormen waar de eenheid in vastgehouden kan worden, waarbij de zich langs één zijde van de opsluitruimte uitstrekkende gesteldelen verplaatsbaar ten opzichte van het steunvlak van de steun zijn uitgevoerd; - een geleiding die is uitgevoerd om de verplaatsing van de verplaatsbare gesteldelen te geleiden; waarbij de geleiding is uitgevoerd om de verplaatsbare gesteldelen te geleiden tussen een eerste, gesloten stand waarin de weergave-eenheid niet verwijderbaar is en een tweede, open stand waarin de weergave-eenheid gemakkelijk in de inrichting kan worden geplaatst en er gemakkelijk weer uit kan worden gehaald, waarbij in de geopende stand de positie van de respectievelijke haken van de gesteldelen ten opzichte van de positie daarvan in de gesloten stand zowel in een richting in het vlak van het steunvlak als in een richting dwars op het steunvlak ruimtelijk van elkaar verwijderd zijn.

In de gesloten stand wordt de weergave-eenheid in de opsluitruimte vastgehouden en kan dus niet van de vertooninrichting gescheiden worden (zonder althans de weergave-eenheid te beschadigen). De vertooninrichting zelf kan aan een ondergrond (toonbank, wand, etc.) zijn bevestigd zodat de dief de weergave-eenheid niet zondermeer kan meenemen. De vertooninrichting kan aanvullend of daarvoor in de plaats voorzien zijn van een alarminstallatie. De alarminstallatie kan bijvoorbeeld een sensor omvatten die ervoor zorg dat er een alarm gaat klinken wanneer de vertooninrichting te ver weg van de ondergrond terecht komt, bijvoorbeeld doordat een dief de vertooninrichting inclusief inhoud met zich meeneemt. Wanneer de afsluitruimte worden geopend, wordt het gesteldeel verplaatst vanaf een eerste (eind-) positie waarin de haak achter een rand van de weergave-eenheid blijft rusten en de opsluitruimte dus gesloten is naar een tweede (eind-) positie waarin de haak zowel parallel met het steunvlak (bijv. naar buiten toe) als loodrecht op het steunvlak (bijv. in de richting van de voet, d.w.z. naar beneden toe indien de voet bovenop een horizontale ondergrond is geplaatst) verplaatst is en de betreffende rand van de weergave-eenheid dus geheel vrij komt te liggen. In deze toestand kan de weergave eenheid eenvoudig uitgenomen worden, zonder de kans dat delen daarvan, zoals het beeldscherm, beschadigd worden.

De opsluitruimte kan talloze vormen aannemen. In veel gevallen is de opsluitruimte echter een in hoofdzaak platte rechthoekige ruimte voor het daarin opvangen van een soortgelijk gevormde weergave-eenheid. De gesteldelen, die bijvoorbeeld gevormd zijn door ten opzichte van de steun verplaatsbare armen die aan het uiteinden voorzien zijn van haken, zijn dan langs elk van de vier zijden van de opsluitruimte gerangschikt zijn. De haken omringen aldus de weergave-eenheid en houden deze met de genoemde haken vast zodat de weergave-eenheid in de opsluitruimte wordt vastgehouden en toch het overgrote deel van de weergave-eenheid, met name het beeldscherm daarvan, voor de koper bereikbaar is.

In een uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn slechts de één of meer langs één zijde van de opsluitruimte gerangschikte gesteldelen via de geleiding verplaatsbaar. De andere gesteldelen kunnen dan zodanig zijn uitgevoerd, dat ze niet althans via de geleiding te verplaatsen zijn. In bepaalde uitvoeringen zijn de andere gesteldelen nog wel verstelbaar, in het bijzonder voordat er een weergave-eenheid is aangebracht, maar in gebruik, dus met aangebrachte weergave-eenheid, zijn deze andere gesteldelen bij voorkeur niet verplaatsbaar. Deze gesteldelen blijven dus stationair.

In een verdere uitvoering omvat de vertooninrichting een vergrendelmechanisme om de verplaatsbare gesteldelen in de eerste, gesloten toestand te vergrendelen. Het vergrendelmechanisme kan een slot of dergelijke omvatten. Bij voorkeur heeft het vergrendelmechanisme een sleutel of een andere identificatie nodig om te ontgrendelen. Dit kan in een winkel bijvoorbeeld door de winkelbediende worden gedaan.

In een verdere uitvoeringsvorm is het vergrendelmechanisme uitgevoerd om in werking treden (d.w.z. te vergrendelen) bij verplaatsing van de verplaatsbare gesteldelen naar de eerste, gesloten stand. Wanneer een bedieningspersoon de verstelbare gesteldelen naar de gesloten stand duwen, zal in deze uitvoering automatisch een vergrendeling optreden zodra gesteldelen in de gesloten stand terecht zijn gekomen. In nog een verdere uitvoeringsvorm omvat de vertooninrichting één of meer voorspanorganen voor het voorspannen van de één of meer verplaatsbare gesteldelen naar de tweede, open stand. In deze uitvoeringsvorm kan de inrichting dus zijn uitgevoerd om bij ontgrendeling van het vergrendelmechanisme, bijvoorbeeld door het draaien aan een sleutel, de verplaatsbare gesteldelen direct onder invloed van de voorspanorganen, bijvoorbeeld een of meer trek- of drukveren, naar de geopende stand te verplaatsen. Verder handmatig ingrijpen is dus niet mogelijk, zodat de bedieningspersoon zijn of haar handen vrij heeft om de weergave-eenheid vast te pakken.

De bovengenoemde verplaatsing van de verplaatsbare gesteldelen tussen de twee verschillende eindposities kan op verschillende manieren gerealiseerd worden. In een bepaalde uitvoeringsvorm zijn de verplaatsbare gesteldelen via de geleiding tussen de posities verplaatsbaar in een eerste beweging in het vlak van het steunvlak en in een tweede beweging dwars op het vlak van het steunvlak. De gesteldelen worden bij het openen bijvoorbeeld eerst naar buiten toe verplaatst. Zodra de haak van een gesteldeel tot voorbij de rand van de weergave-eenheid is geleid, kan de haak van het gesteldeel neerwaarts verplaatst worden (zonder dat er een risico is dat de haak de rand aanraakt) totdat de opsluitruimte in één bewegingsrichting is vrijgegeven. In een andere uitvoeringsvorm zijn de gesteldelen via de geleiding tussen de posities verplaatsbaar zijn in een gecombineerde beweging in het vlak van het steunvlak en dwars op het vlak van het steunvlak, bijvoorbeeld door een uiteinde van het gesteldeel in een boogvormig traject te verplaatsen.

In uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn in het steunvlak een of meer veereenheden aangebracht voor het onder veerkracht tegen de haken van de gesteldelen aandrukken van de weergave-eenheid. Een voordeel hiervan is dat er een goede aansluiting van de weergave-eenheid op de haken gerealiseerd kan worden en minder neiging is voor de weergave-eenheid om in de opsluitruimte te gaan rammelen. Als de veerweg van de veereenheden voldoende groot is, kan hiermee ook gerealiseerd worden dat de vertooninrichting geschikt is voor het opsluiten van weergave-eenheden van verschillende diktes en wel zonder dat hierbij aanvullende stappen, zoals verstelling van de gesteldelen en dergelijke, nodig zijn.

De veereenheid kan een of meer drukveren omvat. Deze kunnen bijvoorbeeld zijn bevestigd het steunvlak, bijvoorbeeld in een aantal daarin voorziene openingen, waarbij een uiteinde uit het steunvlak uitsteekt. In gebruik kan het uiteinde tegen de achterzijde van de weergave-eenheid drukken zodat deze tegen de haken van de gesteldelen aangedrukt blijft. In andere uitvoeringen omvat de veereenheid naast de drukveer een aan het steunvlak bevestigde en ten opzichte daarvan zwenkbare lip. De drukveer drukt het vrije uiteinde van de lip tegen de achterzijde van weergave-eenheid zodat deze tegen de gesteldelen aangedrukt worden. In de praktijk wordt om een goede krachtenverdeling te krijgen, vaak gebruik gemaakt van een aantal, bijvoorbeeld een zestal, min of meer gelijkmatig over het oppervlak van het eindvlak verdeelde veereenheden zodat de weergave-eenheid ook gelijkmatig tegen de gesteldelen aangedrukt wordt.

Om de vertooninrichting geschikt te maken voor weergave-eenheden met verschillende afmetingen is de positie van ten minste één van gesteldelen (bij voorkeur van alle gesteldelen) verstelbaar ten opzichte van het steunvlak om de vertooninrichting geschikt te maken voor weergave-eenheden met verschillende afmetingen. De verstelbaarheid wordt gerealiseerd door een vers telmechanisme. Het vers telmechanisme is hierbij zodanig gerangschikt dat dit in de praktijk ontoegankelijk is als de vertooninrichting zich in de eerste, gesloten toestand bevindt en een passende weergave-eenheid in de inrichting is opgesloten. Wanneer de weergave-eenheid dus aangebracht is, kan de vertooninrichting niet versteld worden.

In een uitvoeringsvorm van de uitvinding is tussen de voet en het steunvlak een zwenkeenheid gerangschikt voor het om zwenken van het steunvlak en het in een gewenste stand fixeren daarvan. Terwijl bijvoorbeeld de voet op een ondergrond vastgemaakt is en in wezen stationair is (bij een stationaire ondergrond), kan het steunvlak en daarmee de oriëntatie van de weergave-eenheid veranderd worden. Meer in het bijzonder kan de zwenkeenheid zijn uitgevoerd om het steunvlak met opsluitruimte over één of meerdere assen te draaien, waardoor de hoek van een weergave-eenheid die zich in de inrichting bevindt kan worden veranderd.

Volgens een ander aspect van de uitvinding wordt een vertooninrichting voor het tonen van een handzame elektronische mediaweergave-eenheid, zoals een tablet computer verschaft, de vertooninrichting omvattende: - een steun voor het ondersteunen van de weergave-eenheid, de steun omvattende een op een ondergrond te bevestigen of te plaatsen en/of van een alarmeenheid te voorziene voet voorzien van een steunvlak; - een aantal aan de steun bevestigde gesteldelen voorzien van haken, waarbij het steunvlak en de haken van de gesteldelen samen een opsluitruimte vormen waar de eenheid in vastgehouden kan worden, waarbij de zich langs één zijde van de opsluitruimte uitstrekkende gesteldelen verplaatsbaar ten opzichte van het steunvlak van de steun zijn uitgevoerd; - een geleiding die is uitgevoerd om de verplaatsing van de verplaatsbare gesteldelen te geleiden, waarbij de geleiding is uitgevoerd om de verplaatsbare gesteldelen te geleiden tussen een eerste, gesloten stand waarin de weergave-eenheid niet verwijderbaar is en een tweede, open stand waarin de weergave-eenheid gemakkelijk in de inrichting kan worden geplaatst en er gemakkelijk weer uit kan worden gehaald; - een vergrendelmechanisme om de verplaatsbare gesteldelen in de eerste, gesloten toestand te vergrendelen, waarbij het vergrendelmechanisme is ingericht om in werking treden bij verplaatsing van de verplaatsbare gesteldelen naar de eerste, gesloten stand.

De vertooninrichting volgens de uitvinding vergrendelt een object zoals een weergave -eenheid door deze te omsluiten. De vertooninrichting is verder op eenvoudige wijze te ontgrendelen, waardoor de eenheid als het nodig is snel uit de houder kan worden gehaald. Daarbij is de inrichting in bepaalde uitvoeringsvormen verstelbaar, waardoor deze geschikt is voor eenheden met een verscheidenheid aan afmetingen. In andere uitvoeringen zijn de overige gesteldelen (anders dan de via de geleiding verplaatsbare gesteldelen) vast aan het steunvlak bevestigd en is een aanpassing aan de afmetingen dus niet mogelijk. Deze uitvoeringen kennen een vereenvoudigde constructie.

Verdere kenmerken, details en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen worden verduidelijkt aan de hand van de navolgende beschrijving van enige uitvoeringsvormen daarvan. In de beschrijving wordt verwezen naar de figuren, waarin:

Figuur 1 een perspectivisch aanzicht toont van een uitvoeringsvorm van de gehele vertooninrichting;

Figuur 2 een perspectivisch aanzicht vanuit een andere hoek toont van deze uitvoeringsvorm van de vertooninrichting, waarbij een aantal elementen, zoals de alleen verstelbare maar in gebruik niet verplaatsbare gesteldelen, niet is afgebeeld;

Figuur 3 een perspectivisch aanzicht toont van de vertooninrichting, in de eerste positie waarbij het verplaatsbare gesteldeel zich in een ingeschoven, gesloten stand bevindt;

Figuur 4 een perspectivisch aanzicht toont van de vertooninrichting in een tussenstand;

Figuren 5A-5C perspectivische aanzichten vanuit verschillende gezichtshoeken tonen van de vertooninrichting, in de tweede positie, waarbij het verplaatsbare gesteldeel zich in de uitgeschoven, geopende stand bevindt.

In figuur 1 is een uitvoeringsvorm van een vertooninrichting 1 getoond. De vertooninrichting omvat een steun 3 met een voet 2 die op een (niet-weergegeven) ondergrond bevestigd is. In de getoonde situatie is de voet op een horizontale ondergrond, zoals een tafelblad, bevestigd, bijvoorbeeld door de voet aan de ondergrond vast te schroeven. In andere uitvoeringen kan de ondergrond verticaal of schuin zijn uitgevoerd en/of kan de voet op een andere wijze aan de ondergrond zijn vastgemaakt. De steun 3 van de vertooninrichting 1 omvat verder steunelement, hierin ook wel het steunvlak genoemd aangezien de naar de weergave-eenheid gerichte zijde in hoofdzaak vlak is uitgevoerd. Zoals later uiteengezet wordt, is in de getoonde uitvoering het steunvlak 4 ten opzichte van de voet 2 zwenkbaar uitgevoerd (meer in het bijzonder zwenkbaar langs één as of, bij voorkeur, twee of meer orthogonale assen).

In de figuren is met stippellijnen 10 aangegeven waar de tablet of andere draagbare mediaweergave-eenheid zich bevindt in de gesloten toestand. De stippellijnen duiden daarmee de (denkbeeldige) opsluitruimte 11 aan waarin de weergave-eenheid kan worden opgesloten. De weergave-eenheid is meestal in hoofdzaak plat en rechthoekig van vorm. De grote, platte zijde waar in de regel het (aanraakjscherm zich bevindt wordt hierin ook wel de voorkant genoemd, en de geassocieerde richting wordt als “voorwaartse” richting beschreven. In de regel heeft een draagbare mediaweergave-eenheid een korte en een lange kant. De korte kanten zullen aangeduid worden met links en rechts, de lange kanten met onder en boven. Het is duidelijk dat de uitvinding niet alleen op dergelijke vertooninrichtingen toepasbaar is. Vertooninrichtingen met andere vormen en afmetingen vallen evenzeer binnen het bereik van de uitvinding.

In de gesloten toestand strekt de achterkant van de draagbare mediaweergave-eenheid zich evenwijdig met het steunvlak 4 uit, waarbij de achterkant zich ofwel tegen het steunvlak 4 of op korte afstand daarvan bevindt. Aan de steun is een aantal gesteldelen 50-53,55,56 aangebracht. Deze gesteldelen 50-53,55, 56 zijn in het weergegeven voorbeeld uitgevoerd als grijparmen. Elk van de gesteldelen omvat aan het vrije uiteinde (d.w.z. het niet aan de steun bevestigde uiteinde) een haakvormig gedeelte of haak 40. Een haakvormig gedeelte omvat een opstaand aanslagdeel 30,30’,31-36 en een liggend aanslagdeel 40,40’,41-46 zodat de weergave-eenheid niet alleen in laterale (zijwaartse) richtingen opgesloten kan worden, maar ook in een opwaartse richting.

Het steunvlak en de gesteldelen 50-53, 55 en 56 vormen samen de eerder genoemde opsluitruimte 11. Ze kunnen de weergave-eenheid aan alle zes zijdes omgeven. De achterkant van de weergave-eenheid wordt door het steunvlak 4 omsloten, de bovenste rand door aanslagdelen 30.30’,40,40’ van gesteldeel 50, de onderste rand door de aanslagdelen 33,34,43,44 van respectievelijke gesteldelen 53,54, de linker zijrand door de aanslagdelen 35,36,45,46 van de respectievelijke gesteldelen 55, 56, en de rechter zijrand door de aanslagdelen 31,32,41,42 van de respectievelijke gesteldelen 51,52.

De gesteldelen zijn zondanig gevormd en gepositioneerd, dat deze slechts door aangrijping op de omtreksrand van de weergave-eenheid al de weergave-eenheid in de opsluitruimte kunnen vasthouden. Bovendien maken de vorm en positie van elk van de gesteldelen het mogelijk dat de voorkant van de weergave-eenheid slechts zeer gedeeltelijk bedekt is en derhalve zichtbaar en toegankelijk blijft voor een gebruiker die de weergave-eenheid wil bekijken en uitproberen. De gebruiker kan bijvoorbeeld een geïnteresseerde klant zijn die voor het kopen wil weten hoe de bediening van een weergave-eenheid werkt en hoe het scherm eruit ziet.

De draagbare mediaweergave-eenheid kan aan de zijkanten, boven- en onderkant openingen hebben, bijvoorbeeld voor aansluitingen van snoeren en regelknoppen. Aangezien de gedeeltes 30, 30’, 31-36 vrij dun zijn, zijn deze over het algemeen nog toegankelijk als de draagbare mediaweergave-eenheid zich in de vertooninrichting bevindt.

In het steunvlak 4 zijn vier openingen 27voorzien waarin vier drukveren 21 bevestigd zijn. Verder zijn aan het steunvlak duwlippen 22 aangebracht. Elk van deze lippen 22 is aan één uiteinde zwenkbaar verbonden met het steunvlak 4. Het tegenoverliggende uiteinde is een vrij uiteinde. De drukveer 21 kan tegen de onderzijde van het vrije uiteinde van een lip 22 drukken zodat de lip onder veerkracht naar boven geduwd wordt. De lippen 22 drukken op hun beurt een in de opsluitruimte aangebrachte weergave-eenheid naar voren, zodat de voorzijde van de weergave -eenheid tegen de haakvormige gedeeltes 40, 40’, 41 t/m 46 van de gesteldelen gedrukt worden. De grootte en veerspanning van deze drukveren is zodanig dat de vertooninrichting weergave-eenheden van verschillende diktes kan opsluiten, mits de dikte niet groter is dan de afstand tussen de delen 40, 40’, 41 t/m 46 van de grijparmen en het steunvlak.

Verwijzend naar figuur 2, omvat de voet 2 van de steun 3 een onderste steundeel 28 en een bovenste steundeel 29. Het bovenste en onderste steundeel 28,29 zijn via een zwenkeenheid onderling zwenkbaar uitgevoerd. Hierdoor is het mogelijk het steunvlak 4 in één of meer richtingen te zwenken ten opzichte van de ondergrond. In figuren 1 en 2 is de zwenkeenheid die deze zwenking mogelijk maakt, weergegeven.

Figuur 1 toont een beschermingsbus 72 om de zwenkeenheid welke bus in figuur 2 voor de duidelijkheid niet is weergegeven. Het onderste voetdeel 29 is voorzien van een ophangvork 24 waarin een as 25 gelagerd is. De as 25 draagt een draaibaar wiel 71, aan welk wiel een steunplaat 26 is aangebracht. Steunplaat 26 maakt onder uit van het bovenste voetdeel 29. Het wiel maakt rotatie (R|) van het bovenste voetdeel 29 rondom de as 25 mogelijk zodat het steunvlak 4 in een gewenste oriëntatie ten opzichte van de ondergrond kan worden gebracht. Zoals in figuur 1 is weergegeven is in de omtreksrand van het wiel een aantal openingen 74 aangebracht. Hierin kan een pen worden aangebracht die in samenwerking met een aanslag ervoor kan zorgen dat het bovenste voetdeel 29 in de juiste zwenkstand ten opzichte van het onderste voetdeel 28 kan worden vastgezet. In de getoonde uitvoering vormt as 25 de enige zwenkas. In andere uitvoeringen kan er ook een zwenking over meer assen plaatsvinden.

Het bovenste voetdeel 29 omvat een steunelement 80 waarmee de steunplaat 26 via een opstaand plaatvormig onderdeel 81 (figuur 1) is verbonden met het steunvlak 4. Meer in het bijzonder zijn het steunvlak 4 en de steunplaat 26 vast met elkaar verbonden. Aan het steunelement 80 is een vergrendelmechanisme aangebracht dat later in meer detail besproken wordt. De gesteldelen 30,30’ zijn verplaatsbaar ten opzichte van het steunelement 80 (en dus ook verplaatsbaar ten opzichte van steunvlak 4) in een zijwaartse richting (zie de dubbele pijlen P, in de figuren).

De haken 30,30’,40,40’ zijn beide onderdeel van een enkel gesteldeel of grijparm 50. Deze grijparm 50 kan verplaatst worden in een eerste richting P! in het vlak van het eindvlak 4 (figuren 3 en 4) en in een tweede richting P2in een richting dwars op de eerste richting, meer in het bijzonder dwars op het eindvlak (figuren 4 en 5B). Meer in het bijzonder is in het plaatvormige onderdeel 81 van steunelement 80 een geleidingssleuf 85 aangebracht. De sleuf omvat een sleufdeel 86 evenwijdig aan het eindvlak 6 en een sleufdeel 87 dwars op het eindvlak 4, zich naar beneden toe uitstrekkend. Aan het verplaatsbaar gesteldeel (grijparm) 50, meer in het bijzonder aan het onderste profieldeel 58 daarvan, is een eerste verbindingsstuk 89 en een tweede verbindingsstuk 84 voorzien. Beide verbindingsstukken 84,89 zorgen ervoor dat de vorm van de sleuf 85 tijdens verplaatsing van het gesteldeel 50 gevolgd word. Het verbindingsstuk 84 beweegt zich eerst door het horizontale deel 86 van de sleuf 85 naar buiten toe en vervolgens door het verticale deel 87 naar beneden toe. Op deze wijze is de grijparm 50 verplaatsbaar tussen twee eindstanden: een geheel ingeschoven eindstand (figuur 3) waarbij de arm strak tegen de draagbare mediaweergave-eenheid aanzit, en een geheel uitgeschoven stand (figuur 5A) die het uitnemen van de eenheid toelaat. De in figuur 4 weergegeven stand is een tussenstand.

Als gevolg van deze tweevoudige beweging is, als de grijparm 50 zich in de tweede, uitgeschoven toestand bevindt, de opsluitruimte 11 nog maar aan vijf zijden omsloten: aan de achterkant nog steeds door het steunvlak 4, aan de onderkant door aanslagdelen 33 en 34 van grijparm 54, aan de zijkanten door aanslagdelen 31, 32, 35 en 36 van grijparmen 51, 52, 55 en 56 respectievelijk, en aan de voorkant door aanslagdelen 41 t/m 46 van grijparmen 51, 52, 53, 55 en 56. Aangezien de opsluitruimte 11 aan één zijde niet meer omsloten is door de eerste verplaatsing (richting Pi) en de haakvormige gedeeltes 30,30’,49,40’ weggeschoven zijn als gevolg van de tweede verplaatsing (in de richting P2), kan de draagbare mediaweergave-eenheid er aan deze kant gemakkelijk en met minder risico op beschadiging uitgehaald worden.

Tussen een bevestigingsdeel 88 (figuur 5A) van het stationaire bovenste voetdeel 29 en de geleidingssteun 89 van de grijparm 50 is een veer 91 aangebracht. Deze veer 91 is een voorgespannen trekveer die is gerangschikt om de grijparm in zijwaartse richting naar buiten toe te trekken, De grijparm 50 heeft dus de neiging om vanzelf (d.w.z. onder de veerkracht, zonder dat de gebruiker de grijparm 50 behoeft te bedienen) naar de geopende stand te schuiven. Meer in het bijzonder is veer 91 zo voorgespannen, dat bij ontgrendeling van het (later te beschrijven) vergrendelmechanisme de grijparm 50 zich automatisch verplaatst op de hiervoor beschreven manier, d.w.z. zijwaarts in eerste richting P, en vervolgens neerwaarts in een tweede richting P2.

Grijparm 50 kan in de ingeschoven stand vergrendeld worden via het vergrendelmechanisme. Het vergrendelmechanisme omvat een slot 92 dat in de vergrendelde toestand (zoals in figuur 3 is weergegeven) de verplaatsing van de verplaatsbare grijparm 50 vergrendelt. Wanneer het slot 92 wordt ontgrendeld door verdraaiing van de sleutel 90 van het slot 92, zal de grijparm 50 onder invloed van de veer 91 direct openspringen naar de in figuur 5 A weergegeven geopende stand.

Figuur 5 A toont de tweede, open stand van de opsluitruimte 11. De sleutel 90 is nog steeds gedraaid, het slot 92 is nog steeds ontgrendeld. Veer 91 staat nu niet meer onder spanning. De opsluitruimte 11 is nu aan één zijde in het geheel niet meer geblokkeerd en een eventuele draagbare mediaweergave-eenheid kan gemakkelijk uit de opsluitruimte 11 uitgeschoven worden.

Bij het sluiten van de opsluitruimte wordt het omgekeerde proces doorlopen, en gaat men van de stand in figuur 5 A via de stand in figuur 4 naar de stand in figuur 3. Dit gebeurt door grijparm 50 eerst naar boven te duwen (richting P2) en vervolgens naar binnen toe te drukken (richting P| ). Hierdoor wordt de veer 91 weer aangespannen. Vervolgens “klikt” het slot 92 weer in de vergrendelde stand en kan sleutel 90 weer worden uitgenomen.

De afmetingen van de opsluitruimte 11 kunnen op de grootte en/of vorm van de weergave -eenheid worden afgestemd door verstelling van de gesteldelen (zowel de, in gebruik, niet-verplaatsbare, stationaire gesteldelen 51-56 als het verplaatsbare gesteldeel (grijparm) 50), hetgeen met name in figuur 1 te zien is. Zo kan gesteldeel 51, waarvan de haak 31,41 onderdeel uitmaakt, in zijwaartse richting (d.w.z. de lengterichting) versteld worden. Het gesteldeel is opgesloten in een sleuf aan de onderzijde van het eindvlak 4 en kan in de sleuf heen en weer geschoven worden zodra een fixatiemiddel, zoals een via een opening 62 in het eindvlak 4 op het gesteldeel aangrijpende inbusschroef 61, deze verschuiving vrijgeeft (bijvoorbeeld door de inbusschroef 61 losser te draaien. Gesteldeel 52, waarvan de haak 32,42 onderdeel uitmaakt, kan versteld worden na het losser schroeven van een soortgelijke inbusschroef 61. Hetzelfde geldt voor de overige armen 53-56. Op vergelijkbare wijze kan ook het in de geleiding verplaatsbare gesteldeel 50 versteld worden. Zoals in figuur 3 is weergeven, omvat het gesteldeel 50 een bovenste profieldeel 59 waaraan de eerder genoemde haken 30,30’,40.40’ zijn gevormd en een onderste profieldeel 58. Het onderste en bovenste profieldeel 58,59 zijn in de eerder genoemde geleding te verplaatsen (in de richtingen P| en P2). De beide profieldelen zijn echter ook in langsrichting ten opzichte van elkaar te verstellen. Hiertoe zijn de beide profieledelen voorzien van openingen 67 waarin inbusschroeven 68 zijn aangebracht. Wanneer de inbusschroeven 68 worden losgedraaid, kunnen de profieldelen ten opzichte van elkaar verschoven worden en door aandraaien van de schroeven 68 kunnen beide profieldelen weer vastgezet worden. Hierdoor kan de totale lengte van het gesteldeel 50 naar believen worden aangepast, afhankelijk van de vorm en afmetingen van de in de opsluitruimte 11 op te sluiten weergave-eenheid.

Terwijl het verplaatsbare gesteldeel 50 ook in gebruik, dus met in de opsluitruimte 11 geplaatste weergave-eenheid, verplaatst kan worden, is de verplaatsing van het gesteldeel 50 en de overigen gesteldelen 51-56 voor aanpassing aan de vorm en afmetingen van de weergave-eenheid in gebruik niet mogelijk. Geen van de inbusschroeven 61,68 is van buiten af toegankelijk als er een draagbare mediaweergave-eenheid in de opsluitruimte 11 zit, aangezien de weergave-eenheid het steunvlak en de daarin voorziene inbusschroeven 61dan bedekt en de inbusschroeven 68 vlak onder het steunvlak 4 zijn gepositioneerd. Hierdoor kan er niet van de verstelbaarheid van de gesteldelen 50-56 gebruik gemaakt worden om de draagbare mediaweergave-eenheid uit de opgesloten toestand te verwijderen.

De onderhavige uitvinding is niet beperkt tot de hierin beschreven uitvoeringsvormen daarvan. De rechten worden bepaald door de navolgende conclusies, binnen de strekking waarvan talloze modificaties denkbaar zijn.

Claims (16)

1. Vertooninrichting (1) voor het tonen van een handzame elektronische mediaweergave-eenheid (portable electronic media display device), zoals een tablet computer, de vertooninrichting omvattende: - een steun (3) voor het ondersteunen van de weergave-eenheid, de steun omvattende een op een ondergrond te bevestigen of te plaatsen en/of van een alarmeenheid te voorziene voet (2) voorzien van een steunvlak (4); - een aantal aan de steun (3) bevestigde gesteldelen voorzien van haken (40-46), waarbij het steunvlak (4) en de haken van de gesteldelen samen een opsluitruimte (11) vormen waar de eenheid in vastgehouden kan worden, waarbij de zich langs één zijde van de opsluitruimte uitstrekkende gesteldelen verplaatsbaar ten opzichte van het steunvlak (4) van de steun (3) zijn uitgevoerd; - een geleiding die is uitgevoerd om de verplaatsing van de verplaatsbare gesteldelen te geleiden, waarbij de geleiding is uitgevoerd om de verplaatsbare gesteldelen te geleiden tussen een eerste, gesloten stand waarin de weergave-eenheid niet verwijderbaar is en een tweede, open stand waarin de weergave-eenheid gemakkelijk in de inrichting kan worden geplaatst en er weer uit kan worden gehaald, met het kenmerk dat in de geopende stand de positie van de respectievelijke haken van de gesteldelen ten opzichte van de positie daarvan in de gesloten stand zowel in een richting in het vlak van het steunvlak (4) als in een richting dwars op het steunvlak (4) ruimtelijk van elkaar verwijderd zijn.

2. Vertooninrichting (1) volgens conclusie 1, waarbij de verplaatsbare gesteldelen zijn uitgevoerd om vanaf de gesloten positie buitenwaarts en neerwaarts verplaatsbaar zijn uitgevoerd.

3. Vertooninrichting (1) volgens conclusie 1 of 2, waarbij de opsluitruimte (11) een in hoofdzaak platte rechthoekige ruimte vormt en/of de gesteldelen langs elk van de vier zijden van de opsluitruimte gerangschikt zijn.

4. Vertooninrichting (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij slechts de één of meer langs één zijde van de opsluitruimte (11) gerangschikte gesteldelen via de geleiding verplaatsbaar zijn.

5. Vertooninrichting (1) volgens conclusie 4, waarbij de overige gesteldelen tijdens het openen of sluiten van de opsluitruimte (11) stationair blijven.

6. Vertooninrichting (1) volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende: - een vergrendelmechanisme om de verplaatsbare gesteldelen in de eerste, gesloten toestand te vergrendelen.

7. Vertooninrichting (1) volgens van de voorgaande conclusies, waarbij de verplaatsbare gesteldelen via de geleiding tussen de posities verplaatsbaar zijn in een eerste beweging in het vlak van het steunvlak (4) en in een tweede beweging dwars op het vlak van het steunvlak;

8. Vertooninrichting (1) volgens een van de conclusies 1-6, waarbij de verplaatsbare gesteldelen via de geleiding tussen de posities verplaatsbaar zijn in een gecombineerde beweging in het vlak van het steunvlak (4) en dwars op het vlak van het steunvlak.

9. Vertooninrichting (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij in het steunvlak (4) een of meer veereenheden (21) zijn aangebracht voor het onder veerkracht tegen de haken van de gesteldelen aandrukken van de weergave-eenheid.

10. Vertooninrichting (1) volgens conclusie 9, waarbij een veereenheid een drukveer omvat, bij voorkeur ingericht om uit het steunvlak (4) uit te steken.

11. Vertooninrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de positie van ten minste één van gesteldelen verstelbaar is ten opzichte van het steunvlak (4) om de vertooninrichting geschikt te maken voor weergave-eenheden met verschillende afmetingen.

12. Vertooninrichting (1) volgens conclusie 11, omvattende een verstelmechanisme voor het verstellen van één of meer gesteldelen, waarbij het verstelmechanisme gerangschikt is om ontoegankelijk te zijn als de inrichting zich in de eerste, gesloten toestand bevindt en een passende weergave-eenheid in de inrichting is opgesloten.

13. Vertooninrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de voet een eerste en een tweede voetdeel omvat, waarbij tussen de voetdelen een zwenkeenheid is aangebracht die is gerangschikt voor het zwenken van het steunvlak (4) en het in een gewenste stand fixeren daarvan.

14. Vertooninrichting (1) volgens een van de voorgaand conclusies, welke zwenkeenheid is uitgevoerd om het steun vlak (4) met opsluitruimte (11) over één of meerdere assen te draaien, waardoor de hoek van een weergave-eenheid die zich in de inrichting bevindt kan worden veranderd.

15. Vertooninrichting (1) volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende: - een vergrendelmechanisme om de verplaatsbare gesteldelen in de eerste, gesloten toestand te vergrendelen, waarbij het vergrendelmechanisme is ingericht om in werking treden bij verplaatsing van de verplaatsbare gesteldelen naar de eerste, gesloten stand.

16. Vertooninrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, omvattende: - een of meer voorspanorganen voor het voorspannen van de één of meer verplaatsbare gesteldelen naar de tweede, open stand.