NL2011953C2 - Afvoerput met sifon. - Google Patents

Description

Afvoerput met sifon

De uitvinding betreft een afvoerput omvattende: - een opvangbehuizing met een instroomopening aan bovenzijde, een uitstroomopening en een zich naar de uitstroomopening uitstrekkende tunnel, waarbij de uitstroomopening uitmondt in de tunnel; - een over de uitstroomopening aangebrachte sifonkap, waarbij in gebruik de rand van de sifonkap lager gelegen is dan de uitstroomopening;

Een dergelijke afvoerput is bekend uit EP 1518969. Bij deze afvoerput kan zowel een vertikale afvoerbuis als een horizontale afvoerbuis met bochtstuk in de uitstroomopening worden gestoken. Bij de horizontale afvoerbuis zorgt de oplopende bodem er voor, dat een relatief platte afvoerput met sifon verkregen wordt, terwijl de opvangbehuizing toch een grote maximale diepte heeft, waardoor een relatief hoog waterslot verkregen kan worden.

De sifonkap is over de opstaande wand aangebracht en zorgt samen met de opstaande wand en de opvangbehuizing voor de sifon werking. De sifonkap strekt zich daarbij uit over de opstaande wand en heeft neerhangende wanddelen, die reiken tot vlak boven de bodem van de opvangbehuizing.

Bij deze bekende afvoerput moeten de neerhangende wanddelen van de sifonkap afdichtend aansluiten op de verhoogde bodem om een volledige hoogte van het waterslot te garanderen. De theoretische hoogte van het waterslot wordt bepaald door het laagste punt van de onderzijde van de sifonkap en de bovenrand van de opstaande wand rond de uitstroomopening. De praktijk wijst echter uit, dat de sifonkap niet afdichtend aansluit op de verhoogde bodem, waardoor luchtlekkage optreedt en de effectieve hoogte van het waterslot bepaald wordt door het hoogste punt van de sifonkap bij de verhoogde bodem en de bovenrand van de opstaande wand rond de uitstroomopening. Als gevolg van de luchtlekkage kunnen onaangename geuren uit het riool via de sifon ontsnappen.

Ook kan het voorkomen, dat er een overdruk in het riool ontstaat. Om te voorkomen dat het water in de sifon wordt weggedrukt, dient er een minimale waterhoogte aanwezig te zijn. Deze minimale waterhoogte is typisch 4 centimeter.

Verder is het bekend om bij deze bekende sifon een bochtstuk te gebruiken, dat een versmald deel heeft ter hoogte van de verhoogde bodem. Hierdoor kan de inbouwdiepte inclusief het bochtstuk verkleind worden. Het nadeel is echter dat er een vernauwing in de afvoerbuis gevormd wordt, hetgeen de doorstroming belemmerd.

Het is nu een doel van de uitvinding om de bovengenoemde nadelen te verminderen of zelfs te voorkomen.

Dit doel wordt bereikt met een afvoerput volgens de aanhef, die gekenmerkt wordt door een over de tunnel hangend, brugdeel met een eerste eind aangebracht aan de buitenzijde van de sifonkap, waarbij het brugdeel verder met het andere eind afdichtend aanligt tegen de binnenwand van de opvangbehuizing.

Doordat het brugdeel tussen de buitenzijde van de sifonkap en de binnenwand van de opvangbehuizing loopt kan de tunnel binnen de ruimte omsloten door de sifonkap gebracht worden. De neerhangende wand van de sifonkap wordt in feite niet meer onderbroken door het tunneldeel doordat de sifonkap via het brugdeel afdichtend aanligt tegen de binnenwand van de opvangbehuizing.

Met de afvoerput volgens de uitvinding is het mogelijk om de tunnel een nagenoeg gelijke hoogte te laten hebben als de afvoerput, zodat een afvoerbuis via de tunnel naar de uitstroomopening kan lopen, zonder dat er restricties in de afvoerbuis aangebracht moeten worden, zoals bij de stand van techniek.

De tunnel kan ofwel in de bodem van de opvangbehuizing zijn verwerkt ofwel zijn voorzien als een door de zijwand van de behuizing stekende buis, die uitmondt in de uitstroomopening.

Een uitvoeringsvorm van de afvoerput volgens de uitvinding omvat verder een rond de sifonkap aangebrachte omtrekswand, die afdichtend aansluit op de binnenwand van de opvangbehuizing en waarbij het andere eind van het brugdeel is aangebracht aan de omstrekswand.

De omtrekswand kan eenvoudig gevormd worden zodat een betrouwbare afdichting op de binnenwand van de opvangbehuizing verkregen kan worden. Daarnaas vormt de omtrekswand een goede basis om het brugdeel met daaraan de sifonkap te bevestigen. De sifonkap kan daarbij verder ondersteund worden door schotten, die tussen de sifonkap en de omtrekswand zijn aangebracht.

In een verdere uitvoeringsvorm van de afvoerput volgens de uitvinding omvat de omtrekswand in de bovenrand een uitwendige groef en een daarin aangebrachte afdichting voor afdichting tegen de binnenwand van de opvangbehuizing.

Wanneer de omtrekswand in de behuizing geplaatst wordt, zal de afdichting in de uitwendige groef zorgen voor een betrouwbare afdichting tussen de omtrekswand en de binnenwand van de opvangbehuizing. Bovendien kan hierdoor de omtrekswand en daarmee de sifonkap en het brugdeel gemakkelijk uitgenomen worden, indien de afvoerput gereinigd wordt of wannee toegang verkregen dient te worden tot de afvoerbuis via de uitstroomopening.

In nog een andere uitvoeringsvorm van de afvoerput volgens de uitvinding omvat het brugdeel een boven de tunnel aangebrachte bovenwand en vanaf de bovenwand, aan weerszijden naast de tunnel, neerhangende zijwanden.

Met een dergelijk brugdeel wordt een sifonkap voorzien, die buiten het verhoogde bodemdeel voor de tunnel gehouden wordt, waardoor het probleem van afdichting niet meer speelt.

In weer een andere uitvoeringsvorm van de afvoerput volgens de uitvinding ligt de onderrand van de neerhangende zijwanden in hoofdzaak gelijk ligt met de rand van de sifonkap.

Aangezien in feite het brugdeel onderdeel uitmaakt van de sifonkap, om zo de tunnel binnen de door de sifonkap omsloten ruimte te houden, bepaalt de kleinste hoogte van de neerhangende wand van zowel sifonkap als tunnel de effectieve hoogte van het waterslot, dat in de afvoerput gevormd wordt.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de afvoerput volgens de uitvinding is de tunnel aangebracht in de bodem van de opvangbehuizing voor opname van een op de uitstroomopening aangebrachte afvoerbuis.

Met deze uitvoering is het mogelijk om een vertikale afvoerbuis aan te sluiten op de uitstroomopening of een horizontale afvoerbuis, waarbij de horizontale buis in de tunnel wordt opgenomen.

In een verdere uitvoeringsvorm van de afvoerput volgens de uitvinding is de tunnel buisvormig. Een dergelijke uitvoering is met name geschikt voor aansluiting op een horizontale buis, daar de buisvormige tunnel eveneens horizontaal uitmondt.

De uitvinding betreft verder een combinatie van een afvoerput volgens de uitvinding en een afvoerbuis, waarbij de afvoerbuis in de uitstroomopening is gestoken.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de combinatie volgens de uitvinding omvat de afvoerbuis een bochtstuk en aan weerszijden van het bochtstuk aangebrachte buisdelen, waarbij een eerste buisdeel in de uitstroomopening is gestoken en waarbij het tweede buisdeel is opgenomen in de tunnel.

Doordat het tweede buisdeel is opgenomen in de tunnel, is de totale inbouwdiepte van de afvoerput niet meer dan de hoogte van de afvoerput zelf. Dit is in het bijzonder voordelig wanneer de vloerdikte beperkt is.

Met deze constructie volgens de uitvinding is het ook mogelijk om de sifon in een doorlopende buis uit te voeren. Daarbij dient dan een dubbele tunnel te zijn aangebracht, zodat de doorlopende buis daar doorheen kan lopen.

Deze en andere kenmerken van de uitvinding worden nader toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen.

Figuur 1 toont een perspectivisch aanzicht met uiteengenomen delen van een eerste uitvoeringsvorm van de afvoerput volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont een dwarsdoorsnede aanzicht van de uitvoering volgens figuur 1.

Figuur 3 toont een perspectivisch aanzicht van een tweede uitvoeringsvorm volgens de uitvinding.

Figuren 4A en 4B tonen een derde uitvoeringsvorm van een afvoerput volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont een perspectivisch aanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van de afvoerput 1 volgens de uitvinding. De afvoerput 1 heeft een een opvangbehuizing 2 met een instroomopening aan bovenzijde, die begrensd wordt door een vierkante omtreksflens 3, waarop bijvoorbeeld een rooster geplaatst kan worden. De opvangbehuizing 2 heeft verder een uitstroomopening 4, waarop een buisvormig tunnel 5 is aangesloten. Op de buisvormige tunnel 5 kan een afvoerbuis worden aangesloten.

Over de uitstroomopening 4 wordt een sifonkap 6 aangebracht. Rond de sifonkap 6 is een omtrekswand 7 aangebracht, die via een brugdeel 8 en schotten 9 met de sifonkap is verbonden.

Figuur 2 toont een dwarsdoorsnede aanzicht van de uitvoering 1 volgens figuur 1. De sifonkap 6 met de omtrekswand 7 en het brugdeel 8 is in de opvangbehuizing 2 geplaatst. In de omtrekswand 7 is een uitwendige groef 10 aangebracht, waarin een afdichting 11 ondergebracht is, die voor een afdichting op de binnenwand van de opvangbehuizing 2 zorgt.

Over de sifonkap 6 en de omtreksflens 3 is verder een rooster 12 aangebracht.

Water W dat via het rooster 12 in de instroomopening van de opvangbehuizing stroomt, zal vervolgens tussen de omtrekswand 7 en de sifonkap 6 naar beneden stromen en vervolgens in de sifonkap 6 omhoog stromen naar de uitstroomopening 4, waarna het water via de buisvormig tunnel 5 stroomt.

Figuur 3 toont een perspectivisch aanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van een afvoerput 20 volgens de uitvinding. In de figuur is alleen de opvangbehuizing 21 getoond, zonder een sifonkap, die opzicht op gelijke wijze gevormd kan zijn als de sifonkap 6 volgens figuur 1.

De opvangbehuizing 21 heeft een uitstroomopening 22, die aangesloten is op twee buisvormige tunnels 23, 24. Het voordeel van deze uitvoering, is dat de afvoerput 20 in een doorgaande afvoerbuis aangebracht kan worden, zonder dat de doorstroming van de afvoerbuis door de afvoerput 20 belemmerd wordt.

Figuren 4A en 4B tonen een derde uitvoeringsvorm van een afvoerput 30 volgens de uitvinding. De afvoerput 30 heeft een opvangbehuizing 31 met een vierkante flens 32, waarop een rooster geplaatst kan worden. In de afvoerbehuizing 31 is een uitstroomopening 32 aangebracht, die tegen de zijde van de afvoerbehuizing 31 aanligt. De uitstroomopening 32 is via een smalle tunnel 33 aangesloten op een doorlopende afvoerbuis 34.

In figuur 4B is in de afvoerbehuizing 31 over de uitstroomopening 32 een sifonkap 35 geplaatst. De sifonkap 35 is verbonden met een omtrekswand 36, die aansluit op de binnenwand van de afvoerbehuizing 31.

Ook de sifonkap 35 ligt tegen de omtrekswand 36 aan, waarbij de overgang van beide delen gelijkertijd een brugdeel vormt.

Claims (9)

1. Afvoerput omvattende: - een opvangbehuizing met een instroomopening aan bovenzijde, een uitstroomopening en een zich naar de uitstroomopening uitstrekkende tunnel, waarbij de uitstroomopening uitmondt in de tunnel; - een over de uitstroomopening aangebrachte sifonkap, waarbij in gebruik de rand van de sifonkap lager gelegen is dan de uitstroomopening; gekenmerkt door - een over de tunnel hangend, brugdeel met een eerste eind aangebracht aan de buitenzijde van de sifonkap, waarbij het brugdeel verder met het andere eind afdichtend aanligt tegen de binnenwand van de opvangbehuizing.

2. Afvoerput volgens conclusie 1, verder omvattend een rond de sifonkap aangebrachte omtrekswand, die afdichtend aansluit op de binnenwand van de opvangbehuizing en waarbij het andere eind van het brugdeel is aangebracht aan de omstrekswand.

3. Afvoerput volgens conclusie 2, waarbij de omtrekswand in de bovenrand een uitwendige groef omvat en een daarin aangebrachte afdichting voor afdichting tegen de binnenwand van de opvangbehuizing.

4. Afvoerput volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het brugdeel een boven de tunnel aangebrachte bovenwand en vanaf de bovenwand, aan weerszijden naast de tunnel, neerhangende zijwanden omvat.

5. Afvoerput volgens conclusie 4, waarbij de onderrand van de neerhangende zijwanden in hoofdzaak gelijk ligt met de rand van de sifonkap.

6. Afvoerput volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de tunnel is aangebracht in de bodem van de opvangbehuizing voor opname van een op de uitstroomopening aangebrachte afvoerbuis.

7. Afvoerput volgens conclusie 6, waarbij de tunnel buisvormig is.

8. Combinatie van een afvoerput volgens één van de voorgaande conclusies en een afvoerbuis, waarbij de afvoerbuis in de uitstroomopening is gestoken.

9. Combinatie volgens conclusie 8, waarbij de afvoerbuis een bochtstuk en aan weerszijden van het bochtstuk aangebrachte buisdelen omvat, waarbij een eerste buisdeel in de uitstroomopening is gestoken en waarbij het tweede buisdeel is opgenomen in de tunnel.