NL2008749C2 - Een samenstel, een kar en een container voor het kweken en/of groeien van planten. - Google Patents

Description

EEN SAMENSTEL, EEN KAR EN EEN CONTAINER VOOR HET KWEKEN EN/OF GROEIEN VAN PLANTEN

De onderhavige uitvinding betreft een samenstel, een 5 kar en een container voor het kweken en/of groeien van planten, in het bijzonder landbouw gewassen.

Er bestaan vele systemen en werkwijzen om gewassen te kweken en te groeien. Sommige daarvan vertonen enkele van de eigenschappen uit de bijgevoegde conclusies, in het 10 bijzonder conclusie 1.

De bekende systemen en werkwijzen vertonen allen de nadelen, dat de ontwikkeling van de planten / gewassen onvoldoende voorspelbaar is. Er is immer een aanzienlijke spreiding in de tijdsduur, die afzonderlijke planten / 15 gewassen nodig hebben om tot volle wasdom te komen, of althans een stadium in de ontwikkeling, waarin de planten / gewassen vrijgegeven kunnen worden voor handel en eindconsument. Een ander nadeel is dat in de bekende systemen en bij de bekende werkwijzen nog zeer inefficiënt 20 gebruik wordt gemaakt van beschikbare ruimte. Bijvoorbeeld in een kas wordt een soms wel meer dan 6 meter hoog bouwwerk opgetuigd om planten / gewassen (of althans de wortelstelsels daarvan) op een enkel niveau te kweken / groeien / telen. Er zijn oplossingen bekend om onder meer 25 laboratoriumachtige omstandigheden te werk te gaan, in het bijzonder met kunstlicht. Ook daarbij is het ruimtegebruik nog erg inefficiënt. Met het oog op een groeiende wereldbevolking is er een behoefte aan meer efficiënte systemen / werkwijzen voor het voor consumenten gebruik - zo 30 snel en qua ruimte gebruik en daarmee samenhangende kosten zo efficiënt mogelijk - voor althans handel en bij voorkeur tevens consumptie gereed krijgen van planten / gewassen. Er 2 is de uitvinders van de onderhavige uitvinding geen systeem / werkwijze bekend, dat aan al deze wensen tegemoet komt.

Teneinde zo volledig mogelijk aan de huidige en bovendien ook toekomstige wensen en behoeften tegemoet te 5 komen of althans ten dele daar al in te voorzien, is volgens de onderhavige uitvinding een samenstel verschaft voor het kweken van planten, in het bijzonder gewassen, omvattende: een vast opgestelde staander, welke een ophanging vormt voor een lichtbron; een kar met een drager, welke van en tot bij 10 of zelfs tegen de staander te verplaatsen is; en een op of aan de drager te plaatsen container voor het bevatten van ten minste één plant, waarbij ten minste één van de staander, de lichtbron, de kar, de drager en de container een reflector en/of een diffusor omvat.

15 Daartoe kan de container zijn vervaardigd uit kunststof met een lichte kleur, bij voorbeeld wit, om de reflector te vormen. Als aanvulling of als alternatief kan op of tegen een binnenoppervlak van de container een reflecterende laag zijn aangebracht.

20 Als aanvulling of als alternatief kan de container een sluitelement, zoals een folie of een deksel, omvatten, welk sluitelement in hoofdzaak doorschijnend is en is ingericht om daardoorheen passerend licht te verstooien om de licht diffusor te vormen. Daarbij kan het sluitelement lucht— 25 en/of dampdoorlatend zijn, in hoofdzaak in een richting de container uit. Als aanvulling of als alternatief kan de container zijn vervaardigd uit kunststof met een lichte kleur, bij voorbeeld melkwit, om de licht-diffusor te vormen bij reflectie van licht tegen binnenwanden van de container. 30 Met al deze uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kan afstand tussen de lichtbron en de container of althans de planten / gewassen in de container worden 3 verkleind om een verbeterde efficiëntie te bewerkstelligen, althans met betrekking tot ruimtegebruik.

Als aanvulling of als alternatief kunnen binnenwanden van de container reflecterend zijn en de binnenwanden 5 verruwingen omvatten om de diffusor te vormen. Dit is een elegante en eenvoudige en gunstige uitvoeringsvorm om zowel reflectie als verstrooiing van licht te bewerkstelligen.

Als aanvulling of als alternatief omvat het samenstel verder een behuizing, welke een afsluitbare cabine 10 definieert met daarin ten minste de staander en in gebruik verder de kar. De behuizing kan aldus als het ware een opslag en een bescherming vormen voor planten gedurende kweek en/of groei daarvan. Schadelijke invloeden kunnen gemakkelijker worden geweerd uit een cabine dan bijvoorbeeld 15 uit een kas. Bovendien kan een cabine een gesloten omgeving definiëren voor de containers en meer in het bijzonder de planten daarin. In het bijzonder als de containers zelfs afgesloten of afsluitbaar zijn, kan in het binnenste van de cabine worden volstaan met een relatief zeer lage 20 luchtvochtigheid, omdat de vochtigheid in de afgesloten of afsluitbare containers bepalend is voor de groei en ontwikkeling van de planten daarin. Aangezien dan het interieur van de cabine relatief droog kan zijn, wordt overdracht van ziektekiemen tussen containers in belangrijke 25 mate tegengegaan.

Als aanvulling of als alternatief kan de staander een verwarming omvatten. Daarbij kan een verwarmingselement zijn geïntegreerd in de staander. Aldus is een eenvoudige configuratie te verwezenlijken, ten opzichte van een 30 constructie met afzonderlijke verwarmingselementen. In het bijzonder in een cabine kan de verwarming zijn ingericht om buiten gebruik van het samenstel voor kweek of groei van planten, de temperatuur daarvan of daarbij gedurende een op 4 voorhand bepaalde tijdsduur, bij voorbeeld ten minste één uur, op te voeren tot een voor ontsmetting minimale waarde, bijvoorbeeld ten minste 60° C en bij voorkeur ongeveer 70°C. Aldus is de cabine op eenvoudige wijze te ontsmetten na een 5 op voorhand bepaalde periode van gebruik voor het kweken of groeien van planten, om na ontsmetting weer voor kweek of groei in gebruik te kunnen worden genomen. Aldus kan een cyclus van gebruik van de cabine worden verwezenlijkt, waarbij groei of kweek wordt afgewisseld met ontsmetting 10 door de (bij voorkeur geïntegreerde) verwarming.

Als aanvulling of als alternatief kan de staander een middenvlak definiëren, waarbij aan elke zijde van het middenvlak ten minste één lichtbron is aangebracht. Aldus is het verder mogelijk om aan elk van weerszijden ten opzichte 15 van de staander een kar op te stellen om efficiënt gebruik te kunnen verwezenlijken van bij voorbeeld in een cabine beschikbaar vloeroppervlak. Daarbij kan, om de efficiëntie en het ruimtegebruik in een variant met een verwarming nog verder op te voeren, de verwarming in het middenvlak zijn 20 opgesteld.

Als aanvulling of als alternatief kan de kar een rugconstructie omvatten en de drager van de kar voor opname daaraan of daarop van de container zich vanaf de rugconstructie uitstrekken, in gebruik naar een of het 25 middenvlak van de staander en onder de lichtbron. Aldus kan de kar in een uitvoeringsvorm met meerdere lichtbronnen boven elkaar aan de staander met de drager(s) daartussen worden bewogen om een in elkaar passende configuratie te verwezenlijken met kleine afstanden tussen de lichtbronnen 30 en de containers of althans de planten daarin. Als aanvulling of als alternatief kan het samenstel verder omvatten: ten minste twee dragers aan de rugconstructie aan tegenover elkaar gelegen zijden ten opzichte van de 5 rugconstructie. Aldus kunnen karren met aan weerszijden dragers worden gereden of anderszins bewogen tussen vast opgestelde staanders om een uitermate compacte configuratie te verwezenlijken.

5 Als aanvulling of als alternatief kan in gebruik een gedoseerde hoeveelheid vloeistof, in het bijzonder water met eventueel voedingsadditieven, in de container zijn aangebracht. Dit draagt in het bijzonder bij aan de eigenschap dat containers in het samenstel in te brengen 10 zijn met net geplante zaden, zaailingen of andere jonge gewassen, en in het samenstel kunnen blijven tot een voor handel of consumptie geschikte ontwikkeling van de planten is bereikt. De containers kunnen dan zelfs op transport worden gezet, zonder de planten over te planten in andere 15 containers. Daarbij kan in het bepalen van de hoeveelheid water zelfs met dit transport rekening worden gehouden, en eventueel ook met een periode, waarin de planten in een opstelling in een winkel of tuincentrum of andere locatie te koop kunnen worden aangeboden.

20 Als aanvulling of als alternatief kan de gedoseerde hoeveelheid vloeistof in een reservoir in de container zijn aangebracht. Door een reservoir in het binnenste van de container te verschaffen, kan het nodig zijn een doseermedium, zoals een wiek of lamel met capillaire aan- of 25 opzuigwerking, aan te brengen om het water in gedoseerde mate bij aan de planten/gewassen toe te voeren. Van hoofdzakelijk belang bij het verschaffen van een reservoir is de overweging dat een gewenste hoeveelheid water of ander vocht voor gebruik in de tijd door de planten in de 30 container is gereserveerd.

Als aanvulling of als alternatief kan de container zijn gedimensioneerd om volgroeide of althans voor de handel afdoende ontwikkelde planten te bevatten, en een 6 sluitelement, zoals een folie of een deksel, in gebruik en gedurende in hoofdzaak het gehele verblijf van de container bij de staander op of over of aan de container is aangebracht. Ook hierbij geldt dat met uitermate 5 voorspelbare groei en ontwikkeling van planten en gewassen in de container, die afgesloten of althans afsluitbaar is, de planten in de container kunnen blijven gedurende de jongste ontwikkeling tot aan voor handel of consumptie geschikte groei.

10 Hieronder zal een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding worden beschreven onder verwijzing naar de bijgevoegde tekening, waarin dezelfde of gelijksoortige referentienummers kunnen zijn gebruikt voor dezelfde of gelijksoortige onderdelen, componenten en aspecten. De 15 tekening toont een uitvoeringsvorm, waarbij dient te worden opgemerkt, dat alternatieven evenzeer mogelijk zijn binnen het kader van de beschermingsomvang, zoals die is gedefinieerd in de bijgevoegde conclusies. In de tekening toont: 20 Fig. 1 een perspectivisch aanzicht van een deels opengewerkte cabine volgens de onderhavige uitvinding;

Fig. 2 een zijaanzicht van een beweegbare kar en een vast opgestelde staander;

Fig. 3 een ander zijaanzicht toont van een enkelvoudige 25 staander met aan weerszijden elk een kar;

Fig. 4 een perspectivisch aanzicht toont in overeenstemming met fig. 3;

Fig. 5 en 6 grafische weergaven tonen van lichtverdeling over een plankvormige drager van een kar 30 volgens de onderhavige uitvinding;

Fig. 7 een aanzicht in doorsnede toont van een detail van een samenstel volgens de onderhavige uitvinding; 7

Fig. 8 een aanzicht in doorsnede toont, dat overeenkomt met het aanzicht in fig. 7, maar van een andere uitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding; en

Fig. 9 een aanzicht in doorsnede toont van de 5 uitvoeringsvorm volgens fig. 8 in gebruik.

In fig. 1 is een cabine 1 getoond met een vloer 2 en wanden 3 met in ten minste één van de wanden 3 een deur 4 een andere doorgang. Hoewel een plafond en enkele van de wanden 3 niet zijn weergegeven, vormt de cabine 1 een 10 gesloten eenheid.

In de door de cabine 1 gedefinieerde ruimte zijn staanders 5 vast opgesteld. De staanders 5 zijn plaatvormig en bij voorkeur aangesloten op een verwarmingssysteem om de temperatuur in de cabine 1 te kunnen reguleren. In een 15 dusdanige uitvoeringsvorm zijn de staanders 5 bijvoorbeeld hol voor doorstroming met een warmteoverdrachtsmedium. Als aanvulling of als alternatief kunnen in of aan de plaatvormige staanders 5 elektrisch verwarmingsmiddelen zijn aangebracht, welke kunnen zijn aangesloten op een 20 elektrische voeding, eveneens om de temperatuur in de cabine 1 te kunnen reguleren.

De staanders 5 kunnen van het type zijn, zoals in hoofdzaak bekend uit WO-00/08922 en/of WO-2009/014422. Zoals uit de genoemde publicaties bekend is, zijn dergelijke 25 staanders in te zetten voor verwarming, koeling en luchtdistributie. Bovendien is met dergelijke staanders in een gebruik als verwarming / koeling een zeer nauwkeurige temperatuurinstelling mogelijk. Op of aan de staanders 5 kan licht reflecterende en/of verstrooiende bekleding zijn 30 aangebracht, bij voorbeeld in de vorm van een coating en/of lak en/of een anderszins aangebrachte laag. In samenhang met een zeer hoge dichtheid van planten als gevolg van de verstrooiing en/of reflectie, levert de hoge 8 temperatuurnauwkeurigheid in combinatie met de hoge lichtdichtheid en gunstige lichtverdeling een zeer kostentechnisch gunstig samenstel op. Daarbij zijn aanzienlijke energiebesparingen te halen ten opzichte van 5 andere kweek- en groeicellen, kan zeer nauwkeurig op temperatuur en toegediend licht worden gestuurd en ontstaan aldus mogelijkheden en optimalisaties, die voorheen niet zijn verwezenlijkt, maar daarbij zelfs niet mogelijk leken.

Bij voorkeur kan de temperatuur in de cabine 1 worden 10 verhoogd met behulp van de een verwarming vormende staanders 5 tot een voor ontsmetting geschikte temperatuur in de cabine 1, bijvoorbeeld 60°C of met meer voorkeur 70°C. Bij voorkeur kan de temperatuur in de cabine 1 gedurende een op voorhand bepaalde tijdsduur op dit niveau worden gehouden om 15 de ruimte van de cabine 1 te ontsmetten. Daarbij kunnen karren al dan niet in de ruimte van de cabine 1 zijn opgesteld, om ook deze karren 7 te ontsmetten.

Aan de staanders 5 zijn aan weerszijden daarvan armen 8 aangebracht, welke lichtarmaturen 6 dragen. De 20 lichtarmaturen 6 kunnen zijn gevormd als profielen met daarin LED-lichtbronnen. Bij het gebruik van LED-lichtbronnen kan veelal de golflengte of de freguentie van het licht nauwkeurig worden gekozen of ingesteld. Een keuze voor een bepaalde frequentie van het licht of golflengte 25 daarvan kan bijvoorbeeld resulteren door een specifiek type LED-lampen te kiezen. De keuze voor enige golflengte van het licht van de lichtbronnen kan mede afhankelijk zijn van het soort plant of gewas dat in de cabine wordt gekweekt.

Hierboven werd al verwezen naar de karren 7. In fig. 1 30 is een enkelvoudige kar 7 bij de deur 4 weergegeven. Overige karren 7 zijn bij elk één van de staanders b opgesteld. De kar 7 omvat een over wielen 11 verrijdbare basis 9, waaraan een rugconstructie 9 is aangebracht. De rugconstructie 9 9 dient als montage van een aantal plankvormige dragers 12, waarop bakvormige containers 13 zijn geplaatst of tenminste te plaatsen zijn.

In de in fig. 1 getoonde configuratie omvat de kar 7 5 acht plankvormige dragers, waarvan de onderste de basis 10 vormt. De plankvormige dragers 12 zijn op korte tussenafstanden van elkaar in de verticale richting aangebracht aan de rugconstructie 9 en aan de tegenover de rugconstructie 9 gelegen zijde bevindt zich een open ruimte 10 tussen naburige plankvormige dragers 12.

In fig. 2 is getoond hoe een verrijdbare kar 7 in de richting van dubbele pijl A beweegbaar is om de containers 13 op een korte afstand onder de lichtbronnen 6 te brengen. Direct is duidelijk dat een uitermate efficiënt ruimtegebrek 15 is verwezenlijkt. De lichtbronnen 6 zitten op zeer korte afstand boven de containers 13, die zijn opgesteld op, in of aan de plankvormige dragers 12. De wijze, waarop de verrijdbare kar 7 in de richting van dubbele pijl A te verplaatsen is, draagt ook bij aan het zeer effectieve 20 ruimtegebruik, omdat aldus een zeer compacte opstelling verwezenlijkt kan worden, zoals die in fig. 1 is getoond bij de linker en middelste van de staanders 5 met een volledige bezetting aan karren 7 tussen de staanders 5, zonder enige tussenruimte.

25 Opgemerkt wordt dat karren 7 ook op een wijze kunnen zijn vormgegeven, waarbij plankvormige dragers 12 zich in beide richtingen vanaf de rugconstructie uitstrekken. In een dusdanige uitvoeringsvorm worden niet twee afzonderlijke karren 7 geplaatst tussen twee naburige staanders 5, maar 30 kan worden volstaan met een enkele kar 7 met zich in beide richtingen vanaf de rugconstructie 9 uitstrekkende plankvormige dragers 12. Naar een dusdanige uitvoeringsvorm wordt hier slechts verwezen; deze is niet in de bijgevoegde 10 tekening getoond. Verder wordt hier nog gewezen op de mogelijkheid om lichtbronnen 6 aan te brengen aan karren 7. Daarbij kan een elektrische verbinding tussen een kar 7 en een staander 5 tot stand worden gebracht door een gebruiker 5 - bijvoorbeeld met een stekker in een contactdoor in de cabine of aan de staander, of kunnen snelkoppelingen worden toegepast. Met de laatstgenoemde optie van snelkoppelingen wordt ook een extra maatregel verschaft om de kar correct en voorspelbaar op een gewenste positie te kunnen zetten ten 10 opzichte van de staander, want anders gaat het licht eenvoudigweg niet aan.

In fig. 3 is een kops aanzicht getoond van een enkele staander 5 met lichtbronnen 6 aan armen 8, waar twee karren 7 tegen zijn geplaatst, waarbij de vrije randen van de 15 plankvormige dragers 12 dicht aanliggen tegen de staanders 5 om een zo compact mogelijke configuratie te bewerkstelligen. Opgemerkt wordt, dat de lichtbronnen 6 een vrij brede stralingshoek hebben, welke schematisch in fig. 3 is weergegeven met streeplijnen. De lichtbronnen 6 kunnen TL-20 balken zijn of met meer voorkeur LED-lichtbronnen. In de armaturen daarvan kunnen reflectoren zijn verwerkt om de getoonde brede stralingshoek te verwezenlijken.

Echter, gebleken is dat, in het bijzonder op het niveau van de containers 13 of meer in het bijzonder de (niet 25 getoonde) planten, daarin een sterk variërende lichtintensiteit resulteert als niet een forse afstand tussen de planten (niet getoond) in de containers 13 en de lichtbronnen 6 is verschaft. Om desalniettemin een zo compacte configuratie als die van de figuren 1, 2 en 3 te 30 verschaffen, zijn volgens de onderhavige uitvinding aanvullende maatregelen verschaft, in het bijzonder op het niveau van de containers 13 en/of de (niet getoonde) planten daarin. In het bijzonder in fig. 7 is een uitvoeringsvorm 11 getoond om een korte afstand tussen de lichtbronnen 6 en de container 13 mogelijk te maken. In de uitvoeringsvorm van fig. 7 is een laag 14 van reflecterend en verstrooiend materiaal aangebracht, waardoor van de lichtbronnen 6 5 afkomstig licht wordt gereflecteerd en verstrooid. Het is ook mogelijk om af te zien van de afzonderlijk aan te brengen laag 14, door de container 13 te vormen uit wit of melkwit kunststof, zodat de mate van reflectie en verstrooiing kan worden verwezenlijkt zonder aanvullende of 10 reflecterende of verstrooiende laag 14.

In de uitvoeringsvorm van fig. 8 is gebruik gemaakt van een dampdoorlatingsfolie 15, welke de container 13 afsluit van de directe omgeving daarvan. De dampdoorlatingsfolie 13 is zodanig gekozen, dat damp 16 in fig. 9 van planten 17, 18 15 in verschillende stadia van ontwikkeling kan worden doorgelaten, in overeenstemming met het verbruik van water of ander vocht door de betreffende planten 17, 18 in diverse stadia van ontwikkeling. Daartoe kan een bodem 19 in de container 13 zijn aangebracht met daaronder op voorhand 20 bepaalde hoeveelheid water 20 of ander vocht, mogelijk met additieven, zoals voedingsstoffen. Een substraat 21 is daarboven aangebracht, waarin jonge planten kunnen worden gepoot of zaden kunnen worden gelegd, voordat de folie 15 wordt aangebracht. Tevens zijn op voorhand lonten, wieken, 25 lamellen of andere soortgelijke componenten 22 in het substraat aangebracht, welke een vochtoverbrengende functie vervullen, bijvoorbeeld op basis van een capillaire werking daarvan. Aldus kan water 20 uit het onder de bodem 19 gevormde reservoir 23 worden getransporteerd naar wortels 30 van de planten 17, 18 in diverse stadia van ontwikkeling.

Het is op deze wijze mogeiijk om de planten te laten ontwikkelen in een enkele container 13 zonder overplanten daarvan, totdat de planten 17, 18 in verschillende stadia 12 van ontwikkeling een afdoende ontwikkeling hebben bereikt om in de handel of voor consumptie gebracht te worden. Zodra de planten 17, 18 in een container 13 een dergelijke ontwikkeling hebben bereikt, kan een kar 7 met containers 13 5 uit het samenstel van bijvoorbeeld fig. 1, 2 of 3 worden genomen om de containers 13 op transport te zetten.

Folie 15 vertoont overigens licht verstrooiende eigenschappen, hetgeen met in alle richtingen uitstrekkende pijlen 23 schematisch is aangeduid. Aldus kan worden 10 verzekerd dat alle van de planten 17, 18 in de container 13 afdoende licht krijgt gedurende een verblijfsperiode in het samenstel, zoals dat in fig. 1, 2 of 3 is getoond.

Eventueel in combinatie met andere maatregelen, zoals een reflecterende en verstrooiende laag op het 15 bi nnenoppervlak van de wanden van de container 13, maar ook afzonderlijk, kan aldus de afstand tussen de lichtbronnen 6 en de planten 17, 18 in de container 13 worden geminimaliseerd. Aldus is een zeer efficiënt ruimtegebruik mogelijk, terwijl de lichtverdelingsprofielen van fig. 5 en 20 6 aangeven dat de lichtdistributie van licht de lichtbronnen 6 bijkans homogeen gemaakt kan worden over het bovenoppervlak van het substraat 21 in de container 13, bijvoorbeeld in fig. 9.

De karren 7 en staanders 5 kunnen ten behoeve van 25 reflectie en verstrooiing van licht van de lichtbronnen 6 zijn voorzien van een witte coating, bijvoorbeeld een lak-of een poedercoating, of een spiegelende laag van aluminium of iets dergelijks. Fig. 5 toont de lichtdistributie zonder reflecterende en/of verstrooiende maatregelen, en uit 30 vergelijking met fig. 6, welke een meting betreft waar dergelijke reflecterende en verstrooiende maatregelen wel zijn getroffen, toont aan dat de lichtdistributie aanzienlijk meer homogeen is dan in fig. 5, hetgeen de 13 ontwikkeling en groei van planten op elke positie in een container 13 bevordert.

In de uitvoeringsvorm van fig. 7 is een reflecterende laag 14 aangebracht. Deze kan een verruwd oppervlak 5 definiëren om ook de verstrooiing te optimaliseren. Zo blijkt al direct dat er vele en aanvullende en alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn binnen het kader van de onderhavige uitvinding, zonder af te wijken van de voor de uitvinding gedefinieerde beschermingsomvang volgens de 10 conclusies en in het bijzonder de onafhankelijke van de conclusies. Zo is de verwarming in fig. 2 geïntegreerd in de staander 5 in een uitvoeringsvorm van een elektrische verwarming, welke selectief aan te sluiten is op een spanningsbron 24, maar de staander 5 kan ook 15 vloeistofkanalen bevatten voor het daar doorheen voeren van een warmteoverdrachtsmedium. Karren kunnen worden verplaatst in de richting van dubbele pijl A in fig. 2, maar het is evenzeer mogelijk om karren in een richting in hoofdzaak loodrecht op het frontale oppervlak van staanders 5 te 20 verplaatsen, van en naar de staanders 5 (hoewel dat naar alle waarschijnlijkheid een vermindering van het effectief ruimtegebruik met zich meebrengt, maar toch niet wordt uitgesloten uit de beschermingsomvang voor de onderhavige uitvinding). In het voorgaande wordt gerefereerd naar LED-25 lichtbronnen 6, maar ook daartoe is de onderhavige uitvinding niet beperkt, omdat meer conventionele lichtbronnen kunnen worden toegepast of toekomstige bronnen, die thans nog niet voorhanden zijn, wellicht nog betere resultaten kunnen bieden. In de uitvoeringsvorm van fig. 1, 30 2, 3 en 4 strekken plankvormige houders 12 zich telkens in één richting uit vanaf een rugconstructie 19, maar ook in de tegenover gelegen richting kunnen plankvormige houders 12 zijn aangebracht. In een dusdanige uitvoeringsvorm kan een 14 enkele kar met zich in twee richtingen vanaf een rugconstructie 9 uitstrekkende plankvormige houders 12 worden gereden tussen de twee naburige staanders 5 met daaraan de lichtbronnen 6. In fig. 7 is een open container 5 13 weergegeven, terwijl in fig. 8 een folie voor dampdoorlating en verstrooiing van licht is aangebracht om de container 13 te sluiten. Als aanvulling of als alternatief kan verder een deksel zijn verschaft om de container 13 tijdelijk, bijvoorbeeld gedurende transport, 10 vollediger af te sluiten. In de uitvoeringsvorm van fig. 8 heeft de uitvinding in ieder geval al als voordeel dat in een cabine 1 de luchtvochtigheid aanzienlijk lager kan worden gehouden dan de luchtvochtigheid, die in het binnenste van een afgesloten container 13 nodig is om 15 planten te laten ontwikkelen. Door de relatief lage luchtvochtigheid in de cabine ten opzichte van die in het binnenste van een afgesloten container 13 wordt overdracht van ziektekiemen door de cabine heen geminimaliseerd. De containers 13 blijven in het samenstel met de kar en de 20 staander in de cabine 1, totdat planten in de containers 13 een afdoende ontwikkeling hebben bereikt voor de handel of eindconsumptie. Pas dan wordt de kar 7 uit het samenstel genomen en kunnen de houders zonder overplanten op transport worden gesteld. Als aanvulling of als alternatief is het 25 vanzelfsprekend mogelijk om de planten 17, 18 uit de containers 13 te nemen en over te planten in andere containers, voordat deze op transport gaan. Van belang is het om op te merken dat de onderhavige uitvinding het mogelijk maakt, maar daar niet toe is beperkt, om planten te 30 kweken en te laten ontwikkelen en gedurende de gehele tijdsduur hiervan op zeer reproduceerbare wijze in het samenstel kunnen blijven.

Claims (21)

1. Een samenstel voor het kweken van planten, in het bijzonder gewassen, omvattende: 5. een vast opgestelde staander, welke een ophanging vormt voor een lichtbron; - een kar met een drager, welke van en tot bij of zelfs tegen de staander te verplaatsen is; en - een op of aan de drager te plaatsen container voor het 10 bevatten van ten minste één plant, waarbij - ten minste één van de staander, de lichtbron, de kar, de drager en de container een reflector omvat.

2. Het samenstel volgens conclusie 1, waarbij, waarbij de container is vervaardigd uit kunststof met een lichte 15 kleur, bij voorbeeld wit, om de reflector te vormen.

3. Het samenstel volgens conclusie 1 of 2, waarbij in, op of tegen een binnenoppervlak van de container een reflecterende laag is aangebracht.

4. Een samenstel voor het kweken van planten, in het 20 bijzonder gewassen, omvattende: - ten minste één vast opgestelde staander, welke een ophanging vormt voor ten minste één lichtbron; - een kar met ten minste één drager, welke van en tot bij of zelfs tegen de staander te verplaatsen is; en 25. ten minste één op of aan de drager te plaatsen container voor het bevatten van ten minste één plant, waarbij - waarbij ten minste één van de staander, de lichtbron, de kar, de drager en de container een licht-diffusor omvat.

5. Het samenstel volgens conclusie 4, waarbij de 30 container een sluitelement, zoals een folie of een deksel omvat, welk sluitelement in hoofdzaak doorschijnend is en is ingericht om daardoorheen passerend licht te verstooien om de licht diffusor te vormen.

6. Het samenstel volgens conclusie 5, waarbij het sluitelement lucht- en/of dampdoorlatend is in hoofdzaak in een richting de container uit.

7. Het samenstel volgens conclusie 4, 5 of 6, waarbij 5 de container is vervaardigd uit kunststof met een lichte kleur, bij voorbeeld melkwit, om de licht-diffusor te vormen bij reflectie van licht tegen binnenwanden van de container.

8. Het samenstel volgens ten minste één van de voorgaande conclusies 4-7, waarbij binnenwanden van de 10 container reflecterend zijn en de binnenwanden verruwingen omvatten om de diffusor te vormen.

9. Het samenstel volgens ten minste één van de voorgaande conclusies, verder omvattende: - een behuizing, welke een afsluitbare cabine definieert met 15 daarin ten minste de staander en in gebruik verder de kar.

10. Het samenstel volgens ten minste één van de voorgaande conclusies, waarbij de staander een verwarming omvat.

11. Het samenstel volgens conclusie 10, waarbij een 20 verwarmingselement is geïntegreerd in de staander.

12. Het samenstel volgens conclusie 10 of 11 en eventueel conclusie 9, waarbij de verwarming is ingericht om buiten gebruik van het samenstel voor kweek of groei van planten, de temperatuur daarvan of daarbij gedurende een op 25 voorhand bepaalde tijdsduur, bij voorbeeld ten minste één uur, op te voeren tot een voor ontsmetting minimale waarde, bijvoorbeeld ten minste 60° C en bij voorkeur ongeveer 70°C.

13. Het samenstel volgens ten minste één van de voorgaande conclusies, waarbij de staander een middenvlak 30 definieert, waarbij aan elke zijde van het middenvlak ten minste één lichtbron is aangebracht.

14. Het samenstel volgens ten minste conclusies 9 en 13, waarbij de verwarming in het middenvlak is opgesteld.

15. Het samenstel volgens ten één van de voorgaande conclusies, waarbij de kar een rugconstructie omvat en de drager van de kar voor opname daaraan of daarop van de container zich vanaf de rugconstructie uitstrekt, in gebruik 5 naar een of het middenvlak van de staander en onder de lichtbron.

16. Het samenstel volgens conclusie 15, verder omvattende ten minste twee dragers aan de rugconstructie aan tegenover elkaar gelegen zijden ten opzichte van de 10 rugconstructie.

17. Het samenstel volgens ten minste één van de voorgaande conclusies, waarbij in gebruik een gedoseerde hoeveelheid vloeistof, in het bijzonder water met eventueel voedingsadditieven, in de container is aangebracht.

18. Het samenstel volgens conclusie 17, waarbij de gedoseerde hoeveelheid vloeistof in een reservoir in de container is aangebracht.

19. Het samenstel volgens conclusie 17, waarbij de container is gedimensioneerd om volgroeide of althans voor 20 de handel afdoende ontwikkelde planten te bevatten, en een sluitelement, zoals een folie of een deksel, in gebruik en gedurende in hoofdzaak het gehele verblijf van de container bij de staander op of over of aan de container is aangebracht.

20. Een kar, welke bedoeld en/of geschikt is voor gebruik in een samenstel volgens ten minste één van de voorgaande conclusies, met ten minste één van een reflector en een licht-diffusor.

21. Een container, welke bedoeld en/of geschikt is voor 30 gebruik in een samenstel volgens ten minste één van de voorgaande conciusies 1-19, met ten minste één van een reflector en een licht-diffusor.