NL16662-Aa/cm
Valbeveiligingssysteem voor een hellend dak
De uitvinding heeft betrekking op een valbeveiligingssysteem voor een dak, in het bijzonder een hellend dak, omvattende een ankerpunt en een veiligheidslijn waarmee een persoon werkzaam op het dak aan het ankerpunt 5 gezekerd kan worden. De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het bevestigen van een veiligheidslijn aan een ankerpunt op een (hellend) dak.
Dergelijke systemen zijn bekend, bijvoorbeeld uit EP 593 150. Deze publicatie betreft "een 10 veiligheidsinrichting voor het zeker stellen van de veiligheid van enig persoon welke toegang moet hebben tot een dakgebied van een gebouw ongeacht of dit is tijdens bouwen, onderhoudswerk, inspectie of schoonmaken."
De inrichting volgens EP 593 150 omvat "een 15 daknokdeel (6), een geleider(2) integraal met genoemd daknokdeel (6), een loper (4) verglijdbaar bevestigd aan genoemde geleider (2), en een veiligheidsharnas-bevestigingsmiddel (5) bevestigd aan genoemde loper (4)."
In veel gevallen is de veiligheidslijn aan een 20 uiteinde voorzien van een carabine, die vanaf de dakrand, bijvoorbeeld vanaf een ladder opstelpunt, met een lans aan het ankerpunt wordt bevestigd. De dakwerker moet deze, vaak zware lans mee omhoog nemen en hiermee hoog reiken, waarbij hij/zij uit balans kan raken.
25 Met de uitvinding wordt beoogd een systeem te verschaffen waarmee een veiligheidslijn relatief eenvoudig en veilig aan een hoger gelegen ankerpunt kan worden bevestigd, bijvoorbeeld aan een ankerpunt op of direct onder de nok van een hellend dak.
30 Hiertoe wordt het systeem volgens de uitvinding gekenmerkt door een eerste koppelstuk bevestigd aan of onderdeel uitmakend van het ankerpunt, een tweede koppelstuk bevestigd aan of onderdeel uitmakend van de veiligheidslijn, bij voorkeur het uiteinde van de veiligheidslijn, en 2 geschikt voor het tot stand brengen van een verbinding met het eerste koppelstuk, en een hijskoord voor het trekken van het tweede koppelstuk naar het eerste koppelstuk.
Aldus kan de veiligheidslijn met het hijskoord 5 omhoog getrokken worden vanaf een lager gelegen punt, zoals een ladder opstelpunt, en kan bij voorkeur met het hijskoord een verbinding tussen de koppelstukken tot stand gebracht worden.
In een uitvoering is het hijskoord gemonteerd over 10 een keerpunt, bijvoorbeeld een pen, schijf of katrol, op, in of nabij het ankerpunt en loopt het hijskoord bij voorkeur door het eerste koppelstuk, zodat het tweede koppelstuk bij het omhoog trekken van de veiligheidslijn inherent op één lijn wordt gebracht met het eerste koppelstuk.
15 In een verdere uitvoering omvat het systeem middelen voor het losneembaar bevestigen van het hijskoord aan het tweede koppelstuk, bij voorkeur op de hartlijn van het tweede koppelstuk.
In een verdere uitvoering is de verbinding een 20 klikverbinding, bijvoorbeeld van het type dat wordt gebruikt bij pneumatische snelkoppelingen. In dat geval zijn, afgezien van het trekken of duwen van het tweede koppelstuk op het eerste koppelstuk, voor het tot stand brengen van de verbinding tussen het eerste en het tweede koppelstuk geen 25 verdere handelingen nodig.
In een verder uitvoering blijft de verbinding bij een trekbelasting op de veiligheidslijn, althans het uitwendige van de veiligheidslijn, in stand. Het verdient de voorkeur dat het tweede koppelstuk een ontgrendelmechanisme 30 omvat voor het ongedaan maken (ontkoppelen) van de verbinding.
In een verdere uitvoering omvat de veiligheidslijn een holle mantel waarin een kabel is opgenomen die ten opzichte van de mantel kan bewegen en die met het 35 ontgrendelmechanisme is verbonden. Met een dergelijke kabel, 3 bijvoorbeeld een Bowdenkabel, kan het ontgrendelmechanisme vanaf het andere uiteinde van de veiligheidslijn bediend worden. Hiertoe is het van het tweede koppelstuk afgekeerde uiteinde van de veiligheidslijn bij voorkeur voorzien van 5 een bedieningsorgaan voor het bewegen van de kabel in de mantel.
De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het bevestigen van een veiligheidslijn aan een ankerpunt op een dak, in het bijzonder een hellend dak, 10 waarbij de veiligheidslijn wordt gekoppeld aan een hijskoord, met het hijskoord naar het ankerpunt wordt getrokken en tussen de veiligheidslijn en het ankerpunt een verbinding tot stand wordt gebracht.
In een uitvoering omvat het ankerpunt een eerste 15 koppelstuk, omvat de veiligheidslijn een tweede koppelstuk en wordt de tweede koppelstuk met het hijskoord op of in het eerste koppelstuk getrokken en wordt aldus een verbinding tot stand gebracht.
In een verdere uitvoering wordt, na het afronden 20 van de werkzaamheden op het dak, de veiligheidslijn met het hijskoord naar beneden gelaten.
Bij voorkeur worden de genoemde handelingen verricht vanaf de rand van het dak, bijvoorbeeld vanaf een ladder opstelpunt, voordat de dakwerker het dak betreedt.
25 Volledigheidshalve wordt nog gewezen op de volgende publicaties.
US 7,007,350 betreft een veerbelaste kabelklem (20) die wordt gebruik voor het zekeren en bevestigen van een touwkabel aan een vast object. Figuur 25 US 7,007,350 toont 30 hoe de kabelklem wordt gebruikt in een valbeveiligingssysteem.
US 2011/003065 betreft een Y-vormige band voorzien van twee carabines waarmee de band aan zogenoemde via ferrata gezekerd kan worden.
35 De uitvinding zal thans worden toegelicht aan de 4 hand van de figuren, waarin een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding wordt getoond.
Figuur 1 is een aanzicht in perspectief van een hellend dak voorzien van een hijskoord volgens de 5 uitvinding.
Figuur 2 is een aanzicht in perspectief van een hellend dak voorzien van een hijskoord en een veiligheidslijn volgens de uitvinding.
Figuur 3 toont een doorsnede door een ankerpunt en 10 veiligheidslijn volgens de uitvinding.
Figuren 1 en 2 tonen een valbeveiligingssysteem 1 voor gebruik op een hellend dak 2. Het systeem omvat een ankerpunt 3 en een veiligheidslijn 4 waarmee een persoon werkzaam op het dak aan het ankerpunt 3 gezekerd kan worden. 15 In dit voorbeeld is het ankerpunt 3 verrijdbaar gemonteerd in een rail 5 die zich direct onder de nokvorst 6 van het hellende dak 2 bevindt. Een gedetailleerde beschrijving van een dergelijke rail en een verrijdbaar ankerpunt is te vinden in de Europese octrooiaanvraag 10189428.5.
20 Zoals getoond in de doorsnede in Figuur 3, omvat het ankerpunt 3 een bovenste deel 7 dat verrijdbaar in de rail 5 is opgenomen en een onderste deel 8 dat draaibaar in het bovenste deel 7 is gemonteerd. Het onderste deel 8 is voorzien een eerste koppelstuk 9, een katrol 10 en een 25 hijskoord 11 dat over de katrol 10 en door het koppelstuk 9 verloopt. Hiertoe is het koppelstuk voorzien van een holle pen 12 die zich tangentieel uitstrekt ten opzichte van de katrol 10 en die is voorzien van een ringvormige sleuf 13 om de omtrek nabij het uiteinde van de pen.
30 Een tweede koppelstuk 14 is bevestigd aan een uiteinde van de veiligheidslijn 4 en is geschikt voor het tot stand brengen van een verbinding met het eerste koppelstuk 9. In het kader van de uitvinding verdient het de voorkeur dat het tweede koppelstuk 14 op het eerste 35 koppelstuk 9 getrokken of geduwd kan worden en dat daarbij 5 een klikverbinding tot stand komt, welke slechts ontgrendeld kan worden met een verder element, waarvan hieronder een voorbeeld in detail besproken zal worden.
Het tweede koppelstuk 14 omvat een snelkoppeling en 5 een touwklem. De snelkoppeling omvat op zijn beurt een buitendeel of mantel 16, die aan een uiteinde is voorzien van een naar binnen gekeerde rand 17. In de mantel 16 bevindt zich een binnendeel of grendelbus 18 die langs de omtrek is voorzien van een aantal uitsparingen. In elke 10 uitsparing is een beweegbaar element, bijvoorbeeld een lagerkogel 19, opgenomen. De grendelbus 18 wordt door middel van een veer 20 tegen de naar binnen gekeerde rand 17 wordt gedrukt. In die uiterste stand worden de lagerkogels 19 door de mantel 16 naar binnen gedrukt, i.e. in de richting van de 15 hartlijn van het tweede koppelstuk 14. De inwendige diameter van de mantel 16 neemt toe in proximale richting (i.e., in richting van de gebruiker, weg van het eerste koppelstuk), zodat, wanneer het tweede koppelstuk 14 op het eerste koppelstuk 9 wordt getrokken, de grendelbus 18 in het tweede 20 koppelstuk 14 door de holle pin 12 van het eerste koppelstuk 9 naar binnen wordt gedrukt, de lagerkogels 19 naar buiten (van de hartlijn weg) kunnen wijken en het uiteinde van de pin 12 de lagerkogels 19 kan passeren. Wanneer de lagerkogels 19 de ringvormige sleuf 13 om de pin 12 bereiken 25 wordt grendelbus 18 door de veer 20 omhoog gedrukt en schieten de lagerkogels 19 naar binnen, i.e. in de ringvormige sleuf 13. Deze klikverbinding kan slechts ongedaan gemaakt worden door de grendelbus 18 ten opzichte van de mantel 16 naar achteren te trekken, tegen de werking 30 van de veer 20 in. Trekken of duwen aan de mantel 16 kan niet leiden tot het ongedaan maken van de verbinding.
De touwklem die deel uit maakt van het tweede koppelstuk 14 omvat een buitendeel 21 met een conische boring waarvan de inwendige diameter toeneemt in distale 35 richting (van de gebruiker af). In de boring bevindt zich 6 een eveneens conische bus 22, die met en veer 23 in proximate richting wordt gedrukt en die is voorzien van een centrale, cilindrische boring.
In dit voorbeeld omvat de veiligheidslijn 4 een 5 holle mantel 24 waarin een kabel 25 is opgenomen, die ten opzichte van de mantel 24 in langsrichting kan bewegen. De kabel is bijvoorbeeld vervaardigd uit staal. De mantel 24 is bijvoorbeeld samengesteld uit een binnenste holle gewonden spiraal 26 van staaldraad met daaromheen een beschermend 10 omhulsel van plastic of gevlochten koord 27.
De mantel 24 van de veiligheidslijn 4 is tussen het buitendeel 21 en de conische bus 22 geklemd en de kabel 25 is door de centrale boring geleid en vastgeklemd in de grendelbus 18.
15 Achter de grendelbus 18 of, zoals in het getoonde voorbeeld, in de grendelbus 18 is een inwendige schroefdraad 26 aangebracht, zodat het uiteinde van het hijskoord 11, voorzien van uitwendig schroefdraad, in het tweede koppelstuk 14 kan worden vast geschroefd en na gebruik weer 20 worden losgeschroefd.
Het van het tweede koppelstuk 14 afgekeerde uiteinde van de veiligheidslijn 4 is voorzien van een touwklem, welke in hoofdzaak overeenkomt met de touwklem in het tweede koppelstuk, en een bedieningsorgaan 28 voor het 25 bewegen van de kabel 25 in de mantel 24. In dit voorbeeld omvat het bedieningsorgaan 28 een behuizing 29 waarin een touwklem 30, een bus 31 en blokkeermechanisme zijn gemonteerd. Het overgebleven uiteinde van de kabel 25 is vast in de bus 31 bevestigd, bijvoorbeeld door middel van 30 een klem of radiale schroef 32. Het blokkeermechanisme omvat een ringvormige sleuf 33 in de binnenwand van de behuizing 29. De bus 31 is langs de omtrek voorzien van een aantal uitsparingen, in elk waarvan een beweegbaar element, bijvoorbeeld een lagerkogel 34, is opgenomen. Binnen in de 35 bus 31 bevindt zich een stift 35 die door een veer 36 in 7 proximale richting (naar buiten) wordt gedrukt en die is voorzien van een drukknop 37 waarmee de stift 35 door een gebruiker naar binnen kan worden gedrukt tegen de werking van de veer 36 in. Het (distale) uiteinde van de stift 34 is 5 voorzien van een verdikking 38, welke de lagerkogels 34 naar buiten en in de ringvormige sleuf 33 drukt. Wanneer de drukknop 37 naar binnen wordt gedrukt, wordt de radiale blokkering van de lagerkogels 34 opgeheven, zodat deze lagerkogels 34 bij het naar buiten trekken van de bus 31 10 radiaal naar binnen en uit de ringvormige sleuf 33 kunnen bewegen.
De behuizing 29 en de ontgrendelbus 31 zijn beide voorzien van een flens 39, om het naar buiten trekken van de bus 31 en de kabel 25 en daarmee het ongedaan maken van de 15 verbinding tussen het eerste en tweede koppelstuk 9, 14 te vergemakkelij ken.
Het valbeveiligingssysteem wordt als volgt gebruikt. Een dakwerker stelt een ladder op tegen een dakrand ter plaatse van het hijskoord en klimt met een 20 veiligheidslijn omhoog. Bovenaan de ladder of staand op de dakrand bevestigt de dakwerker een uiteinde van het hijskoord in het koppelstuk van de veiligheidslijn. Vervolgens trekt hij de veiligheidslijn met het hijskoord omhoog en uiteindelijk het tweede koppelstuk op het eerste 25 koppelstuk, waarbij een verbinding (koppeling) tot stand komt. Vervolgens koppelt de dakwerker zijn harnas aan de veiligheidslijn. De dakwerker kan nu veilig op en langs het dak bewegen waarbij het ankerpunt hem volgt. Valfactor en pendulum effect zijn minimaal of nul. Wanneer hij zijn 30 werkzaamheden heeft afgerond keert hij terug naar de ladder en heft bij de verbinding op. Vervolgens laat hij de veiligheidslijn met het hijskoord naar beneden en klimt hij via de ladder naar beneden.
Het valbeveiligingssysteem volgens de uitvinding 35 kan relatief snel, veilig en eenvoudig worden aan- en 8 losgekoppeld. Bij een geschikte keuze van het hijskoord, in het bijzonder diameter en kleur, is het systeem bovendien niet op nauwelijks zichtbaar, i.e. heeft het niet of nauwelijks effect op het uiterlijk van het dak.
5 De uitvinding is niet beperkt tot de beschreven uitvoeringen en kan binnen het kader van de conclusies gevarieerd worden. Zo kan de valbeveiliging volgens de uitvinding ook gebruikt worden bij een vast ankerpunt.