NL2006074C2

NL2006074C2 - Method of deboning animal thighs for separating and collecting meat therefrom and apparatus for performing the method.

Info

Publication number: NL2006074C2
Application number: NL2006074A
Authority: NL
Inventors: Jacobus Eliza Hazenbroek; Dirk Cornelis Stooker; Gerrit Hendrik Woltman
Original assignee: Foodmate B V
Priority date: 2011-01-26
Filing date: 2011-01-26
Publication date: 2012-07-30

Claims

1. Werkwijze voor het uitbenen van dierlijke dijstukstukken om vlees daarvan te scheiden en te verzamelen, omvattend geautomatiseerde 5 individuele verwerkingsstappen van: vastgrijpen van een dijbot van een dierlijke dijstuk bij een heupgewricht door een bothouder; snijden van weefsel dichtbij het heupgewricht; aangrijpen van het dijbot in nabijheid van de bothouder met een 10 vleesschraper; bewegen van de bothouder en de vleesschraper vanaf elkaar in een richting in hoofdzaak samenvallend met de longitudinale uitstrekking van het dijbot; de vleesschraper toelaten om over het kniegewricht te passeren; en 15 verzamelen van het vlees dat van het bot is gescheiden, waarbij de werkwijze verder het snijden omvat van weefsel in nabijheid van een kniegewricht van het dijbot, voorafgaand aan het toelaten van de vleesschraper om over het kniegewricht te passeren.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de stap van het snijden van weefsel in de nabijheid van een kniegewricht van het dijbot verder het steunen en bewegen omvat van een gedeelte van het dijbot in directe nabijheid van het kniegewricht in contact met een snijdend lemmet.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, waarbij het snijdende lemmet een roterend snijdend lemmet is.

4. Werkwijze volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij de stap van het snijden van weefsel dicht bij het kniegewricht van het dijbot voorafgaat aan de stap van het snijden van weefsel dichtbij het heupgewricht.

5. Werkwijze volgens één van conclusies 1 tot en met 4, waarbij de stap van het snijden van weefsel dichtbij het kniegewricht van het dijbot ook omvat het in aangrijping houden van een gedeelte van het dijbot in directe nabijheid van het kniegewricht met een niet-roterend meslemmet, terwijl de dierlijke dijstuk door een verplaatsingstraject wordt bewogen dat door 10 de opeenvolging van individuele verwerkingsstappen wordt bepaald.

6. Werkwijze volgens conclusie 4, waarbij het in aangrijping houden van het gedeelte van het dijbot in directe nabijheid van het kniegewricht met een niet-roterend meslemmet een verdere stap is na de stap van 15 conclusie 2, en aan het kniegewricht verwant weefsel snijdt dat het vlees aan het bot verbindt bij een zij gedeelte van de botschacht in nabijheid van het kniegewricht in een richting dwars op de weefselsnede door de stap van conclusie 2.

7. Werkwijze volgens conclusie 6, waarbij de snijdende stappen van conclusie 2 en conclusie 4, elk het snijden omvatten vanaf tegenoverliggende zijden van de botschacht in nabijheid van het kniegewricht.

8. Werkwijze volgens één van conclusies 1 tot en met 7, verder omvattend het voortbewegen van het dierlijke dijstuk langs een verwerkingstraject, terwijl de individuele verwerkingsstappen worden uitgevoerd.

9. Werkwijze volgens één van conclusies 1 tot en met 8, waarbij de stap 5 van het snijden van weefsel dicht bij het heupgewricht het roteren omvat van de bothouder om een as in hoofdzaak samenvallend met de longitudinale uitstrekking van het dijbot, terwijl een gedeelte van het dijbot in directe nabijheid van het heupgewricht in aangrijping wordt gehouden met een messnede. 10

10. Werkwijze volgens conclusie 9, waarbij de stap van het snijden van weefsel dicht bij het heupgewricht mede omvat het laten passeren van het gedeelte van het heupbot in directe nabijheid van het heupgewricht tussen tegenovergesteld aangebrachte messnijkanten die naar elkaar toe 15 gedwongen worden.

11. Werkwijze volgens één van conclusies 1 tot en met 10, verder omvattend het verzamelen van vlees voor verdere verwerking nadat de vleesschraper over het kniegewricht is gepasseerd. 20

12. Werkwijze volgens conclusie 11, waarbij het verzamelen van het vlees wordt gevolgd door het dijbot uit de bothouder vrij te geven.

13. Werkwijze volgens één van de voorafgaande conclusies, waarbij het 25 transporttraject zich in een gesloten lus uitstrekt.

14. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens één van de voorafgaande conclusies, voorzien van een veelvoud van verwerkingsstations voor het uitvoeren van de individuele stappen, de verwerkingsstations zijn langs een transporttraject gerangschikt dat door 5 een transportband wordt bepaald die zich in een vooraf bepaalde traject beweegt.

15. Inrichting volgens conclusie 14, geschikt voor het bewegen van de bothouder door het transporttraject, terwijl de verwerkingsstations 10 worden geactiveerd om de individuele verwerkingsstappen uit te voeren.

16. Inrichting volgens conclusie 15, waarbij het transporttraject in een gesloten lus is aangebracht en waarbij de transportband eindloos is en zich door de gesloten lus uitstrekt. 15

17. Inrichting volgens conclusie 16, waarbij de gesloten lus door eerst en tweede carrousels wordt bepaald, die parallelle eerst en tweede lineaire transportbandsecties met elkaar verbinden.

18. Inrichting volgens één van conclusies 14 tot en met 17, waarbij de bothouder ingericht is voor rotatie om een as in hoofdzaak samenvallend met longitudinale uitstrekking van een dijbot.

19. Inrichting volgens conclusie 18, waarbij de bothouder draaibaar aan 25 een transportbandschakel is opgehangen.

20. Inrichting volgens conclusie 19, waarbij schakel voor de bothouder ingericht is om door de transportband door het transporttraject te worden bewogen.

21. Inrichting volgens één van de conclusies 18 tot en met 20, waarbij de bothouder ingericht is voor selectieve rotatie door één van een draaikruis en een rotatierondsel.

22. Inrichting volgens conclusie 21, waarbij de rotatie van de bothouder 10 door het draaikruis wordt geselecteerd voor de verwerkingsstap van het snijden van weefsel dicht bij het heupgewricht bij een voor het snijden van weefsel van het heupgewricht specifiek ingericht snij station.

23. Inrichting volgens conclusie 22, waarbij de het weefsel van het 15 heupgewricht snijdende station een stationaire tandheugel omvat die is ingericht om het draaikruis aan te grijpen wanneer de bothouder daar in het transporttraject langs wordt bewogen.

24. Inrichting volgens conclusie 22 of 23, waarbij de het weefsel van het 20 heupgewricht snijdende station, een paar tegenovergestelde snijdende lemmeten omvat die veerkrachtig naar een passagetraject worden gedwongen dat voor het dijbot is gereserveerd.

25. Inrichting volgens conclusie 21, waarbij instelling van de bothouder 25 vanuit een naar een andere van een aantal afzonderlijke rotatieposities door het draaikruis is geselecteerd telkens wanneer de bothouder elk punt passeert waar de eerste lineaire transportbandsectie in het transporttraject op één van eerst en tweede carrousels aansluit.

26. Inrichting volgens één van conclusies 14 tot en met 25, waarbij de 5 bothouder een zwenkbare grendelarm omvat.

27. Inrichting volgens conclusie 26, waarbij de zwenkbare grendelarm met veerkracht gedwongen wordt om in een open positie te zijn en ingericht is om in een gesloten positie te worden gedraaid door aangrijping 10 van de bothouder met een nokkenbaan.

28. Inrichting volgens conclusie 27, waarbij de zwenkbare grendelarm in zijn gesloten positie vergrendeld is.

29. Inrichting volgens conclusie 17, waarbij de vleesschraper met de tweede carrousel is geassocieerd.

30. Inrichting volgens conclusie 17 of 29, waarbij de tweede carrousel een vlees schrapende en lossende sectie bepaalt. 20

31. Inrichting volgens conclusie 17, 29 of 30, waarbij de tweede carrousel voor rotatie wordt aangedreven.

32. Inrichting volgens conclusie 17, 29, 30 of 31, waarbij de eerste 25 carrousel passief door de transportband aangedreven is.

33. Inrichting volgens conclusie 32, waarbij de eerste carrousel een eerste weefsel snijdende sectie bepaalt.

34. Inrichting volgens één van conclusies 17 of 29 tot en met 33, waarbij 5 de eerste van de lineaire transportbandsecties zich, in transportrichting, van de tweede carrousel tot de eerste carrousel uitstrekt en een laadsectie bepaalt.

35. Inrichting volgens één van conclusies 17 of 29 tot en met 34, waarbij 10 de tweede van de lineaire transportbandsecties zich, in transportrichting, van de eerste carrousel tot de tweede carrousel uitstrekt en een tweede weefsel snijdende sectie bepaalt. 15