NL2005425C2 - Pompinrichting. - Google Patents

Description

NL 15105-VH/mr Pompinrichting

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een pompinrichting voor het naar een hoger niveau pompen van een vloeistof, omvattende een pomp met een inlaat en een uitlaat, een stroomopwaarts van de inlaat gelegen instroomleiding voor 5 het naar de inlaat leiden van de vloeistof, een stroomafwaarts van de uitlaat geplaatste hevel en een stroomafwaarts van de hevel gelegen uitstroomleiding voor het vanaf de uitlaat via de hevel naar de uitstroomleiding leiden van de vloeistof, waarbij de uitstroomleiding zich vanaf de pomp gezien tenminste voorbij 10 een voorzijde van de pomp uitstrekt.

Een dergelijke pompinrichting is bekend en wordt bijvoorbeeld toegepast bij een gemaal. Door toepassing van de hevel wordt voorkomen, dat vloeistof in omgekeerde richting van een hoog niveau via de uitstroomleiding naar een laag niveau via de 15 instroomleiding kan terugstromen wanneer het vloeistofniveau aan de zijde van het hoge niveau stijgt. Het hoogteverschil tussen de uitstroomleiding en de top van de hevel is vaak in voorschriften vastgelegd.

Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een 20 compacte pompinrichting.

Dit doel wordt bereikt met de pompinrichting volgens de uitvinding welke het kenmerk heeft dat de hevel zich tenminste gedeeltelijk aan de tegenovergelegen zijde van de voorzijde van de pomp ten opzichte van de uitstroomleiding uitstrekt.

25 De pompinrichting volgens de uitvinding biedt de moge lijkheid om de bouwlengte van de pompinrichting te verkleinen ten opzichte van conventionele pompinrichtingen waarbij de pomp, de hevel respectievelijk de uitstroomleiding van bovenaf gezien in eikaars verlengde zijn gelegen. Bij de nieuwe pompinrichting 30 kan de lengte van de pompinrichting worden geminimaliseerd doordat de pomp, de hevel en de uitstroomleiding niet of niet volledig in deze volgorde in eikaars verlengde worden geplaatst. Met andere woorden, vanuit de pomp naar de uitstroomleiding gezien, hoeft de hevel zich niet of niet geheel tussen de pomp en 35 de uitstroomleiding te bevinden.

2

De hevel omvat een stijgende en dalende leiding en kan verschillende afmetingen en vormen hebben. De hevel kan direct overgaan in de uitstroomleiding, maar het is ook mogelijk dat zich aanvullend leidingwerk daartussen bevindt. Verder is het 5 denkbaar, dat de uitstroomleiding reeds achter de voorzijde van de pomp begint en vervolgens langs de pomp voorbij de voorzijde daarvan uitstrekt.

In een praktische uitvoeringsvorm bevinden de uitstroomleiding en de hevel zich aan verschillende zijden van de 10 pomp en in een meer specifieke uitvoeringsvorm bevinden de hevel en de uitstroomleiding zich aan tegenover elkaar gelegen zijden van de pomp.

In een de voorkeur genietende uitvoeringsvorm bevindt de hevel zich boven de instroomleiding, omdat de ruimte boven de 15 instroomleiding dan efficiënt benut wordt. In het geval dat de instroomleiding en de uitstroomleiding van bovenaf gezien in langsrichting van de pompinrichting in eikaars verlengde liggen, de hevel zich boven de instroomleiding bevindt en ten opzichte van de pomp tegenover de uitstroomleiding is gelegen, wordt de 20 ruimte die de pompinrichting in beslag neemt zeer efficiënt benut .

De uitlaat van de pomp kan zich boven de inlaat daarvan bevinden.

Verder kan de uitlaat van de pomp zich aan dezelfde 25 zijde van de pomp als de instroomleiding bevinden. Hierdoor wordt de stromingsrichting door de pomp zelf omgekeerd en kunnen extra bochten worden vermeden.

In een praktische uitvoeringsvorm is de pomp een verticale pomp met een opstaande rotatie-as.

30 De uitstroomleiding kan ter plaatse van de pomp zijn gesplitst in ten minste twee leidinggedeelten die zich aan weerszijden van de pomp bevinden. Hierdoor wordt de ruimte aan beide zijden van de pomp efficiënt gebruikt. Het is evenwel ook mogelijk om de uitstroomleiding niet te splitsen en deze aan 35 slechts één zijde langs de pomp te leiden.

In de praktijk zal de stromingsrichting in de instroomleiding en de uitstroomleiding onder bedrijfsomstandigheden althans ongeveer gelijk zijn, namelijk in de langsrichting van de pompinrichting.

3

De instroomleiding en de uitstroomleiding kunnen liggende leidingen zijn, die bij voorkeur zich althans ongeveer horizontaal uitstrekken. Voorts zal de uitstroomleiding in de praktijk op een hoger niveau liggen dan de instroomleiding.

5 De uitvinding zal hierna verder worden toegelicht aan de hand van tekeningen, die een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding zeer schematisch weergeven.

Fig. 1 is een opengewerkt perspectivisch aanzicht van een uitvoeringsvorm van de pompinrichting volgens de uitvinding. 10 Fig. 2 is een gedeeltelijk opengewerkt perspectivisch aanzicht van de uitvoeringsvorm volgens Fig. 1, gezien vanuit een andere richting en op kleinere schaal.

Fig. 3 is een opengewerkt perspectivisch bovenaanzicht van drie in serie geplaatste uitvoeringsvormen volgens Fig. 1 en 15 2.

Fig. 4 is een met Fig. 1 overeenkomend aanzicht op kleinere schaal van een alternatieve uitvoeringsvorm van de pompinrichting volgens de uitvinding.

In Fig. 1 wordt een uitvoeringsvorm van een pompinrich-20 ting 1 volgens de uitvinding getoond. De pompinrichting 1 is bedoeld voor het pompen van water van een laag naar een hoog niveau en is bruikbaar in een gemaal. Niettemin heeft de pompinrichting 1 volgens de onderhavige uitvinding ook andere toepassingsgebieden waar een vloeistof naar een hoger niveau 25 dient te worden gepompt.

De pompinrichting 1 omvat een pomp 2 met een inlaat 3 en een uitlaat 4. De uitlaat 4 van de pomp 2 bevindt zich boven de inlaat 3. De pomp 2 is in dit geval van het verticale type met een opwaarts gerichte rotatie-as, maar kan eventueel een an-30 der type pomp zijn. Ter plaatse van de inlaat 3 stroomt de vloeistof onder bedrijfsomstandigheden in axiale richting van de pomp 2 omhoog. Stroomopwaarts van de inlaat 3 bevindt zich een liggende instroomleiding 5 en stroomafwaarts van de uitlaat 4 bevindt zich een hevel 6 welke uitmondt in twee stroomafwaarts 35 gelegen uitstroomleidingen 7. In deze uitvoeringsvorm zijn er vanwege een splitsing twee uitstroomleidingen 7 ter plaatse van de pomp 2, maar in een alternatieve uitvoeringsvorm kan een dergelijke splitsing achterwege zijn gelaten, zie Fig. 4.

4

De twee uitstroomleidingen 7 volgens de in Fig. 1 afge-beelde uitvoeringsvorm bevinden zich in aan weerszijden van de pomp 2. Verder liggen de uitstroomleidingen 7 van bovenaf gezien in het verlengde van de instroomleiding 5. De stromingsrichting 5 in de uitstroomleidingen 7 en de instroomleiding 5 is in de langsrichting X van de pompinrichting, zoals aangegeven in Fig.

1.

Onder bedrijfsomstandigheden stroomt water via de instroomleiding 5 naar de inlaat 3 van de pomp 2, waarna het water 10 de pomp 2 bij de uitlaat 4 verlaat. Vervolgens wordt het water via de hevel 6 naar de uitstroomleidingen 7 geleid. De uitstroomleidingen 7 monden in de praktijk uit in een reservoir waar het water hoger staat dan het reservoir waar de instroomleiding 5 in uitmondt. Wanneer het niveau ter plaatse van de 15 uitstroomleidingen 7 stijgt, verhindert de hevel 6 terugstro-ming.

Overeenkomstig de onderhavige uitvinding strekken in deze uitvoeringsvorm de uitstroomleidingen 7 zich vanaf de pomp 2 gezien voorbij een voorzijde 8 van de pomp 2 uit, terwijl de 20 hevel 6 zich achter deze voorzijde 8 uitstrekt. Meer specifiek bevinden de uitstroomleidingen 7 zich aan de ene zijde van de pomp 2, terwijl de hevel 6 zich aan de tegenover gelegen zijde van de pomp 2 bevindt. Van bovenaf gezien bevindt de pomp 2 zich in langsrichting X van de pompinrichting 1 tussen de hevel 6 en 25 uitstroomopeningen 9 van de uitstroomleidingen 7 in. Met andere woorden, van bovenaf gezien maken de hevel 6 en de uitstroomleidingen 7 ten opzichte van de pomp 2 een hoek van althans ongeveer 180 °.

Hierdoor wordt in de langsrichting X een compactere 30 eenheid verkregen dan bij conventionele pompinrichtingen waarbij de pomp, de hevel respectievelijk de uitstroomleiding in serie zijn geplaatst. De bocht onder de hevel 6 kan nu namelijk direct onder de hevel 6 in plaats van erachter worden geplaatst. Dit biedt ook de mogelijkheid om ruime bochten naar de liggende uit-35 stroomleidingen 7 te kiezen zonder de bouwlengte vergroten.

In de in Fig. 1 getoonde uitvoeringsvorm is de hevel 6 boven de instroomleiding 5 geplaatst. De uitstroomleidingen 7 bevinden zich op een hoger niveau dan de instroomleiding 5. De ruimte boven de instroomleiding 5 kan efficiënt gebruikt worden 5 door de hevel 6 en biedt de mogelijkheid voor een geleidelijke en, vanuit stromingstechnisch perspectief gezien, gunstige over-gang van de hevel 6 naar de uitstroomleidingen 7.

Doordat in de getoonde uitvoeringsvorm de uitlaat 4 van 5 de pomp 2 zich aan dezelfde zijde van de pomp 2 bevindt als de instroomleiding 5, wordt onder bedrijfsomstandigheden de stro-mingsrichting van het water in de instroomleiding 5 via de pomp 2 omgekeerd in de richting van de hevel 6, zodat geen extra bochten noodzakelijk zijn.

10 In Fig. 2 is een gedeeltelijk opengewerkt perspecti visch aanzicht van de hierboven beschreven uitvoeringsvorm afgebeeld. Fig. 3 toont een serie van drie naast elkaar geplaatste eenheden van de pompinrichting 1.

Uit het voorgaande zal duidelijk zijn dat met de pomp-15 inrichting volgens de uitvinding een compacte eenheid wordt verschaft.

De uitvinding is niet beperkt tot het in de tekeningen weergegeven en hierboven beschreven uitvoeringsvoorbeeld dat op verschillende manieren binnen het kader van de uitvinding kan 20 worden gevarieerd. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat de hevel en/of de instroomleiding naast de pomp zijdelings van de langs-richting is geplaatst, zodat vanuit de pomp gezien de hevel/instroomleiding en de uitstroomleiding een hoek van kleiner dan 180° maken.

25

Claims (9)

1. Pompinrichting (1) volgens conclusie 1, waarbij de uitstroomleiding (7) en de hevel (6) zich aan verschillende zijden van de pomp (2) bevinden.

2. Pompinrichting (1) volgens conclusie 1 of 2, waar-20 bij de hevel (6) en de uitstroomleiding (7) zich aan tegenover elkaar gelegen zijden van de pomp (2) bevinden.

3. Pompinrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de hevel (6) zich boven de instroomleiding (5) bevindt.

4. Pompinrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de uitlaat (4) van de pomp (2) zich boven de inlaat (3) daarvan bevindt.

5. Pompinrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de uitlaat (4) van de pomp (2) zich aan 30 dezelfde zijde van de pomp (2) als de instroomleiding (5) bevindt .

6. Pompinrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de pomp (2) een verticale pomp met een opstaande rotatie-as is.

7. Pompinrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de uitstroomleiding (7) ter plaatse van de pomp (2) is gesplitst in ten minste twee leidinggedeelten die zich aan weerszijden van de pomp (2) bevinden.

8. Pompinrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de stromingsrichting in de instroomleiding 5 (5) en de uitstroomleiding (7) onder bedrijfsomstandigheden althans ongeveer gelijk is.

9. Pompinrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de instroomleiding (5) en de uitstroomleiding (7) liggende leidingen zijn en bij voorkeur zich althans 10 ongeveer horizontaal uitstrekken.