NL2005351C2 - Mastvoet. - Google Patents

Mastvoet. Download PDF

Info

Publication number
NL2005351C2
NL2005351C2 NL2005351A NL2005351A NL2005351C2 NL 2005351 C2 NL2005351 C2 NL 2005351C2 NL 2005351 A NL2005351 A NL 2005351A NL 2005351 A NL2005351 A NL 2005351A NL 2005351 C2 NL2005351 C2 NL 2005351C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
mast
base part
base
basic
concrete mass
Prior art date
Application number
NL2005351A
Other languages
English (en)
Inventor
Harrie Schieving
Gerrit Hagen
Original Assignee
Schuuring Mobiel B V
Ind Le Handelsmij Spijkerman B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Schuuring Mobiel B V, Ind Le Handelsmij Spijkerman B V filed Critical Schuuring Mobiel B V
Priority to NL2005351A priority Critical patent/NL2005351C2/nl
Priority to EP11179891.4A priority patent/EP2431532B1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2005351C2 publication Critical patent/NL2005351C2/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04HBUILDINGS OR LIKE STRUCTURES FOR PARTICULAR PURPOSES; SWIMMING OR SPLASH BATHS OR POOLS; MASTS; FENCING; TENTS OR CANOPIES, IN GENERAL
    • E04H12/00Towers; Masts or poles; Chimney stacks; Water-towers; Methods of erecting such structures
    • E04H12/02Structures made of specified materials
    • E04H12/08Structures made of specified materials of metal
    • E04H12/10Truss-like structures
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D27/00Foundations as substructures
    • E02D27/32Foundations for special purposes
    • E02D27/42Foundations for poles, masts or chimneys
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D27/00Foundations as substructures
    • E02D27/32Foundations for special purposes
    • E02D27/42Foundations for poles, masts or chimneys
    • E02D27/425Foundations for poles, masts or chimneys specially adapted for wind motors masts
    • HELECTRICITY
    • H01ELECTRIC ELEMENTS
    • H01QANTENNAS, i.e. RADIO AERIALS
    • H01Q1/00Details of, or arrangements associated with, antennas
    • H01Q1/12Supports; Mounting means
    • H01Q1/1242Rigid masts specially adapted for supporting an aerial

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Paleontology (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Materials Engineering (AREA)
  • Wood Science & Technology (AREA)
  • On-Site Construction Work That Accompanies The Preparation And Application Of Concrete (AREA)

Description

NLP187553A
Mastvoet
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
De uitvinding heeft betrekking op een mastvoet 5 voor het dragen van een vakwerkmast voor het ontvangen en verzenden van signalen.
Een bekende mastvoet voor het dragen van een vakwerkmast omvat een uitgeharde betonmassa en daarop aangebrachte bevestigingspunten voor het dragen van de vakwerk-10 mast. De bekende mastvoet wordt verkregen door op een mast-bouwlocatie een ruime bouwput uit te graven. In de bouwput wordt vervolgens een bekisting aangebracht, waarna de betonmassa, die op dat moment nog vloeibaar is, in de bekisting gestort kan worden. Nadat de betonmassa na ongeveer drie 15 weken volledig is uitgehard, kan de bekisting worden verwijderd. De mastvoet is na ongeveer vier weken gereed om de vakwerkmast te dragen.
Het is een doel van de uitvinding om een verbeterde mastvoet en een verbeterde werkwijze voor het vervaardi-20 gen van de mastvoet te verschaffen.
2
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
De uitvinding verschaft vanuit een eerste aspect een mastvoet voor het dragen van een mast, in het bijzonder 5 een vakwerkmast voor het ontvangen en verzenden van signalen, omvattend een eerste basisdeel en een tweede basisdeel die in geplaatste toestand onderling op elkaar aansluiten, waarbij het eerste basisdeel aan de naar het tweede basisdeel gekeerde zijde daarvan is voorzien van een eerste 10 uitsparing die tussen het eerste basisdeel en het tweede basisdeel een stortruimte begrenst, waarbij het eerste basisdeel en het tweede basisdeel met elkaar verbonden zijn door een in-situ uitgeharde betonmassa die is aangebracht in de stortruimte tussen het eerste basisdeel en het tweede 15 basisdeel, waarbij de mast buiten de in-situ uitgeharde betonmassa op het eerste basisdeel en het tweede basisdeel is geplaatst. Het eerste basisdeel en het tweede basisdeel kunnen dan zelf de bekisting vormen voor een relatief klein volume vloeibare, uithardende betonmassa.
20 In een uitvoeringsvorm is het tweede basisdeel aan de naar het eerste basisdeel gekeerde zijde daarvan voorzien van een tegenover de eerste uitsparing gelegen tweede uitsparing die samen met de eerste uitsparing tussen het eerste basisdeel en het tweede basisdeel de stortruimte begrenst. 25 De eerste uitsparing en de tweede uitsparing kunnen dan gezamenlijk de stortruimte vormen voor het relatief kleine volume vloeibare, uithardende betonmassa.
In een uitvoeringsvorm is de stortruimte aan de onderzijde begrensd door de ondergrond waarop het eerste 30 basisdeel en het tweede basisdeel geplaatst zijn. De stortruimte kan de vloeibare, uithardende betonmassa via de bovenzijde daarvan ontvangen en binnen de begrenzing opgesloten houden.
In een uitvoeringsvorm bezit de stortruimte een 35 rechthoekige omtrek of contour. De rechthoekige contour kan zich in de langsrichting langs een aanzienlijk gedeelte van de basisdelen uitstrekken, waardoor een groot hechtoppervlak 3 van de betonmassa op de basisdelen kan worden verkregen.
In een uitvoeringsvorm is de stortruimte centraal in de mastvoet gelegen. Door de centrale ligging van de stortruimte blijft er rondom de stortruimte voldoende ruimte 5 over voor het prefab aanbrengen van bevestigingspunten voor het bevestigen van de mast.
In een uitvoeringsvorm is de stortruimte decentraal in de mastvoet gelegen. Een decentrale ligging van de stortruimte in de mastvoet kan een gunstigere krachtenverde-10 ling van de mast over de mastvoet verschaffen dan wanneer de stortruimte centraal in de mastvoet gelegen is.
In een uitvoeringsvorm is het eerste basisdeel groter dan het tweede basisdeel. Hoewel gelijkvormige basisdelen tijdens vervaardiging met dezelfde mallen vervaardigd 15 kunnen worden en tijdens transport een gunstiger transport-gewicht kunnen hebben kan een groter en zwaarder eerste basisdeel en een kleiner en lichter tweede basisdeel in geplaatste toestand een gunstigere krachtenverdeling van de mast over de mastvoet verschaffen dan wanneer de basisdelen 20 gelijkvormig zijn.
In een uitvoeringsvorm zijn het eerste basisdeel en het tweede basisdeel aan de naar elkaar toegekeerde zijden voorzien van wapeningen die zich vanaf de basisdelen in de stortruimte uitstrekken. De wapeningen strekken zich 25 uit door de in-situ uitgeharde betonmassa en kunnen de betonmassa, en daarmee de verbinding tussen het eerste basisdeel en het tweede basisdeel verstevigen.
In een uitvoeringsvorm overlappen het eerste basisdeel en het tweede basisdeel elkaar gedeeltelijk. Het 30 tweede basisdeel kan ter plaatse van de overlap rusten op het eerst basisdeel. De belasting van het tweede basisdeel op de ondergrond van de mastbouwlocatie kan hierdoor worden verminderd.
In een uitvoeringsvorm is het eerste basisdeel ter 35 plaatse van de overlap voorzien van een getrapte opleg-rand waarop het tweede basisdeel in geplaatste toestand rust. Het tweede basisdeel kan ter plaatse van de overlap rusten op 4 het eerst basisdeel. De belasting van het tweede basisdeel op de ondergrond van de mastbouwlocatie kan hierdoor worden verminderd.
In een uitvoeringsvorm is de mast voorzien van 5 meerdere poten die verspreid over de mastvoet op het eerste basisdeel en het tweede basisdeel zijn aangebracht, waarbij de verbinding van de in-situ uitgeharde betonmassa zich tussen de poten door uitstrekt. De krachtenverdeling van de mast op de mastvoet kan daardoor evenredig verdeeld over de 10 mastvoet.
In een uitvoeringsvorm is de mast voorzien van een verticale hartlijn, waarbij de verticale hartlijn van de mast zich door de verbinding van de in-situ uitgeharde betonmassa uitstrekt. De krachtenverdeling van de mast op de 15 mastvoet kan daardoor evenredig verdeeld over de mastvoet.
In een uitvoeringsvorm is de mastbouwlocatie voorzien van meerdere in een ondergrond aangebrachte onder-steuningspalen waarmee het eerste basisdeel en het tweede basisdeel in geplaatste toestand verbonden zijn. De onder-20 steuningspalen kunnen de krachten op de mastvoet tengevolge van de daarop geplaatste mast overbrengen op de ondergrond van de mastbouwlocatie, waardoor een stabielere mastvoet verkregen kan worden.
In een uitvoeringsvorm zijn het eerste basisdeel 25 en het tweede basisdeel voorzien van positioneerkanalen, waarbij de ondersteuningspalen zijn voorzien van wapeningen die zich in de positioneerkanalen uitstrekken, waarbij de wapeningen van de ondersteuningspalen door een uitgeharde, in-situ gestorte betonmassa met respectievelijk het eerste 30 basisdeel en het tweede basisdeel verbonden zijn. De ondersteuningspalen kunnen de krachten op de mastvoet tengevolge van de daarop geplaatste mast overbrengen op de ondergrond van de mastbouwlocatie, waardoor een stabielere mastvoet verkregen kan worden.
35 In een uitvoeringsvorm is de mastbouwlocatie voorzien van een bouwput met een diepte die in hoofdzaak gelijk is aan de hoogte van de basisdelen, waarbij de mast- 5 voet in geplaatste toestand in hoofdzaak onder het omliggende maaiveld gelegen is. Door de lagergelegen positie van de mastvoet ten opzichte van het omliggende grondniveau kan de mastvoet aan het zicht onttrokken worden. Bovendien kan de 5 bouwput achteraf worden gevuld met grond teneinde de mastvoet te omsluiten in de bouwput. Hierdoor kan een stabielere mastvoet verkregen worden.
De uitvinding verschaft vanuit een tweede aspect een werkwijze voor het vervaardigen van een mastvoet voor 10 het dragen van een mast, in het bijzonder een vakwerkmast voor het ontvangen en verzenden van signalen, waarbij de mastvoet is voorzien van een eerste basisdeel en een tweede basisdeel die in geplaatste toestand onderling op elkaar aansluiten, waarbij het eerste basisdeel aan de naar het 15 tweede basisdeel gekeerde zijde daarvan is voorzien van een eerste uitsparing die tussen het eerste basisdeel en het tweede basisdeel een stortruimte begrenst, waarbij het eerste basisdeel en het tweede basisdeel met elkaar verbonden zijn door een in-situ uitgeharde betonmassa die is 20 aangebracht in de stortruimte tussen het eerste basisdeel en het tweede basisdeel, waarbij de werkwijze omvat het transporteren van het eerste basisdeel en het tweede basisdeel naar de mastbouwlocatie, het plaatsen van het eerste basisdeel op de ondergrond van de mastbouwlocatie, het in aanlig-25 gend contact met het eerste basisdeel plaatsen van het tweede basisdeel op de mastbouwlocatie, het in-situ vullen van de tussen het eerste basisdeel en het tweede basisdeel begrensde stortruimte met een vloeibare, uithardende betonmassa, het in-situ laten uitharden van de vloeibare, uithar-30 dende betonmassa teneinde met de in-situ uitgeharde betonmassa een verbinding tussen het eerste basisdeel en het tweede basisdeel te vormen, en het plaatsen van de mast buiten de in-situ uitgeharde betonmassa op het eerste basisdeel en het tweede basisdeel van de mastvoet. Het eerste 35 basisdeel en het tweede basisdeel kunnen dan zelf de bekisting vormen voor een relatief klein volume vloeibare, uithardende betonmassa.
6
In een uitvoeringsvorm is het eerste basisdeel voorzien van een getrapte oplegrand, waarbij de werkwijze omvat het ter plaatse van de oplegrand in onderlinge overlap plaatsen van het eerste basisdeel en het tweede basisdeel, 5 het laten rusten van het tweede basisdeel op het eerste basisdeel. De belasting van het tweede basisdeel op de ondergrond van de mastbouwlocatie kan hierdoor worden verminderd.
In een uitvoeringsvorm is de mast voorzien van 10 meerdere poten, waarbij de werkwijze omvat het verspreid over de mastvoet op het eerste basisdeel en het tweede basisdeel aanbrengen van de poten van de mast, waarbij ten minste een gedeelte van de in-situ uitgeharde betonmassa zich onder de mast tussen de poten bevindt. De krachten van 15 de mast op de mastvoet kunnen daardoor evenredig over de mastvoet verdeeld worden.
In een uitvoeringsvorm omvat de werkwijze het aanbrengen van ondersteuningspalen in de ondergrond van de mastbouwlocatie, het laten rusten van de op de mastbouwloca-20 tie geplaatste basisdelen op de ondersteuningspalen, en het verbinden van de ondersteuningspalen met de basisdelen. De ondersteuningspalen kunnen de krachten op de mastvoet tengevolge van de daarop geplaatste mast overbrengen op de ondergrond van de mastbouwlocatie, waardoor een stabielere mast-25 voet verkregen kan worden.
In een uitvoeringsvorm zijn het eerste basisdeel en het tweede basisdeel voorzien van positioneerkanalen, waarbij de ondersteuningspalen zijn voorzien van wapeningen die zich in de positioneerkanalen uitstrekken, waarbij de 30 werkwijze omvat het storten van een uitgeharde, in-situ gestorte betonmassa in de positioneerkanalen teneinde de wapeningen van de ondersteuningspalen met respectievelijk het eerste basisdeel en het tweede basisdeel te verbinden. De ondersteuningspalen kunnen de krachten op de mastvoet 35 tengevolge van de daarop geplaatste mast overbrengen op de ondergrond van de mastbouwlocatie, waardoor een stabielere mastvoet verkregen kan worden.
7
In een uitvoeringsvorm omvat de werkwijze het uitgraven van een bouwput in de ondergrond van de mastbouw-locatie waarbij de bouwput een diepte heeft die in hoofdzaak gelijk is aan de hoogte van de basisdelen, en het plaatsen 5 van de basisdelen in de bouwput waarbij de basisdelen in hoofdzaak onder het omliggende grondniveau gelegen zijn. Door de lagergelegen positie van de mastvoet ten opzichte van het omliggende grondniveau kan de mastvoet aan het zicht onttrokken worden. Bovendien kan de bouwput achteraf worden 10 gevuld met grond teneinde de mastvoet te omsluiten in de bouwput. Hierdoor kan een stabielere mastvoet verkregen worden.
De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze 15 aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich 20 zijn beschreven in de volgconclusies.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand 25 van een aantal in de bij gevoegde schematische tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in: figuur 1 een schematische weergave van een telefo-niemast die geplaatst is op een mastvoet volgens de uitvinding; 30 figuren 2-5 schematische weergaven van de werkwij ze voor het plaatsen van de mastvoet volgens figuur 1; figuur 6 een alternatieve uitvoeringsvorm van de mastvoet volgens de uitvinding.
35 GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
Figuur 1 toont een mastvoet 3 in geplaatste toe- 8 stand op een mastbouwlocatie. De mastvoet 3 is voorzien van een eerste prefab basisdeel 1, een tweede prefab basisdeel 2 en een daartussen gelegen in-situ uitgeharde betonmassa 57. De mastvoet 3 draagt in dit voorbeeld een telefoniemast 6 5 voor het ontvangen en verzenden van mobiele telefonie- en datasignalen.
Zoals in figuur 2 is weergegeven omvat het eerste prefab betonnen basisdeel 1 een rechthoekige betonplaat 10 met in dit voorbeeld een grootste lengte C van 600 centime-10 ter, een grootste breedte D van 343,5 centimeter en een grootste hoogte E van 60 centimeter. Het eerste basisdeel 1 is aan de naar het tweede basisdeel 2 toegekeerde langszijde voorzien van een eerste oplegelement 11 en een tweede opleg-element 12 die uitsteken van langsvlak 13 dat zich tussen 15 het eerste oplegelement 11 en het tweede oplegelement 12 over een aanzienlijk deel van de lengte C van de betonplaat 10 uitstrekt. Het langsvlak 13, het eerste oplegelement 11 en het tweede oplegelement 12 begrenzen gezamenlijk een eerste in hoofdzaak rechthoekige uitsparing 31 in het eerste 20 basisdeel 1.
Het eerste basisdeel 1 is gewapend met staven, betonijzers of wapeningen en is voorts voorzien van wapeningen 33 die zich vanuit het eerste basisdeel 1 vanaf het langsvlak 13 door de eerste uitsparing 31 uitstrekken. Het 25 eerste basisdeel 1 is voorzien van een eerste verticaal positioneerkanaal 51, een tweede verticaal positioneerkanaal 52 en een derde verticaal positioneerkanaal 53, die zich van het bovenvlak tot het ondervlak door het eerste basisdeel 1 uitstrekken. De positioneerkanalen 51-53 zijn in de hoeken 30 van een denkbeeldige driehoek ten opzichte van elkaar in het eerste basisdeel 1 aangebracht.
Het eerste oplegelement 11 heeft een getrapte vorm en is voorzien van een opwaarts gericht, horizontaal eerste oplegvlak 15 dat vanaf het bovenvlak van de betonplaat 10 35 teruggelegen is. Het eerste oplegvlak 15 bevindt zich halverwege de hoogte E van de betonplaat 10 en strekt zich dwars op de langsrichting van de betonplaat 10 in dit voor- 9 beeld over 27 centimeter uit. Het eerste oplegvlak 15 gaat enerzijds over in een verticaal eerste aanlegvlak 14 dat zich uitstrekt vanaf het eerste oplegvlak 15 naar het bovenvlak van de betonplaat 10 en gaat anderzijds over in een 5 verticaal tweede aanlegvlak 16 dat zich uitstrekt vanaf het eerste oplegvlak 15 naar het ondervlak van de betonplaat 10.
Het tweede oplegelement 12 heeft een getrapte vorm en is voorzien van een opwaarts gericht, horizontaal tweede oplegvlak 18 dat vanaf het bovenvlak van de betonplaat 10 10 teruggelegen is. Het tweede oplegvlak 18 bevindt zich hal verwege de hoogte E van de betonplaat 10 en strekt zich dwars op de langsrichting van de betonplaat 10 in dit voorbeeld over 27 centimeter uit. Het tweede oplegvlak 18 gaat enerzijds over in een verticaal derde aanlegvlak 17 dat zich 15 uitstrekt vanaf het tweede oplegvlak 18 naar het bovenvlak van de betonplaat 10 en gaat anderzijds over in een verticaal vierde aanlegvlak 19 dat zich uitstrekt vanaf het derde oplegvlak 18 naar het ondervlak van de betonplaat 10.
Het tweede prefab betonnen basisdeel 2 is afgezien 2 0 van de afmetingen wat vorm betreft in hoofdzaak gelijk aan het eerste basisdeel 1. Het tweede basisdeel 2 wordt echter ondersteboven ten opzichte van het eerste basisdeel 1 geplaatst. Het tweede basisdeel 2 omvat een rechthoekige betonplaat 20 met in dit voorbeeld een grootste lengte C van 25 600 centimeter, een grootste breedte G van 283,5 centimeter en een grootste hoogte E van 60 centimeter. Het tweede basisdeel 2 is aan de naar het eerste basisdeel 1 toegekeerde langszijde voorzien van een derde oplegelement 21 en een vierde oplegelement 22 die uitsteken van een langsvlak 23 30 dat zich tussen het derde oplegelement 21 en het vierde oplegelement 22 over een aanzienlijk deel van de lengte C van de betonplaat 20 uitstrekt. Het langsvlak 23, het derde oplegelement 21 en het vierde oplegelement 22 begrenzen gezamenlijk een tweede in hoofdzaak rechthoekige uitsparing 35 32 in het tweede basisdeel 2.
Het tweede basisdeel 2 is gewapend met staven, betonijzers of wapeningen en is voorts voorzien van wapenin- 10 gen 37 die zich vanuit het tweede basisdeel 2 vanaf het langsvlak 23 door de tweede uitsparing 32 uitstrekken. Het tweede basisdeel 2 is voorzien van een vierde verticaal positioneerkanaal 54 en een vijfde verticaal positioneerka-5 naai 55, die zich van het bovenvlak tot het ondervlak door het tweede basisdeel 2 uitstrekken.
Het derde oplegelement 21 heeft een getrapte vorm en is voorzien van een neerwaarts gericht, horizontaal derde oplegvlak 25 dat vanaf het ondervlak van de betonplaat 20 10 teruggelegen is. Het derde oplegvlak 25 bevindt zich halverwege de hoogte E van de betonplaat 20 en strekt zich dwars op de langsrichting van de betonplaat 20 in dit voorbeeld over 27 centimeter uit. Het derde oplegvlak 25 gaat enerzijds over in een verticaal vijfde aanlegvlak 24 dat zich 15 uitstrekt vanaf het derde oplegvlak 25 naar het ondervlak van de betonplaat 20 en gaat anderzijds over in een verticaal zesde aanlegvlak 2 6 dat zich uitstrekt vanaf het derde oplegvlak 25 naar het bovenvlak van de betonplaat 20.
Het vierde oplegelement 22 heeft een getrapte vorm 20 en is voorzien van een neerwaarts gericht, horizontaal vierde oplegvlak 28 dat vanaf het ondervlak van de betonplaat 20 teruggelegen is. Het vierde oplegvlak 28 bevindt zich halverwege de hoogte E van de betonplaat 20 en strekt zich dwars op de langsrichting van de betonplaat 20 in dit 25 voorbeeld over 27 centimeter uit. Het vierde oplegvlak 28 gaat enerzijds over in een verticaal zevende aanlegvlak 27 dat zich uitstrekt vanaf het vierde oplegvlak 28 naar het ondervlak van de betonplaat 20 en gaat anderzijds over in een verticaal achtste aanlegvlak 29 dat zich uitstrekt vanaf 30 het vierde oplegvlak 28 naar het bovenvlak van de betonplaat 20.
Zoals in figuur 4 is weergegeven is het eerste basisdeel 1 voorzien van een eerste stortanker of bevestigingspunt 34 en een tweede stortanker of bevestigingspunt 35 35 die onderling op afstand van elkaar gelegen zijn. Het tweede basisdeel 2 is voorzien van een derde stortanker of bevestigingspunt 36. Elk bevestigingspunt 34, 35, 36 omvat een 11 groep van in dit voorbeeld drie in een driehoek geplaatste bevestigingshulzen in het bovenvlak van de betonplaat 10, die zich verticaal omhoog uitstrekken. De bevestigingspunten 34-36 zijn in geplaatste toestand van het eerste basisdeel 1 5 en het tweede basisdeel 2 onderling in de hoeken van een denkbeeldige gelijkzijdige driehoek gepositioneerd. Het aantal bevestigingshulzen, de vorm en de afmetingen daarvan hangen af van het type mast dat op de mastvoet 3 geplaatst wordt.
10 Aanvullend kunnen de basisdelen 1, 2 voorzien worden van niet weergegeven hekwerkankers, die op regelmatige afstanden langs de buitencontour van de mastvoet 1 geplaatst zijn. Hierop kan een hekwerk geplaatst worden dat tegengaat dat onverlaten zich toegang verschaffen tot de 15 telefoniemast 6.
Het eerste basisdeel 1 en het tweede basisdeel 2, zoals die hierboven beschreven zijn, zijn prefab ofwel vooraf in de fabriek vervaardigd. Het eerste basisdeel 1 en het tweede basisdeel 2 wegen respectievelijk ongeveer 25.000 20 kilo en 19.000 kilo en kunnen in hun geheel op een vrachtwagen van de fabriek naar de mastbouwlocatie worden getransporteerd.
Figuur 6 toont een alternatieve uitvoeringsvorm van de mastvoet 103 waarbij de twee basisdelen 101, 102 in 25 hoofdzaak identiek aan elkaar gevormd zijn, zowel voor wat betreft de vorm als voor wat betreft de afmetingen. De basisdelen 101, 102 zijn in hoofdzaak gelijk aan de basisdelen zoals hierboven beschreven, met uitzondering van de grootste breedtemaat H, welke voor beide basisdelen 101, 102 30 gelijk is. Daardoor zijn de basisdelen 101, 102 gelijkvormig en kunnen gelijkvormige mallen gebruikt worden om de basisdelen 101, 102 in de fabriek te vervaardigen. Het eerste basisdeel 101 is bovendien een stuk lichter ten opzichte van het eerste basisdeel 1 zoals dat is getoond in figuur 2. De 35 basisdelen 101, 102 wegen beiden ongeveer 22.000 kilo en kunnen in hun geheel op een vrachtwagen van de fabriek naar de mastbouwlocatie worden getransporteerd.
12
Hoewel de gelijkvormige basisdelen 101, 102 dus tijdens vervaardiging en transport aanzienlijke voordelen hebben, is uit berekeningen gebleken dat een aanzienlijk groter en zwaarder eerste basisdeel 101 en een kleiner, 5 lichter tweede basisdeel 102 in geplaatste toestand een gunstigere krachtenverdeling van de mast 6 over de mastvoet 103 bewerkstelligen.
Zoals in figuur 1 is weergegeven omvat de telefo-niemast 6 drie voeten 65-67 die onderling in de hoeken van 10 een denkbeeldige gelijkzijde driehoek gepositioneerd zijn, overeenkomstig met de gelijkzijdige driehoeksopstelling van de bevestigingspunten 34-36. De afstand tussen de voeten 65-67 is in dit voorbeeld 230 centimeter. De telefoniemast 6 is voorzien van drie bijna verticale staanders 61-63 die zich 15 vanaf de drie voeten 65-67 opwaarts uitstrekken over een hoogte van in dit voorbeeld vijftig meter. De verticale staanders 61-63 zijn onderling verbonden door een vakwerk 64. De telef oniemast 6 is in de niet weergegeven top voorzien van zend- en ontvangapparatuur voor het verzenden en 20 ontvangen van mobiele telefonie- en datasignalen.
In een alternatieve uitvoeringsvorm is de telefo-niemast van het type 'holle buis mast' met een voetmaat van 300 centimeter. De basisdelen 1, 2 kunnen worden voorzien van meerdere sets bevestigingspunten, teneinde verschillende 25 masttypes met verschillende voetmaten eenvoudig op de mastvoet 3 te kunnen monteren.
De figuren 2-5 tonen de werkwijze voor het verkrijgen van de geplaatste mastvoet 3 die dient ter ondersteuning van de mast 6 in figuur 1.
30 In figuur 2 is de situatie weergegeven waarbij het eerste basisdeel 1 en het tweede basisdeel 2 door bijvoorbeeld een vrachtwagen zijn afgeleverd bij de mastbouwloca-tie. De mastbouwlocatie heeft een grondsondering ondergaan, waarna er een in hoofdzaak vierkante bouwput 40 in de onder-35 grond is uitgegraven met een volume van ruim 2 9 kubieke meter, een lengte- en breedtemaat A van 700 centimeter en een diepte B van 60 centimeter. Vervolgens zijn in de bouw- 13 put 40 vijf heipalen of buispalen 41-45 ingebracht. De posities van de buispalen 41-45 zijn nauwkeurig uitgemeten teneinde overeen te komen met de onderlinge posities van de positioneerkanalen 51-55 in het eerste basisdeel 1 en het 5 tweede basisdeel 2. De buispalen 41-45 zijn aan de boven de bodem van de bouwput 40 uitstekende zijde gedeeltelijk vergruisd teneinde de in de buispalen 41-45 aanwezige wapeningen bloot te leggen.
In figuur 3 is de situatie weergegeven nadat het 10 eerste basisdeel 1 door bijvoorbeeld een hijskraan in de bouwput 40 is geplaatst. De eerste buispaal 41, de tweede buispaal 42 en de derde buispaal 43, die in figuur 3 door het eerste basisdeel 1 aan het zicht onttrokken zijn, dragen het eerste basisdeel 1 in respectievelijk het eerste positi-15 oneerkanaal 51, het tweede positioneerkanaal 52 en het derde positioneerkanaal 53. De blootgelegde wapeningen van de buispalen 41-43 strekken zich door een gedeelte van de respectievelijke positioneerkanalen 51-53 uit. Het eerste basisdeel 1 is door deze driepuntsoplegging statisch bepaald 20 en ligt dus stabiel in de bouwput 40.
In figuur 4 is de situatie weergegeven nadat het tweede basisdeel 2 door de hijskraan in de bouwput 40 is geplaatst. De vierde buispaal 44 en de vijfde buispaal 45, die in figuur 4 door het tweede basisdeel 2 aan het zicht 25 onttrokken zijn, dragen het tweede basisdeel 2 in respectievelijk het vierde positioneerkanaal 54 en het vijfde positioneerkanaal 55. De blootgelegde wapeningen van de buispalen 44 en 45 strekken zich door een gedeelte van de respectievelijke positioneerkanalen 54 en 55 uit.
30 Het tweede basisdeel 2 is ter plaatse van het derde oplegelement 21 en het vierde oplegelement 22 in een gedeeltelijke overlap van in dit voorbeeld 27 centimeter geplaatst met het eerste oplegelement 11 en het tweede oplegelement 12 van het eerste basisdeel 1. Het derde opleg-35 vlak 25 van het derde oplegelement 21 is in aanliggend contact gebracht met het eerste oplegvlak 15 van het eerste oplegelement 11. Het vierde oplegvlak 28 van het vierde 14 oplegelement 22 is in aanliggend contact gebracht met het tweede oplegvlak 18 van het tweede oplegelement 12. Het statisch bepaalde eerste basisdeel 1 draagt zodoende ter plaatse van het eerste oplegvlak 15 en het tweede oplegvlak 5 18 het tweede basisdeel 2, teneinde het tweede basisdeel 2 door middel van een vierpuntsoplegging.
De positioneerkanalen 51-55 zijn gevuld met eenzelfde vloeibare, uithardende betonmassa, teneinde de blootgelegde wapeningen van de buispalen 41-45, die in figuur 4 10 aan het zicht onttrokken zijn, vast te zetten binnen de positioneerkanalen 51-55.
In de hiervoor beschreven, geplaatste toestand van het eerste basisdeel 1 en het tweede basisdeel 2 overlappen de basisdelen 1 en 2 elkaar over een afstand dwars op de 15 langsrichting van 27 centimeter. De basisdelen 1, 2 vormen daarmee gezamenlijk een in hoofdzaak vierkante buitencontour met een lengte- en breedtemaat F van 600 centimeter, die aan één zijde overeenkomt met de lengtemaat van de basisdelen C van de basisdelen 1, 2 van 600 centimeter, en aan de andere 2 0 zijde overeenkomt met de som van de breedtemaat D van het eerste basisdeel 1 en de breedtemaat G van het tweede basisdeel 2, minus de overlap van 27 centimeter ter plaatse van de oplegging.
De posities van de dragende buispalen 41-45, die 25 in figuur 4 aan het zicht onttrokken zijn, zijn zo gekozen, dat de buitencontour met de lengte- en breedtemaat F binnen de lengte- en breedtemaat A van de bouwput 4 0 valt. Bij voorkeur is er tijdens de bouw rondom het samenstel van het eerste basisdeel 1 en het tweede basisdeel 2 een omlopende 30 ruimte van 0,5 meter.
De eerste uitsparing 31 in het eerste basisdeel 1 en de tweede uitsparing 32 in het tweede basisdeel 2 begrenzen in de geplaatste toestand zoals die is weergegeven in figuur 4 gezamenlijk in dit voorbeeld een stortstrook of 35 stortvolume 30 van ongeveer 2,4 kubieke meter. Het stortvolume 30 is aan de onderzijde begrensd door de bodem van de bouwput 40. De zich in de uitsparingen 31, 32 uitstrekkende 15 wapeningen 33, 37 strekken zich vanaf beide basisdelen 1, 2 door het stortvolume 30 uit. Bij voorkeur zijn het eerste basisdeel 1 en het tweede basisdeel 2 in onderlinge overlap gebracht, zodanig, dat het eerste aanlegvlak 14, het tweede 5 aanlegvlak 16, het derde aanlegvlak 17 en het vierde aanlegvlak 19 in aanliggend contact zijn gebracht met respectievelijk het zesde aanlegvlak 26, het vijfde aanlegvlak 24, het achtste aanlegvlak 29 en het zevende aanlegvlak 27. Het stortvolume 30 is in dat geval omlopend en door de bodem van 10 de bouwput 40 in hoofdzaak afsluitend begrensd door het eerste basisdeel 1 en het tweede basisdeel 2.
In figuur 5 is de situatie weergegeven waarbij er in-situ vanuit een aanvoerslang 56 een snelhardende, vloeibare betonmassa 57 in het door het eerste basisdeel 1 en het 15 tweede basisdeel 2 begrensde stortvolume 30 gestort wordt. De in-situ in het stortvolume 30 gestorte, vloeibare betonmassa 57 vormt een uithardende verbinding, stortvoeg of natte knoop tussen het eerste basisdeel 1, het tweede basisdeel 2 en de wapeningen 33, 37 daarvan.
20 In figuur 1 is de situatie weergegeven waarbij de in-situ gestorte betonmassa 57 in het stortvolume tussen het eerste basisdeel 1 en het tweede basisdeel 2 na verloop van enkele dagen is uitgehard. De uitgeharde in-situ gestorte betonmassa 57 heeft in dit voorbeeld een betonkwaliteit die 25 wordt aangeduid met betonsterkteklasse C28/35 waarbij de karakteristieke cilinderdruksterkte 28 MPa is en de karakteristieke kubusdruksterkte 35 MPa is. De prefab vervaardigde basisdelen 1, 2 hebben in dit voorbeeld een betonkwaliteit aangeduid met betonsterkteklasse C35/45 waarbij de karakte-30 ristieke cilinderdruksterkte 35 MPa is en de karakteristieke kubusdruksterkte 45 MPa is. Het eerste basisdeel 1, het tweede basisdeel 2 en de daartussen gelegen, in-situ gestorte uitgeharde betonmassa 57 vormen gezamenlijk de mastvoet 3. De telefoniemast 6 is met de mastvoeten 65-67 op de 35 bevestigingspunten 34-36 van het eerste basisdeel 1 en het tweede basisdeel 2 geplaatst. Ten minste een van de mastvoeten 66 bevindt zich ten opzichte van de andere mastvoeten 16 65, 67 aan de andere zijde van de in-situ gestorte, uitge harde betonmassa 57, waardoor de in-situ gestorte, uitgeharde betonmassa 57 zich tussen de mastvoeten 65-67 door uitstrekt. De hartlijn S van de telefoniemast gaat door de in-5 situ gestorte, uitgeharde betonmassa 57.
De mastvoet 3 is bevestigd aan de buispalen 41-45 die in figuur 1 aan het zicht onttrokken zijn. De buispalen 41-45 vangen trek- en drukkracht op van de mastvoet 3 en de op de mastvoet 3 geplaatste telefoniemast 6, bijvoorbeeld 10 een drukkracht tengevolge van het gezamenlijke gewicht van de telefoniemast 6 en de mastvoet 6 of een trekkracht tengevolge van zijwaartse windkracht op de telefoniemast 6.
De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te 15 illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties evident zijn die vallen onder de geest en de reikwijdte van de onderhavige uitvinding.

Claims (23)

1. Mastvoet voor het dragen van een mast, in het bijzonder een vakwerkmast voor het ontvangen en verzenden van signalen, omvattend een eerste basisdeel en een tweede basisdeel die in geplaatste toestand onderling op elkaar 5 aansluiten, waarbij het eerste basisdeel aan de naar het tweede basisdeel gekeerde zijde daarvan is voorzien van een eerste uitsparing die tussen het eerste basisdeel en het tweede basisdeel een stortruimte begrenst, waarbij het eerste basisdeel en het tweede basisdeel met elkaar verbon- 10 den zijn door een in-situ uitgeharde betonmassa die is aangebracht in de stortruimte tussen het eerste basisdeel en het tweede basisdeel, waarbij de mast buiten de in-situ uitgeharde betonmassa op het eerste basisdeel en het tweede basisdeel is geplaatst.
2. Mastvoet volgens conclusie 1, waarbij het tweede basisdeel aan de naar het eerste basisdeel gekeerde zijde daarvan is voorzien van een tegenover de eerste uitsparing gelegen tweede uitsparing die samen met de eerste uitsparing tussen het eerste basisdeel en het tweede basis- 20 deel de stortruimte begrenst.
3. Mastvoet volgens conclusie 1 of 2, waarbij de stortruimte aan de onderzijde is begrensd door de ondergrond waarop het eerste basisdeel en het tweede basisdeel geplaatst zijn.
4. Mastvoet volgens een der voorgaande conclu sies, waarbij de stortruimte een rechthoekige omtrek of contour bezit.
5. Mastvoet volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de stortruimte centraal in de mastvoet gelegen 30 is.
6. Mastvoet volgens een der conclusies 1-4, waarbij de stortruimte decentraal in de mastvoet gelegen is.
7. Mastvoet volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het eerste basisdeel groter is dan het tweede basisdeel.
8. Mastvoet volgens een der voorgaande conclu sies, waarbij het eerste basisdeel en het tweede basisdeel aan de naar elkaar toegekeerde zijden zijn voorzien van 5 wapeningen die zich vanaf de basisdelen in de stortruimte uitstrekken.
9. Mastvoet volgens een der voorgaande conclu sies, waarbij het eerste basisdeel en het tweede basisdeel elkaar in verticale richting gedeeltelijk overlappen.
10. Mastvoet volgens conclusie 9, waarbij het eerste basisdeel ter plaatse van de overlap is voorzien van een getrapte oplegrand waarop het tweede basisdeel in ge plaatste toestand rust.
11. Mastvoet volgens een der voorgaande conclu- 15 sies, waarbij de mast is voorzien van meerdere poten die verspreid over de mastvoet op het eerste basisdeel en het tweede basisdeel zijn aangebracht, waarbij de verbinding van de in-situ uitgeharde betonmassa zich tussen de poten door uitstrekt.
12. Mastvoet volgens een der voorgaande conclu sies, waarbij de mast is voorzien van een verticale hartlijn, waarbij de verticale hartlijn van de mast zich door de verbinding van de in-situ uitgeharde betonmassa uitstrekt.
13. Mastvoet volgens een der voorgaande conclu- 25 sies, waarbij de mastbouwlocatie is voorzien van meerdere in een ondergrond aangebrachte ondersteuningspalen waarmee het eerste basisdeel en het tweede basisdeel in geplaatste toestand verbonden zijn.
14. Mastvoet volgens conclusie 11, waarbij het 30 eerste basisdeel en het tweede basisdeel zijn voorzien van positioneerkanalen, waarbij de ondersteuningspalen zijn voorzien van wapeningen die zich in de positioneerkanalen uitstrekken, waarbij de wapeningen van de ondersteuningspalen door een uitgeharde, in-situ gestorte betonmassa met 35 respectievelijk het eerste basisdeel en het tweede basisdeel verbonden zijn.
15. Mastvoet volgens een der voorgaande conclu- sies, waarbij de mastbouwlocatie is voorzien van een bouwput met een diepte die in hoofdzaak gelijk is aan de hoogte van de basisdelen, waarbij de mastvoet in geplaatste toestand in hoofdzaak onder het omliggende maaiveld gelegen is.
16. Werkwijze voor het vervaardigen van een mast voet voor het dragen van een mast, in het bijzonder een vakwerkmast voor het ontvangen en verzenden van signalen, waarbij de mastvoet is voorzien van een eerste basisdeel en een tweede basisdeel die in geplaatste toestand onderling op 10 elkaar aansluiten, waarbij het eerste basisdeel aan de naar het tweede basisdeel gekeerde zijde daarvan is voorzien van een eerste uitsparing die tussen het eerste basisdeel en het tweede basisdeel een stortruimte begrenst, waarbij het eerste basisdeel en het tweede basisdeel met elkaar verbon-15 den zijn door een in-situ uitgeharde betonmassa die is aangebracht in de stortruimte tussen het eerste basisdeel en het tweede basisdeel, waarbij de werkwijze omvat het transporteren van het eerste basisdeel en het tweede basisdeel naar de mastbouwlocatie, het plaatsen van het eerste basis-20 deel op de ondergrond van de mastbouwlocatie, het in aanliggend contact met het eerste basisdeel plaatsen van het tweede basisdeel op de mastbouwlocatie, het in-situ vullen van de tussen het eerste basisdeel en het tweede basisdeel begrensde stortruimte met een vloeibare, uithardende beton-25 massa, het in-situ laten uitharden van de vloeibare, uithardende betonmassa teneinde met de in-situ uitgeharde betonmassa een verbinding tussen het eerste basisdeel en het tweede basisdeel te vormen, en het plaatsen van de mast buiten de in-situ uitgeharde betonmassa op het eerste basis-30 deel en het tweede basisdeel van de mastvoet.
17. Werkwijze volgens conclusie 16, waarbij het eerste basisdeel is voorzien van een getrapte oplegrand, waarbij de werkwijze omvat het ter plaatse van de oplegrand in onderlinge overlap plaatsen van het eerste basisdeel en 35 het tweede basisdeel, het laten rusten van het tweede basisdeel op het eerste basisdeel.
18. Werkwijze volgens conclusie 16 of 17, waarbij de mast is voorzien van meerdere poten, waarbij de werkwijze omvat het verspreid over de mastvoet op het eerste basisdeel en het tweede basisdeel aanbrengen van de poten van de mast, waarbij ten minste een gedeelte van de in-situ uitgeharde 5 betonmassa zich onder de mast tussen de poten bevindt.
19. Werkwijze volgens een der conclusies 16-18, waarbij de werkwijze omvat het aanbrengen van ondersteu-ningspalen in de ondergrond van de mastbouwlocatie, het laten rusten van de op de mastbouwlocatie geplaatste basis- 10 delen op de ondersteuningspalen, en het verbinden van de ondersteuningspalen met de basisdelen.
20. Werkwijze volgens conclusie 19, waarbij het eerste basisdeel en het tweede basisdeel zijn voorzien van positioneerkanalen, waarbij de ondersteuningspalen zijn 15 voorzien van wapeningen die zich in de positioneerkanalen uitstrekken, waarbij de werkwijze omvat het storten van een uitgeharde, in-situ gestorte betonmassa in de positioneerkanalen teneinde de wapeningen van de ondersteuningspalen met respectievelijk het eerste basisdeel en het tweede basisdeel 20 te verbinden.
21. Werkwijze volgens een der conclusies 16-20, waarbij de werkwijze omvat het uitgraven van een bouwput in de ondergrond van de mastbouwlocatie waarbij de bouwput een diepte heeft die in hoofdzaak gelijk is aan de hoogte van de 25 basisdelen, en het plaatsen van de basisdelen in de bouwput waarbij de basisdelen in hoofdzaak onder het omliggende grondniveau gelegen zijn.
22. Mastvoet voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde 30 tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen.
23. Werkwijze voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen. -o-o-o-o-o-o-o-o-
NL2005351A 2010-09-15 2010-09-15 Mastvoet. NL2005351C2 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2005351A NL2005351C2 (nl) 2010-09-15 2010-09-15 Mastvoet.
EP11179891.4A EP2431532B1 (en) 2010-09-15 2011-09-02 Mast and a mast base

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2005351 2010-09-15
NL2005351A NL2005351C2 (nl) 2010-09-15 2010-09-15 Mastvoet.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2005351C2 true NL2005351C2 (nl) 2012-03-19

Family

ID=43880976

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2005351A NL2005351C2 (nl) 2010-09-15 2010-09-15 Mastvoet.

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP2431532B1 (nl)
NL (1) NL2005351C2 (nl)

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS59206525A (ja) * 1983-05-10 1984-11-22 Watanabe Tsuguhiko 電柱の沈下防止装置
US20060048471A1 (en) * 2004-09-06 2006-03-09 Research Institute Of Industrial Science & Technology Strengthening device to increase strength of grout layer
DE102005032363A1 (de) * 2005-07-08 2007-01-11 Dipl.-Ing. Lichti & Dipl.-Ing. Laig Gmbh Mast und Mastfundament
WO2008036934A2 (en) * 2006-09-21 2008-03-27 Ahmed Phuly Partially prefabricated modular foundation system
WO2008145806A1 (en) * 2007-05-29 2008-12-04 Rautaruukki Oyj Positioning method and -arrangement for column attachment

Family Cites Families (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE2247719A1 (de) * 1972-09-28 1974-04-04 Siemens Ag Fundament aus vorgefertigten einzelkoerpern

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS59206525A (ja) * 1983-05-10 1984-11-22 Watanabe Tsuguhiko 電柱の沈下防止装置
US20060048471A1 (en) * 2004-09-06 2006-03-09 Research Institute Of Industrial Science & Technology Strengthening device to increase strength of grout layer
DE102005032363A1 (de) * 2005-07-08 2007-01-11 Dipl.-Ing. Lichti & Dipl.-Ing. Laig Gmbh Mast und Mastfundament
WO2008036934A2 (en) * 2006-09-21 2008-03-27 Ahmed Phuly Partially prefabricated modular foundation system
WO2008145806A1 (en) * 2007-05-29 2008-12-04 Rautaruukki Oyj Positioning method and -arrangement for column attachment

Also Published As

Publication number Publication date
EP2431532A3 (en) 2013-04-24
EP2431532A2 (en) 2012-03-21
EP2431532B1 (en) 2014-12-24

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US7416367B2 (en) Lateral force resistance device
US4051570A (en) Road bridge construction with precast concrete modules
US9945113B1 (en) Method of marketing an elevated prefabricated building
US8925282B2 (en) Foundation system for bridges and other structures
US9175493B2 (en) Core component and tower assembly for a tower structure
US9695558B2 (en) Foundation system for bridges and other structures
WO2002018712A1 (en) Integrated footings
JP2002242157A (ja) タイヤ型枠被覆ブロック
KR101838244B1 (ko) 현장 타설 보강 팽이말뚝 기초 및 이의 시공방법
NL2005351C2 (nl) Mastvoet.
US20170247843A1 (en) Foundation system for bridges and other structures
BE1029202B1 (nl) Fundatie-element voor een mastfundatie, een mastfundatie en een methode om een mastfundatie te plaatsen
JP7101408B2 (ja) 現場打設コマ型杭基礎及びその施工方法
KR20090049731A (ko) 엘리베이터 피트 지지 구조체
EP2507441B1 (en) Precast wall section and method of building a wall
KR20090066562A (ko) 수직 프리스트레싱 프리캐스트 옹벽 및 그 시공 방법
KR100227537B1 (ko) 대형판 거푸집 및 동바리 현수식 역타설 거푸집 공법
KR101222690B1 (ko) 개비온 블록
NL2033942B1 (en) A prefabricated reinforced concrete shell for use in a formwork for constructing a concrete wall
US20080163577A1 (en) Method and apparatus for mobile stem wall
KR100962727B1 (ko) 엘리베이터 피트 지지 구조체
CA2816154A1 (en) Suspended accurate placement system hanger for rebar
JP2007169992A (ja) 既存建物の上部構造物の増築又は改築における支持力増強方法
NL2012352B1 (nl) Afzinkbare betonconstructie
CN118186922A (zh) 一种高架桥圆形钢筋混凝土墩及施工方法

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20161001