NL2004554C2 - Matras, en werkwijze voor het reguleren van gasdruk in een matras. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Matras, en werkwijze voor het reguleren van gasdruk in een matras.

BESCHRIJVING

5 De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een matras, omvattende een aantal afzonderlijke, onderling parallel verlopende en met een gas vulbare balkvormige kamers, welke kamers elk een omhullende wand hebben die ten minste ten dele uit flexibel materiaal bestaat, waarbij een gedeelte van de wand dat uit flexibel materiaal bestaat aan een bovenzijde van de kamers is voorzien voor 10 het vormen van een flexibel ondersteuningsvlak voor het ondersteunen van een individu, waarbij elk van de kamers een gastoevoeraansluiting heeft, het matras verder omvattende een stuureenheid, waarbij de gastoevoeraansluitingen elk via een gasleiding met de stuureenheid in verbinding staan, welke stuureenheid drukmiddelen omvat voor het via de gasleidingen in elk van de kamers afzonderlijk 15 tot stand brengen van een ten opzichte van de omgevingsdruk afwijkende gasdruk.

De onderhavige uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het reguleren van gasdruk in een dergelijk matras.

US 2001/0039681 openbaart een matras volgens de inleiding. Deze bekende matras is opgebouwd uit een frame waarop een aantal cilindrische 20 langgestrekte luchtbalgen zijn voorzien, welke luchtbalgen zich onderling parallel in dwarsrichting in het matras uitstrekken. Aan de bovenzijde is het matras voorzien van een bekleding. De luchtbalgen zijn elk verbonden met een ventilator zodat elk van de luchtbalgen van lucht kan worden voorzien. De luchtbalgen zijn voorzien van positiesensoren voor het waarnemen van de mate van indrukking van de betreffende 25 luchtbalg als gevolg van aanwezigheid van een individu op het matras. De positie-informatie van een respectievelijke positiesensor wordt vervolgens gebruikt om de ventilator zodanig te besturen dat meer of minder lucht in de betreffende luchtbalg wordt gebracht. Een nadeel van het bovenomschreven bekende matras volgens de inleiding is dat het matras onvoldoende comfort biedt aan een zich op het matras 30 bevindend individu. Een doel van de onderhavige uitvinding is derhalve een matras te verschaffen dat een hoge mate van comfort heeft. Het genoemde doel wordt bereikt met het matras volgens de onderhavige uitvinding, welke wordt gekenmerkt doordat een aan de bovenzijde van de kamers voorzien gedeelte van de wand 2 althans in hoofdzaak vlak is. Een voordeel van het matras volgens de onderhavige uitvinding is dat door toepassing van kamers met een althans in hoofdzaak vlakke bovenzijde, een in aanmerkelijk hogere mate vlak ondersteuningsvlak is gerealiseerd voor een zich op het matras bevindend individu, hetgeen resulteert in een matras met 5 een aanmerkelijk hoger comfort. Een verder voordeel is dat een bij voorkeur op de kamers aanwezige toplaag, van bij voorkeur schuimachtig materiaal, van het matras zeer eenvoudig kan worden uitgevoerd, aangezien de onderzijde van de toplaag niet hoeft te worden aangepast aan de specifieke vorm van de kamers, dat wil zeggen de onderzijde van de toplaag kan volledig vlak zijn.

10 Bij grote voorkeur is het gas lucht doch toepassing van een vloeistof wordt binnen het kader van de onderhavige uitvinding niet uitgesloten.

Voor het in hoge mate verschaffen van een gunstige lighouding aan een zich op het matras bevindend individu is het gunstig indien de kamers zich in dwarsrichting in het matras uitstrekken.

15 Voor het verkrijgen van een aaneengesloten oppervlak is het verder gunstig indien de kamers direct aansluitend op elkaar zijn voorzien.

Voor het in hogere mate behouden van de vlakke vorm van de bovenwand is het gunstig indien het flexibele materiaal veerkrachtig is.

Bij voorkeur omvat het matras per kamer een druksensor voor het 20 waarnemen van de gasdruk in de respectievelijke kamer, welke druksensoren elk op de stuureenheid zijn aangesloten.

Bij voorkeur is hierbij op elk van het aantal gasleidingen een druksensor aangesloten, bij voorkeur in de nabijheid van de stuureenheid. Aldus kunnen de (elektrische) verbindingen tussen druksensoren en de stuureenheid op 25 zeer eenvoudige wijze worden verschaft, en wordt tevens de constructie van een afzonderlijke kamer vereenvoudigd, aangezien er geen voorziening voor een druksensor in de betreffende kamer behoeft te worden verschaft.

Bij voorkeur zijn de drukmiddelen ingericht voor het in elk van de kamers verschaffen van een gasdruk in het bereik van 1 tot 2 bar, bij verdere 30 voorkeur in het bereik van 1 tot 1,2 bar.

Het is verder gunstig indien het ondersteuningslichaam ter plaatse van de kopse uiteinden van het matras afzonderlijke, onderling parallel verlopende en direct op elkaar aansluitende, zich in dwarsrichting binnenin het matras 3 uitstrekkende flexibele schuim omvattende elementen zijn voorzien.

In een gunstige voorkeursuitvoeringsvorm is de stuureenheid nabij een in lengterichting van het matras gezien kops uiteinde voorzien, waarbij het matras verder een bekledingshoes omvat, die het ondersteuningslichaam en de 5 stuureenheid omgeeft.

Het is verder gunstig indien de kamers losneembaar in het matras zijn voorzien. Aldus kan bij een eventueel defect een afzonderlijke kamer eenvoudig worden vervangen door een nieuw exemplaar. Het is binnen het kader van de onderhavige uitvinding overigens eveneens mogelijk om units te verschaffen van 10 telkens twee of meer kamers.

De onderhavige uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het reguleren van gasdruk van een bovengenoemd matras volgens de onderhavige uitvinding, omvattende - het door middel van een aantal druksensoren, elk werkzaam 15 verbonden met een afzonderlijke kamer, waarnemen van aanwezigheid van een individu op het matras, en het van de druksensor naar een stuureenheid zenden van een uitgangssignaal dat afhankelijk is van het drukniveau in de betreffende kamer, - het vergelijken van de waarde van de uitgangssignalen met in de stuureenheid opgeslagen referentiewaarden, welke referentiewaarden 20 overeenkomen met verschillende lighoudingen van het individu op het matras, en het op grond van de vergelijking bepalen van de lighouding van het individu, - het instellen van een vooraf bepaald drukniveau in elk van de kamers, welk drukniveau afhankelijk is van de bepaalde lighouding van het individu.

Een voordeel van de bovenomschreven werkwijze volgens de 25 onderhavige uitvinding is dat hierdoor het matras op een specifiek individu kan worden ingesteld (door middel van de vooraf ingestelde referentiewaarden), waarbij gedurende het op het matras verblijven van het individu, het matras zich automatisch aanpast aan de actuele lighouding van het individu, waardoor gedurende het op het matras verblijven van het individu een hoge mate van comfort wordt verschaft.

30 In dit kader is het gunstig indien het in elk van de kamers ingestelde drukniveau tevens afhankelijk is van een door de gebruiker ingegeven gewenste hardheidskarakteristiek van het matras. Hierbij kan worden gedacht aan een met de stuureenheid verbonden invoervoorziening waarin het individu een actueel gewenst 4 hardheidsniveau kan ingeven. Op grond hiervan kan het absolute drukniveau in elke van de kamers worden aangepast, met behoud van het relatieve verschil in drukniveau zodat hetzelfde comfort behorende bij een bepaalde lighouding wordt verschaft, maar met een gewijzigde hardheid van het matras.

5 De bovengenoemde werkwijze volgens de onderhavige uitvinding is tevens met voordeel toepasbaar bij een matras volgens de stand van de techniek. Dan is er sprake van een verdere werkwijze voor het reguleren van gasdruk van een matras, omvattende een aantal afzonderlijke, onderling parallel verlopende en met een gas vulbare balkvormige kamers, welke kamers elk een omhullende wand 10 hebben die ten minste ten dele uit flexibel materiaal bestaat, waarbij een gedeelte van de wand dat uit flexibel materiaal bestaat aan een bovenzijde van de kamers is voorzien voor het vormen van een flexibel ondersteuningsvlak voor het ondersteunen van een individu, waarbij elk van de kamers een gastoevoeraansluiting heeft, het matras verder omvattende een stuureenheid, waarbij de gastoevoeraansluitingen elk 15 via een gasleiding met de stuureenheid in verbinding staan, welke stuureenheid drukmiddelen omvat voor het via de gasleidingen in elk van de kamers afzonderlijk tot stand brengen van een ten opzichte van de omgevingsdruk afwijkende gasdruk, de werkwijze omvattende - het door middel van een aantal druksensoren, elk werkzaam 20 verbonden met een afzonderlijke kamer, waarnemen van aanwezigheid van een individu op het matras, en het van de druksensor naar een stuureenheid zenden van een uitgangssignaal dat afhankelijk is van het drukniveau in de betreffende kamer, - het vergelijken van de waarde van de uitgangssignalen met in de stuureenheid opgeslagen referentiewaarden, welke referentiewaarden 25 overeenkomen met verschillende lighoudingen van een individu op het matras, en het op grond van de vergelijking bepalen van de lighouding van het individu, - het instellen van een vooraf bepaald drukniveau in elk van de kamers, welk drukniveau afhankelijk is van de bepaalde lighouding van het individu.

Tevens heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een nog 30 verdere werkwijze voor het reguleren van gasdruk van een matras, omvattende een aantal afzonderlijke, onderling parallel verlopende en met een gas vulbare balkvormige kamers, welke kamers elk een omhullende wand hebben die ten minste ten dele uit flexibel materiaal bestaat, waarbij een gedeelte van de wand dat uit 5 flexibel materiaal bestaat aan een bovenzijde van de kamers is voorzien voor het vormen van een flexibel ondersteuningsvlak voor het ondersteunen van een individu, waarbij elk van de kamers een gastoevoeraansluiting heeft, het matras verder omvattende een stuureenheid, waarbij de gastoevoeraansluitingen elk via een 5 gasleiding met de stuureenheid in verbinding staan, welke stuureenheid drukmiddelen omvat voor het via de gasleidingen in elk van de kamers afzonderlijk tot stand brengen van een ten opzichte van de omgevingsdruk afwijkende gasdruk, de werkwijze omvattende - het door middel van externe waarneemmiddelen waarnemen van 10 een individu op het matras, en het van de waarneemmiddelen naar een stuureenheid zenden van een uitgangssignaal dat afhankelijk is van de waarneming, - het vergelijken van het uitgangssignaal met in de stuureenheid opgeslagen referentiewaarden, welke referentiewaarden overeenkomen met verschillende lighoudingen van een individu op het matras, en het op grond van de 15 vergelijking bepalen van de lighouding van het individu, - het instellen van een vooraf bepaald drukniveau in elk van de kamers, welk drukniveau afhankelijk is van de bepaalde lighouding van het individu.

Op deze wijze kan in afhankelijkheid van een uitgangssignaal van de externe waarneemmiddelen, bijvoorbeeld een beeld van een camera, of van 20 uitgangssignalen van sensoren in bijvoorbeeld kleding van het individu, de lighouding worden bepaald, en zoals boven reeds toegelicht vervolgens op grond van opgeslagen drukniveaus behorende bij een bepaalde lighouding, het drukniveau in elk van de kamers afzonderlijk worden ingesteld. De bovenomschreven nog verdere werkwijze is eveneens met voordeel toepasbaar op een matras volgens de 25 onderhavige uitvinding. De bereikte voordelen zijn analoog aan de bovengenoemde voordelen van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding.

De onderhavige uitvinding zal navolgend worden toegelicht aan de hand van de beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm van een matras volgens de uitvinding onder verwijzing naar de navolgende figuren.

30 Figuur 1 toont schematisch en in isometrische weergave een voorkeursuitvoeringsvorm van een matras volgens de onderhavige uitvinding;

Figuur 2 toont een gedeelte van het matras volgens figuur 1.

Het in figuur 1 getoonde matras 1 omvat een zich aan de onderzijde 6 van het matras bevindende schuimlaag 2, een zich aan de bovenzijde van het matras 1 bevindende schuimlaag 3 waarop een individu kan plaatsnemen, dat wil zeggen kan gaan liggen, en ter plaatse van zijwanden van het matras 1 eveneens schuimlagen, waarvan in figuur 1 schuimlagen 4 en 5 ter plaatse van de kopse 5 uiteinden van het matras, en schuimlaag 7 ter plaatse van één van de twee tegenovergelegen lange zijwanden zijn getoond. Met schuimlaag wordt bedoeld een laag omvattend schuimachtig materiaal.

In het matras 1 is tussen de bovenste schuimlaag 3 en onderste schuimlaag 2 een aantal zich in dwarsrichting van het matras 1 uitstrekkende 10 luchtkamers 10 aanwezig. De luchtkamers 10 zijn elk zodanig vervaardigd van een kunststof materiaal dat enigszins flexibel en veerkrachtig is dat de luchtkamers 10 een althans in hoofdzaak rechthoekige dwarsdoorsnede hebben. Ter plaatse van kopse uiteinden van een luchtkamer 10 is deze met een eindstuk van bij voorkeur hetzelfde materiaal als dat van de overige wanden luchtdicht afgesloten. In één van 15 deze twee kopse eindstukken is een luchtaansluiting 16 voorzien die met een luchtslang 14 op de een hieronder nader te omschrijven verdeler 20 is aangesloten. Overigens is omwille van de duidelijkheid van de figuren in de figuren niet bij elk van de luchtkamers 10 een luchtaansluiting 16 en luchtslang 14 getekend. In werkelijkheid is wel elk van het aantal luchtkamers 10 via een luchtslang 14 op de 20 verdeler 20 aangesloten.

Ter plaatse van het kops uiteinde van het matras 1 dat wordt begrensd door schuimlaag 4 is verder een drietal schuimelementen 12 getoond dat zich eveneens in dwarsrichting van het matras 1, binnenin matras 1 uitstrekt. Deze schuimelementen 12 vormen het hoofdeinde van het matras 1. Overigens dienen de 25 in figuur 1 weergegeven aantallen luchtkamers 10 en schuimelementen 12 niet als beperkend te worden opgevat. Binnen het kader van de onderhavige uitvinding is het eveneens mogelijk een groter aantal luchtkamers 10 te verschaffen en eveneens meer of minder of zelfs geen schuimelementen 12 in het matras 1 te verschaffen. Ook is het mogelijk om, gezien in dwarsrichting van het matras, in plaats van telkens 30 één luchtkamer 10, meerdere aldus kortere luchtkamers 10 achter elkaar te plaatsen.

Ter plaatse van het kops uiteinde dat wordt begrensd door schuimlaag 5 is een zich eveneens in dwarsrichting in het matras 1 uitstrekkend element 6 voorzien waarin een stuureenheid 21 omvattende een elektronische 7 regelunit 22, een luchtcompressor 24 en de genoemde verdeler 20 zijn opgenomen. Zie hiervoor figuur 2. In figuur 2 is overigens element 6 in opengewerkte toestand afgebeeld, waarbij een gedeelte van element 6 dat een afdekking aan de bovenzijde van element 6 vormt, niet is getoond. In de praktijk betreft stuureenheid overigens 5 één integrale eenheid omvattende de compressor 24, regelunit 21 en verdeler 20. Op verdeler 20 is de luchtcompressor 24 via een luchtslang 28 aangesloten en zijn de luchtslangen 14 aangesloten die de verdeler 20 met elk van de luchtkamers 10 verbinden. De verdeler 20 is langs elektronische weg werkzaam met de regelunit 22 verbonden waarbij het mogelijk is om op commando van de regelunit 22 het 10 drukniveau in elk van de luchtkamers 10 afzonderlijk in te stellen door middel van het met de compressor 24 vullen dan wel leeg laten lopen van de respectievelijke luchtkamers 10. In de figuren zijn overigens elektrische verbindingen niet nader getoond. Met elk van het aantal luchtslangen 14 is verder een druksensor verbonden, die ter plaatse van de verdeler 20 zijn voorzien (niet nader in de figuur getoond). Elk 15 van deze druksensoren is werkzaam met de regelunit 22 verbonden voor het naar de regelunit 22 terugkoppelen van het drukniveau in de respectievelijke luchtkamers 10. Door middel van het instellen van een gewenste luchtdruk in elk van de luchtkamers 10 kan een hogere dan wel lagere weerstand worden ingesteld tegen indrukking van de respectievelijke luchtkamers 10 als gevolg van aanwezigheid van een individu op 20 het matras 1. Aldus kan worden bereikt dat het individu zodanig wordt ondersteund dat deze in een vooraf bepaalde gunstige houding op het matras 1 ligt.

De verdeler 20 omvat een aantal elektrisch bekrachtigbare pneumatische ventielen (niet getoond), welk aantal overeenkomt met het aantal luchtkamers 10, waarbij elk van het aantal ventielen door middel van de regelunit 22 25 elektronisch kan worden geopend dan wel gesloten. De ventielen hebben elk een inlaatpoort, welke inlaatpoorten onderling zijn verbonden en via één centrale leiding 28 op de luchtcompressor 24 zijn aangesloten. Verder heeft elk van het aantal ventielen een uitlaatpoort die via een luchtslang 14 op één van het aantal luchtkamers 10 is aangesloten. Op deze wijze kan door het met de regelunit 22 30 openen van één van het aantal ventielen een verbinding tot stand worden gebracht tussen de luchtcompressor 24 en één van het aantal luchtkamers 10 om zodanig lucht in de luchtkamer 10 te brengen (of lucht uit de luchtkamer te zuigen). De regelunit 22 meet hiertoe via de druksensoren de luchtdruk in elk van de luchtkamers 8 10. Indien de luchtdruk in een bepaalde luchtkamer 10 lager is dan een gewenste waarde wordt door middel van de regelunit 22 de verdeler 20 zodanig aangestuurd dat lucht vanuit de compressor 24, via de verdeler 20, in de betreffende luchtkamer wordt geforceerd. Indien de luchtdruk in een bepaalde luchtkamer hoger dan een 5 gewenste waarde is, wordt de werking van de compressor 24 omgekeerd en zuigt de compressor 24 actief lucht uit de betreffende luchtkamer.

Aangezien in bedrijf slechts een geringe overdruk in elk van de luchtkamers 10 behoeft te worden aangebracht, dat wil zeggen een overdruk die normaal gesproken kleiner is dan 2, bij verdere voorkeur kleiner is dan 1,2 bar, 10 behoudt elk van de luchtkamers 10 althans in hoofdzaak zijn rechthoekige vorm in dwarsdoorsnede gezien. Aldus vormen bovenzijden van de luchtkamers 10 en de eveneens zoals boven omschreven in het matras 1 aanwezige elementen 12 en 6 en in hoge mate vlak ondersteuningsvlak waarop een vlakke schuimlaag 3 is voorzien zodat het zich op het matras 1 bevindende individu zeer gelijkmatig wordt 15 ondersteund en aldus het matras 1 een hoge mate van conform biedt.

Op de navolgend omschreven wijze kan het boven omschreven matras 1 met voordeel worden toegepast voor het ondersteunen van een individu. Hiertoe wordt allereerst de luchtdruk in elk van de luchtkamers 10 op een voorafbepaalde referentiewaarde (bijvoorbeeld 1 bar) gebracht. Vervolgens wordt 20 met een individu een referentiemeting uitgevoerd. Hiertoe neemt het individu op de matras een lighouding aan waarbij allereerst het individu bijvoorbeeld op diens rug ligt. Als gevolg van het gewicht van het individu wordt elk van het aantal luchtkamers 10 in een bepaalde mate ingedrukt en stijgt hierdoor de luchtdruk in elk van de kamers 10 met een bepaalde waarde. Met de op elk van de luchtkamers 10 25 aangesloten druksensoren wordt deze waarde waargenomen en in de regelunit 22 opgeslagen behorende bij de referentie “rugligging”. Een dergelijke referentiemeting wordt tevens uitgevoerd bij een houding waarin het individu op diens buik op het matras 1 ligt, en een houding waarin het individu op diens linker- en op zijn rechterzijde op het matras 1 ligt.

30 Na deze referentiemetingen zijn aldus vier sets met referentiewaarden (rugligging, linkerzijligging, rechterzijligging en buikligging) in de regelunit 22 opgeslagen. Indien nu in bedrijf het individu op het matras 1 plaats neemt, bijvoorbeeld om van diens nachtrust te genieten, bepaalt de regelunit 22 op 9 ieder moment in welke van de in de regelunit 22 opgeslagen ligging het individu op het matras 1 heeft plaats genomen door de waargenomen drukniveaus te vergelijken met de opgeslagen waarden. Indien de regelunit 22 heeft bepaald dat het individu bijvoorbeeld op diens rug op het matras 1 ligt kan nu een bij deze ligging behorende 5 drukniveau-instelling aan elk van de luchtkamers 10 worden opgelegd. Dit wil zeggen dat op grond van een voorafbepaalde waarde elk van de luchtkamers 10 een wat hogere of een wat lagere luchtdruk krijgt waardoor het matras 1 plaatselijk meer of minder weerstand zal hebben tegen indrukking door het individu. Aldus wordt hiermee een voorafbepaalde, dat wil zeggen gewenste lichaamsondersteuning van 10 het individu ingesteld. Wanneer nu het individu bijvoorbeeld van zijn rug op zijn linkerzij draait wordt dit door een relatieve drukmeting door de regelunit 22 waargenomen en kan een voor de linkerzijligging voorafbepaalde waarde van het individuele drukniveau in elk van het aantal respectievelijke luchtkamers 10 worden aangebracht. Aldus heeft het matras 1 zich aangepast aan deze nieuwe lighouding 15 van het individu. Zodoende wordt bereikt dat tijdens het op het matras 1 verblijven van een individu het matras 1 zich automatisch aanpast aan de actuele lighouding van het individu om zodoende het individu een zeer gunstige lichaamsondersteuning en daarmee lighouding te verschaffen gedurende diens verblijftijd op het matras 1.

In dit kader kan ook worden gedacht aan het op een opslagmedium 20 opslaan van de bovengenoemde referentiemetingen zodat een individu dit opslagmedium bijvoorbeeld mee kan nemen naar een locatie waar een boven omschreven matras 1 volgens de onderhavige uitvinding aanwezig is, alwaar hij dit opslagmedium dan wel direct in de regelunit van het ter plaatse aanwezige matras kan plaatsen dan wel deze op de betreffende locatie kan (laten) overbrengen naar 25 het ter plaatse aanwezige matras 1. In dit kader kan tevens worden gedacht aan het werkzaam op het internet of ander netwerk aansluiten van de regelunit 22, zodat een individu referentiewaarden via dit netwerk, vanaf bijvoorbeeld een andere locatie dan de locatie waar het matras 1 aanwezig is, in de regelunit 22 van het matras 1 kan opslaan, zodat bij aankomst van het individu op de locatie waar het matras 1 30 aanwezig is, het matras 1 reeds gereed voor gebruik is.

Tevens is het binnen het kader van de onderhavige uitvinding mogelijk om het algemene (absolute) drukniveau aan te passen naar wens van een zich op het matras 1 bevindend individu. Hiertoe is het denkbaar dat bij het matras 10 een voorziening is verschaft zoals een bij voorkeur draadloze afstandbediening waarmee het individu de hardheidkarakteristiek, dat wil zeggen het absolute drukniveau in de luchtkamers 10 van het matras kan instellen. Op grond van deze instelling kan, met behoud van het relatieve verschil in luchtdruk in elk van de kamers 5 10 het absolute niveau bijvoorbeeld enigszins worden verlaagd om zodoende een iets “zachter respectievelijk harder” matras te verschaffen. Dit kan bijvoorbeeld ook van nut zijn bij het vergemakkelijken van het opstaan vanaf het matras (door het verhogen van het drukniveau) of voor andere activiteiten.

10

Claims (11)

1. Matras, omvattende een aantal afzonderlijke, onderling parallel verlopende en met een gas vulbare balkvormige kamers, welke kamers elk een 5 omhullende wand hebben die ten minste ten dele uit flexibel materiaal bestaat, waarbij een gedeelte van de wand dat uit flexibel materiaal bestaat aan een bovenzijde van de kamers is voorzien voor het vormen van een flexibel ondersteuningsvlak voor het ondersteunen van een individu, waarbij elk van de kamers een gastoevoeraansluiting heeft, het matras verder omvattende een 10 stuureenheid, waarbij de gastoevoeraansluitingen elk via een gasleiding met de stuureenheid in verbinding staan, welke stuureenheid drukmiddelen omvat voor het via de gasleidingen in elk van de kamers afzonderlijk tot stand brengen van een ten opzichte van de omgevingsdruk afwijkende gasdruk, met het kenmerk, dat een aan de bovenzijde van de kamers voorzien gedeelte van de wand althans in hoofdzaak 15 vlak is.

2. Matras volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de kamers zich in dwarsrichting in het matras uitstrekken.

3. Matras volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de kamers direct aansluitend op elkaar zijn voorzien.

4. Matras volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het flexibele materiaal veerkrachtig is.

5. Matras volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het matras per kamer een druksensor omvat voor het waarnemen van de gasdruk in de respectievelijke kamer, welke druksensoren elk op de stuureenheid 25 zijn aangesloten.

6. Matras volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de drukmiddelen zijn ingericht voor het in elk van de kamers verschaffen van een gasdruk in het bereik van 1 tot 2 bar.

7. Matras volgens één van de voorgaande conclusies, met het 30 kenmerk, dat het ondersteuningslichaam ter plaatse van de kopse uiteinden van het matras afzonderlijke, onderling parallel verlopende en direct op elkaar aansluitende, zich in dwarsrichting binnenin het matras uitstrekkende flexibele schuim omvattende elementen zijn voorzien.

8. Matras volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de stuureenheid nabij een in langsrichting van het matras gezien kops uiteinde is voorzien en waarbij het matras verder een bekledingshoes omvat, die het ondersteuningslichaam en de stuureenheid omgeeft.

9. Matras volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de kamers uitwisselbaar in het matras zijn voorzien.

10. Werkwijze voor het reguleren van gasdruk in een matras, omvattende - het door middel van een aantal druksensoren, elk werkzaam 10 verbonden met een afzonderlijke kamer, waarnemen van aanwezigheid van een individu op het matras, en het van de druksensor naar een stuureenheid zenden van een uitgangssignaal dat afhankelijk is van het drukniveau in de betreffende kamer, - het vergelijken van de waarde van de uitgangssignalen met in de stuureenheid opgeslagen referentiewaarden, welke referentiewaarden 15 overeenkomen met verschillende lighoudingen van een individu op het matras, en het op grond van de vergelijking bepalen van de lighouding van het individu, - het instellen van een vooraf bepaald drukniveau in elk van de kamers, welk drukniveau afhankelijk is van de bepaalde lighouding van het individu.

11. Werkwijze volgens conclusie 10, waarbij het in elk van de kamers 20 ingestelde drukniveau tevens afhankelijk is van een door de gebruiker ingegeven gewenste hardheidskarakteristiek van het matras. 25