NL2004480C2 - Verwarmings-/koelelement voor een spoorwegwissel. - Google Patents

Description

Titel: verwarmings-/koelelement voor een spoorwegwissel

Het is bekend dat wisselverwarming de functie heeft om tijdens winterse omstandigheden de wissel probleemloos te laten 5 omstellen: verkleving van onderdelen als gevolg van bevriezing wordt hierdoor voorkomen; soortgelijke problemen kunnen zich voordoen als gevolg van sneeuw en/of stuifsneeuw.

Bekende installaties werken met een gasbranderpijp die wordt gemonteerd aan de zijwand (ziel) van de spoorstaaf en 10 in die pijp stroomt gas dat wordt verbrand (zie bijv. EP0014485A1 of NL1015323/Heatpoint) . Of met door een gasbrander of aardwarmte verwarmde vloeistof die wordt geleid door een tegen de spoorstaaf geklemd vloeistofkanaal (zie bijv. NL1022069C1/EP1262597B1/Railconsult of 15 EP1645688A3/Scharrenbroich). Of een elektrisch verwarmingslint is tegen de spoorstaaf gemonteerd (zie bijv. AT10906U1/Scharrenbroich). In het geval van AT10906U1/Scharrenbroich (elektrisch verwarmingslint) wordt een gietlichaam van aluminium nauwpassend tussen de onderzijde 20 van de railkop en bovenzijde van de railvoet tegen de railziel geplaatst en door dat gietlichaam loopt de heen- en retour van weerstandsdraad. In het geval van EP1645688A3/Scharrenbroich (vloeistofverwarming) wordt een aan de vorm van de spoorstaaf aangepast verwarmingslichaam gebruikt (zie fig. 2) dat zich 25 vanaf vlak boven de bovenzijde van de railvoet langs de railziel en langs de railkop tot vlak onder de bovenzijde van de railkop uitstrekt en met daarin drie vloeistofkanalen boven elkaar, een eerste vlak boven de railvoet, een tweede halverwege de hoogte/gedeeltelijk onder de railkop en een derde naast de 30 railkop. In het geval van NL1022069C1/EP1262597B1/Railconsult (vloeistofverwarming) wordt een vloeistofkanaal gevormd door een verticale plaat vast te lassen aan de bovenzijde van de railvoet en de onderzijde van de railkop (fig. 1/fig. 9) of worden twee vloeistofbuizen tegen de railziel gemonteerd, de 35 ene bovenop de railvoet, de andere tegen de onderzijde van de railkop (bijv. fig. 12). In het geval van NL1015323/Heatpoint (gasbranderpi jp) wordt een verwarmingslichaam gevormd door een dunwandig, hoekig extrusieprofiel gedeeltelijk tegen de zijkant en gedeeltelijk tegen de onderkant van de railkop 2 gemonteerd.

Het doel van de uitvinding is veelzijdig een betreft bijvoorbeeld een of meer van het volgende: optimaal rendement, optimale gelijkmatige overdracht van warmte/koude, bruikbaar 5 voor 2 of meer spoorstaaf typen (bijvoorbeeld UIC60 en UIC 54) , modulaire opbouw, eenvoudig doorkoppelen

Daartoe wordt voorgesteld een verwarmings-/koelelement (hierna: warmte-element) van langwerpige vorm, gemonteerd langs een spoorstaaf zodanig dat grootvlakkig contact bestaat 10 tussen het oppervlak van het warmte-element en het oppervlak van een of meer van de railziel, de bovenzijde van de railvoet en de onderzijde van de railkop en door welk warmte-element zich een of meer gescheiden vloeistofkanalen uitstrekken in de lengterichting om evenwijdig aan de spoorstaaf te lopen. 15 Verder heeft het warmte-element een of meer van de volgende eigenschappen, bij voorkeur betrokken op de bedrijfstand waarin het warmte-element tegen de spoorstaaf is gemonteerd (de cijfers zijn gebruikt in de tekening): past nauwpassend in de ene stand (zijde 1) op het ene type en in een andere stand, 20 bijvoorbeeld op zijn kop (zijde 2), op het andere type spoorstaaf, waarbij bij voorkeur in beide standen een vloeistofkanaal (4) zich dicht bij de railziel en/of railkop bevindt; past onder de railkop, naast de railziel en boven de railvoet; vult in hoofdzaak de ruimte op onder de railkop die 25 zijdelings wordt begrensd door de railziel en de verticale raaklijn aan de railkop; bevindt zich geheel onder de railkop; vloeistofkanalen zijn diagonaal gepositioneerd en/of vloeistofkanalen zijn gescheiden door een diagonaal tussenschot; in zijaanzicht gezien overlappen twee of meer 30 vloeistofkanalen elkaar ten minste gedeeltelijk, waarbij bij voorkeur in het overlappende deel het bovenste vloeistofkanaal zich dichter bij de spoorstaaf resp. railziel ervan bevindt; een of elk vloeistof kanaal (4, 5) is gevormd, gezien in de doorsnede loodrecht op de stroomrichting van de vloeistof door 35 het vloeistofkanaal (hierna: gezien in dwarsdoorsnede), door een centraal deel van eenvoudige vorm, bijvoorbeeld rond of vierkant en een of meer zich vanaf het centrale deel 3 uitstrekkende vertakkingen van bijvoorbeeld in hoofdzaak driehoekige of rechthoekige vorm, die zich eventueel in de richting weg van het centrale deel verwijden; is een extrusie-of gietdeel; is van metaal; is dikwandig; heeft minimaal 1 heen-5 en minimaal 1 retourvloeistofkanaal; doorstroomoppervlak van de vloeistofkanalen is in hoofdzaak gelijk; de vorm van het ene vloeistofkanaal, gezien in dwarsdoorsnede, is precies gelijk aan of is sterk verschillend met die van het andere vloeistofkanaal; 1, 2 of alle vloeistofkanalen hebben een in 10 hoofdzaak symmetrische vorm, gezien in dwarsdoorsnede; is modulair opgebouwd uit lengtestukken achter elkaar die met tussengeplaatste koppelstukken zijn gekoppeld; een koppelstuk dicht de vertakkingen af en verbindt alleen de centrale delen van de vloeistofkanalen met elkaar door; op afstand van zijn 15 onder- en bovenkant, bij voorkeur ongeveer halverwege zijn hoogte, strekt zich een lichaamsschot (3) uit dat binnenin het warmte-element aansluit op de voor- en achterwand, dit schot (3) maakt eventueel een hoek met de horizontaal en verticaal, bij voorkeur vanaf de spoorstaaf gezien schuin naar boven en 20 bij voorkeur bevindt zich daarboven een vloeistofkanaal en daaronder een vloeistofkanaal; de wanddikte van de voor- en/of achterwand varieert sterk.

In de in de bijgaande tekening getoonde stand van het warmte-element bevindt de spoorstaaf 6 zich in de tekening 25 rechts van het warmte-element. In het centrale deel van een vloeistof kanaal 4, 5 kan gemakkelijk een klemmende stomp worden gestoken als onderdeel van een koppelstuk.

Claims (5)

1. Een verwarmings-/koelelement (warmte-element) van langwerpige vorm, gemonteerd langs een spoorstaaf zodanig dat 5 langs de lengte van het warmte-element grootvlakkig contact bestaat tussen het oppervlak van het warmte-element en het oppervlak van de railziel en de onderzijde van de railkop en door welk warmte-element zich twee of meer gescheiden vloeistofkanalen (4, 5) uitstrekken in de lengterichting om 10 evenwijdig aan de spoorstaaf te lopen.

2. Element volgens conclusie 1 met, betrokken op de bedrijfstand waarin het warmte-element tegen de spoorstaaf is gemonteerd, één of meer van de volgende eigenschappen: 15. de vloeistofkanalen zijn diagonaal gepositioneerd; - de vloeistofkanalen zijn gescheiden door een diagonaal tussenschot (3) dat op afstand van de onder- en bovenkant van het warmte-element, ongeveer halverwege zijn hoogte, zich uitstrekt en binnenin het warmte-element aansluit op de voor- 20 en achterwand; - het schot (3) maakt hoek met de horizontaal en verticaal; - het schot (3) loopt, vanaf de spoorstaaf gezien, schuin naar boven; - boven het schot (3) zich een vloeistofkanaal en daaronder 25 bevindt zich een vloeistofkanaal; - in zijaanzicht gezien overlappen twee of meer vloeistofkanalen elkaar ten minste gedeeltelijk; - in het overlappende deel bevindt het bovenste vloeistofkanaal zich dichter bij de railkop en railziel van de spoorstaaf; 30. elk vloeistofkanaal (4, 5) is gevormd, gezien in de doorsnede loodrecht op de stroomrichting van de vloeistof door het vloeistofkanaal (de dwarsdoorsnede) , door een centraal deel van eenvoudige, bijvoorbeeld ronde of vierkante vorm en een of meer zich vanaf het centrale deel uitstrekkende vertakkingen 35 van bijvoorbeeld in hoofdzaak driehoekige of rechthoekige vorm, die zich eventueel in de richting weg van het centrale deel verwijden; - het doorstroomoppervlak van de vloeistofkanalen is in hoofdzaak gelijk; - alle vloeistofkanalen hebben een in hoofdzaak symmetrische vorm, gezien in dwarsdoorsnede; 5. het ene vloeistofkanaal is aangesloten op een vloeistoftoevoer en het andere vloeistofkanaal is aangesloten op een vloeistofafvoer.

3. Element volgens conclusie 1 of 2, nauwpassend in de ene 10 stand (zijde 1) op het ene type en in een andere stand, op zijn kop (zijde 2), op het andere type spoorstaaf passend onder de railkop, naast de railziel en boven de railvoet in hoofdzaak de ruimte onder de railkop die zijdelings wordt begrensd door de railziel en de verticale raaklijn aan de railkop geheel 15 vullend en zich geheel onder de railkop bevindend, waarbij in beide standen een vloeistof kanaal (4) zich dicht bij de railziel en railkop bevindt.

4. Element volgens conclusie 3, waarbij zijde (1) is 20 ingericht om nauwpassend te passen op railtype UIC60 en zijde (2) is ingericht om, bij op zijn kop gehouden element, nauwpassend te passen op railtype UIC 54.

5. Element volgens één van conclusies 1-4, met één of meer 25 van de volgende eigenschappen: - is een extrusie- of gietdeel; - is van metaal; - is dikwandig; - heeft minimaal 1 heen- en minimaal 1 retourvloeistofkanaal; 30 - de vorm van het ene vloeistofkanaal, gezien in dwarsdoorsnede, is precies gelijk aan of is sterk verschillend met die van het andere vloeistofkanaal; - 1, 2 of alle vloeistof kanalen hebben een in hoofdzaak symmetrische vorm, gezien in dwarsdoorsnede; 35. is modulair opgebouwd uit lengtestukken achter elkaar die met tussengeplaatste koppelstukken zijn gekoppeld; - een koppelstuk dicht de vertakkingen af en verbindt alleen de centrale delen van de vloeistofkanalen met elkaar door; - de wanddikte van de voor- en/of achterwand varieert sterk; - een vloeistofkanaal heeft in dwarsdoorsnede en in hoofdzaak langwerpige vorm; 5. de hoofdafmeting of hoofdas van de vorm in dwarsdoorsnede van een vloeistofkanaal strekt zich in hoofdzaak evenwijdig uit aan de hoofdafmeting of hoofdas van het schot (3), zoals het uitvoeringsvoorbeeld in de tekening toont.