NL2004477C2

NL2004477C2 - PLANT DEVICE FOR POTTING PLANTS IN A SUBSTRATE.

Info

Publication number: NL2004477C2
Application number: NL2004477A
Authority: NL
Inventors: Cornelis Theodorus Marie Bastiaansen
Original assignee: Basrijs B V
Priority date: 2010-03-30
Filing date: 2010-03-30
Publication date: 2011-10-03

Description

Plantinrichting voor het in een ondergrond poten van plantenPlanting device for planting plants into a substrate

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een plantinrichting voor het in een ondergrond poten van 5 planten.The present invention relates to a planting device for planting plants into a substrate.

Een dergelijke plantinrichting is reeds bekend uit de stand van de techniek. Een bekende plantinrichting omvat twee schijven, welke parallel ten opzichte van elkaar verlopen en in hoofdzaak tegen elkaar aanliggen. Langs een 10 deel van een periferie van beide schijven wordt een afstand tussen de beide schijven vergroot, zodat hier een opening ontstaat. Op de positie waar beide schijven weer tegen elkaar aan komen te liggen, is een inlegpositie voor planten gedefinieerd. Enkel en alleen op deze inlegpositie kan een 15 plant zo worden ingelegd, dat deze plant daadwerkelijk gepoot wordt door de plantinrichting.Such a planting device is already known from the prior art. A known planting device comprises two discs, which run parallel to each other and lie substantially against each other. Along a part of a periphery of both discs, a distance between the two discs is increased, so that an opening is created here. At the position where the two discs again touch each other, an insertion position for plants is defined. A plant can only be inlaid at this insertion position such that this plant is actually planted by the planting device.

Een nadeel van de bekende techniek is, dat personen die met een dergelijke plantinrichting (moeten) werken het ervaren als een gehaaste en onrustige werkzaamheid. Verder 20 is de plantinrichting gevoelig voor fouten. Een resultaat hiervan kan zijn, dat de planten niet steeds op eenzelfde onderlinge afstand van elkaar worden gepoot, of dat in een gedeelte van een te vormen rij van planten geen planten staan. Uiteindelijk kan dit leiden tot gederfde inkomsten 25 voor bijvoorbeeld een tuinder.A drawback of the known technique is that persons who (have to) work with such a planting device experience it as a hurried and restless activity. Furthermore, the planting device is prone to errors. A result of this may be that the plants are not always planted at the same mutual distance from each other, or that there are no plants in a part of a row of plants to be formed. Ultimately, this can lead to lost income for, for example, a grower.

Een doel van de onderhavige aanvrage is om de problemen en/of nadelen van de bekende stand der techniek te verhelpen of althans te verminderen, waartoe een plantinrichting is verschaft, dat zich van de bekende systemen onderscheidt 30 door ten minste twee insluitelementen, welke ten opzichte van het gestel wederkerig beweegbaar zijn tussen een ingeefbereik voor planten, en een afgiftepositie althans in gebruik nabij de ondergrond. Door een dergelijke 2 plantinrichting van ten minste twee insluitelementen te voorzien, is het bereik waar een plant kan worden ingelegd toegenomen. Het bereik wordt nu gedefinieerd als het gebied waar een gebruik(st)er vanuit zijn/haar werkpositie een 5 plant in de twee insluitelementen kan inleggen. De gebruik(st)er heeft relatief gezien meer tijd om een plant in te leggen, met als gevolg dat de resultaten van het poten van planten beter zullen zijn. De planten zullen bijvoorbeeld op een constante, onderlinge afstand van elkaar 10 geplant zijn. Aldus is een aanzienlijke, inventieve stap bewerkstelligt.An object of the present application is to remedy or at least reduce the problems and / or disadvantages of the prior art, for which purpose a planting device is provided which differs from the known systems by at least two containment elements which are of the frame are reciprocally movable between an input range for plants and a delivery position at least in use near the substrate. By providing such a planting device with at least two containment elements, the range where a plant can be inserted is increased. The range is now defined as the area where a user can insert a plant into the two containment elements from his / her working position. The user has relatively more time to put in a plant, with the result that the results of planting plants will be better. The plants will for instance be planted at a constant, mutual distance from each other. A considerable inventive step has thus been achieved.

De onderhavige uitvinding kent verscheidene voorkeursuitvoeringsvormen, zoals die zijn gedefinieerd in de afhankelijke conclusies.The present invention has various preferred embodiments, such as those defined in the dependent claims.

15 Bij voorkeur omvat de plantinrichting een plantorgaan dat aan het gestel is aangebracht, waarbij de insluitelementen op afstand van elkaar langs een door de wederkerige beweegbaarheid gedefinieerde baan zijn aangebracht in, op, aan of bij het plantorgaan. Een 20 resultaat hiervan is, dat meer posities beschikbaar zijn om een plant in te leggen in de plantinrichting. Een persoon (gebruiker) die de plantinrichting gebruikt heeft dan meerdere posities ter beschikking om een plant in te leggen. Een resultaat hiervan is, dat een soort buffer is gecreëerd. 25 De gebruiker kan dan als het ware vooruit werken, waardoor, bijvoorbeeld wanneer de gebruiker een nieuwe voorraad planten in de handen wil nemen, de gebruiker niet de ervaring heeft dat het gehaast en onrustig werken is. De gebruiker heeft immers al vooruitgewerkt en kan zodoende 30 relatief rustig bijvoorbeeld een nieuwe voorraad planten in de handen nemen. Verder zullen minder fouten optreden bij het poten van planten. Doordat de gebruiker relatief rustiger kan werken, is de kans dat hij/zij planten op 3 ongelijke, onderlinge afstand ingeeft in de plantinrichting aanzienlijk afgenomen, mede doordat de onderlinge afstand tussen de plant wordt bepaald door de onderlinge afstand tussen de insluitelementen. Een resultaat hiervan is, dat 5 rij met planten mooi evenredig met planten is gevuld. Voor de eerder genoemde tuinder zal verlies van inkomsten niet meer of althans minder beïnvloed worden door het poten van de planten.The planting device preferably comprises a planting member which is arranged on the frame, the containment elements being arranged at a distance from one another along a path defined by reciprocal movability in, on, at or near the planting member. A result of this is that more positions are available to insert a plant into the planting device. A person (user) who uses the planting device then has several positions available to insert a plant. A result of this is that a sort of buffer has been created. The user can then, as it were, work ahead, as a result of which, for instance when the user wants to take a new supply of plants in his hands, the user does not have the experience that it is hurried and restless work. After all, the user has already worked ahead and can thus relatively quietly take hold of a new stock of plants, for example. Furthermore, fewer errors will occur when planting plants. Because the user can work relatively more quietly, the chance that he / she inputs plants at 3 unequal, mutual distances into the planting device is considerably reduced, partly because the mutual distance between the plant is determined by the mutual distance between the containment elements. A result of this is that 5 rows of plants are nicely filled proportionally with plants. For the aforementioned grower, loss of income will not be influenced more or at least less by planting the plants.

In het bijzonder heeft het de voorkeur, dat het 10 plantorgaan de vorm van een vormvaste schijf heeft, welke roteerbaar is ten opzichte van het gestel, en dat het plantorgaan en de insluitelementen een eenheid vormen. Op deze manier kunnen planten worden ingegeven in het ingeefbereik voor planten, waarna de planten naar een 15 afgiftepositie verplaatst worden met behulp van het plantorgaan en de insluitelementen. Doordat het plantorgaan de vorm heeft van een schijf, is het relatief eenvoudig om de planten op gelijke, onderlinge afstand te poten. De onderlinge afstand van de planten is onder andere 20 afhankelijk van een combinatie van een rotatiesnelheid van het plantorgaan en de onderlinge afstand tussen de ten minste twee insluitelementen. Een dergelijke plantinrichting zal vaak toepassing vinden op ondergronden zoals weiden en akkers. Een eigenschap van dergelijke ondergronden is, dat 25 deze ondergronden vaak ongelijk zijn en/of er bijvoorbeeld losse brokken zand op liggen. Doordat het plantorgaan vormvast is, wordt het plantorgaan niet door de ondergrond weg geduwd. Een resultaat hiervan is, dat de planten in een mooie, rechte lijn worden gepoot. Hierdoor wordt efficiënt 30 met de beschikbare ruimte omgesprongen, en het kan erg gunstig zijn bij bijvoorbeeld het rooien van de gepote planten.In particular, it is preferred that the planting member be in the form of a form-retaining disc, which is rotatable relative to the frame, and that the planting member and the containment elements form a unit. In this way, plants can be entered into the plant input area, after which the plants are moved to a delivery position with the aid of the plant member and the containment elements. Because the planting member has the shape of a disc, it is relatively easy to plant the plants at the same mutual distance. The mutual distance of the plants is inter alia dependent on a combination of a rotational speed of the plant member and the mutual distance between the at least two containment elements. Such a planting device will often find application on substrates such as meadows and fields. A characteristic of such substrates is that these substrates are often uneven and / or for example loose pieces of sand lie on them. Because the plant member is form-retaining, the plant member is not pushed away by the substrate. A result of this is that the plants are planted in a nice, straight line. As a result, the available space is used efficiently, and it can be very advantageous in, for example, harvesting of the planted plants.

44

Verder heeft het de voorkeur, dat de plantinrichting ten minste één bij voorkeur veerkrachtig althans met het plantorgaan samenwerkend bekrachtigelement omvat, welke bij voorkeur is geconfigureerd om althans in gebruik een door 5 ten minste één van de insluitelementen gevormde insluiting te bekrachtigen. In het bijzonder heeft het de voorkeur, dat elke van de insluitelementen een afzonderlijk bekrachtigelement heeft. Een voordeel van deze uitvoeringsvorm is, dat de gevormde insluiting niet strak 10 hoeft te zijn. Het is voldoende wanneer een ingelegde plant niet uit een insluitelement valt voordat de insluiting wordt bekrachtigd door het bekrachtigelement. Een resultaat hiervan is, dat de gebruiker niet veel kracht hoeft te zetten om een plant in het insluitelement te leggen. Echter, 15 door de bekrachtiging van de insluiting door het insluitelement zal de plant niet op een andere positie dan de gewenste afgiftepositie de plantinrichting verlaten.It is further preferred that the planting device comprises at least one actuating element, preferably resiliently cooperating with the planting member, which element is preferably configured to actuate at least in use an containment formed by at least one of the containment elements. In particular, it is preferred that each of the containment elements has a separate actuator element. An advantage of this embodiment is that the enclosure formed does not have to be tight. It is sufficient if an inlaid plant does not fall out of an containment element before the containment is energized by the actuator element. A result of this is that the user does not have to put much force to place a plant in the containment element. However, due to the activation of the containment by the containment element, the plant will not leave the planting device at a position other than the desired delivery position.

Een andere uitvoeringsvorm van de plantinrichting volgens de uitvinding heeft het kenmerk, dat het 20 bekrachtigelement is geconfigureerd om althans in gebruik alle behalve ten minste één van door de insluitelementen gevormde insluitingen te bekrachtigen. Een voordeel van deze uitvoeringsvorm is, dat slechts één bekrachtigelement aangebracht en bedient dient te worden. Een resultaat 25 hiervan is, dat een constructie en/of het gebruik van een dergelijke plantinrichting aldus relatief eenvoudig blijft. Verder heeft de gebruik(st)er altijd ten minste één insluitelement in het ingeefbereik ter beschikking om een plant in te leggen. Een resultaat hiervan is, dat de 30 gebruik(st)er althans in gebruik altijd een plant kan inleggen, waardoor het voortgangsproces van het poten van planten een continu proces is.Another embodiment of the planting device according to the invention is characterized in that the actuating element is configured to actuate at least in use all but at least one of inclusions formed by the containment elements. An advantage of this embodiment is that only one actuator element must be fitted and operated. A result of this is that a construction and / or the use of such a planting device thus remains relatively simple. Furthermore, the user always has at least one containment element available in the insertion area for inserting a plant. A result of this is that, at least in use, the user (s) can always put in a plant, so that the process of planting plants is a continuous process.

55

Verder heeft het de voorkeur, dat het bekrachtigelement de vorm van een schijf heeft, waarbij de schijf in hoofdzaak parallel ten opzichte van en tegen een zijde van het plantorgaan is aangebracht. Bijzonder heeft het de voorkeur, 5 dat de inrichting een scheider omvat, welke is geconfigureerd om in gebruik een afstand te vergroten tussen het plantorgaan en het bekrachtigelement althans bij benadering van het ingeefbereik voor planten door de wederkerige beweegbaarheid. Op deze wijze wordt de gebruiker 10 niet gehinderd door het bekrachtigelement bij het inleggen van een plant in het insluitelement, met als resultaat dat het inleggen van planten sneller en eenvoudiger kan worden uitgevoerd.It is further preferred that the actuating element has the shape of a disc, the disc being arranged substantially parallel to and against one side of the planting member. It is particularly preferred that the device comprise a separator, which is configured to increase a distance in use between the planting member and the actuating element, at least approximately the input range for plants due to reciprocal movability. In this way, the user 10 is not hindered by the actuating element during the insertion of a plant into the containment element, with the result that the insertion of plants can be carried out faster and easier.

Daarbij is het gunstig, dat de plantinrichting een 15 sluiter omvat, welke is geconfigureerd om in gebruik een afstand te verkleinen tussen het plantorgaan en het bekrachtigelement althans bij benadering van de afgiftepositie door de wederkerige beweegbaarheid. Een resultaat hiervan is, dat de door een insluitelement 20 gevormde insluiting wordt bekrachtigd. Hiermee kan voorkomen worden dat ingelegde planten op een ongewenste positie uit het insluitelement valt, met als gevolg dat het plantje niet wordt gepoot.It is advantageous here that the planting device comprises a shutter which is configured to reduce a distance in use between the planting member and the actuating element at least approximately to the delivery position due to the reciprocal movability. A result of this is that the inclusion formed by an inclusion element 20 is energized. Hereby it can be prevented that inlaid plants fall out of the containment element at an undesired position, with the result that the plant is not planted.

Verder is het gunstig, dat de insluitelementen klemmen 25 zijn. Een klem is een veelgebruikt voorwerp om producten of andere voorwerpen in te sluiten. Dit betekent dat veel bekend is over de kracht die wordt uitgeoefend op het ingesloten product of voorwerp, wanneer dit product of voorwerp ten minste gedeeltelijk is ingesloten. Hierdoor kan 30 een gemiddelde vakman relatief eenvoudig de juiste klemmen en/of bijbehorende instelling daarvan selecteren.Furthermore, it is favorable that the containment elements are clamps. A clip is a commonly used item to enclose products or other items. This means that much is known about the force exerted on the enclosed product or object when this product or object is at least partially enclosed. As a result, an average person skilled in the art can relatively easily select the correct clamps and / or associated adjustment thereof.

Weer een andere uitvoeringsvorm van de plantinrichting volgens de uitvinding heeft het kenmerk, dat de 6 insluitelementen schijven zijn. Een voordeel van als schijven vormgegeven insluitelementen is, dat het relatief eenvoudig is om een voorwerp of product in te geven in het insluitelement. Vanzelfsprekend heeft het als schijf 5 vormgegeven insluitelement veerkrachtige eigenschappen, om zodoende een ingelegde plant in te sluiten.Yet another embodiment of the planting device according to the invention is characterized in that the 6 containment elements are discs. An advantage of containment elements designed as disks is that it is relatively easy to enter an object or product into the containment element. Of course, the containment element designed as a disk 5 has resilient properties in order to enclose an inlaid plant.

Een verdere uitvoeringsvorm van de plantinrichting volgens de uitvinding heeft het kenmerk, dat de plantinrichting een ploegelement omvat, welke aan het gestel 10 is aangebracht, voor het althans in gebruik vormen van een groef in de ondergrond waarop de plantinrichting in gebruik voortbeweegt, en een vulelement omvat, welke aan het gestel is aangebracht, voor het althans in gebruik vullen van de groef, waarbij het vullement in de bewegingsrichting in 15 gebruik achter het ploegelement is gelegen. Met deze uitvoeringsvorm is het voor een gebruiker mogelijk om het volledig proces van het poten van een plant te doorlopen met een enkele inrichting, namelijk de plantinrichting volgens de uitvinding. Een dergelijke plantinrichting bespaart de 20 gebruiker de handelingen van het vormen en het vullen van de groef.A further embodiment of the planting device according to the invention is characterized in that the planting device comprises a plow element, which is arranged on the frame 10, for at least in use forming a groove in the ground on which the planting device moves in use, and a filling element comprises, which is arranged on the frame, for filling the groove at least in use, the filling element being located in use behind the plow element in the direction of movement. With this embodiment it is possible for a user to go through the entire process of planting a plant with a single device, namely the planting device according to the invention. Such a planting device saves the user the operations of forming and filling the groove.

Verder heeft het de voorkeur, dat de plantinrichting is voorzien van een eigen aandrijving. Vanzelfsprekend omvat de plantinrichting hierbij ook bewegingsorganen voor het 25 voortbewegen over de ondergrond. Een voordeel van deze uitvoeringsvorm is, dat de plantinrichting als een autonome inrichting bruikbaar is zonder de bijkomstigheid van een voertuig. Uiteraard is het ook denkbaar, dat de plantinrichting wordt aangedreven door een voertuig, zoals 30 een tractor. Wat de meest geschikte uitvoeringsvorm is, is geheel afhankelijk van de situatie waarin de plantinrichting wordt gebruikt.Furthermore, it is preferred that the planting device is provided with its own drive. The planting device naturally also comprises moving members for moving over the substrate. An advantage of this embodiment is that the planting device can be used as an autonomous device without the incident of a vehicle. It is of course also conceivable that the planting device is driven by a vehicle, such as a tractor. The most suitable embodiment is entirely dependent on the situation in which the planting device is used.

77

Na de voorgaande uiteenzetting van de onderhavige uitvinding op hoofdzaken, zal hieronder in meer detail een uitvoeringsvorm van de uitvinding worden beschreven onder verwijzing naar de bijgevoegde tekening, waarin dezelfde of 5 gelijksoortige onderdelen, aspecten en componenten zijn aangeduid met dezelfde referentienummers, en waarbij de onderhavige uitvinding geenszins tot enigerlei van de getoonde of beschreven uitvoeringsvormen beperkt uitgelegd dient te worden, en waarin: 10 Fig. 1 een perspectivisch aanzicht toont van een plantinrichting volgens de uitvinding;After the foregoing main explanation of the present invention, an embodiment of the invention will be described in more detail below with reference to the accompanying drawings, in which the same or similar parts, aspects and components are designated by the same reference numerals, and wherein the present invention is in no way to be construed as being limited to any of the embodiments shown or described, and in which: 1 shows a perspective view of a planting device according to the invention;

Fig. 2 een vergroot, perspectivisch aanzicht toont van deel II uit Fig. 1;FIG. 2 shows an enlarged, perspective view of part II of FIG. 1;

Fig. 3 een andere uitvoeringsvorm toont van deel II uit 15 Fig. 1.FIG. 3 shows another embodiment of part II from FIG. 1.

Hieronder zullen de figuren gezamenlijk worden beschreven.The figures will be described together below.

In Fig. 1 is een plantinrichting 1 volgens de uitvinding getoond. De plantinrichting 1 zal in gebruik in 20 richting M bewegen. In de hier getoonde uitvoeringsvorm omvat de plantinrichting 1 een gestel 2, welke als basis voor de plantinrichting 1 dient. Aan het gestel 2 is een plantorgaan aangebracht in de vorm van een vormvaste schijf 3, welke roteerbaar is ten opzichte van het gestel 2. Aan de 25 vormvaste schijf 3 bevinden zich insluitelementen 4, welke in deze uitvoeringsvorm de vorm hebben van klemmetjes 4. De klemmetjes 4 zijn zodanig geconfigureerd, dat een te poten plant(je) 9 ten minste voor een deel wordt ingesloten door een klemmetje 4. Verder omvat de hier getoonde 30 uitvoeringsvorm een bekrachtigelement 5, welke de vorm van een schijf heeft. Het bekrachtigelement dient ervoor om de insluiting door de insluitelementen 4 te bekrachtigen. Het bekrachtigelement 5 is deformeerbaar, zodat een afstand DIn FIG. 1, a planting device 1 according to the invention is shown. The planting device 1 will move in direction M in use. In the embodiment shown here, the planting device 1 comprises a frame 2, which serves as the basis for the planting device 1. Arranged on the frame 2 is a plant member in the form of a form-retaining disc 3, which is rotatable relative to the frame 2. Enclosure elements 4 are located on the form-retaining disc 3, which in this embodiment have the form of clips 4. The clips 4 are configured such that a plant (s) 9 to be planted is at least partially enclosed by a clip 4. Furthermore, the embodiment shown here comprises an actuating element 5, which is in the form of a disk. The actuating element serves to actuate the containment by the containment elements 4. The actuator element 5 is deformable, so that a distance D

8 tussen het plantorgaan 3, welke een vormvaste schijf is, en het bekrachtigelement 5 in gebruik althans nabij het ingeefbereik II vergroot kan worden. Het vergroten van de afstand D wordt bewerkstelligd door de scheidingsmiddelen 6.8 between the planting member 3, which is a form-retaining disc, and the actuating element 5 can be enlarged in use at least near the input range II. Increasing the distance D is achieved by the separating means 6.

5 Verder omvat de plantinrichting 1 in de getoonde uitvoeringsvorm een ploegmes 7 en vulelementen 8. In gebruik beweegt de plantinrichting 1 in de richting M. Tijdens het voortbewegen zal het ploegmes 7 een groef (niet getoond) in de ondergrond vormen. De planten 9 die in het ingeefbereik 10 II ingelegd worden, zullen in gebruik richting de ondergrond worden getransporteerd. Wanneer de wortels van de ingelegde plant 9 zich ongeveer in de groef (niet getoond) bevinden, zullen de vulelementen 8 de groef (niet getoond) vullen.Furthermore, in the embodiment shown, the planting device 1 comprises a plow knife 7 and filling elements 8. In use, the planting device 1 moves in the direction M. During advancing, the plowing knife 7 will form a groove (not shown) in the substrate. The plants 9 that are inlaid in the input area II will, in use, be transported towards the substrate. When the roots of the inlaid plant 9 are approximately in the groove (not shown), the filling elements 8 will fill the groove (not shown).

Door het vullen van de groef zal de plant 9 uit het 15 insluitelement 4 en tussen het plantorgaan 3 en het bekrachtigelement 5 uit worden getrokken, en achter blijven in de gesloten groef.By filling the groove, the plant 9 will be pulled out of the containment element 4 and between the planting member 3 and the actuating element 5, and remain behind in the closed groove.

Fig. 2 toont een uitvergroting van het ingeefbereik II. In de figuur is het plantorgaan 3 getoond met daarop 20 aangebracht insluitelementen 4. Getoond is dat planten 9 ten minste gedeeltelijk worden ingesloten door de insluitelementen 4. Opgemerkt wordt dat in de figuur de scheiding tussen wortels en stengel van de plant zich op enige afstand van de buitenrand van het plantorgaan 3 25 bevindt. In de praktijk zal het gewenst zijn om deze scheiding tussen wortels en stengels aan, of althans dichter bij, de buitenrand van het plantorgaan 3 te plaatsen. De insluiting zal door het bekrachtigelement 5 worden bekrachtigd, wanneer het plantorgaan 3 en het 30 bevestigelement 5 weer bij elkaar komen. Fig. 3 toont een andere uitvoeringsvorm van de insluitelementen 4. Duidelijk is dat de insluitelementen 4 in Fig. 3 nog steeds dezelfde 9 werking hebben als de insluitelementen 4 die in Fig. 2 zijn getoond.FIG. 2 shows an enlargement of the input range II. In the figure the planting member 3 is shown with enclosing elements 4 mounted thereon. It has been shown that plants 9 are at least partially enclosed by the enclosing elements 4. It is noted that in the figure the separation between roots and stem of the plant is at some distance from the outer edge of the plant member 3. In practice it will be desirable to place this separation between roots and stems on, or at least closer to, the outer edge of the plant member 3. The enclosure will be energized by the actuating element 5 when the plant member 3 and the securing element 5 come together again. FIG. 3 shows another embodiment of the containment elements 4. It is clear that the containment elements 4 in FIG. 3 still have the same effect 9 as the containment elements 4 shown in FIG. 2 are shown.

Na het voorgaande zullen zich vele alternatieve en aanvullende uitvoeringsvormen opdringen aan de vakman, die 5 slechts dan geen beschermde uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvoeringsvorm zijn, wanneer deze aanvullende of alternatieve uitvoeringsvormen naar letter of geest afwijken van hetgeen in de conclusies als uitvinding is gedefinieerd.After the foregoing, many alternative and additional embodiments will occur to those skilled in the art, which are only then protected forms of the present embodiment if these additional or alternative embodiments deviate in letter or spirit from what is defined as an invention in the claims.

10 Zo is het mogelijk, dat de insluitelementen elke willekeurige vormgeving kan hebben. Immers, de insluitende werking van de insluitelementen is van belang bij de uitvinding.It is thus possible that the containment elements can have any desired shape. After all, the containment effect of the containment elements is important in the invention.

Claims

CLAIMS 1. Planting device for planting plants into a substrate, comprising: 5. a frame displaceable over the substrate; and - at least two containment elements, which are reciprocally movable relative to the frame between an input range for plants, and a delivery position at least in use near the substrate.

2. Planting device as claimed in claim 1, further comprising a planting member arranged on the frame, wherein the containment elements are arranged at a distance from one another along a path defined by reciprocal movability in, on, on or at the planting member.

3. Planting device as claimed in claim 2, wherein the planting member has the form of a form-retaining disc, which is rotatable relative to the frame.

4. Planting device according to claim 2 or 3, wherein the planting member and the containment elements form a unit.

5. Planting device as claimed in at least one of the foregoing claims, further comprising at least one energizing element, preferably resilient at least cooperating with the planting member.

6. Planting device as claimed in claim 5, wherein the actuating element is configured to actuate at least in use an containment formed by at least one of the containment elements.

7. Planting device as claimed in claim 5 or 6, wherein each of the containment elements has a separate energizing element.

8. Planting device as claimed in claim 5 or 6, wherein the actuating element is configured to actuate at least in use all but at least one of inclusions formed by the containment elements.

9. Planting device as claimed in claims 3 and 8, wherein the actuating element is in the form of a disc, wherein the disc is arranged substantially parallel to one side of the planting member.

10. Planting device according to at least claim 5, further comprising at least one separator, which in use is configured to increase a distance between the planting member and the actuating element at least approximately the input range for plants by the reciprocal movability.

11. Planting device as claimed in at least claim 5, further comprising a shutter, which is configured to reduce a distance in use between the planting member and the actuating element at least approximately to the release position by the reciprocal movability.

12. Planting device according to one of the preceding claims, wherein the containment elements are clamps.

Planting device according to one of claims 1 to 11, wherein the containment elements are discs.

14. Planting device as claimed in any of the foregoing claims, further comprising: - a plow element, which is arranged on the frame, for forming a groove in the ground at least in use on which the planting device moves in use; and a filling element, which is arranged on the frame, for filling the groove at least in use, wherein the filling element is located behind the plow element in use in the direction of movement.

Planting device according to at least one of the preceding claims, wherein the planting device is provided with its own drive.