NL2004110C2 - Boorinrichting. - Google Patents

Boorinrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL2004110C2
NL2004110C2 NL2004110A NL2004110A NL2004110C2 NL 2004110 C2 NL2004110 C2 NL 2004110C2 NL 2004110 A NL2004110 A NL 2004110A NL 2004110 A NL2004110 A NL 2004110A NL 2004110 C2 NL2004110 C2 NL 2004110C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
drill
drilling device
casing
drilling
head
Prior art date
Application number
NL2004110A
Other languages
English (en)
Inventor
Cornelis Gerardus Ouwerkerk
Alphonsus Gerardus Maria Eijkelkamp
Original Assignee
Sonicsampdrill B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Sonicsampdrill B V filed Critical Sonicsampdrill B V
Priority to NL2004110A priority Critical patent/NL2004110C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2004110C2 publication Critical patent/NL2004110C2/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH DRILLING; MINING
    • E21BEARTH DRILLING, e.g. DEEP DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B10/00Drill bits
    • E21B10/62Drill bits characterised by parts, e.g. cutting elements, which are detachable or adjustable

Description

NLP186402A Boorinrichting
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
De uitvinding heeft betrekking op een boorinrich-ting voor het boren in een aardse bodem.
5 Een bekende boorinrichting omvat een grondboor die is opgebouwd met een langwerpige, holle boorbuis waaraan een boorkop is bevestigd. De boorkop omvat een boormantel en een aan de voorzijde deels ingestoken snij kop die door enige klemkracht uit zichzelf in de boormantel blijft zitten. Na 10 het boren van een put kan de boorbuis met de boormantel worden gelicht, waarbij de snij kop vast blijft zitten in de bodem van de put om daar als verloren kop achter te blijven. Op deze wijze wordt de kopzijde van de boor geopend om bijvoorbeeld meetapparatuur diep in de put te kunnen 15 plaatsen.
De ingestoken snij kop kan zichzelf lossen bij een terugtrekbeweging van de grondboor. Dit kan daardoor ook onbedoeld gebeuren wanneer halverwege het boortraject een korte terugtrekbeweging noodzakelijk is om een vastgelopen 20 grondboor weer gangbaar te maken. De boring dient dan in zijn geheel opnieuw te worden uitgevoerd met een nieuwe snij kop.
Een doel van de uitvinding is een grondboor met een uitneembare snij kop te verschaffen waarvan de snij kop in 2
een gekozen fase van een boring kan worden gelost. SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
5 De uitvinding verschaft, vanuit een eerste aspect, een boorinrichting voor het boren in een aardse bodem, omvattend een grondboor en een aandrijving voor roterend en/of trillend aandrijven van de grondboor, waarbij de grondboor is voorzien van een langwerpige holle boorbuis met 10 aan het uiteinde een boorkop, waarbij de boorkop een boormantel en een in de boormantel opgenomen snij kop omvat, waarbij de boormantel is voorzien van een eerste steunvlak dat in hoofdzaak van de boorbuis is afgekeerd en een aan de binnenzijde gelegen tweede steunvlak dichter bij de boorbuis 15 dat in hoofdzaak naar de boorbuis is gekeerd, waarbij de snij kop is voorzien van een snijkoplichaam dat vanaf de van de boorbuis afgekeerde open kopzijde van de boormantel in de boormantel is opgenomen zodanig dat het snijkoplichaam met een eerste aanslagvlak aanligt tegen het eerste steunvlak, 20 en een zich vanaf het snijkoplichaam uitstrekkende bevestigingsarm dat met een tweede aanslagvlak aanligt tegen het tweede steunvlak, waarbij de bevestigingsarm een zich vrij tussen het snijkoplichaam en het aanliggende tweede aanslagvlak uitstrekkend middengedeelte bezit dat zich 25 binnen de axiale projectie van het inwendige van de holle boorbuis bevindt.
Het snijkoplichaam en de bevestigingsarm sluiten samen het eerste en tweede steunvlak in waardoor de snij kop tijdens het boren betrouwbaar op zijn plaats kan worden 30 gehouden binnen de boormantel. Het zich vrij uitstrekkende middengedeelte van de bevestigingsarm bevindt zich binnen de axiale projectie van het inwendige van de holle boorbuis, waardoor deze bereikbaar is voor bijvoorbeeld een via de boorbuis neergelaten aambeeld waarmee de bevestigingsarm in 35 het middengedeelte kan worden geraakt. Een stoot op het middengedeelte heeft dan tot gevolg dat de aangrijping op het tweede steunvlak kan worden opgeheven, waardoor de 3 snij kop uit de boormantel kan komen om achter te blijven in de bodem van de boorput.
In een uitvoeringsvorm strekt de bevestigingsarm zich in hoofdzaak radiaal uit van een centraal in de boor-5 mantel opgestelde bevestigingskolom voor de bevestigingsarm aan het snijkoplichaam. De radiale uitstrekrichting kan ervoor zorgen dat een in axiale richting neergelaten aambeeld op doelmatige wijze een bevestigingsarm kan knikken of ombuigen zodat zijn radiale lengte wordt verkort. Op deze 10 wijze kan de aanligging op het tweede steunvlak worden opgeheven.
In een uitvoeringsvorm is de snij kop voorzien van meerdere bevestigingsarmen die met de tweede aanslagvlakken in omtreksrichting verdeeld elk aangrijpen op een tweede 15 steunvlak van de mantel. De verdeling van de bevestigingsarmen kan schoren en daardoor vastraken van het ingestoken snijkoplichaam tegengaan.
In een uitvoeringvorm zijn de boormantel en het ingestoken snijkoplichaam voorzien van met elkaar samenwer-20 kende insteekkoppeldelen die zijn ingericht voor het gangbaar in axiale richting insteken van het snijkoplichaam in de boormantel en de overdracht van een axiale rotatie van de boormantel op het snijkoplichaam. Het snijkoplichaam kan door de gangbaarheid reeds onder de werking van de zwaarte-25 kracht uit de boormantel worden gelost nadat de werking van de bevestigingsarm is opgeheven.
In een uitvoeringsvorm is de boorinrichting voorzien van een via de holle hoorbuis neerlaatbaar aambeeld met een in de neerlaatrichting voorlopend stootvlak dat zich 30 in neergelaten toestand van het aambeeld recht boven of op het middengedeelte van de bevestigingsarm bevindt.
In een uitvoeringsvorm is het aambeeld aan de voorlopende stootzijde voorzien van een centrale opneem-opening waar zich het stootvlak omheen uitstrekt, waarbij de 35 opneemopening een binnenmaat bezit die voldoende is om de bovenzijde van de bevestigingskolom op te nemen. Het stootlichaam kan daarmee met het stootvlak tot voorbij het 4 bevestigingspunt van de bevestigingsarm aan de bevesti-gingskolom bewegen. Zo kan de bevestigingsarm naar of tegen de bevestigingskolom worden gebogen om de werking van de bevestigingsarm op te heffen.
5 In een uitvoeringsvorm is de boorinrichting voorzien van een via de holle boorbuis neerlaatbaar stoot-lichaam voor het middels een vrije val aanstoten van het aambeeld. Het aanbeeld kan dan beheerst op de bevestigingsarm worden geplaatst, waarna het stootlichaam het aambeeld 10 aan kan stoten. Zo kan worden verzekerd dat de bevesti gingsarm op de beoogde plaats wordt geraakt.
In een uitvoeringsvorm is het aambeeld opgehangen aan een hijskabel die door het stootlichaam is gevoerd. Het neergelaten stootlichaam kan dan tegelijk met het aambeeld 15 omhoog worden gehesen om een volgende stoothandeling te verrichten.
In een uitvoeringsvorm is de bevestigingsarm losneembaar vastgezet aan het snijkoplichaam, waarbij de bevestigingsarm bij voorkeur een onderdeel vormt van een aan 2 0 het snijkoplichaam vastgezette bevestigingsplaat. De plaat kan worden vastgezet nadat het snijkoplichaam in de boormantel is gestoken.
In een uitvoeringsvorm is de bevestigingsarm vervaardigd van een plastisch vervormbaar materiaal, waar-25 door de bevestigingsarm geneigd zal zijn te verbuigen in plaats van bijvoorbeeld te breken. De bevestigingsarm bevindt zich daardoor ook na het buiten werking stellen op een voorspelbare plaats waar deze het lossen van het snijkoplichaam uit de boormantel niet zal hinderen.
30 In een uitvoeringsvorm is de bevestigingsarm vervaardigd van metaal, bij voorkeur staal.
In een uitvoeringsvorm is het snijkoplichaam voorzien van een éénwegsventiel voor spoelwater dat vanuit de boorbuis en langs de bevestigingsarm aangevoerd spoel-35 water doorlaat naar het van de boorbuis afgekeerde einde van de boorkop. Het éénwegsventiel kan tegengaan dat met spoelwater vermengde modder of specie vanuit de boorput weer 5 terugstroomt in de boorkop om daar de werking van het lossingsmechanisme volgens de uitvinding te verstoren.
In een uitvoeringsvorm daarvan omvat het éénwegs-ventiel een cilinder met een invoerkamer van vanuit de 5 hoorbuis aangevoerd spoelwater, waarbij de cilinder een omlopende wand met een doorvoeropening omvat voor de doorvoer van het aangevoerde spoelwater naar het van de hoorbuis afgekeerde einde van de boorkop, waarbij om de buitenzijde van de cilinder een flexibele slang is geschoven die de 10 doorvoeropening afsluit. Een cilinder en een flexibele slang zijn relatief goedkope componenten die samen met de snij kop na het eenmalig gebruik kunnen achterblijven op de bodem van de boorput.
In een uitvoeringsvorm zijn de boormantel en de 15 snij kop beide voorzien van een van de hoorbuis afgekeerd kopvlak waaruit hardmetalen boorstiften steken. Een dergelijke uitvoeringsvorm is zeer geschikt voor het boren in een harde of rotsachtige bodem.
In een uitvoeringsvorm is het eerste steunvlak aan 20 de binnenzijde van de boormantel gelegen.
Het snijkoplichaam kan de boormantel zonder hinder van de wand van de boorput verlaten indien de boorkop zich in radiale richting beschouwd volledig binnen de boormantel bevindt.
25 De uitvinding verschaft voorts, volgens een tweede aspect, een boorinrichting voor het boren in een aardse bodem, omvattend een grondboor en een aandrijving voor roterend en/of trillend aandrijven van de grondboor, waarbij de grondboor is voorzien van een langwerpige holle hoorbuis 30 met aan het uiteinde een boorkop, waarbij de boorkop een boormantel en een in de boormantel opgenomen snij kop omvat, waarbij de boorkop zich in radiale richting beschouwd volledig binnen de boormantel bevindt. De snij kop kan de boormantel zonder hinder van de wand van de boorput 35 verlaten.
De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze 6 aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het 5 bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
10
De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een aantal in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in:
Figuur 1 een schematische weergave van een so-15 nische boorinrichting met een boorkop volgens de uitvinding, figuren 2A en 2B langsdoorsneden van de boorkop en een gedeelte daarboven zoals aangegeven met cirkels in figuur 1, figuur 3 een isometrisch aanzicht van de 20 langsdoorsnede van de boorkop volgens figuur 2A, figuur 4 een isometrisch onderaanzicht op de boorkop volgens de voorgaande figuren, waarbij een snij kop is uitgenomen, figuur 5 een bovenaanzicht op een bevestigings-25 plaat van de boorkop.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
30 Figuur 1 toont schematisch een grondboorinrichting 1 voor het boren van diepe putten in een rotsachtige bodem 7. De grondboorinrichting 1 omvat een wagen 2 en een daarmee verbonden boorkolom 3. De boorkolom 3 is aan de bovenzijde voorzien van een booraandrijving 4 waaraan een grondboor 5 35 is bevestigd. De grondboor 5 omvat een uit gekoppelde segmenten opgebouwde stalen hoorbuis 6 met aan het uiteinde een boorkop 10 volgens de uitvinding. De booraandrijving 4 7 is ingericht voor het translerend in trilling brengen van de grondboor 5 in richting A evenwijdig aan de lengte-as S en het laten roteren van de grondboor 5 in richting B om de lengte-as S. Het trillen vindt plaats bij een frequentie van 5 ongeveer 150 Hertz. Deze wijze boren wordt ook wel sonisch boren genoemd en is in het bijzonder geschikt voor het boren in harde of rotsachtige bodems.
Figuren 2-4 tonen de boorkop 10 in meer detail. De boorkop 10 omvat een cilindrische, stalen boormantel of 10 snij schoen 11 die aan de bovenzijde is voorzien van een binnendraad 12 voor bevestiging aan de boorbuis 6. De snij schoen 11 is aan de onderzijde rondom voorzien van verbredingen 13 waaraan hardmetalen boorstiften 14 zijn bevestigd. In de snij schoen 11 is een uitneembare stalen 15 snij kop 19 opgenomen. De snij schoen 11 is aan de onderzijde voorzien van een omlopende sleuf 18 waarin een verder niet getoonde flexibele afsluitring is opgenomen die rondom afsluitend aanligt tegen de snij kop 20. Deze afsluitring vormt daarmee een waterdichte afsluiting en heeft tijdens 2 0 het boren een dempende werking tussen de snij schoen 11 en de snijkop 19.
De snijkop 19 omvat een snijkoplichaam 20 dat aan de onderzijde is voorzien van een in dit voorbeeld concaaf gevormd kopvlak 21 en daarvan uitstekende hardmetalen 25 stiften 22. Het kopvlak 22 ligt aan de omtrek ongeveer gelijk aan de onderzijde van de verbreding 13 van de snij-schoen 11. Het kopvlak 22 is gevormd in een eerste en breedste cilindrisch gedeelte 23 van het snijkoplichaam 20. Het eerste cilindrische gedeelte 23 gaat getrapt over in een 30 tweede, smaller cilindrisch gedeelte 25 waardoor het snijkoplichaam 20 een omlopend recht aanslagvlak 24 bezit. Het tweede cilindrische gedeelte 25 gaat getrapt over in een derde en smalste cilindrisch gedeelte 26 van het snijkoplichaam 20. De snijkop 19 is voorzien van rondom 35 verdeelde stalen spieën 27 die deels gelegen zijn in spie-banen 28 in het tweede cilindrische gedeelte 25 van het snijkoplichaam 20. Het snijkoplichaam 20 ligt met het 8 aanslagvlak 24 aan tegen een inwendige eerste steunrand 15 van de snij schoen 11.
Het sni j koplichaam 20 is voorzien van een zich vanaf de bovenzijde uitstrekkend opneemkanaal 29 dat aan de 5 onderzijde via boringen 31 in verbinding staat met zich radiaal uitstrekkende stroomkanalen 32 in het kopvlak 21. Het snijkoplichaam 20 is aan de bovenzijde binnen het opneemkanaal 29 voorzien van binnendraad 30 waarin een cilindrisch, stalen koppelstuk 40 is vastgezet. In de 10 bovenzijde van het koppelstuk 40 is een bout 41 geschroefd waarmee een bevestigingsplaat 50 op het koppelstuk 40 is vastgezet. De bevestigingsplaat 50 van de snij kop 19 is apart en in bovenaanzicht getoond in figuur 5.
De bevestigingsplaat 50 is voorzien van een 15 middengedeelte 51 met een centrale opening 53 voor de bevestigingsbout 41, en in dit voorbeeld drie door uitsparingen 54 bepaalde bevestigingsarm 52 waarvan de eindranden 55 op een denkbeeldige cirkel C gelegen zijn. De eindranden 55 zijn gelegen op inwendige tweede steunranden 17 van de 20 snijschoen 11, waarbij middels de bevestigingsbout 41 de bevestigingsarmen 52 enigszins zijn voorgespannen om de snij kop 20 ook tijdens het trillen van de grondboor 5 spelingsvrij opgesloten te houden in de snijschoen 11. De bevestigingsarmen 52 strekken zich in de lengterichting 25 dwars op de hartlijn S uit.
In deze uitvoeringsvorm vormt het koppelstuk 40 een separaat inzetstuk, echter in een alternatieve uitvoeringsvorm vormt deze met dezelfde koppelende functie één geheel met het sni j koplichaam 20. De onderhelft van het 30 koppelstuk 40 is bepaald door een aan zijn onderzijde afgesloten, holle cilinder 45 die vrij in het opneemkanaal 29 steekt. Het koppelstuk 40 is daardoor voorzien van een inwendig kamer 42 die via eerste doorgangen 43 aan de bovenzijde in verbinding staat met het inwendige van de 35 snijschoen 11 en die via tweede doorgangen 44 in de cilinder 45 aan de onderzijde in verbinding staat met het opneemkanaal 29 van de snij kop 20. De cilinder 45 is aan de 9 buitenzijde voorzien van een omlopende aangrijprand 4 6 waarmee een om de cilinder 45 aangebrachte, elastische siliconen huls of slang 47 is aangebracht die door de aangrijprand 46 op zijn plaats wordt gehouden. De siliconen 5 slang 47 sluit de tweede doorgangen 44 af en vormt daarmee een éénwegsventiel. Op deze wijze kan slechts via de hoorbuis 6 aangevoerd spoelwater in richting D via de eerste doorgangen 43, de inwendige kamer 42 en de tweede openingen 44 naar het opneemkanaal 2 9 stromen om de snij kop 20 via de 10 boringen 31 te verlaten. Terugstoom van bijvoorbeeld mod-derhoudend water naar de hoorbuis 6 wordt geblokkeerd.
De grondboorinrichting 1 is voorzien van een cilindrisch of busvormig stalen aambeeld 60 dat is opgehangen aan een staalkabel 61 van een verder niet getoonde 15 lier die bij de booraandrijving 4 is opgesteld. Het aambeeld 60 is daarmee in richting E vrij op en neer beweegbaar door de hoorbuis 6 en de bovenhelft van de snij schoen 11. Het aambeeld 60 is aan de onderzijde voorzien van een toelopend uiteinde 64 en aan de binnenzijde van een eerste 2 0 doorganggedeelte 62 dat voldoende breed is op de kop van de bevestigingsbout 41 ruim op te nemen en een breder tweede doorganggedeelte 63 binnen het toelopende uiteinde 64 dat voldoende breed is om de bovenzijde van het koppelstuk 40 ruim op te nemen. Het aambeeld 60 is daarmee aan de onder-25 zijde voorzien van een omlopend slagvlak 65 dat in neergelaten toestand van het aambeeld 60 op het midden van de bevestigingsarmen 52 staat.
De grondboorinrichting 1 is voorzien van een cilindrisch of busvormig stalen stootlichaam 70 waar de 30 staalkabel 61 doorheen is gevoerd. In figuren 2A en 2B is het stootlichaam neergelaten in de hoorbuis 6. Het stootlichaam 7 0 is aan de onderzijde voorzien van een omlopend slagvlak 71 dat in de neergelaten toestand op het aambeeld 60 staat. Het aambeeld 60 is vrij beweegbaar door de boor- 35 buis 6 in richting E. De lengte van het aambeeld 60 in de richting van de hartlijn S is enkele malen groter dan de lengte van het aambeeld 60.
10
In voorbereiding op het boren van een diepe put wordt het sni j koplichaam 20 met het koppelstuk 40 eraan van onderaf in de snij schoen 11 gestoken, waarbij de spieën 27 in de spiesleuven 16 worden geschoven. Vervolgens wordt de 5 bevestigingsplaat 50 middels de bevestigingsbout 41 vastgeschroefd op het koppelstuk 40, waarbij de bevestigings-armen 52 elastisch worden gebogen om voornoemde voorgespannen bevestiging te verkrijgen. De boorkop 10 wordt daarna aan de hoorbuis 6 geschroefd om te starten met het boren van 10 de boorput.
Bij het bereiken van de gewenste einddiepte wordt het aambeeld 60 hangend aan de staalkabel 61 beheerst neergelaten in de boorbuis 6 zodat het slagvlak 65 op het midden van de bevestigingsarmen 52 van de bevestigingsplaat 15 50 komt te staan. Dit komt doordat het midden van de beves tigingsarmen 52 zich binnen de axiale projectie van de inwendige holte van de boorbuis 6 bevindt. Vervolgens wordt het stootlichaam 70 vanaf de bovenzijde van de boorbuis 6 losgelaten, zodat deze langs de staalkabel 61 een vrije val 20 maakt en uiteindelijk op het aambeeld 60 botst. De bevestigingsarmen 52 worden door de via het aambeeld doorgeleide kracht of stoot plastisch vervormd. Indien nodig worden het aambeeld 60 en het daarop rustende stootlichaam 70 met de staalkabel 61 weer beheerst omhoog gehaald om de hiervoor 25 besproken vervormingshandeling te herhalen.
Afhankelijk van de kracht van de stoot en de vrijheid van het sni j koplichaam 20 om de snij schoen 11 ten minste gedeeltelijk neerwaarts in richting F te verlaten worden de bevestigingsarmen 52 om de bovenzijde van het 30 koppelstuk 40 gebogen of met de eindranden 54 omhoog gebogen. Beide buigvormen hebben als resultaat dat de eindranden 55 zich in radiale richting terugtrekken van de tweede steunranden 15 waar zij op rusten. Na het terugtrekken van de boor 5 over een afstand die bijvoorbeeld vergelijkbaar is 35 met de lengte van de snij schoen 11 kan met een extra stoot de snij kop 19 volledig uit de snij schoen 11 worden gelost om achter te blijven op de bodem van de boorput. De snij kop 20 11 is daarbij gangbaar in richting F omdat deze zich in radiale richting volledig binnen de buitencontour of schaduw van de snij schoen 11 bevindt. De wand van de boorput heeft daardoor bij het lossen nog geen vat op de snij kop 20. Na het ophalen 5 van de stootbus 60 is binnen de boor 5 een vrij kanaal beschikbaar waarmee bijvoorbeeld meetapparatuur kan worden neergelaten in de boorput.
De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te 10 illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties evident zijn die vallen onder de geest en de reikwijdte van de onderhavige uitvinding.

Claims (19)

1. Boorinrichting voor het boren in een aardse bodem, omvattend een grondboor en een aandrijving voor roterend en/of trillend aandrijven van de grondboor, waarbij de grondboor is voorzien van een langwerpige holle boorbuis 5 met aan het uiteinde een boorkop, waarbij de boorkop een boormantel en een in de boormantel opgenomen snij kop omvat, waarbij de boormantel is voorzien van een eerste steunvlak dat in hoofdzaak van de boorbuis is afgekeerd en een aan de binnenzijde gelegen tweede steunvlak dichter bij de boorbuis 10 dat in hoofdzaak naar de boorbuis is gekeerd, waarbij de snij kop is voorzien van een snijkoplichaam dat vanaf de van de boorbuis afgekeerde open kopzijde van de boormantel in de boormantel is opgenomen zodanig dat het snijkoplichaam met een eerste aanslagvlak aanligt tegen het eerste steunvlak, 15 en een zich vanaf het snijkoplichaam uitstrekkende bevestigingsarm dat met een tweede aanslagvlak aanligt tegen het tweede steunvlak, waarbij de bevestigingsarm een zich vrij tussen het snijkoplichaam en het aanliggende tweede aanslagvlak uitstrekkend middengedeelte bezit dat zich 2 0 binnen de axiale projectie van het inwendige van de holle boorbuis bevindt.
2. Boorinrichting volgens conclusie 1, waarbij de bevestigingsarm zich in hoofdzaak radiaal uitstrekt van een centraal in de boormantel opgestelde bevestigingskolom voor 25 de bevestigingsarm aan het snijkoplichaam.
3. Boorinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de snij kop is voorzien van meerdere bevestigings-armen die met de tweede aanslagvlakken in omtreksrichting verdeeld elk aangrijpen op een tweede steunvlak van de 30 mantel.
4. Boorinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de boormantel en het ingestoken snijkoplichaam zijn voorzien van met elkaar samenwerkende insteekkoppeldelen die zijn ingericht voor het gangbaar in axiale richting insteken van het snijkoplichaam in de 5 boormantel en de overdracht van een axiale rotatie van de boormantel op het snijkoplichaam.
5. Boorinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de boorinrichting is voorzien van een via de holle hoorbuis neerlaatbaar aambeeld met een in de 10 neerlaatrichting voorlopend stootvlak dat zich in neergelaten toestand van het aambeeld recht boven of op het middengedeelte van de bevestigingsarm bevindt.
6. Boorinrichting volgens conclusies 4 en 5, waarbij het aambeeld aan de voorlopende stootzijde is 15 voorzien van een centrale opneemopening waar zich het stootvlak omheen uitstrekt, waarbij de opneemopening een binnenmaat bezit die voldoende is om de bovenzijde van de bevestigingskolom op te nemen.
7. Boorinrichting volgens conclusie 5 of 6, 2. waarbij de boorinrichting is voorzien van een via de holle hoorbuis neerlaatbaar stootlichaam voor het middels een vrije val aanstoten van het aambeeld.
8. Boorinrichting volgens conclusie 7, waarbij het aambeeld is opgehangen aan een hijskabel die door het 25 stootlichaam is gevoerd.
9. Boorinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de bevestigingsarm losneembaar is vastgezet aan het snijkoplichaam.
10. Boorinrichting volgens conclusie 9, waarbij de 30 bevestigingsarm een onderdeel vormt van een aan het snijkoplichaam vastgezette bevestigingsplaat.
11. Boorinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de bevestigingsarm is vervaardigd van een plastisch vervormbaar materiaal.
12. Boorinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de bevestigingsarm is vervaardigd van metaal, bij voorkeur staal.
13. Boorinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het snijkoplichaam is voorzien van een éénwegsventiel voor spoelwater dat vanuit de hoorbuis en langs de bevestigingsarm aangevoerd spoelwater doorlaat naar 5 het van de hoorbuis afgekeerde einde van de boorkop.
14. Boorinrichting volgens conclusie 13, waarbij het éénwegsventiel een cilinder met een invoerkamer van vanuit de hoorbuis aangevoerd spoelwater omvat, waarbij de cilinder een omlopende wand met een doorvoeropening omvat 10 voor de doorvoer van het aangevoerde spoelwater naar het van de hoorbuis afgekeerde einde van de boorkop, waarbij om de buitenzijde van de cilinder een flexibele slang is geschoven die de doorvoeropening afsluit.
15. Boorinrichting volgens een der voorgaande 15 conclusies, waarbij de boormantel en de snij kop beide zijn voorzien van een van de hoorbuis afgekeerd kopvlak waaruit hardmetalen boorstiften steken.
16. Boorinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het eerste steunvlak aan de binnenzijde 20 van de boormantel is gelegen.
17. Boorinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de boorkop zich in radiale richting beschouwd volledig binnen de boormantel bevindt.
18. Boorinrichting voor het boren in een aardse 25 bodem, omvattend een grondboor en een aandrijving voor roterend en/of trillend aandrijven van de grondboor, waarbij de grondboor is voorzien van een langwerpige holle hoorbuis met aan het uiteinde een boorkop, waarbij de boorkop een boormantel en een in de boormantel opgenomen snij kop omvat, 30 waarbij de boorkop zich in radiale richting beschouwd volledig binnen de boormantel bevindt.
19. Boorinrichting voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bij gevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen. -o-o-o-o-o-o-o-o- FG/HZ
NL2004110A 2010-01-19 2010-01-19 Boorinrichting. NL2004110C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2004110A NL2004110C2 (nl) 2010-01-19 2010-01-19 Boorinrichting.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2004110A NL2004110C2 (nl) 2010-01-19 2010-01-19 Boorinrichting.
NL2004110 2010-01-19

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2004110C2 true NL2004110C2 (nl) 2011-07-20

Family

ID=42313934

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2004110A NL2004110C2 (nl) 2010-01-19 2010-01-19 Boorinrichting.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2004110C2 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2000017488A1 (en) * 1998-09-21 2000-03-30 Shell Internationale Research Maatschappij B.V. Through-drill string conveyed logging system
US20080173481A1 (en) * 2007-01-19 2008-07-24 Halliburton Energy Services, Inc. Drill bit configurations for parked-bit or through-the-bit-logging
WO2008125581A1 (en) * 2007-04-12 2008-10-23 Shell Internationale Research Maatschappij B.V. Drill bit assembly and method of performing an operation in a wellbore

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2000017488A1 (en) * 1998-09-21 2000-03-30 Shell Internationale Research Maatschappij B.V. Through-drill string conveyed logging system
US20080173481A1 (en) * 2007-01-19 2008-07-24 Halliburton Energy Services, Inc. Drill bit configurations for parked-bit or through-the-bit-logging
WO2008125581A1 (en) * 2007-04-12 2008-10-23 Shell Internationale Research Maatschappij B.V. Drill bit assembly and method of performing an operation in a wellbore

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US10648265B2 (en) Lateral drilling method
US8453724B2 (en) Tool for recovering junk and debris from a wellbore of a well
EP2501893B1 (en) Tubular retrieval
EP3714130B1 (en) Method and apparatus for washing an annulus
US8881833B2 (en) Remotely controlled apparatus for downhole applications and methods of operation
AU2014293589B2 (en) One trip drill and casing scrape method and apparatus
US8424620B2 (en) Apparatus and method for lateral well drilling
NO341822B1 (no) Apparat og fremgangsmåte for enturs boring og komplettering av en brønn
BR112016008613B1 (pt) ferramenta de corte de revestimento
US20130192901A1 (en) Up-hole bushing and core barrel head assembly comprising same
BR112015010115B1 (pt) Aparelho de amostragem de núcleo e método de obter uma amostra de núcleo
US20160194937A1 (en) Method for Establishment of a New Well Path from an Existing Well
JP4811654B2 (ja) オールケーシング工法における拡大根造成方法及び拡大掘削装置
GB2454450A (en) Cleaning / scraping tool
NL2004110C2 (nl) Boorinrichting.
RU2733865C1 (ru) Способ и устройство для очистки ствола скважины от пробок
EP2652205B1 (fr) Procede de forage
US20060243436A1 (en) Conductor pipe string deflector and method of using same
RU2318975C1 (ru) Расширитель скважины раздвижной
NO20210345A1 (en) Rotating/non-rotating casing cleaning tool
RU2578135C1 (ru) Расширитель скважин
US20100132938A1 (en) Conductor pipe string deflector and method of using same
UA10809U (uk) Універсальний прилад для ударно-забивного буріння

Legal Events

Date Code Title Description
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20130801