NL2003041C2

NL2003041C2 - Inrichting en werkwijze voor het voor een variabele functie benutten van een oppervlak.

Info

Publication number: NL2003041C2
Application number: NL2003041A
Authority: NL
Inventors: Pieter Johannes Dommele
Original assignee: Sublean Group B V
Priority date: 2009-06-18
Filing date: 2009-06-18
Publication date: 2010-12-21
Also published as: EP2443290B8; PL2845955T3; DK2443290T3; US9834910B2; BRPI1009727A2; PL2443290T3; US20120138762A1; WO2011002282A1; EP2443290B1; ES2550471T3; EP2845955A3; EP2845955A2; EP2845955B1; EP2443290A1; BRPI1009727B1

Description

Inrichting en werkwijze voor het voor een variabele functie benutten van een oppervlak

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting en werkwijze voor het 5 voor een variabele functie benutten van een oppervlak. In het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op het milieuvriendelijk danwel voor energie- of waterwinning of ter verhoging van de leefkwaliteit benutten van een oppervlak, zoals een vloer-, gevel-of dakoppervlak.

10 Het is op zich bekend om oppervlakken zoals vloer-, gevel- of dakoppervlakken te gebruiken voor milieuvriendelijke doeleinden zoals het binden van fijnstof, of het winnen van energie, bijvoorbeeld met behulp van zonnepanelen. Met name in gebieden waarin beschikbare oppervlakken relatief schaars zijn, zoals stedelijke gebieden, is het echter nadelig dat een bepaalde functie voor het benutten van een oppervlak slechts op 15 een beperkt aantal momenten mogelijk is. Zonne-energie is logischerwijs slechts ten tijde van zon, en aldus in ieder geval slechts overdag op te wekken, en bijvoorbeeld wateropvang kan slechts geschieden ten tijde van neerslag. Deze nadelen vormen in het bijzonder in stedelijke gebieden, waar ruimte en bmikbare oppervlakken schaars zijn, een probleem.

20

Het is daarom een doel van de onderhavige uitvinding om tot een werkwijze en inrichting te komen, die het bovengenoemde probleem althans gedeeltelijk oplossen, danwel een bruikbaar alternatief bieden.

25 De uitvinding verschaft daartoe een inrichting voor het voor een variabele functie benutten van een oppervlak, zoals een vloer-, wand-, gevel- of dakoppervlak, omvattende een eerste functioneel element met een werkzame oppervlakte ter grootte van ten minste een deel van het oppervlak en ten minste een tweede functioneel element met een werkzame oppervlakte ter grootte van ten minste een deel van het oppervlak, 30 alsook middelen voor het van ten minste een deel van het oppervlak variëren van het functionele element waarmee het oppervlak benut wordt. Het vloer-, wand-, gevel- of dakoppervlak kan van een woongebouw zijn, van een kantoorgebouw, maar tevens van een weg-, dijk-, geluidswal of een oppervlak verschaft door een ander willekeurig object, voer- of vaartuig, of een locatie.

2

Doordat er gevarieerd kan worden in het functionele element waarmee het oppervlak benut wordt, kan de het gebruik van het oppervlak telkens worden aangepast aan de momentane behoefte, of de momentane mogelijkheden voor het winnen van energie of 5 het milieuvriendelijke of de leefkwaliteit verhogende toepassingen. Voor het kunnen variëren worden de eerste en de tweede functionele elementen verschillend van elkaar gekozen.

In het bijzonder is ten minste één functioneel element gekozen uit de groep van: een 10 zonnepaneel, een koude- of warmteopslagelement, een waterabsorberend- opvangend of bufferend clement, een groen clement zoals een gras- of mosmat of anderszins begroeid element, een fijnstofbindend element, een emissie-bindend en/of neutraliserend element zoals een NOx-bindend en/of neutraliserend of SOx-bindend en/of neutraliserend element, een een afbeelding dragend element, een windenergieopwekkend element. Het 15 ten minste tweede functionele element kan daarbij worden gekozen uit dezelfde groep, maar is daarbij logischerwijs bij voorkeur verschillend van het eerste element. Er kan echter voor gekozen worden om een bepaald element meerdere malen toe te passen, bijvoorbeeld wanneer voorzien wordt dat onderhoudsintervallen zodanig lang duren dat het element bijvoorbeeld vervuild of verzadigd is.

20

De middelen voor het variëren van het functionele element omvatten bij voorkeur ten minste een verplaatsingsmiddel voor ten minste een gedeelte van een functioneel element. Hierdoor kan de benutting van de oppervlakte ten alle tijden worden aangepast. Het verplaatsingsmiddel kan zijn ingericht om slechts een gedeelte van het 25 functionele element te verplaatsen, of het gehele functionele element gedeeltelijk op het oppervlak aan te brengen of ervan te verwijderen. Het verplaatsingsmiddel kan tevens zijn ingericht voor het verplaatsen of omwisselen van meerdere functionele elementen.

Daartoe kan ten minste één verplaatsingsmiddel een roteerbare drager omvatten, 30 waardoor ten minste twee functionele elementen zodanig gedragen worden dat onder rotatie een werkzame oppervlakte van ten minste één functioneel element onder een voorafbepaalde oriëntatie, zoals een positie of hoek, met het oppervlak geplaatst kan worden. Door het roteren van de drager, dat al dan niet geautomatiseerd kan gebeuren, kan in dat geval de wijze van benutten van het oppervlak worden gewijzigd.

3

In het bijzonder omvat de drager een in axiale richting roteerbare koker met een ronde of veelhoekige, en in het bijzonder een driehoekige of vierkante dwarsdoorsnede, waarbij ten minste één vlak van de mantel van de koker een functioneel element draagt.

5 Door een dergelijke drager te roteren kan het vlak in een voor gebruik geschikte oriëntatie gebracht worden. Dat kan een oriëntatie parallel aan (of boven) het oppervlak zijn, maar evenwel een voor het betreffende element meest geschikte oriëntatie. In het geval van een zonnepaneel kan het paneel zich bijvoorbeeld loodrecht uitstrekken op de invalsrichting van het zonlicht, en in afhankelijkheid daarvan geroteerd worden, en in 10 het geval van een afbeelding kan deze bijvoorbeeld parallel aan het oppervlak uitstrekken.

De drager kan in ten minste een axiale hoekpositie zijn ingericht voor het houden van een vloeistof, zoals hemelwater, en daartoe in hoofdzaak hol zijn uitgevoerd, of ten 15 minste over een opslagruimte voor de vloeistof omvatten, en bij verdere voorkeur over een ten minste gedeeltelijk vochtdoorlatende mantel beschikken, voor het opnemen cn/of afgeven van de vloeistof. Het op vangen van hemelwater kan daarbij dienen voor het vervolgens gebruiken van dit hemelwater, bijvoorbeeld als sproeiwater, of voor het ontlasten van afvoersystemen ten tijde van hevige neerslag, waarbij een buffer wordt 20 gevormd die op enig geschikt moment geleegd wordt. Een daartoe geschikte ten minste gedeeltelijk vochtdoorlatende doek omvat bijvoorbeeld een waterdoorlatend doek, dat tegelijkertijd van een opdruk voorzien kan zijn, teneinde als reclameuiting te kunnen fungeren. Evenwel kan het doek van een opdruk voorzien zijn die er juist voor zorgt dat de inrichting een zo gering mogelijk storend optisch effect heeft, of bijvoorbeeld licht 25 absorbeert of reflecteert, teneinde warmte te weren of te vergaren.

In een alternatieve uitvoeringsvorm omvat ten minste één verplaatsingsmiddel een transleerbare drager, waardoor ten minste één, maar bij voorkeur ten minste twee functionele elementen zodanig gedragen worden dat onder translatie een werkzame 30 oppervlakte van ten minste één functioneel element onder een voorafbepaalde oriëntatie, zoals een positie of hoek, met het oppervlak geplaatst kan worden. Een transleerbare drager kan, bijvoorbeeld wanneer er van een transportband of een ketting gebruik gemaakt wordt leiden tot een eenvoudige constructie, waarmee een groot gedeelte van het oppervlak benut kan worden.

4

Het variëren van de functie waarvoor het oppervlak benut wordt kan handmatig worden gedaan, maar evenwel kan de inrichting voorzien zijn van een besturingsinrichting, voor het op basis van een invoer, zoals een handmatige invoer of een door een sensor of 5 externe inrichting verschafte invoer, variëren van ten minste een functioneel element. Daartoe kunnen meerdere inrichtingen gekoppeld worden aan een centrale eenheid, ingericht voor het controleren van de totale gewenste functionaliteit door middel van de invoer voor het verschaffen van een invoer aan elk van de respectievelijke inrichtingen.

10 De inrichting kan achteraf op het oppervlak worden aangebracht, en dus demontabel zijn, of in een paneel dat als wand, dak of dcrgclijkc kan worden gebruikt integraal worden opgenomen en aldus “aard en nagelvast” bevestigd worden.

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van de volgende niet limitatieve 15 figuren. Hierin toont: - Figuur 1 een schematische weergave van een eerste uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding; - Figuur 2 een schematische weergave van een tweede uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding; 20 - Figuur 3 een schematische weergave van een derde uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding; - Figuur 4 een schematische weergave van een vierde uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding; - Figuur 5 een schematische weergave toont van een doorsnede van een drager 25 met functionele elementen voor gebruik in een inrichting volgens de onderhavige uitvinding; - Figuur 6 een schematische weergave toont van een doorsnede van een alternatieve drager met name bestemd voor regenwateropvang volgens de onderhavige uitvinding; 30 - Figuur 7 een schematische weergave van een vijfde uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding toont; en - Figuur 8 een schematische weergave een zesde uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding toont.

5

Figuur 1 toont een inrichting 10 volgens de onderhavige uitvinding, voor het voor een variabele functie benutten van een oppervlak 11, zoals een vloer-, gevel- of dakoppervlak. In figuur 1 geeft de afstand 11 de breedte van het oppervlak aan, waarbij het oppervlak zich verder loodrecht op het vlak van de tekening uitstrekt. Het oppervlak 5 wordt daarbij gevormd door een vloer 14, maar het zij duidelijk dat de uitvinding evenwel geschikt is om toegepast te worden op enig oppervlak, zoals een gevel- of dakoppervlak, of een grondoppervlak, een dijkoppervlak, een taludoppervlak etc. De inrichting omvat een eerste functioneel element 12, bestaande uit een zonnepaneel, dat gevormd wordt door een aantal deelelementen 12a, 12b, 12c, welke zich elk op 10 respectievelijke dragers 15a, 15b, 15c bevinden. De dragers 15a, 15b en 15c zijn gevormd als kokers, die zich loodrecht op het vlak van dc tekening uitstrekken, en roteerbaar zijn opgesteld rond rotatieassen 16a, 16b, 16c. Door middel van deze rotatie kan een tweede functionele element 13, gevormd door tweede functionele deelelementen 13a, 13b, 13c naar de bovenzijde worden gedraaid, waardoor het 15 functionele element waarmee het oppervlak benut wordt veranderd wordt van functioneel element 12 naar functioneel element 13,17 of 18, waarbij functioneel element 13,17 of 18 bijvoorbeeld gevormd wordt door enig element uit de groep van een koude- ofwarmteopslagelement, een waterabsorberend- opvangend of bufferend element, een groen element zoals een gras- of mosmat of anderszins begroeid element, 20 een fijnstofbindend clement, een cmissic-bindcnd cn/of neutraliserend clement zoals een NOx-bindend en/of neutraliserend of SOx-bindend en/of neutraliserend element, een een afbeelding dragend element, een windenergieopwekkend element. In de getoonde uitvoeringsvorm kunnen de functionele elementen zich in een geactiveerde toestand parallel aan elkaar, en in het bijzonder ook parallel aan de vloer 14 uitstrekken, 25 maar evenwel is het - bijvoorbeeld wanneer de zonnepanelen 12a, 12b, 12c geactiveerd worden - mogelijk deze elk in een optimale oriëntatie ten opzichte van het invallende zonlicht te plaatsen, zodat zij mogelijkerwijs parallel aan elkaar, maar niet noodzakelijkerwijs parallel aan het door de vloer 14 gedefinieerde oppervlak 11 liggen.

30 Niet weergegeven zijn optioneel in, of gedeeltelijk om of rond de drager aangebrachte schoepen, voor het opwekken van windenergie. Ook kunnen de dragers, in het bijzonder wanneer zij ten minste niet geheel voor vloeistofopslag gebruikt worden zijn ingericht als energieopslagmedium, waartoe zij als accu kunnen zijn uitgevoerd. Dergelijke accu’s kunnen conventioneel accuzuur omvatten, maar om bijvoorbeeld 6 veiligheidsredenen ook zijn uitgevoerd als zout-dragende accu’s. De energieopslag kan echter ook in de vorm van warmte- of koudeopslag plaatsvinden.

Figuur 2 toont een tweede uitvoeringsvorm 20 van de onderhavige uitvinding, De 5 tweede uitvoeringvorm 20 stemt in hoofdzaak overeen met de eerste uitvoeringsvorm 10, zij het dat de tweede drager 25b verplaatsbaar is in de richting van de pijl 26. Hierdoor hindert de tweede drager 25b de eerste drager 25a en de derde drager 25c niet tijdens het roteren. In de uitvoeringsvorm 10 uit figuur 1 zijn de dragers 15a, 15b, 15c op een onderlinge afstand 19 geplaatst om deze hinder te voorkomen, hetgeen echter het 10 nadeel heeft dat er tijdens gebruik onbenutte tussenruimten 19 aanwezig zijn tussen de functionele dcclclcmcntcn 15a, 15b, 15c. Dit nadeel wordt opgeheven door de uitvoeringsvorm 20 uit figuur 2, waarin de stippellijnen 27 tonen hoe de functionele deelelementen 21a, 21b, 21c op elkaar aanliggen in een geactiveerde toestand, waarbij de tweede drager 21b temidden van de eerste drager 21a en de derde drager 21c is 15 geplaatst. Een andere manier om het nadeel van de uitvoeringsvorm uit figuur 1 op te heffen is het gebruikmaken van dragers met een driehoekige doorsnede, hetgeen echter leidt tot beperktere mogelijkheden voor het plaatsen van functionele elementen.

De dragers 15a, 15b, 15c, 21a, 21b en 21c zijn bij voorkeur uitgevoerd als uitneembare 20 cn eenvoudig vervangbare cassettes, cn aan elk van hun zijden voorzien van ccn functioneel element. Hun rotatiepunten 16a, 16b, 16c, 26a, 26b, 26c zijn bij voorkeur tevens uitgevoerd als doorvoer voor elektrische bekabeling, of zo mogelijk voor warmte enk)f koude of vloeistofoverdracht. In deze laatste functie kan de inrichting volgens de onderhavige uitvinding gekoppeld worden aan een al dan niet reeds aanwezig 25 airconditioningssysteem in een gebouw op het dak waarvan of op de gevel waarvan de inrichting volgens de onderhavige uitvinding wordt geplaatst.

Figuur 3 toont een volgende uitvoeringsvorm 30, waarbij functionele elementen 31, 32, 33 zijn aangebracht op een band 34. Door de band 34 te bewegen, hetgeen 30 bewerkstelligd kan worden door het roteren van de rollen 35, 36, 37, kunnen de functionele elementen worden getransleerd, waarbij telkens één of meerdere functionele elementen in een actieve gebruikstoestand worden gebracht. In het getoonde voorbeeld zijn de functionele elementen 32 en 34 geactiveerd, terwijl het functionele element 33 zich in een rusttoestand bevindt, waarbij het naar de oppervlakte is toegekeerd.

7

Figuur 4 toont een volgende uitvoeringsvorm 40 van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding, waarbij de functionele elementen 41,42,43,44 eveneens op een band 45 zijn aangebracht. In de getoonde situatie is het functionele element 44 5 actief. De band 45 is opgenomen in een constructie waarvan staander 48 beweegbaar is. Door het verschuiven van de staander 48 in de richting van de pijl 49 kan de hoek waaronder het gedeelte van de band 45 dat zich tussen de uiteinden 46 en 47 van de staanders van de inrichting bevindt, staat ten opzichte van het oppervlak gewijzigd worden. Op deze manier kan een voor het actieve functionele element optimale hoek 10 worden ingesteld.

Figuur 5 toont een schematische doorsnedeweergave van een drager 50 voor gebruik in een inrichting volgens de onderhavige uitvinding. De drager is voorzien van functionele elementen 51, 54,55,56, waarbij functioneel element 51 is uitgevoerd als een vloeistof-15 doorlatend doek. Door het vloeistofdoorlatende doek 51 te richten naar een zijde van waaraf neerslag kan invallen, kan zich vloeistof, zoals neerslag, verzamelen in de drager 50. De drager is daartoe uitgevoerd als ten minste gedeeltelijk holle koker, waarin een aantal elementen 53 zijn aangebracht voor het vasthouden van de vloeistof. Tevens zijn overlopen 52 aangebracht, die ertoe dienen om het vloeistofniveau beneden een 20 voorafbcpaald maximum te houden.

Figuur 6 toont een schematische weergave van een doorsnede van een alternatieve uitvoeringsvorm 60 van de onderhavige uitvinding. De inrichting is voorzien van een drietal dragers 61, 62, 63, waarvan ten minste de zijden 61a, 62a, 63a zijn ingericht voor 25 het doorlaten van regenwater. De zijden 61b, 62b, 63b kunnen voor enige andere functionaliteit zijn ingericht. De dragers 62 en 63 zijn weergegeven in een voor het opvangen van regenwater geschikte toestand, terwijl de drager 61 is weergegeven in een voor het afgeven van regenwater geschikte toestand. Er kan gekozen worden om het regenwater op te vangen met als doel het water te winnen, maar het is ook mogelijk de 30 opvang te doen plaatsvinden met als oogmerk overbelasting van de waterafvoer of een rioolstelsel te laten plaatsvinden.

Figuur 7 toont een schematische weergave van een vijfde uitvoeringsvorm 70 van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding. In deze uitvoeringsvorm herbergt een 8 opslageenheid 71 meerdere dragers, waarvan de dragers 72-78 getoond zijn in een actieve toestand, waarbij zij het oppervlak 79 bedekken. De dragers kunnen door middel van translatie parallel aan het oppervlak 79 in een actieve toestand worden gebracht, danwel worden uitgewisseld met (niet getoonde) in de opslageenheid opgenomen 5 andere dragers. Ook kunnen de dragers 72-78 in hun actieve toestand geplaatst zijn boven een op het oppervlak 79 aangebracht functioneel element dat geactiveerd kan worden door de dragers 72-78 in de opslageenheid op te nemen.

Figuur 8 toont een schematische weergave van een volgende uitvoeringsvorm 80, 10 waarbij de opslageenheid meerdere functionele elementen 81, 82 omvat die volgens een jukebox- of caroussclprincipc op het oppervlak kunnen worden aangebracht.

Naast de getoonde uitvoeringsvormen zijn er vele variaties mogelijk, die alle geacht worden te vallen binnen de beschermingsomvang van de navolgende conclusies.

Claims

1. Inrichting voor het voor een variabele functie benutten van een oppervlak, zoals een vloer-, gevel- of dakoppervlak, omvattende: 5. een eerste functioneel element met een werkzame oppervlakte ter grootte van ten minste een deel van het oppervlak; - ten minste een tweede functioneel element met een werkzame oppervlakte ter grootte van ten minste een deel van het oppervlak; - middelen voor het van ten minste een deel van het oppervlak variëren van het 10 functionele element waarmee het oppervlak benut wordt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij ten minste één functioneel element gekozen is uit de groep van: een zonnepaneel, een koude- of warmteopslagelement, een waterabsorberend- opvangend of bufferend element, een groen element zoals een gras- 15 of mosmat of anderszins begroeid element, een fïjnstofbindend element, een emissie-bindend en/of neutraliserend element zoals een NOx-bindend en/of neutraliserend of SOx-bindend en/of neutraliserend element, een een afbeelding dragend element, een windenergieopwekkend element. Een licht reflecterend of absorberend element.

3. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de middelen voor het variëren van het functionele element ten minste een verplaatsingsmiddel voor ten minste een gedeelte van een functioneel element omvatten.

4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij ten minste één verplaatsingsmiddel is 25 ingericht voor het verplaatsen van meerdere functionele elementen.

5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, waarbij ten minste één verplaatsingsmiddel een roteerbare drager omvat, waardoor ten minste twee functionele elementen zodanig gedragen worden dat onder rotatie een werkzame oppervlakte van ten minste één 30 functioneel element onder een voorafbepaalde oriëntatie, zoals een positie of hoek, met het oppervlak geplaatst kan worden.

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij de drager een in axiale richting roteerbare koker met een veelhoekige, en in het bijzonder een driehoekige of vierkante dwarsdoorsnede omvat, waarbij ten minste één vlak van de mantel van de koker een functioneel element draagt.

7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, waarbij de drager in ten minste een axiale 5 hoekpositie is ingericht voor het houden van een vloeistof, zoals hemelwater.

8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij de drager over een ten minste gedeeltelijk vochtdoorlatende mantel beschikt, voor het opnemen en/of afgeven van de vloeistof.

9. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, waarbij ten minste één vcrplaatsingsmiddcl een transleerbare drager omvat, waardoor ten minste een functioneel element zodanig gedragen wordt dat onder translatie een werkzame oppervlakte van het ten minste éne functioneele element onder een voorafbepaalde oriëntatie, zoals een positie of hoek, met 15 het oppervlak geplaatst kan worden.

10. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, omvattende een besturingsinrichting, voor het op basis van een invoer, zoals een handmatige invoer of een door een sensor of externe inrichting verschafte invoer, variëren van ten minste een 20 functioneel element.

11. Samenstel van meerdere inrichtingen volgens conclusie 10, gekoppeld aan een centrale eenheid, ingericht voor het controleren van de totale gewenste functionaliteit door middel van de invoer voor het verschaffen van een invoer aan elk van de 25 respectievelijke inrichtingen.

12. Werkwijze voor het voor een variabele functie benutten van een oppervlak, zoals een vloer-, gevel- of dakoppervlak, omvattende: - het van ten minste een deel van het oppervlak variëren van een werkzame oppervlakte 30 van een functioneel element dat het oppervlak beslaat.

13. Werkwijze volgens conclusie 12, omvattende het vervangen van ten minste een deel van de een werkzame oppervlakte van een eerste functioneel element door de werkzame oppervlakte van een tweede functioneel element.

14. Werkwijze volgens conclusie 12 of 12, waarbij het variëren van een werkzame oppervlakte van een functioneel element dat het oppervlak beslaat het transleren of roteren van ten minste een gedeelte van het functionele element omvat.