NL2002457C2 - Eindgebruiker-elektriciteitsnetwerk, gebruik, werkwijze en samenstel. - Google Patents

Eindgebruiker-elektriciteitsnetwerk, gebruik, werkwijze en samenstel. Download PDF

Info

Publication number
NL2002457C2
NL2002457C2 NL2002457A NL2002457A NL2002457C2 NL 2002457 C2 NL2002457 C2 NL 2002457C2 NL 2002457 A NL2002457 A NL 2002457A NL 2002457 A NL2002457 A NL 2002457A NL 2002457 C2 NL2002457 C2 NL 2002457C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
network
sensor
current
electricity
processing unit
Prior art date
Application number
NL2002457A
Other languages
English (en)
Inventor
Martinus Johannes Maria Riet
Original Assignee
Liandon B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Liandon B V filed Critical Liandon B V
Priority to NL2002457A priority Critical patent/NL2002457C2/nl
Priority to PCT/NL2010/050037 priority patent/WO2010087703A1/en
Priority to EP10702362A priority patent/EP2392064A1/en
Priority to AU2010208752A priority patent/AU2010208752A1/en
Priority to US13/145,953 priority patent/US20120022813A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2002457C2 publication Critical patent/NL2002457C2/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01RMEASURING ELECTRIC VARIABLES; MEASURING MAGNETIC VARIABLES
    • G01R22/00Arrangements for measuring time integral of electric power or current, e.g. electricity meters
    • G01R22/06Arrangements for measuring time integral of electric power or current, e.g. electricity meters by electronic methods
    • G01R22/10Arrangements for measuring time integral of electric power or current, e.g. electricity meters by electronic methods using digital techniques
    • HELECTRICITY
    • H02GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
    • H02JCIRCUIT ARRANGEMENTS OR SYSTEMS FOR SUPPLYING OR DISTRIBUTING ELECTRIC POWER; SYSTEMS FOR STORING ELECTRIC ENERGY
    • H02J3/00Circuit arrangements for ac mains or ac distribution networks
    • H02J3/12Circuit arrangements for ac mains or ac distribution networks for adjusting voltage in ac networks by changing a characteristic of the network load
    • H02J3/14Circuit arrangements for ac mains or ac distribution networks for adjusting voltage in ac networks by changing a characteristic of the network load by switching loads on to, or off from, network, e.g. progressively balanced loading
    • H02J3/144Demand-response operation of the power transmission or distribution network
    • HELECTRICITY
    • H02GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
    • H02JCIRCUIT ARRANGEMENTS OR SYSTEMS FOR SUPPLYING OR DISTRIBUTING ELECTRIC POWER; SYSTEMS FOR STORING ELECTRIC ENERGY
    • H02J2310/00The network for supplying or distributing electric power characterised by its spatial reach or by the load
    • H02J2310/50The network for supplying or distributing electric power characterised by its spatial reach or by the load for selectively controlling the operation of the loads
    • H02J2310/56The network for supplying or distributing electric power characterised by its spatial reach or by the load for selectively controlling the operation of the loads characterised by the condition upon which the selective controlling is based
    • H02J2310/58The condition being electrical
    • H02J2310/60Limiting power consumption in the network or in one section of the network, e.g. load shedding or peak shaving
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02BCLIMATE CHANGE MITIGATION TECHNOLOGIES RELATED TO BUILDINGS, e.g. HOUSING, HOUSE APPLIANCES OR RELATED END-USER APPLICATIONS
    • Y02B70/00Technologies for an efficient end-user side electric power management and consumption
    • Y02B70/30Systems integrating technologies related to power network operation and communication or information technologies for improving the carbon footprint of the management of residential or tertiary loads, i.e. smart grids as climate change mitigation technology in the buildings sector, including also the last stages of power distribution and the control, monitoring or operating management systems at local level
    • Y02B70/3225Demand response systems, e.g. load shedding, peak shaving
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y04INFORMATION OR COMMUNICATION TECHNOLOGIES HAVING AN IMPACT ON OTHER TECHNOLOGY AREAS
    • Y04SSYSTEMS INTEGRATING TECHNOLOGIES RELATED TO POWER NETWORK OPERATION, COMMUNICATION OR INFORMATION TECHNOLOGIES FOR IMPROVING THE ELECTRICAL POWER GENERATION, TRANSMISSION, DISTRIBUTION, MANAGEMENT OR USAGE, i.e. SMART GRIDS
    • Y04S20/00Management or operation of end-user stationary applications or the last stages of power distribution; Controlling, monitoring or operating thereof
    • Y04S20/20End-user application control systems
    • Y04S20/222Demand response systems, e.g. load shedding, peak shaving

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Power Engineering (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Remote Monitoring And Control Of Power-Distribution Networks (AREA)

Description

P87282NL00
Titel: Eindgebruiker-elektriciteitsnetwerk, gebruik, werkwijze en samenstel.
De uitvinding heeft betrekking op een eindgebruiker -elektriciteitsnetwerk, aangesloten op een elektriciteittransportkabel via een hoofdstroomonderbreker, waarbij het eindgebruiker-elektriciteitsnetwerk is voorzien van een primair deel omvattende een geijkte elektriciteitsmeter om 5 een in het netwerk verbruikte hoeveelheid elektriciteit te meten, en een op het primaire deel aangesloten secundair deel, omvattende elektrisch parallel in het netwerk aangesloten netwerkdelen.
Een dergelijk eindgebruiker-netwerk is algemeen bekend, is 10 bijvoorbeeld in en/of nabij een gebouw, bijvoorbeeld een woning, opgesteld om eindgebruikerinrichtingen van laagspanning te voorzien (of om elektriciteit van een of meer eindgebruikerinrichtingen te ontvangen). Een beginpunt van een dergelijk locaal netwerk omvat veelal een meterkast, waar een hoofdtransportkabel (bijvoorbeeld van een nutsbedrijf) 15 binnenkomt. De hoofdtransportkabel is aangesloten op de hoofdstroomonderbreker, die doorgaans is voorzien van een hoofdzekering, en doorgaans handmatig bedienbaar is. De hoofdstroomonderbreker dient als beveiliging, en is ingericht om het eindgebruikernetwerk spanningsloos te maken. De onderbreker kan een elektrische koppeling tussen het netwerk 20 en de hoofdtransportkabel automatisch onderbreken, in het bijzonder wanneer de netwerkbelasting een bepaalde waarde overschrijdt. Verder kan de hoofdstroomonderbreker worden bediend om het netwerk spanningsloos te maken, wanneer netwerkwerkzaamheden dienen te worden verricht.
Een genoemde in het eindgebruikernetwerk verbruikte hoeveelheid 25 elektriciteit is doorgaans een positief verbruik, bijvoorbeeld wanneer slechts elektriciteitverbruikende inrichtingen op het netwerk zijn aangesloten.
2
Alternatief kunnen bijvoorbeeld een of meer elektriciteitsopwekkende inrichtingen aan het secundaire deel van het eindgebruikernetwerk zijn gekoppeld. In dat geval kan tevens een situatie bestaan van een negatief totaal elektriciteitsverbruik (i.e., wanneer locaal 5 meer elektriciteit wordt opgewekt dan wordt verbruikt). In dat geval kan eindgebruikernetwerk dienst doen als leverancier van elektriciteit aan de transportkabel.
De geijkte hoofdmeter is doorgaans voor of achter de hoofdstroomonderbreker opgesteld. De meter is ingericht om het totale 10 elektriciteitsverbruik in het eindgebruiker netwerk te meten, onder invloed van de totale stroom die van of naar de hoofdkabel, door de meter en respectieve hoofdstroomonderbreker, loopt. Diverse varianten van geijkte elektriciteitsmeters zijn bekend, omvattende zowel analoge als digitale typen. De elektriciteitsmeter geeft doorgaans het verbruik in kWh aan, en 15 heeft een maximale meetonnauwkeurigheid van 2%, meer in het bijzonder 1 %.
Verder is het eindgebruikernetwerk doorgaans voorzien van een aantal parallelle netwerkdelen (ook wel groepen genoemd), die via een verdeelsysteem op de hoofdstroomonderbreker (al dan niet via de geijkte 20 meter) zijn aangesloten. Diverse stroomonderbrekers, bijvoorbeeld stoppen en/of aardlekschakelaars, kunnen zijn voorzien om deze netwerkdelen afzonderlijk spanningsloos te maken, De parallelle netwerkdelen zijn uitgevoerd om de elektriciteit naar gewenste afnamelocaties (bijvoorbeeld in en/of nabij het gebouw) te voeren (en/of daarvan te ontvangen bij toepassing 25 van locale elektriciteitopwekking), bijvoorbeeld naar stopcontacten, apparaten, en dergelijke.
Een voordeel van het bekende netwerk is, dat de genoemde geijkte elektriciteitsmeter zeer nauwkeurig het cumulatieve elektriciteitsverbruik kan registreren. Een nadeel is, dat de meter weinig flexibel is, en 30 bijvoorbeeld geen aflezing geeft van een instantaan elektriciteitsverbruik, of 3 van een verbruik gedurende een bepaalde periode.. In veel gevallen is bijvoorbeeld een ouderwetse analoge meter voorzien. Vervanging van de analoge meters door “slimme digitale meters” kan genoemde nadelen ten minste deels opheffen, echter, een der gelijke vervanging is bijzonder 5 kostbaar en tijdrovend, en leidt tot een grote hoeveelheid afgedankte analoge meters.
Verder blijkt dat het bekende netwerk kan worden overbelast, wanneer verschillende op het netwerk aangesloten hoog-vermogen inrichtingen (bijvoorbeeld een wasautomaat en voertuig-accumulator) 10 gelijktijdig zijn ingeschakeld en elektriciteit verbruiken. De overbelasting kan leiden tot ongewenste doorslag van een hoofdzekering van de hoofdstroomonderbreker.
De onderhavige uitvinding beoogt een verbeterd eindgebruiker -15 elektriciteitsnetwerk, waarbij bovengenoemde nadelen ten minste deels zijn opgeheven, bij voorkeur onder gebruikmaking van relatief eenvoudige en tevens voldoende veilige middelen.
Hiertoe wordt het netwerk volgens de uitvinding gekenmerkt doordat het primaire deel tevens is voorzien van ten minste één eerste 20 stroomsensor die is ingericht om een totale, door het primaire deel lopende stroom te meten.
De extra stroomsensor biedt een groot aantal voordelen. Volgens een nadere uitwerking kan de stroomsensor bijvoorbeeld veilig worden geplaatst in een bestaand eindgebruiker-netwerk, om een netwerk volgens 25 de uitvinding te voorzien. Plaatsing kan veilig geschieden, doordat de sensor achter de hoofdstroomonderbreker wordt opgesteld, bij een netwerkdeel waar de spanning eenvoudig tijdelijk vanaf kan worden gehaald.
De geplaatste stroomsensor kan een stroommeting leveren van een totale stroom die, via de geijkte meter, aan het eindgebruiker-netwerk 30 wordt geleverd (bij een positief totaal locaal elektriciteitsverbruik) of 4 daarvan wordt ontvangen (bij een negatief totaal locaal elektriciteitsverbruik). De sensor kan relatief eenvoudig en goedkoop worden uitgevoerd. De sensor kan op zichzelf een lagere meetnauwkeurigheid hebben dan de genoemde geijkte meter. Bij voorkeur 5 worden door middel van de stroomsensor uitgevoerde metingen, na plaatsing, geassocieerd met een bepaalde meterstand van de reeds aanwezige geijkte meter. Een op een bepaald moment door de geijkte meter uitgevoerde verbruiksmeting kan bijvoorbeeld worden gebruikt als referentiepunt in verwerking van door de sensor uitgevoerde 10 stroommetingen.
Bij voorkeur wordt een door de sensor afgegeven meetsignaal verwerkt, bijvoorbeeld om een verbruik in kWh (of een andere elektriciteitsverbruik-eenheid) te bepalen. Ten behoeve van het bepalen van elektriciteitsverbruik wordt bij voorkeur tevens een bijbehorende locale 15 netwerkspanning gemeten. Verder kan de sensor worden gebruikt als onderdeel van een additioneel netwerkbeveiligingssysteem, bijvoorbeeld om ongewenst doorslaan van een hoofdzekering bij overbelasting voor te zijn.
Volgens een bijzonder voordelige uitwerking is het netwerk voorzien van een verwerkingseenheid, welke met genoemde stroomsensor is 20 geassocieerd om een door de sensor uitgevoerde stroommeting te verwerken. De verwerkingseenheid kan bijvoorbeeld elektriciteitsverbruik-referentiegegevens bevatten, om een door de stroomsensor uitgevoerde stroommeting aan een door de geijkte meter uitgevoerde meting te refereren. Optioneel kunnen door de geijkte meter geleverde 25 referentiegegevens regelmatig in de verwerkingseenheid worden ingevoerd.
De verwerkingseenheid en bijbehorende stroomsensor kunnen op zichzelf bijvoorbeeld een “intelligente elektriciteitsmeter” vormen. De verwerkingseenheid kan bijvoorbeeld zijn aangesloten op een communicatienetwerk, bijvoorbeeld een computernetwerk, om gegevens 30 (bijvoorbeeld ijkgegevens, meetgegevens, en dergelijke) naar een zich op 5 afstand van het eindgebruiker-netwerk bevindende gegevensverwerker (bijvoorbeeld van een elektriciteitleverancier) te verzenden. Verder kan de verwerkingseenheid bijvoorbeeld gegevens via het communicatienetwerk ontvangen, bijvoorbeeld software-updates, informatie betreffende 5 elektriciteitstarieven en dergelijke.
Volgens een extra voordelige uitwerking is ten minste één van de netwerkdelen voorzien van een tweede stroomsensor, om in dat netwerkdeel lopende stroom te meten. Het is dan bijzonder voordeling wanneer de verwerkingseenheid tevens met genoemde tweede stroomsensor is 10 geassocieerd om een door die sensor uitgevoerde stroommeting te verwerken.
Op deze manier kan via de verwerkingseenheid een zeer uitgebreide bewaking van het locale eindgebruiker-netwerk worden verkregen. De verwerkingseenheid verkrijgt via de diverse stroomsensoren 15 zowel gegevens betreffende een totaal netwerk-stroomverbruik, als gegevens betreffende het gebruik in een of meer vertakkingen van het netwerk. De diverse meetgegevens, afkomstig van de verschillende stroomsensoren, kunnen bijvoorbeeld door de verwerkingseenheid worden verwerkt om instantaan te bepalen, waar grote netwerkbelastingen (bijvoorbeeld door 20 een actieve wasautomaat en/of een actieve voertuigaccumulator) plaatsvinden.
Eveneens zeer voordelig is de nadere uitwerking waarbij ten minste één van de netwerkdelen is voorzien van een secundaire stroomonderbreker, welke stroomonderbreker door de verwerkingseenheid 25 bestuurbaar is.
Zo kan de verwerkingseenheid een of meer netwerkdelen (bijvoorbeeld tijdelijk) automatisch afsluiten, bijvoorbeeld indien de verwerkingseenheid heeft bepaald dat sprake is van, of de kans bestaat dat, het netwerk wordt overbelast. Hiertoe kan de verwerkingseenheid 30 bijvoorbeeld zijn ingericht om een genoemde secundaire stroomonderbreker 6 te besturen, afhankelijk van een resultaat van een door ten minste een genoemde eerste en/of tweede stroomsensor uitgevoerde meting.
Volgens een nadere uitwerking is het locale eindgebruikersnetwerk voorzien van een of meer elektriciteitsbronnen, bijvoorbeeld een locale 5 generator, een warmtekrachtkoppelingsinrichting, een accumulator, en/of dergelijke. In dat geval is het voordelig, wanneer de verwerkingseenheid is ingericht om een of meer van de elektriciteitsbronnen in te schakelen, bijvoorbeeld indien de verwerkingseenheid heeft bepaald dat sprake is van, of de kans bestaat dat, het netwerk wordt overbelast.
10 Een genoemde tweede stroomsensor en een genoemde secundaire stroomonderbreker kunnen bijvoorbeeld deel uitmaken van dezelfde, op het netwerk aansluitbare eenheid.
Volgens een nadere uitwerking zijn de tweede stroomsensor en secundaire stroomonderbreker elk nabij de verwerkingseenheid opgesteld, 15 bijvoorbeeld in een meterkast.
Een andere gebruikersvriendelijke uitvoering omvat bijvoorbeeld een inrichting voorzien van een in een stopcontact te steken plug (stekker) om elektriciteit te ontvangen en/of leveren, welke inrichting een stopcontact-uitgang heeft die elektrisch aan de plug is gekoppeld, waarbij de elektrische 20 koppeling tussen de plug en uitgang is voorzien van zowel eens stroomsensor als een genoemde secundaire stroomonderbreker.
Een andere uitvoering omvat een inrichting voorzien van een in een stopcontact te steken plug om elektriciteit te ontvangen en/of leveren, welke inrichting een stopcontact-uitgang heeft die elektrisch aan de plug is 25 gekoppeld, waarbij de elektrische koppeling tussen de plug en uitgang is voorzien van een stroomsensor.
Een andere uitvoering omvat een inrichting voorzien van een in een stopcontact te steken plug om elektriciteit te ontvangen en/of leveren, welke inrichting een stopcontact-uitgang heeft die elektrisch aan de plug is 30 gekoppeld, waarbij de elektrische koppeling tussen de plug en uitgang is 7 voorzien van een locale, door de verwerkingseenheid bestuurbare stroomonderbreker.
Bestaande eindgebruiker-netwerken kunnen relatief gemakkelijk en veilig worden aangepast, om een netwerk volgens de onderhavige 5 uitvinding te voorzien.
De uitvinding biedt een samenstel, kennelijk bestemd en ingericht voor het voorzien van een eindgebruiker-elektriciteitsnetwerk volgens een der conclusies 7-18, waarbij het samenstel wordt gekenmerkt doordat het is voorzien van: 10 - ten minste een genoemde eerste stroomsensor; en -de verwerkingseenheid, om een door de eerste sensor uitgevoerde stroommeting te verwerken.
Voordelige nadere uitweringen van het samenstel bevatten bijvoorbeeld ten minste een door de verwerkingseenheid bestuurbare 15 stroomonderbreker, en/of ten minste een tweede stroomsensor, welke in een afgetakt netwerkdeel van het eindgebruikernetwerk plaatsbaar is/zijn.
Het samenstel kan voorbeeld worden geleverd in combinatie met een hoog-vermogen inrichting, bijvoorbeeld een voertuig-accumulator of dergelijke. Op deze manier kan de hoog-vermogen inrichting via het 20 eindgebruiker-netwerk van elektriciteit worden voorzien, en/of elektriciteit aan het eindgebruiker-netwerk leveren; het samenstel kan, na in het netwerk te zijn geïnstalleerd, een of meer van genoemde voordelen bieden, bijvoorbeeld beveiliging, gegevensuitwisseling en dergelijke.
Verder biedt de uitvinding een werkwijze voor het transport van 25 stroom via een eindgebruiker-elektriciteitsnetwerk, waarbij het netwerk is voorzien van een op een elektriciteittransportkabel aangesloten primair netwerk deel, welk primaire deel is voorzien van een hoofdstroomonderbreker om overig deel van het eindgebruikernetwerk van de transportkabel af te sluiten, alsmede een geijkte elektriciteitsmeter om 30 een in het eindgebruiker-elektriciteitsnetwerk verbruikte hoeveelheid 8 elektriciteit te meten, waarbij het eindgebruiker-elektriciteitsnetwerk is voorzien van een op het primaire deel aangesloten secundair deel, omvattende elektrisch parallel in het netwerk aangesloten netwerkdelen om eindgebruikerinrichtingen aan te koppelen..
5 De werkwijze wordt op voordelige wijze gekenmerkt door het plaatsen van ten minste één eerste stroomsensor in het primaire netwerkdeel, waarbij de sensor wordt gebruikt om de door de geijkte elektriciteitsmeter lopende stroom te meten.
Op deze manier kunnen bovengenoemde voordelen worden bereikt.
10
De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van een niet-limitatief uitvoeringsvoorbeeld en de tekening. Daarin toont:
Figuur IA schematisch een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding;
Figuur 1B een dergelijke tekening als Figuur IA, van een 15 alternatieve uitvoering
Figuur 2 een doorsnede-aanzicht van een deel van het in Figuren IA, 1B getoonde voorbeeld, bij een gesloten sensorstand;
Figuur 3 een dergelijk aanzicht als Figuur 2, bij een geopende sensorstand; 20 Figuur 4 een zijaanzicht van het in Figuren 2-3 getoonde sensorvoorbeeld;
Figuur 5A schematisch een eerste voorbeeld van een meet-enregeleenheid en
Figuur 5B schematisch een tweede voorbeeld van een meet-25 enregeleenheid.
Gelijke of overeenkomstige maatregelen worden in deze aanvrage met gelijke of overeenkomstige verwijzingstekens aangeduid.
Figuren IA, 1B tonen schematisch voorbeelden van een locaal 30 eindgebruiker-elektriciteitsnetwerk, bijvoorbeeld om een gebouw (zoals een 9 woning of kantoor) van elektriciteit te voorzien en/of om daarvan elektriciteit te ontvangen. De te leveren en/of ontvangen elektriciteit omvat in het bijzonder laagspanning (bijvoorbeeld 110V, of 220-230V, wisselspanning).
5 Een primair deel 1,2,3 van het eindgebruikernetwerk is aangesloten op een stroomkabel K van een elektriciteits-leverancier. Een dergelijke kabel K is doorgaans voorzien van verschillende stroomgeleiders, te weten één of meer fasegeleiders (die op spanning staan, om de elektriciteit te leveren en/of ontvangen), en een nul-geleider (voor een 10 retourstroom).
De aansluiting van het netwerk op de kabel K geschiedt via een netwerkbeveiligingsstation 1 van het primaire netwerkdeel, omvattende een hoofdstroomonderbreker. Deze onderbreker omvat bij voorkeur een schakelaar die handmatig tussen een stroomdoorgiftestand en een 15 stroomonderbrekende stand schakelbaar is, om een elektrische verbinding tussen transportkabel K en het secundaire deel van het netwerk toe te staan, respectievelijk te onderbreken.
Verder is netwerkbeveiligingsstation 1 voorzien van een hoofdzekering, die zich bijvoorbeeld in een verzegelde kast kan bevinden.
20 Deze zekering is ingericht om onder invloed om stroomtoevoer aan het eindgebruikernetwerk automatisch te verbreken wanneer een via de zekering lopende stroom een bepaalde drempelwaarde overschrijdt. Een bekend type hoofdzekering dient te worden vervangen, wanneer deze onder invloed van overbelasting, naar een stroomverbrekende stand is gesprongen. 25 In het schematisch getoonde voorbeeld is netwerkbeveiligingsstation 1 als één onderdeel weergegeven, echter, het station kan tevens aparte delen omvatten, bijvoorbeeld een deel dat een genoemde hoofdstroomonderbreker en een ander deel da de hoofdzekering omvat.
10
Doorgaans is het gewenst om het stroomverbruik (bijvoorbeeld in kWh) van het eindgebruiker-netwerk te meten. Hiertoe is het primaire netwerkdeel voorzien van een geijkte, doorgaans verzegelde, elektriciteitsmeter (hoofdmeter) 2. Alle stroom die tussen de hoofdkabel K 5 en een secundair deel 5, 6, 8 van het eindgebruiker-netwerk stroomt, naar of van op het netwerk aangesloten eindgebruikerinrichtingen LI, L2, loopt via de hoofdmeter 2, opdat de meter het totale verbruik kan registreren. De hoofdmeter 2 kan op verschillende manieren zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld gebaseerd op het wervelstroomprincipe (Ferraris teller), en analoog of 10 digitaal zijn.
Opgemerkt wordt, dat elke genoemde eindgebruikerinrichting LI, L2 kan zijn ingericht om stroom te verbruiken, om stroom te leveren, of beide. Een eindgebruikerinrichting die stroom opwekt kan op verschillende manieren zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld omvattende een generator, een 15 warmtekrachtkoppelingsinrichting, een accumulator, en/of dergelijke.
In het voorbeeld is de hoofdmeter 2 achter het beveiligingsstation 1 opgesteld, een omgekeerde volgorde is eveneens mogelijk. Verder kan de hoofdmeter 2 zich bijvoorbeeld bevinden tussen een genoemde hoofdzekering en hoofdstroomonderbreker, wanneer die onderdelen gescheiden van elkaar 20 zijn opgesteld.
Het netwerk omvat een secundair deel, met elektrisch parallel in het netwerk opgenomen secundaire (elektriciteitontvangende- en/of leverende) netwerkdelen 6 (om dezelfde laagspanning te leveren) welke achter beveiligingsstation 1 en de geijkte meter 2 zijn opgesteld. Tijdens 25 gebruik kunnen verschillende eindgebruikerinrichtingen LI, L2 op deze secundaire netwerkdelen 6 worden aangesloten, bijvoorbeeld via respectieve stroomgeleiders 6’ (in de tekening voorzien van stekkers 60), om stroom te ontvangen en/of locaal te leveren. Doorgaans is een verdeelsysteem T, 4, 5 voorzien, om het primaire netwerkdeel in de verscheidene secundaire 30 netwerkdelen 6 te vertakken. Het verdeelsysteem kan bijvoorbeeld een of 11 meer aardlekschakelaars 4 omvatten, en netwerkschakelaars 5 om elk van de netwerkdelen 6 afzonderlijk spanningsloos te maken en te beveiligen.
Het onderhavige primaire netwerkdeel omvat een primaire fase-geleider 3, voorzien van een vertakking (stroomverdeler) T naar secundaire 5 fase-geleiders 8 (in dit geval twee), voorzien van aardlekschakelaars 4. Elk van de aardlekschakelaars 4 is aan een respectieve (elektrisch parallelle) reeks secundaire netwerkdelen 6 is gekoppeld, via respectieve schakelaars 5. Laatstgenoemde schakelaars 5 kunnen op zichzelf hijvoorheeld zijn voorzien van zekeringen, automaten en dergelijke.
10 Eindgebruikerinrichtingen kunnen bijvoorbeeld stroomverbruikers zijn, en omvatten bijvoorbeeld verlichting, elektrische apparaten en dergelijke omvatten. In het voorbeeld zijn twee hoogvermogen-inrichtingen LI, L2 weergegeven, bijvoorbeeld een wasmachine L2 en voertuig-accumulator L2.
15 Voorts kunnen eindgebruikerinrichtingen bijvoorbeeld een of meer locale stroomproducenten omvatten, welke aan de secundaire netwerkdelen 6 zijn gekoppeld om het daaraan stroom te leveren. Een voorbeeld van een dergelijke locale stroomleverancier kan bijvoorbeeld een genoemde accumulator zijn, of een andere inrichting, bijvoorbeeld een 20 warmtekrachtkoppelingsysteem, generator, turbine en/of dergelijke,
Doorgaans zijn de secundaire netwerkdelen 6 voorzien van een of meer stopcontacten 50, om stekkers van eindgebruikerinrichting-stroomkabels losneembaar te ontvangen, voor het aankoppelen van de respectieve eindgebruikerinrichting.
25 Tijdens gebruik stroomvoerende primaire fasegeleiders 3 zijn voorzien, om het netwerk aan een of meer fase-geleiders van de hoofdkabel K te koppelen. Bij implementatie van één-fase stroom (zoals in de tekening is weergegeven) zijn alle secundaire netwerkdelen 6 aan dezelfde fase-geleider van de hoofdkabel K gekoppeld, via een of meer primaire 30 fasegeleiders 3, de hoofdmeter 2 en het beveiligingsstation 1.
12
Daarnaast kan meerfasestroom, bijvoorbeeld 3-fase krachtstroom, worden toegepast. In het laatste (niet getoonde) geval levert (of ontvagnet) de kabel K verschillende stroomfasen, die via respectieve verschillende primaire fasegeleiders 3 naar de netwerkdelen 6 worden gevoerd (of vice-5 versa, daarvan worden afgevoerd, bij locale opwekking van elektriciteit).
Elke primaire fasegeleider 3 kan bijvoorbeeld elektriciteitsdraad- of kabel 3 omvatten, voorzien van een fase-geleidende kern en een isolatiemantel (zie Fig. 2). In het voorbeeld is een primaire fasegeleider 3 voorzien om de hoofdonderbreker en hoofdmeter 2 aan elkaar te koppelen.
10 Verder strekt een primaire fasegeleider 3 zich uit naar genoemde vertakking T, om te worden vertakt tot de secundaire fasegeleiders 8.
Voor de eenvoud van de tekening zijn slechts fase-geleiderdelen (die tijdens normaal gebruik onder genoemde laagspanning staan) weergegeven. Niet weergegeven nul-geleiders zijn voorzien, om een nul-15 circuit te vormen, dat op de nul-geleider van de hoofdkabel K is aangesloten (zoals algemeen bekend, is de spanning in het nul-circuit tijdens normaal gebruik doorgaans circa 0 V).
Op voordelige wijze is het netwerk voorzien van ten minste één eerste stroomsensor 11 (apart ten opzichte van de geijkte meter 2) die, 20 serieel ten opzichte van de geijkte elektriciteitsmeter 2, bijvoorbeeld achter de genoemde hoofdstroomonderbreker en voor de aftakking T, is opgesteld. De ten minste ene eerste stroomsensor 11 is ingericht om een totale, via de elektriciteittransportkabel K lopende stroom te meten. Een voorbeeld van de eerste sensor 11 is in Figuren 2-4 weergegeven.
25 Bij toepassing van één-fase stroom kan bijvoorbeeld slechts één eerste sensor 11 zijn voorzien. De eerste sensor 11 is op een genoemde primaire fase geleider 3 aangebracht, om de daardoor gevoerde stroom te meten. Op deze manier kan via de sensor 11 het totale stroomverbruik van het eindgebruiker-netwerk worden bepaald. Doordat de door sensor 11 30 gemeten stroom tevens de stroom is, die door de hoofdmeter 2 wordt 13 gebruikt om het totale eletriciteitsverbruik te meten, kan de sensormeting eenvoudig aan de door hoofdmeter 2 uitgevoerd meting worden geijkt.
Bij toepassing van meerfasestroom is voor elk van de fasen een aparte eerste sensor voorzien, opdat de sensoren gezamenlijk de totale 5 stroom kunnen meten. In een dergelijke meerfase-configuratie is de hoofdmeter 2 ingericht om het totale elektriciteitsgebruik te meten, op basis van elk van de verschillende, via primaire geleiders 3 toegevoerde fasen.
In het voorbeeld is de eerste sensor 11 aan een naar het secundaire netwerkdeel gekoppelde zijde aangebracht ten opzichte van de hoofdmeter 10 2; alternatief kan de sensor aan de andere zijde ten opzichte van de hoofdmeter 2 zijn opgesteld, in het bijzonder tussen hoofdmeter 2 en genoemde hoofdschakelaar.
Zoals Figuren 2-4 in meer detail tonen, kan elke genoemde stroomsensor 11 bijvoorbeeld zijn voorzien van een transformatorkern 12 15 die een doorgang 11A bevat om een elektriciteitgeleider 3 van het eindgebruiker-elektriciteitsnetwerk door te voeren, en van een spoel met een aantal op de kern aangebrachte sensor-geleiderwindingen 17, met een signaaluitgang (voorzien van signaalgeleiders 18) om een sensorsignaal af te geven. In het voorbeeld heeft de kern 12 een ringvormige vorm, met een 20 cirkelvormige binnenomtrek en een cirkelvormige buitenomtrek. De kern van de sensor kan tevens anderszins zijn gevormd, bijvoorbeeld ellipsvormig, hoekig, vierkant. Sensor kan voorts een niet weergegeven behuizing omvatten, waarin de kern 12 is opgenomen. Bij voorkeur kan de geleider 3 met relatief weinig speling, bijvoorbeeld minder dan 1 mm, in de 25 sensordoorgang 11A worden opgenomen. Een diameter D van de kerndoorgang 11A is bijvoorbeeld 1 cm, of kleiner.
Tijdens gebruik kan een door geleider 3 lopende wisselstroom een magnetische flux in de kern 12 opwekken, onder invloed van welke flux de spoelwindingen 17 het sensorsignaal opwekken. Het sensorsignaal is 30 bijvoorbeeld evenredig met een door geleider 3 lopende stroom. Bij voorkeur 14 is de kern 12 van ferriet vervaardigd, zodat een relatief compacte en voldoende gevoelige sensor kan worden verkregen.
De kern 12 is ingericht om bij een geopende stand op de geleider 3 te worden gebracht, om vervolgens te worden gesloten ten behoeve van het 5 opnemen van een magneetveld. Figuur 3 toont een genoemde geopende stand, en figuur 2 een gesloten stand van de sensor 11. In het voorbeeld is de sensor voorzien van scharnierend aan elkaar gekoppelde kerndelen 12a, 12h. Alternatief kunnen de kerndelen 12a, 12b bijvoorbeeld losmaakbaar aan elkaar gekoppeld zijn, bij de gesloten kernstand, en van elkaar 10 verwijderd bij de geopende stand. Bij voorkeur zijn middelen voorzien om de kern 12 in de gesloten stand te borgen, bijvoorbeeld een klemkoppeling, klittenbandverbinding, van schroefdraad voorziene koppelmiddelen, een penverbinding, of dergelijke. Het voorbeeld omvat een klikverbinding 12 T tussen de kerndelen 12A, 12B, om de delen in de gesloten stand te houden. 15 Voorts is een verwerkingseenheid M voorzien, welke met genoemde stroomsensor 11 is geassocieerd om een door de sensor 11 uitgevoerde stroommeting te verwerken. In het voorbeeld is de verwerkingseenheid via genoemde sensorsignaalgeleiders 18 aan de stroomsensor gekoppeld, om het meetsignaal direct te ontvangen. Alternatief kunnen de eerste sensor 11 en 20 verwerkingseenheid M bijvoorbeeld via een communicatieverbinding (al dan niet draadloos) zijn gekoppeld om gegevens betreffende de door de sensor 11 uitgevoerde metingen uit te wisselen.
De verwerkingseenheid M kan op verschillende manieren zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld omvattende hardware, software, een 25 microcontroller, computer, een geheugen, rekenmiddelen, een voeding, bijvoorbeeld via een op het secundaire netwerkdeel aangesloten voedingskabel 23 en/of dergelijke.
Volgens een nadere uitwerking is verwerkingseenheid M voorzien van een aan een netwerkfasegeleiderdeel koppelbare aftakkabel 23 om 30 locale netwerkspanning (die is geassocieerd met een door de eerste sensor 15 11 gemeten stroom) te ontvangen en meten. Bij toepassing van drie-fase stroom is verwerkingseenheid M bij voorkeur voorzien van drie respectieve aftakkabels, om de drie bijbehorende locale spanningen te ontvangen en meten. Bij voorkeur dient een genoemde aftakkabel tevens als 5 voedingskabel, om verwerkingseenheid M te voeden, dat is echter niet essentieel.
Een genoemde aftakkabel 23 (bijvoorbeeld voedingskabel) kan op verschillende manieren aan het netwerk worden gekoppeld, en aan verschillende locaties van het netwerk. Bij voorkeur wordt aftakkabel 23 10 nabij een respectieve eerste sensor 3 aan het netwerk gekoppeld.
Volgens een voordelige uitvoering is een genoemde aftakkabel 23 gekoppeld aan een netwerkdeel dat zich tussen de secundaire schakelaars 5 en netwerkbeveiligingsstation 1 bevindt, in het bijzonder om tevens netwerkspanning te meten. In het voorbeeld is de aftakkabel 23 voorzien 15 van een geïsoleerde aftakklem 25, om elektriciteit af te takken van een fase-geleider 8. Bij voorkeur is een overbelastingbeveiliging, bijvoorbeeld een stroombegrenzer of een zekering 24, voorzien om verwerkingseenheid M tegen kortsluiting te beveiligen. In het voorbeeld maakt deze beveiliging 24 deel uit van de aftakkabel 23. Verder kan de aftakkabel 23 zijn voorzien van 20 een nulgeleider die via een niet weergegeven tweede aftakklem aan een (op zichzelf niet weegegeven) secundaire nulgeleider van het netwerk zijn gekoppeld.
De verwerkingseenheid M is bij voorkeur ingericht om diverse functies uit te voeren, omvattende in het bijzonder; overbelasting-25 beveiliging, netwerk-energieverbruikmeting, en communicatie met een extern dataverwerkingsstation (niet weergegeven) en/of een aan het eindgebruikernetwerk gerelateerde locale computerterminal (niet weergegeven).
Bij voorkeur is de verwerkingseenheid M aangesloten op ten 30 minste één communicatienetwerk N, bijvoorbeeld Internet, om gegevens 16 naar een zich op afstand van het eindgebruiker-netwerk bevindende gegevensversverwerker te verzenden. Zoals genoemd is het bijvoorbeeld voordelig, wanneer de verwerkingseenheid M op afstand aanstuurbaar is via een dergelijke communicatienetwerk N, bijvoorbeeld voor het ontvangen 5 van gegevens via het communicatienetwerk, bijvoorbeeld software-updates, informatie betreffende elektriciteitstarieven, aanbiedingen, en dergelijke. Aansluiting van de gegevensverwerker M op een communicatienetwerk kan op verschillende manieren zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld via bedrade en/of draadloze communicatieverbindingen. De gegevensverwerker M is 10 bijvoorbeeld aan een locaal computernetwerk gekoppeld, bijvoorbeeld aan een Local Area Network (LAN), een locaal draadloos netwerk (bijvoorbeeld WIFI), of dergelijke, dat is geassocieerd met het eindgebruiker-netwerk. De gegevensverwerker M kan bijvoorbeeld zijn ingericht om informatie in een locaal computernetwerk verspreiden, en/of gegevens vanuit een locaal 15 computernetwerk ontvangen.
Volgens en nadere uitwerking is de verwerkingseenheid M ingericht om aan de hand van de door de sensor 11 uitgevoerde stroommeting (en informatie betreffende een genoemde netwerkspanningjeen in het eindgebruiker-elektriciteitsnetwerk verbruikte 20 hoeveelheid elektriciteit (bijvoorbeeld een vermogen in kWh) te meten. Hiertoe kan de verwerkingseenheid M bijvoorbeeld gebruik maken van voorafbepaalde gegevens, bijvoorbeeld een genoemde laagspanning, en sensorgegevens om uit een sensorsignaal de stroomsterkte van een door fase-geleider 3 stromende stroom te berekenen.
25 Bij voorkeur is een spanningsmeter voorzien, om genoemde laagspanning te meten. De verwerkingseenheid M kan bijvoorbeeld zelf van een dergelijke spanningsmeter zijn voorzien, op een externe spanningsmeter zijn aangesloten, of op een andere wijze zijn ingericht om de spanning in het netwerk te meten. In het voorbeeld ontvangt verwerkingseenheid M een 30 locale netwerkspanning via een genoemde aftakkabel 23. De 17 verwerkingseenheid M is ingericht om de via aftakkabel 23 ontvangen spanning te meten, en in het bijzonder om de gemeten spanning en de via de eerste sensor 11 gemeten stroom te gebruikten om een instantaan elektriciteitsverbruik te bepalen.
5 Bij voorkeur is de verwerkingseenheid M ingericht voor ijking van de eerste stroomsensor 11. De verwerkingseenheid M beschikt bijvoorbeeld over voorafbepaalde ijk-gegevens, bijvoorbeeld een ijktabel, ijkparameters en/of een ijkformule, om, aan de hand van een door de sensor 11 afgegeven sensorsignaal, de stroomsterkte en/of een van de stroomsterkte afgeleid 10 elektriciteitsverbruik relatief nauwkeurig te kunnen bepalen.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm is de verwerkingseenheid M ingericht voor verwerking van de door de eerste stroomsensor 11 uitgevoerde metingen, onder gebruikmaking van door de geijkte elektriciteitsmeter 2 geleverde referentiemeetgegevens. De 15 referentiegegevens kunnen bijvoorbeeld een of meer, door de geijkte meter 2 uitgevoerde meetresultaten omvatten, al dan niet in combinatie met bijbehorende meettijden. De verwerkingseenheid M kan de referentiemeetgegevens op verschillende manieren gebruiken, bijvoorbeeld om samen met de sensor 11 een digitale (“slimme”) referentiemeter (van de 20 geijkte meter 2) te vormen. Bij voorkeur is de verwerkingseenheid M ingericht om de door eerste sensor uitgevoerde stroommetingen (en bijbehorende spanningsmetingen) te relateren aan de door de geijkte meter geleverde referentiemeting(en).
Hierbij is het extra voordelig wanneer dergelijke, door geijkte 25 meter 2 geleverde referentiemeetgegevens kunnen worden ingevoerd, bijvoorbeeld door de gegevens in een geheugen van de verwerkingseenheid M in te voeren. De verwerkingseenheid M kan bijvoorbeeld zijn voorzien van een gebruikersinterface, bijvoorbeeld een toetsenbord, display, computernetwerkeenheid, en/of dergelijke om ijkgegevens te wijzigen.
30 Volgens een nadere uitwerking kan verwerkingseenheid M bijvoorbeeld via 18 een computercommunicatie-netwerk benaderbaar zijn om dergelijke gegevens te wijzigen.
Bij voorkeur is de verwerkingseenheid M uitgevoerd om te bepalen, of een totale, door het eindgebruiker-elektriciteitsnetwerk instantaan 5 verbruikte stroom een eerste drempelwaarde bereikt of overschrijdt, onder gebruikmaking van meetgegevens van eerste stroomsensor 11. Op deze manier kan extra beveiliging tegen overbelasting worden verkregen. Een genoemde drempelwaarde kan bijvoorbeeld eens stroomsterkte van 35 Ampère zijn, 50 Ampère, of een andere waarde. Bij voorkeur is de 10 drempelwaarde dynamisch, in het bijzonder tijdafhankelijk. De dynamische drempelwaarde is bijvoorbeeld een stroom per tijdseenheid. De verwerkingseenheid M kan bijvoorbeeld zijn om uitgevoerd tijdelijk een bepaalde piekstroom toe te staan (bijvoorbeeld gedurende een aantal seconde of minuten), afhankelijk van de hoogte van de piekstroom. In een 15 niet limitatief voorbeeld wordt een piekstroom van 35 Ampère gedurende een piekperiode van maximaal 10 minuten door verwerkingseenheid M getolereerd, en bijvoorbeeld een piekstroom van 50 A gedurende een piekperiode maximaal 5 seconde, Bij overschrijding van de piekperiode kan de verwerkingseenheid M besluiten dat de eerste drempelwaarde is bereikt 20 (en dat sprake is van overbelasting).
Optioneel kan verwerkingseenheid M bijvoorbeeld een alarmsignaal afgeven, indien de eenheid M heeft bepaald dat genoemde eerste drempelwaarde is bereikt of overschreden.
Verder is verwerkingseenheid M bij voorkeur ingericht, om 25 stroommeetgegevens, of uit dergelijke gegevens voortgekomen informatie, periodiek op te slaan (bijvoorbeeld met een periode van een of enkele minuten, een uur, een dag, of anderszins).
In het onderhavige netwerk kan de verwerkingseenheid M tevens stroomverbruik monitoren in secundaire netwerkdelen. Op deze manier kan 19 de verwerkingseenheid M bijvoorbeeld lokaliseren waar een hoogvermogeninrichting actief is.
Bij voorkeur is ten minste één van de secundaire netwerkdelen 6 voorzien van een tweede stroomsensor 13, om in dat netwerkdeel 6 lopende 5 stroom te meten. De verwerkingseenheid M is met elke tweede stroomsensor 13 geassocieerd om een door die sensor 13 uitgevoerde stroommeting te verwerken.
Enkele tweede stroomsensoren 13 zijn in figuren IA, 1B getoond. Nadere uitvoeringen van een der gelijke sensor zijn in Figuren 5A, 5B 10 weergegeven.
De tweede stroomsensor 13 kan op verschillende manieren zijn uitgevoerd. Een bijzonder voordelige tweede stroomsensor 13 heeft bijvoorbeeld dezelfde of een soortgelijke configuratie als de configuratie van een eerste stroomsensor 11. Een tweede stroomsensor 13 kan bijvoorbeeld 15 zijn voorzien van een transformatorkern die een doorgang bevat om een secundaire elektriciteitgeleider van het eindgebruiker-elektriciteitsnetwerk door te voeren, en van een aantal op de kern aangebrachte sensor-geleiderwindingen, met een signaaluitgang (voorzien van signaalgeleiders) om een tweede sensorsignaal af te geven. Tijdens gebruik kan een door 20 secundaire geleider lopende wisselstroom een magnetische flux in de kern opwekken, onder invloed van welke flux de windingen het tweede sensorsignaal opwekken. Bij voorkeur is een transformator kern van een tweede sensor van ferriet vervaardigd. Een kern van een tweede stroomsensor 13 kan bijvoorbeeld zijn ingericht om bij een geopende stand 25 op een secundaire geleider te worden gebracht, om vervolgens te worden gesloten ten behoeve van het opnemen van een magneetveld.
In het onderhavige voorbeeld zijn de verscheidene secundaire netwerkdelen 6 voorzien van stopcontacten 50, om stekkers 60 van eindgebruikerinrichtingen aan te koppelen ten behoeve van 30 stroomvoorziening- en/of locale stroomontvangst. Een genoemd stopcontact 20 50 kan bijvoorbeeld aan een gebouw zijn gefixeerd, of deel uitmaken van een los verlengsnoer.
Figuren IA, 5A tonen een voorbeeld, waarbij de tweede stroomsensor 13 nabij de verwerkingseenheid M is opgesteld, bijvoorbeeld 5 achter een schakelaar 5 (en bijvoorbeeld in een meterkast). De tweede sensor 13 is ingericht om de via secondaire fase-geleiderdeel 16 stromende stroom te meten. Elke tweede sensor 13 is via een respectieve signaalverbinding 15 aan de verwerkingseenheid M gekoppeld, om een respectief tweede meetsignaal aan die eenheid M te verzenden. De sensor 13 10 kan alle, via het respectieve secondaire geleiderdeel 6 lopende stroom instantaan monitoren.
Figuren IB, 5B tonen een alternatief, waarbij de tweede stroomsensor deel uitmaakt van een aparte, aan een genoemd stopcontact 50 losmaakbaar koppelbare meetinrichting 51. Deze inrichting is 15 bijvoorbeeld voorzien van een behuizing 55, omvattende in een stopcontact 50 steekbaar stekkerdeel A om stroom te ontvangen of te leveren, en een secundair contactdeel B (bijvoorbeeld een eigen stopcontact) om de via stekkerdeel A ontvangen of geleverde stroom af te geven of te ontvangen (bijvoorbeeld aan/van een in deel B gestoken stekker 60 van een 20 eindgebruikerinrichting-geleider 6’). Alternatief kan de meetinrichting 51 bijvoorbeeld reeds met een eindgebruikerinrichting-geleider 6’ zijn geïntegreerd; in dat geval kan een genoemd secundair contactdeel B vervallen.
Stopcontact-meetinrichting 51 omvat bijvoorbeeld een secundaire 25 fase-geleiderdeel 16, om stroom van stekkerdeel A naar eindgebruikerinrichting-geleider 6’ (bijvoorbeeld via het secundaire contactdeel B) te voeren, of daarvan af te voeren (indien de respectieve eindgebruikerinrichting een stroomopwekker is). Een genoemde tweede sensor 13 is voorzien, om de via secondair fase-geleiderdeel 16 stromende 30 stroom te meten. De onderhavige meetinrichting 51 kan eenvoudig in 21 combinatie met reeds bestaande stopcontactsystemen worden toegepast, tussen een stekker en een endgebruikernetwerk-stopcontact 50.
Elke meetinrichting 51 is via een respectieve communicatieverbinding 15 aan de verwerkingseenheid M gekoppeld, om 5 het tweede meetsignaal, of informatie betreffende dat meetsignaal, aan die eenheid M te verzenden. Laatstgenoemde communicatieverbinding kan bijvoorbeeld een bedrade of draadloze verbinding omvatten. De meetinrichting 51 kan bijvoorbeeld zijn voorzien van een locale signaalverwerker 52, bijvoorbeeld een elektronisch circuit, een 10 microcontroller of dergelijke, ten behoeve van locale signaalverwerking en/of communicatie met de verwerkingseenheid M.
De meetinrichting 51 omvat verder bijvoorbeeld een niet weergegeven nulgeleider voor een retourstroom, en optioneel niet weergegeven aardkoppeling, bijvoorbeeld om een eindgebruikerinrichting 15 LI, L2 te aarden.
Door toepassing van genoemde meetinrichtingen bij stopcontacten, die stroom aan hoogvermogeninrichtingen LI, L2 leveren, en/of daarvan ontvangen, kan de verwerkingseenheid M het stroomverbruik (i.e. energieverbruik) van die gebruikerinrichtingen LI, L2 nauwkeurig, 20 instantaan, monitoren.
Volgens een extra voordelige uitwerking zijn een of meer van de secundaire netwerkdelen 6 voorzien van een secundaire stroomonderbreker 14, welke stroomonderbreker door de verwerkingseenheid M bestuurbaar is.
Figuur 5A toont schematisch een dergelijke stroomonderbreker 14. 25 In de voorbeelden zijn de secundaire stroomonderbrekers 14 met de tweede stroomsensoren 13 geassocieerd. Besturing van de stroomonderbreker 14 kan bijvoorbeeld via stuursignalen geschieden, welke via een geschikte signaalverbinding 15 door verwerkingseenheid M naar onderbreker 14 verstuurbaar is.
22
Figuur 5B toont een nadere uitwerking, waarbij een stroomonderbreker 14 een respectieve behuizing van een meetin rich ting 51 is geïntegreerd. De meetinrichting 51 vormt zo een meet- en schakelinrichting. Ook in dit geval kan besturing van de stroomonderbreker 5 14 kan bijvoorbeeld via stuursignalen geschieden, welke via een geschikte signaalverhinding 15 door verwerkingseenheid M naar onderbreker 14 verstuurbaar is.
In een alternatieve uitvoering maakt een genoemde secundaire stroomonderbreker 14 geen onderdeel uit van een locale (nabij een 10 eindgebruiker opgestelde) meetrinrichting 51. Het eindgebruiker-elektriciteitsnetwerk kan bijvoorbeeld zijn voorzien van een of meer secundaire stroomonderbrekers 14, en niet van een genoemde locale tweede sensor. In een der gelijke uitvoering kan de secundaire stroomonderbreker 14 nabij de verwerkingseenheid M (bijvoorbeeld in een meterkast) zijn 15 opgesteld, of op afstand daarvan. In het laatste geval kan een secundaire stroomonderbreker 14 deel uitmaken van een stroomonderbrekereenheid, voorzien van een in een stopcontact 50 te steken plug (stekker), welke stroomonderbrekereenheid een elektrische uitgang heeft om stroom (bijvoorbeeld aan een eindgebruikerinrichtingen LI, L2) te leveren en/of te 20 ontvangen. In dat geval kan de stroomonderbrekereenheid een secundaire fase-geleider omvatten, die van de respectieve stroomonderbrekers 14 is voorzien.
Elke secundaire stroomonderbreker 14 kan op verschillende manieren zijn uitgevoerd. In een niet-limitatief voorbeeld zijn deze 25 stroomonderbrekers 14 elk voorzien van een schakelaar, bijvoorbeeld relais, die naar een onderbrekende stand schakelbaar is om een genoemde secundaire fase-geleider 16 te onderbreken. De secundaire stroomonderbreker 14 kan bijvoorbeeld zijn voorzien van een locale signaalverwerker, bijvoorbeeld een elektronisch circuit, een microcontroller 23 of dergelijke, ten behoeve van locale signaalverwerking en/of communicatie met de verwerkingseenheid M.
Bij voorkeur is de verwerkingseenheid M ingericht om elke secundaire stroomonderbreker 14 te besturen, afhankelijk van een resultaat 5 van een door ten minste een genoemde eerste stroomsensor lluitgevoerde meting. In het voorbeeld is verwerkingseenheid M ingericht om secundaire stroomonderbrekers 14 te besturen, afhankelijk van meetresultaten van zowel de eerste als tweede stroomsensoren 11, 13.
Bij voorkeur is de verwerkingseenheid M ingericht om een 10 genoemde secundaire stroomonderbreker 14 naar een stroomonderbrekende stand te sturen, wanneer een genoemde eerste drempelwaarde is bereikt of is overschreden. Genoemde eerste drempelwaarde is bijvoorbeeld aan een tweede drempelwaarde, zijnde een hoofdzekering-drempelwaarde, geassocieerd.
15 De verwerkingseenheid M kan bijvoorbeeld alle stroomonderbrekers 14 naar een stroomonderbrekende stand sturen, zodra de verwerkingseenheid M aan de hand van een eerste sensorsignaal detecteert dat sprake is van netwerkoverbelasting. Bij voorkeur is het uitschakelen van secundaire stroom, door verwerkingseenheid M en 20 stroomonderbrekers 14, echter afhankelijk van de door de tweede sensoren 16 uitgevoerde stroommetingen. Zo kan verwerkingseenheid M bijvoorbeeld zijn ingericht om slechts één stroomonderbreker 14, of een deel van de stroomonderbrekers 14, naar de stroomonderbrekende stand te sturen bij een netwerkoverbelasting- situatie.
25 Gebruik kan een werkwijze voor het leveren en/of ontvangen van stroom aan/van een aantal eindgebruikerinrichtingen Ll, L2 omvatten.De eerste sensor 11 meet de door de geijkte elektriciteitsmeter 2 lopende stroom tijdens het aan ten minste een of meer van de eindgebruikerinrichtingen Ll, L2 leveren van de stroom, en/of tijdens het van eindgebruikerinrichtingen 30 Ll, L2 ontvangen van stroom.
24
Een door de sensor 11 genieten stroom kan door verwerkingseenheid M worden verwerkt om overbelasting van het netwerk te voorkomen.
Voorts wordt bijvoorbeeld een aan de gemeten stroom gerelateerde 5 locale spanning gemeten, bijvoorbeeld een via aftakkabel 23 aan verwerkingseenheid M geleverde spanning. Een gemeten spanning wordt bij voorkeur gebruikt, samen met de door sensor 11 gemeten stroom, om een instantaan elektriciteitsverbruik te bepalen.
Verder kan de door sensor 11 gemeten stroom of uit een dergelijke 10 meting voortgekomen informatie (bijvoorbeeld een genoemd elektriciteitsgebruik), periodiek door de verwerkingseenheid M worden opgeslagen (bijvoorbeeld met een periode van een of enkele minuten, een uur, een dag, of anderszins).
Bij hoogvermogeninrichtingen kan bijvoorbeeld 15 Ampère of meer 15 aan elk van verschillende eindgebruikerinrichtingen LI, L2 worden geleverd, of daarvan worden ontvangen. Bij toepassing van hoogvermogeninrichtingen bestaat het gevaar van overbelasting van het eindgebruikernetwerk, in het bijzonder het doorslaan van de hoofdzekering 1.
20 Door de eerste sensor 11 geleverde meetgegevens kunnen worden verwerkt om ten minste een locaal in het netwerk opgestelde stroomonderbreker te besturen. Voorts kunnen de door eerste sensor 11 geleverde meetgegevens worden verwerkt om overbelasting van de hoofdstroomonderbreker l, bijvoorbeeld doorslaan van een hoofdzekereing, 25 te voorkomen.
Zodra de totale, door eindgebruikernetwerk verbruikte stroom een genoemde eerste drempelwaarde bereikt of overschrijdt, (hetgeen door de verwerkingseenheid M instantaan wordt gedetecteerd onder gebruikmaking van meetgegevens van de eerste stroomsensor 11), onderneemt de 30 verwerkingseenheid M actie om de overbelasting te voorkomen, of ongedaan 25 te maken. Hiertoe wordt bij voorkeur stroomtoevoer aan ten minste een van de eindgebruikerinrichtingen LI, L2 afgesloten, door de respectieve secundaire stroomonderbreker 14 naar de stroomonderbrekende stand te sturen.
5 De verwerkingseenheid M kan verschillende parameters in overweging nemen bij de beslissing, welke van de stroomonderbrekers 14 naar een stroomonderbrekende stand dient te schakelen indien een genoemde eerste drempelwaarde is bereikt. Zo kan ten minste stroom (tijdelijk) worden afgesloten aan een eindgebruikerinrichting, die, volgens 10 meetgegevens van een respectieve tweede stroomsensor 13, al gedurende een relatief lange periode actief is.
Verder kan stroom (tijdelijk) worden afgesloten aan een eindgebruikerinrichting, die, volgens meetgegevens van een respectieve tweede stroomsensor 13, een relatief hoge stroomsterkte verbruikt, 15 bijvoorbeeld de eindgebruikerinrichting die de hoogste stroom verbruikt van alle eindgebruikerinrichtingen Ll, L2.
Indien een genoemde eindgebruikerinrichting een op te laden accumulator omvat, kan het laden bijvoorbeeld flexibel worden uitgevoerd, bijvoorbeeld tijdsafhankelijk en/of afhankelijk van een via eerste sensor 11 20 bepaald instantaan totaal elektriciteitsverbruik.
Daarnaast kunnen verschillende stroomonderbrekers 14 verschillende prioriteiten toegewezen krijgen, waarbij het uitschakelen van een stroomonderbreker 14 afhankelijk is van de prioriteit. In dat geval kan stroomtoevoer eerst worden afgesloten aan een actieve 25 (stroomverbruikende) eindgebruikerinrichting Ll die is gekoppeld aan een stroomonderbreker 14 die een laagste prioriteit toegewezen heeft gekregen. Indien afsluiten van die eindgebruikerinrichting Ll niet voldoende is om netwerkoverbelasting tegen te gaan, kan een volgende actieve eindgebruikerinrichting L2, die is gekoppeld aan een stroomonderbreker 14 26 die een een-na-laagste prioriteit toegewezen heeft gekregen, worden afgesloten, en zo verder.
Duidelijk zal zijn dat diverse andere parameters kunnen worden gebruikt bij het uitschakelen van locale stroomvoorziening.
5 Volgens een extra voordelige uitwerking kan verwerkingseenheid M tevens een uitgeschakelde stroomlevering laten inschakelen, bijvoorbeeld onder invloed van een, door de eerste stroomsensor 11 uitgevoerde hoofdstroommeting, en optioneel door een of meer tweede sensoren 13 uitgevoerde metingen. In het bijzonder kan een naar een 10 stroomonderbrekende stand geschakelde secundaire stroomonderbreker 14 weer naar een stroomdoorgevende stand worden gestuurd, wanneer verwerkingseenheid M bepaalt, aan de hand van de sensormeetgegevens, dat een der gelijk inschakelen van stroom niet (meer) zal leiden tot netwerkoverbelasting.
15 In het bovenstaande is toepassing van elektriciteitsgebruikende eindgebruikerinrichting LI, L2 genoemd. Een dergelijke inrichting LI, L2, kan verder op zichzelf bijvoorbeeld zijn ingericht om stroom te leveren, bijvoorbeeld indien de inrichting LI, L2 een accumulator is. Verder kan het locale eindegbruiker-netwerk bijvoorbeeld zijn voorzien van een of meer 20 elektriciteitsbronnen, die specifiek zijn uitgevoerd om locaal elektriciteit op te wekken leveren, bijvoorbeeld een locale generator, een windmolenturbine, een warmtekrachtkoppelingsinrichting, of dergelijke. De eerste sensor kan dan de stroom meten tijdens het door een genoemde bron aan het netwerk leveren van stroom.
25 Een genoemde verwerkingseenheid M kan bijvoorbeeld de een of meer elektriciteitsbronnen aansturen (bijvoorbeeld in- en uitschakelen), afhankelijk van een door de eerste sensor 11 uitgevoerde meting. Extra voordelig is dan een uitvoering, waarbij een elektriciteitsbron met een tweede sensor is geassocieerd, zodanig dat een door de bron geleverde 30 stroom via de tweede sensor kan worden gemeten. Daardoor kan de 27 verwerkingseenheid M bepalen, hoeveel stroom (en energie, bij een bekende-bijvoorbeeld- gemeten bijbehorende spanning) de bron levert.
Voor de vakman zal duidelijk zijn dat de uitvinding niet is beperkt tot de beschreven uitvoeringsvoorbeelden. Diverse wijzigingen zijn mogelijk 5 binnen het raam van de uitvinding zoals is verwoord in de navolgende conclusies.
Zo kan een door een genoemde eerste en optionele tweede sensor uitgevoerde meting bijvoorbeeld meting van een stroomsterkte (bijvoorbeeld in Ampère) door een geleider, een aan de stroomsterkte gerelateerd 10 vermogen (bijvoorbeeld in Watt of kWh), en/of in een ander type meting omvatten.

Claims (28)

1. Eindgebruiker-elektriciteitsnetwerk, aangesloten op een elektriciteittransportkabel (K) via een hoofdstroomonderbreker (1), waarbij het eindgebruiker-elektriciteitsnetwerk is voorzien van een primair deel omvattende een geijkte elektriciteitsmeter (2) om een in het netwerk 5 verbruikte hoeveelheid elektriciteit te meten, en een op het primaire deel aangesloten secundair deel, omvattende elektrisch parallel in het netwerk aangesloten netwerkdelen (6), gekenmerkt doordat het primaire deel tevens is voorzien van ten minste één eerste stroomsensor (11) die is ingericht om een totale, door het primaire deel lopende stroom te meten.
2. Netwerk volgens conclusie 1, voorzien van ten minste één zich tussen de transportkabel (K) en de parallelle netwerkdelen bevindende stroom-fasegeleider (3), waarbij de stroomsensor (11) op genoemde stroom-fasegeleider (3) is aangebracht.
3. Netwerk volgens conclusie 1 of 2, voorzien van drie zich tussen de 15 transportkabel (K) en het verdeelstation bevindende stroom-fasegeleiders (3), ten behoeve van transport van drie-fase stroom, waarbij elk van de genoemde stroom-fasegeleiders (3) is voorzien van een eerste stroomsensor (Π).
4. Netwerk volgens een der voorgaande conclusies, waarbij elke 20 genoemde stroomsensor (11) is voorzien van een transformatorkern (12) die een doorgang bevat om een elektriciteitgeleider (3) van het eindgebruiker -elektriciteitsnetwerk door te voeren, en van een aantal op de kern aangebrachte sensor-geleiderwindingen .
5. Netwerk volgens conclusie 4, waarbij de kern (12) van ferriet is 25 vervaardigd.
6. Netwerk volgens conclusie 4 of 5, waarbij de kern (12) is ingericht om bij een geopende stand op de geleider (3) te worden gebracht, om vervolgens te worden gesloten ten behoeve van het opnemen van een magneetveld.
7. Netwerk volgens een der voorgaande conclusies, voorzien van een verwerkingseenheid (M), welke met genoemde stroomsensor (11) is 5 geassocieerd om een door de sensor (11) uitgevoerde stroommeting te verwerken.
8. Netwerk volgens conclusie 7, waarbij de verwerkingseenheid (M) is ingericht om aan de hand van de door de sensor (11) uitgevoerde stroommeting een in het eindgebruiker-elektriciteitsnetwerk verbruikte 10 hoeveelheid elektriciteit te meten.
9. Netwerk volgens conclusie 8, waarbij de verwerkingseenheid (M) is ingericht voor verwerking van de door de eerste stroomsensor (11) uitgevoerde metingen, onder gebruikmaking van door de geijkte elektriciteitsmeter (2) geleverde referentiemeetgegevens.
10. Netwerk volgens een der conclusies 7-9, waarbij de verwerkingseenheid (M) is aangesloten op een communicatienetwerk om gegevens naar een zich op afstand van het eindgebruiker-netwerk bevindende gegevensverwerker te verzenden.
11. Netwerk volgens een der conclusies 7-10, waarbij ten minste één 20 van de netwerkdelen (6) is voorzien van een tweede stroomsensor (13), om in dat netwerkdeel (6) lopende stroom te meten, waarbij de verwerkingseenheid (M) tevens met genoemde tweede stroomsensor (13) is geassocieerd om een door die sensor (13) uitgevoerde stroommeting te verwerken.
12. Netwerk volgens een der conclusies 7-12, waarbij ten minste één van de netwerkdelen (6) is voorzien van een secundaire stroomonderbreker (14), welke stroomonderbreker door de verwerkingseenheid (M) bestuurbaar is.
13. Netwerk volgens conclusie 12, waarbij de verwerkingseenheid (M) 30 is ingericht om de secundaire stroomonderbreker (14) te besturen, afhankelijk van een resultaat van een door ten minste een genoemde stroomsensor (11, 13) uitgevoerde meting.
14. Netwerk volgens conclusie 11 of 13, waarbij de verscheidene netwerkdelen (6) zijn voorzien van stopcontacten (50), waarbij genoemde 5 tweede stroomsensor deel uitmaakt van een aan een stopcontact (50) losmaakbaar koppelbare inrichting (51).
15. Netwerk volgens een der conclusies 12-13, waarbij genoemde secundaire stroomonderbreker deel uitmaakt van een aan een stopcontact (50) losmaakbaar koppelbare inrichting (51).
16. Netwerk volgens een der conclusies 7-15, waarbij de verwerkingseenheid (M) is uitgevoerd om te bepalen, of een totale, door het eindgebruiker-elektriciteitsnetwerk instantaan verbruikte stroom een eerste drempelwaarde bereikt of overschrijdt, onder gebruikmaking van meetgegevens van eerste stroomsensor (11).
17. Netwerk volgens een van de conclusies 12, 13, 15 in combinatie met conclusie 16, waarbij de verwerkingseenheid (M) is ingericht om een genoemde secundaire stroomonderbreker (14) naar een stroomonderbrekende stand te sturen, wanneer een genoemde eerste drempelwaarde is bereikt of is overschreden.
18. Netwerk volgens conclusie 16 of 17, voorzien van een hoofdzekering (1) die is ingericht om stroomtoevoer aan het netwerk automatisch te verbreken wanneer een via de zekering (1) lopende stroom een tweede drempelwaarde overschrijdt, waarbij genoemde eerste drempelwaarde aan de tweede drempelwaarde is geassocieerd.
19. Gebruik van een eindgebruiker-elektriciteitsnetwerk volgens een der voorgaande conclusies, waarbij ten minste een door de geijkte meter (Ml) geleverde meetgegevens wordt gebruikt als referentie voor door de eerste sensor (11) uitgevoerde metingen.
20. Gebruik van het een eindgebruiker-elektriciteitsnetwerk volgens 30 een der voorgaande conclusies 1-18, waarbij door de eerste sensor (11) geleverde meetgegevens worden verwerkt om ten minste een locaal in het netwerk opgestelde stroomonderbreker te besturen.
21. Gebruik van het een eindgebruiker-elektriciteitsnetwerk volgens een der voorgaande conclusies 1-18, waarbij door eerste sensor (11) 5 geleverde meetgegevens worden verwerkt om overbelasting van de hoofdstroomonderbreker (1), bijvoorbeeld doorslaan van een hoofdzekereing, te voorkomen.
22. Werkwijze voor het transport van stroom via een eindgebruiker-elektriciteitsnetwerk, waarbij het netwerk is voorzien van een op een 10 elektriciteittransportkabel (K) aangesloten primair netwerk deel, welk primaire deel is voorzien van een hoofdstroomonderbreker (1) om overig deel van het netwerk van de transportkabel (K) af te sluiten, alsmede een geijkte elektriciteitsmeter (2) om een in het eindgebruiker-elektriciteitsnetwerk verbruikte hoeveelheid elektriciteit te meten, waarbij het eindgebruiker -15 elektriciteitsnetwerk is voorzien van een op het primaire deel aangesloten secundair deel, omvattende elektrisch parallel in het netwerk aangesloten netwerkdelen (6) om eindgebruikerinrichtingen (LI, L2) aan te koppelen, waarbij de werkwijze wordt gekenmerkt door het plaatsen van ten minste één eerste stroomsensor (11) in het primaire netwerkdeel, waarbij de sensor 20 wordt gebruikt om de door de geijkte elektriciteitsmeter (2) lopende stroom te meten.
23. Werkwijze volgens conclusie 22, waarbij meer dan 15 Ampère stroom aan ten minste een van de verschillende eindgebruikerinrichtingen wordt geleverd en/of daarvan wordt ontvangen, waarbij een door de sensor 25 (11) gemeten stroom wordt verwerkt om overbelasting van het netwerk te voorkomen.
24. Werkwijze volgens conclusie 22 of 23, waarbij ten minste een van genoemde eindgebruikerinrichtingen via een secundaire stroomonderbreker (14) aan het netwerk is gekoppeld, waarbij de door de eerste stroomsensor (11) gemeten stroom wordt verwerkt om de secundaire stroomonderbreker aan te sturen.
25. Samenstel, kennelijk bestemd en ingericht voor het voorzien van een eindgebruiker-elektriciteitsnetwerk volgens een der conclusies 7-18, met 5 het kenmerk dat het samenstel is voorzien van: - ten minste een genoemde eerste stroomsensor (11); en -de verwerkingseenheid (M), om een door de eerste sensor (11) uitgevoerde stroommeting te verwerken.
26. Samenstel volgens conclusie 25, verder voorzien van ten minste een 10 door de verwerkingseenheid bestuurbare stroomonderbreker (14), welke in een afgetakt netwerkdeel van het eindgebruikernetwerk plaatsbaar is.
27. Samenstel volgens conclusie 25 of 26, verder voorzien van ten minste een tweede stroomsensor, welke in een afgetakt netwerkdeel van het eindgebruikernetwerk plaatsbaar is, waarbij de verwerkingseenheid (M) is 15 ingericht om een door die sensor (13) uitgevoerde stroommeting te verwerken.
28. Samenstel volgens een der conclusies 25-27, waarbij de verwerkingseenheid is geconfigureerd om gegevens naar een zich op afstand van het eindgebruiker-netwerk bevindende gegevensverwerker te 20 verzenden, via een communicatienetwerk (N).
NL2002457A 2009-01-27 2009-01-27 Eindgebruiker-elektriciteitsnetwerk, gebruik, werkwijze en samenstel. NL2002457C2 (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2002457A NL2002457C2 (nl) 2009-01-27 2009-01-27 Eindgebruiker-elektriciteitsnetwerk, gebruik, werkwijze en samenstel.
PCT/NL2010/050037 WO2010087703A1 (en) 2009-01-27 2010-01-27 End user electricity network, use, method and assembly
EP10702362A EP2392064A1 (en) 2009-01-27 2010-01-27 End user electricity network, use, method and assembly
AU2010208752A AU2010208752A1 (en) 2009-01-27 2010-01-27 End user electricity network, use, method and assembly
US13/145,953 US20120022813A1 (en) 2009-01-27 2010-01-27 End user electricity network, use, method and assembly

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2002457A NL2002457C2 (nl) 2009-01-27 2009-01-27 Eindgebruiker-elektriciteitsnetwerk, gebruik, werkwijze en samenstel.
NL2002457 2009-01-27

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2002457C2 true NL2002457C2 (nl) 2010-07-28

Family

ID=41259403

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2002457A NL2002457C2 (nl) 2009-01-27 2009-01-27 Eindgebruiker-elektriciteitsnetwerk, gebruik, werkwijze en samenstel.

Country Status (5)

Country Link
US (1) US20120022813A1 (nl)
EP (1) EP2392064A1 (nl)
AU (1) AU2010208752A1 (nl)
NL (1) NL2002457C2 (nl)
WO (1) WO2010087703A1 (nl)

Families Citing this family (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
TWI449922B (zh) * 2011-12-20 2014-08-21 Inst Information Industry 電力監測裝置
EP2741396B1 (en) * 2012-12-07 2021-05-26 Airbus Operations GmbH Manufacturing device network
EP3075050B1 (en) * 2013-11-28 2019-01-02 Volvo Truck Corporation Traction voltage system in a vehicle and method for controlling such a system
ITUD20130177A1 (it) 2013-12-30 2015-07-01 Witikee S R L Apparecchiatura di disconnessione e riarmo per una rete di alimentazione elettrica secondaria
WO2016016689A1 (en) * 2014-07-31 2016-02-04 Cooray Muthutanthree Kumudu Sanjeeva Smart power management system for electrical circuits
US10109994B2 (en) * 2016-03-24 2018-10-23 Littelfuse, Inc. Multiple current sensor system
DE102020128102A1 (de) * 2020-10-26 2022-04-28 e.kundenservice Netz GmbH Messsystem und Messinfrastruktur mit einem Messsystem und einer Zentraleinheit

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4168491A (en) * 1977-09-29 1979-09-18 Phillips Control Corp. Energy demand controller and method therefor
US20060049694A1 (en) * 2004-09-03 2006-03-09 Lawrence Kates Method and apparatus for load management in an electric power system

Family Cites Families (12)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5473244A (en) * 1992-09-17 1995-12-05 Libove; Joel M. Apparatus for measuring voltages and currents using non-contacting sensors
DE19835781C2 (de) * 1998-08-07 2002-10-24 Daimler Chrysler Ag Verfahren und Vorrichtung zur Auslösung einer Sicherung für elektrische Leiter in einem Kraftfahrzeug
EP0999565A1 (fr) * 1998-11-06 2000-05-10 Chauvin Arnoux Agencement de mesure d'un courant électrique du type à transformateur de mesure
US6469636B1 (en) * 1998-12-02 2002-10-22 Halliburton Energy Services, Inc. High-power well logging method and apparatus
IT1308403B1 (it) * 1999-03-03 2001-12-17 Merloni Elettrodomestici Spa Metodo, sistema e dispositivo per la gestione del consumo di energiaelettrica in un ambiente domestico.
US6433557B1 (en) * 2000-12-21 2002-08-13 Eaton Corporation Electrical system with capacitance tap and sensor for on-line monitoring the state of high-voltage insulation and remote monitoring device
US7218998B1 (en) * 2005-07-11 2007-05-15 Neale Stephen D System and method for limiting power demand in an energy delivery system
US7449637B2 (en) * 2005-09-01 2008-11-11 Barth Jon E Pulse current sensor
JP4471382B2 (ja) * 2005-09-06 2010-06-02 キヤノン株式会社 画像形成システム、シート搬送装置
US7714735B2 (en) * 2005-09-13 2010-05-11 Daniel Rockwell Monitoring electrical assets for fault and efficiency correction
EP1898292B1 (en) * 2006-09-08 2010-11-10 Eurosei S.r.l. Apparatus and method for a global management of electrical power in an electric network
CA2609611A1 (en) * 2007-09-10 2009-03-10 Veris Industries, Llc Split core status indicator

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4168491A (en) * 1977-09-29 1979-09-18 Phillips Control Corp. Energy demand controller and method therefor
US20060049694A1 (en) * 2004-09-03 2006-03-09 Lawrence Kates Method and apparatus for load management in an electric power system

Also Published As

Publication number Publication date
EP2392064A1 (en) 2011-12-07
AU2010208752A1 (en) 2011-08-11
US20120022813A1 (en) 2012-01-26
WO2010087703A1 (en) 2010-08-05

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2002457C2 (nl) Eindgebruiker-elektriciteitsnetwerk, gebruik, werkwijze en samenstel.
US11552500B2 (en) Systems and methods for managing electrical loads
US20220216697A1 (en) Integrated electrical panel
US8310370B1 (en) Smart circuit breaker with integrated energy management interface
RU2690008C1 (ru) Система и способ переключения электрической системы на резервный источник питания при нарушении энергоснабжения
US9783071B2 (en) Device and method for providing a quantity of energy in said supply device for consumer
KR101220773B1 (ko) 스마트 그리드 환경에서 에너지 관리기능을 갖는 지능형 분전반
CN103548228A (zh) 用于保护电力网络的系统和方法
CN103098572A (zh) 电气负载管理系统及方法
EP2319149B1 (en) Overload relay
CN101366161A (zh) 提供持续过电压保护的插座
DK200600285U3 (da) EL-måler med switch mode spændingsforsyning
CN111194411A (zh) 用于测量预期短路电流的方法和设备
CN111509596A (zh) 一种新型智慧型电箱
KR20150013105A (ko) 전력계통의 결상 시 결상복구장치
CN114728599A (zh) 用于能量控制的电气设备
LT6025B (lt) Apsaugos nuo neapskaitytos elektros energijos vartojimo modulis
CN204144926U (zh) 一种电弧光保护装置
NL2003829C2 (nl) Elektriciteitdistributiesysteem, en werkwijze voor het aanpassen van een tt elektriciteitsdistributienetwerk.
KR20230027962A (ko) 퓨즈의 상태를 감지하기 위한 전자 장치 및 이를 포함하는 컷 오프 스위치
CN207742526U (zh) 一种多功能微机电机保护装置
US9977055B2 (en) Isolation interface for an electricity meter and electricity metering system
JP6249211B2 (ja) 通信装置、及びそれを備えた配線遮断器、並びに分電盤
JP2004096947A (ja) 電力使用情報の検出装置
WO2014190389A1 (en) Intelligent end point metering system

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20180201