NL2001413C2 - Lichtarmatuurkanaal en werkwijze voor het plaatsen van een lichtarmatuurkanaal. - Google Patents

Description

P83648NL00

Titel: Lichtarmatuurkanaal en werkwijze voor het plaatsen van een lichtarmatuurkanaal

De uitvinding heeft betrekking op een lichtarmatuurkanaal omvattende een meervoudig aantal aan een plafond monteerbare beugels en een gootprofïel.

5 Lichtarmatuurkanalen zijn algemeen bekend en worden veelvuldig gebruikt om verlichting in of tegen het plafond aan te brengen. Het lichtarmatuurkanaal omvat beugels die in het plafond worden gemonteerd en waarin het gootprofïel kan worden opgenomen. Het gootprofiel kan dan bijvoorbeeld worden voorzien van lichtarmatuurmodules. De 10 lichtarmatuurkanalen kunnen bijvoorbeeld worden aangebracht in plafonds en/of systeemplafonds van bijvoorbeeld kantoren, hotels, congrescentra, maar ook woningen en winkels.

Nadelig aan de bekende lichtarmatuurkanalen is dat het moeilijk kan zijn om de relatief zware gootprofielen in de beugels te monteren en te 15 positioneren ten opzichte van het plafond. Zo vereist montage niet alleen een nauwkeurige positionering, bijvoorbeeld van gaten met daarmee corresponderende pennen, maar ook het in de correcte positie houden van het gootprofiel tijdens de eigenlijke montagewerkzaamheden. Ook is demontage van de bekende lichtarmatuurkanelen lastig omdat de 20 bevstigingsconstructie op verschillende locaties moet worden ontkoppeld voordat een gootprofïel uit de beugels kan worden genomen. Voorts is de maatvoering, bijvoorbeeld ten aanzien de diepte-instelling van het gootprofiel in het kanaal, beperkt tot één of slechts enkele posities.

De uitvinding beoogt een lichtarmatuurkanaal te verschaffen 25 waarbij althans één der bovengenoemde nadelen wordt tegengegaan.

Hiertoe voorziet de uitvinding in een lichtarmatuurkanaal, omvattende een meervoudig aantal aan een plafond monteerbare beugels en 2 een gootprofiel dat losneembaar aan de beugels is bevestigd via een bevestigingsconstructie die onderling samenwerkende elementen omvat, waarbij de bevestigingsconstructie is ingericht om in een stabiele aangrijpstand de samenwerkende elementen te laten aangrijpen en om in 5 een stabiele vrijgavestand de samenwerkende elementen vrij te geven.

Door te voorzien in een bevestigingsconstructie met onderling samenwerkende elementen waarbij de constructie in de stabiele aangrijpstand en de stabiele vrijgavestand kan worden gebracht, kan het gootprofiel op eenvoudige wijze in de beugels worden gemonteerd. Door 10 namelijk bij het positioneren van het gootprofiel in de beugels de bevestigingsconstructie vanuit de vrijgavestand in de aangrijpstand te brengen, grijpen de samenwerkende delen elkaar aan, zodat het profiel aan de beugels wordt gekoppeld. Aangezien het gootprofiel aldus op snelle wijze kan worden bevestigd, is het niet meer vereist het profiel lange tijd op een 15 correcte positie te houden. Ook kan het gootprofiel relatief eenvoudig uit de beugels worden genomen, aangezien een monteur, na het in de stabiele vrijgavestand brengen van de bevestigingsconstructie, de handen vrij heeft om het profiel op te nemen. Voorts kan de bevestigingsconstructie bij voorkeur zonder extra gereedschap vanuit de aangrijpstand in de 20 vrijgavestand worden gebracht, hetgeen de montage en/of demontage nog verder vergemakkelijkt. De samenwerkende elementen van de bevestigingsconstructie kunnen enerzijds voorzien zijn aan de beugels en anderzijds aan het gootprofiel.

Doordat de aangrijpstand en de vrijgavestand stabiel zijn, kan bij 25 montage en/of demontage de vergrendelarm in de gewenste stand worden gezet, waarna de monteur op voordelige wijze de hand vrij heeft voor andere werkzaamheden, zonder dat de bevestigingsconstructie uit eigener beweging terug verstelt naar een andere, op dat moment minder gewenste stand.

Bij voorkeur omvat de bevestigingsconstructie een 30 blokkeermechanisme voor het in de vrijgavestand blokkeren van een 3 aangrijping van de samenwerkende elementen. Hierdoor kan het gootprofiel relatief gemakkelijk uit de beugel worden genomen. Door het blokkeren van de aangrijping is namelijk de aangrijping tussen het gootprofiel en de beugels min of meer opgeheven, zodat gemakkelijke montage of demontage 5 kan plaatsvinden.

Doordat het lichtarmatuurkanaal voorts een koppelstuk kan omvatten voor bevestiging aan het gootprofiel, waarbij het koppelstuk is voorzien van tenminste één van de samenwerkende elementen, kan de bevestiging van het gootprofiel met relatief goedkope elementen worden 10 uitgevoerd. Zo is het mogelijk om bijvoorbeeld een standaard gootprofiel te gebruiken. Door de relatief eenvoudige montage en goedkope bevestiging, kan het lichtarmatuurkanaal relatief snel en goedkoop worden geïnstalleerd.

Optioneel omvatten de samenwerkende elementen twee 15 overstaande nokken, die zijn ingericht voor samenwerking met twee overstaande zijden van de beugel, kan de bevestigingsconstructie een robuuste werking verkrijgen. Doordat twee overstaande nokken samenwerken met respectievelijk twee overstaande zijden van de beugel, kan het gootprofiel op relatief stabiele wijze in de beugel worden bevestigd. 20 Uiteraard kunnen de nokken ook enigszins anders ten opzichte van elkaar zijn gepositioneerd, bijvoorbeeld dwars. Ook kan een ander aantal nokken worden toegepast, bijvoorbeeld één nok, drie nokken of meer dan drie nokken.

Door de overstaande nokken onder veerwerking uit te voeren, kan 25 de bevestigingsconstructie en/of het koppelstuk op voordelige wijze worden uitgevoerd. Zo kan de nok relatief stijf zijn uitgevoerd, waarbij de elastische werking wordt verkregen door een veerkracht op de nok uit te oefenen. Als alternatief kan de nok zelf elastisch worden uitgevoerd. Voorts kan het blokkeermechanisme zijn ingericht om in de vrijgavestand de veerkracht op 4 te heffen, zodat de samenwerkende delen van het bevestigingsmechanisme elkaar niet aangrijpen.

Op elegante wijze wordt de veerwerking geleverd door een enkelvoudige veer. In dit geval ondergaan beide overstaande nokken van 5 het koppelstuk een nagenoeg gelijke, maar tegengestelde veerspanning, waardoor het koppelstuk een nagenoeg symmetrische veerwerking heeft. De nokken zijn naar buiten toe in de richting van de overstaande zijden voorgespannen door de enkelvoudige veer. De nokken kunnen bij het monteren van het gootprofïel tegen de veerwerking in naar binnen toe 10 worden ingedrukt. Uiteraard kan ook elke nok voorzien zijn van een separate veer. Daarnaast kan een meervoudige veer worden toegepast.

Door de overstaande zijden van de beugel te voorzien van tenminste één uitsparing waarin een nok kan worden opgenomen, kan het koppelstuk met de onder veerwerking staande overstaande nokken 15 eenvoudig in de beugel worden opgenomen. De nokken worden dan tegen de kracht van de veer in ingedrukt. In de uitsparing in de heugel worden de nokken door de veer naar buiten geduwd, en is het gootprofiel op eenvoudige wijze in de beugel bevestigd. De uitsparing kan bijvoorbeeld een groef of een gleuf in de zijde van de beugel zijn. Voorts kan de uitsparing worden 20 gerealiseerd door een specifiek patroon in het profiel van de beugel, bijvoorbeeld een opneemruimte tussen twee nokken.

Door de beugels via een montageplaat aan het plafond te bevestigen, kunnen de beugels relatief gemakkelijk aan het plafond worden gemonteerd. Bij voorkeur zijn de beugels van het lichtarmatuurkanaal 25 traploos verstelbaar ten opzichte van de montageplaat. Dit kan het positioneren en/of het instellen van de beugel vergemakkelijken. De beugel kan traploos verstelbaar zijn ten opzichte van de montageplaat, bijvoorbeeld in hoogterichting, maar in principe ook in lengterichting. Op eenvoudige wijze kan de positie van de beugel ten opzichte van het plafond aldus 30 optimaal worden bepaald.

5

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een werkwijze voor het demonteren van een lichtarmatuurkanaal.

Verdere voordelige uitvoeringsvormen zijn weergegeven in de volgconclusies.

5 De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld dat in een tekening is weergegeven.

In de tekening toont:

Figuur 1 een schematisch perspectivisch aanzicht van een lichtarmatuurkanaal overeenkomstig de uitvinding; en 10 Figuur 2 een schematisch perspectivisch aanzicht van een koppelstuk in uiteengenomen toestand.

Opgemerkt wordt dat de figuren slechts schematische weergaven betreffen van voordelige uitvoeringsvormen die zijn weergegeven bij wijze van niet limiterend uitvoeringsvoorbeeld. In de figuren zijn gelijke of 15 corresponderende onderdelen met dezelfde verwijzingscijfers weergegeven.

Figuur 1 toont een lichtarmatuurkanaal 100 dat een meervoudig aantal aan het plafond monteerbare heugels 111 omvat. In figuur 1 is slechts één beugel 111 getoond, maar gewoonlijk omvat het lichtarmatuurkanaal 100 een meervoudig aantal beugels 111. Tevens omvat 20 het lichtarmatuurkanaal 100 een gootprofiel 104 dat losneembaar aan de beugels 111 is bevestigd via een bevestigingsconstructie 112. In het uitvoeringsvoorbeeld getoond in figuur 1 zijn de beugels 111 door een sleuf 131 in het plafond geschoven en via een montageplaat 113 in het plafond 130 bevestigd. Eventueel kunnen de beugels 111 ook rechtstreeks aan het 25 plafond 130 worden bevestigd. De beugel omvat een U-vormig profiel dat met de open zijde benedenwaarts is gericht voor het opnemen van lichtarmatuurmodules. In de getoonde uitvoeringsvorm zijn twee montageplaten als zijwanden van het lichtarmatuurkanaal ter weerszijden van de sleuf 131 aan het plafond bevestigd. Hierdoor is een 30 bevestigingsconstructie voor het monteren van de beugel verkregen.

6

Uiteraard is het ook mogelijk slechts één montageplaat toe te passen, of meer dan twee, bijvoorbeeld drie of vier montageplaten.

De bevestigingsconstructie 112 omvat onderling samenwerkende elementen 114, 115 waarvan tenminste één element elastisch is uitgevoerd.

5 In dit uitvoeringsvoorbeeld is het element 114 behorend bij het hierna beschreven koppelstuk elastisch, samendrukbaar uitgevoerd. Het element 114 staat in dit uitvoeringsvoorbeeld onder veerwerking. Door gebruik te maken van de bevestigingsconstructie 112 kan het gootprofiel 104 relatief eenvoudig zonder gereedschap in de beugel 111 worden gemonteerd.

10 Althans één element van de samenwerkende elementen is elastisch uitgevoerd. Dit element kan zich bevinden aan de beugel, maar kan zich ook bevinden aan het gootprofiel. Eventueel kunnen corresponderende samenwerkende elementen elastisch zijn uitgevoerd. Door de bevestigingsconstructie te voorzien van althans één elastisch element kan 15 voorts speling, bijvoorbeeld ten gevolge van onnauwkeurige maatvoering, op voordelige wijze worden opgevangen.

In dit uitvoeringsvoorbeeld is één van de samenwerkende elementen 114 opgenomen in een koppelstuk 116. Het koppelstuk 116 is hier uitgevoerd als een apart onderdeel dat kan worden bevestigd aan het 20 gootprofiel 104. Hierdoor is het mogelijk om een bekend gootprofiel 104 te voorzien van een koppelstuk 116, waardoor het bekende gootprofiel 104 relatief eenvoudig in de beugel 111 kan worden gemonteerd. Dit maakt de montage van het gootprofiel 104 in de beugel 111 relatief gemakkelijk en goedkoop. Het koppelstuk 116 kan echter ook als een geïntegreerd onderdeel 25 van het gootprofiel 104 worden uitgevoerd. Ook kan het lichtarmatuurkanaal zonder koppelstuk worden uitgevoerd. Hierbij is een deel van de onderling samenwerkende elementen aangebracht op het gootprofiel.

Het koppelstuk 116 is hier uitgevoerd met twee overstaande 30 nokken 114 die zijn ingericht voor samenwerking met respectievelijk twee 7 overstaande zijden van de beugel 111. De beugel 111 is in de overstaande zijden voorzien van tenminste één uitsparing 115 waarin de nokken 114 kunnen worden opgenomen. De nokken 114 en de corresponderende uitsparingen 115 vormen de onderling samenwerkende elementen 114, 115 5 van de bevestigingsconstructie 112. Aldus vormt een nok en een daarmee corresponderende uitsparing een paar samenwerkende elementen. Doordat de nokken 114 een kortere lengte hebben dan de overeenkomstige groeven 115 is vooraf geen nauwkeurige afstemming nodig van het de afzonderlijke samenwerkende elementen, aangezien bij de daadwerkelijke montage de 10 nokken 114 in de gewenste positie kunnen worden geschoven. Opgemerkt wordt dat in een andere uitvoeringsvorm de positie van de nok en de uitsparing onderling zijn verwisseld, zodat de beugel is voorzien van de nok.

Figuur 2 toont een koppelstuk 116 in uiteengenomen toestand. De twee nokken 114 staan in dit uitvoeringsvoorbeeld onder veerwerking. De 15 veerwerking wordt hier geleverd door een enkelvoudige veer 117. In dit uitvoeringsvoorbeeld wordt de veerwerking geleverd door een torsieveer 117. Beide nokken 114 ondergaan een vergelijkbare, maar tegengestelde veerwerking, waardoor de veerspanning in het koppelstuk ongeveer symmetrisch werkt. De nokken 114 zijn naar buiten toe, in de richting van 20 de overstaande zijden van het koppelstuk, voorgespannen door de torsieveer 117. Bij het in de beugel 111 brengen van het koppelstuk 116 worden de nokken 114 naar binnen toe gedrukt. Zodra, bij plaatsing van het gootprofiel, de nokken 114 een uitsparing 115 in een zijde van de beugel 111 tegenkomen, worden de nokken 114 onder veerwerking naar buiten toe 25 gedrukt. Hierdoor vergrendelt het koppelstuk 114 met de beugel 111.

De beugel 111 kan zijn voorzien van een meervoudig aantal uitsparingen 115 die in hoogterichting op afstand van elkaar zijn aangebracht, zoals getoond in figuur 1. Om het van het koppelstuk voorziene gootprofiel 104 in een relatief hoog gelegen uitsparing 115 te 30 bevestigen, wordt het gootprofiel 104 vanuit een relatief lage positie, 8 waarbij de nok 114 in een lager gelegen uitsparing 115 reikt, samen met het koppelstuk 116 omhoog geduwd.

De nokken 114 en de uitsparingen 115 zijn bijvoorbeeld zodanig vormgegeven dat bij het omhoog duwen van het koppelstuk 116 de nokken 5 114 relatief gemakkelijk kunnen worden ingedrukt. Daarentegen zijn de nokken 114 en de uitsparing 115 zodanig vormgegeven, bijvoorbeeld met een specifiek tandprofiel, dat verplaatsing van het gootprofiel 104 met het koppelstuk 116 naar beneden toe wordt tegengegaan. Hierdoor wordt op eenvoudige wijze een vergrendeling van het gootprofiel 104 in de beugel 111 10 verkregen, terwijl montage van het gootprofiel 104 in de beugel 111 eenvoudig zonder gereedschap kan plaatsvinden. De uitsparingen 115 in de beugel 111 kunnen bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als een groef, een gleuf of een sleuf. Andere vormen van uitsparingen zijn ook mogelijk.

De hoogte van de verschillende uitsparingen 115 is bij voorkeur 15 zodanig gekozen dat het gootprofiel 104 in verschillende standen in de beugel 111 kan worden geplaatst. Bijvoorbeeld kan een uitsparing 115 op een zodanige hoogte zijn gelegen dat wanneer het gootprofiel 104 in de betreffende uitsparing wordt geklikt, het gootprofiel 104 relatief vlak is weggewerkt in het plafond. Eventuele speling, bijvoorbeeld ten gevolge van 20 onnauwkeurige maatvoering en/of onnauwkeurige plaatsing van de beugel 111 in het plafond, kan worden opgenomen door het elastisch uitgevoerde element 114.

Om het gootprofiel 104 gemakkelijk uit de beugel 111 te kunnen nemen, is het koppelstuk 116 voorzien van een blokkeerelement 118 om de 25 veerwerking te blokkeren en/of om de nok naar een vergrendelde positie te brengen. De bevestigingsconstructie bevindt zich dan in een stabiele vrijgavestand. Zo is de bevestigingsconstructie ingericht om in een stabiele aangrijpstand de samenwerkende elementen te laten aangrijpen en om in een stabiele vrijgavestand de samenwerkende elementen vrij te geven.

9

Hierbij wordt opgemerkt dat met ‘stabiel’ wordt aangeduid dat de bevestigingsconstructie in de aangrijpstand of de vrijgavestand blijft zonder daar autonoom uit te verstellen naar een andere stand. Aldus vormen de aangijpstand en de vrijgavestand een stabiele, statisch stand.

5 In figuur 2 is het blokkeerelement 118 uitgevoerd als een torsienok.

Eventueel kan het blokkeerelement 118 op alternatieve wijze zijn uitgevoerd als een pen of een pal om de veerwerking te blokkeren. Ook kan de veerwerking bijvoorbeeld worden geleverd door een verend element dat verstelbaar is tussen een eerste stand waarin de veerwerking wordt 10 vrijgegeven en een tweede stand waarin de veerwerking wordt geblokkeerd. Het blokkeerelement 118 kan worden geactiveerd met behulp van een gereedschapselement zoals bijvoorbeeld een schroevendraaier of een inbussleutel. Door het blokkeerelement 118 te bedienen, wordt de veer 117 verder opgespannen waardoor de nokken 114 naar binnen toe kunnen 15 bewegen en aldaar in een stabiele positie komen door een klemconstructie, zoals een klikverbinding. Hierdoor komen de nokken 114 vrij uit de uitsparingen 115 en kan het gootprofiel 104 met het koppelstuk 116 uit de beugel 111 worden genomen.

In figuur 2 is te zien dat de nokken 114, de torsie veer 117 en het 20 blokkeerelement 118 zijn opgenomen in een houder 119. Met de houder 119 kan het koppelstuk 116 relatief gemakkelijk als een enkelvoudig onderdeel op een gootprofiel 104 worden gemonteerd. Op deze wijze kunnen standaard gootprofielen 104 worden uitgerust met een koppelstuk 116.

Het lichtarmatuurkanaal 100 omvat in dit uitvoeringsvoorbeeld 25 een montageplaat 113. Via de montageplaat 113 kan de beugel 111 gemakkelijk aan het plafond worden bevestigd. In figuur 1 is te zien dat de montageplaat 113 voorzien is van gleuven 113a. In de gleuven 113a kan de beugel 111 worden gemonteerd. De beugel 111 kan traploos worden versteld ten opzichte van de montageplaat 113, in hoogterichting. De beugel 111 30 wordt bijvoorbeeld door middel van een bevestigingselement 120, zoals 10 bijvoorbeeld een kram of een klem, in een gleuf 113a bevestigd. Hierdoor kan de relatief lichte beugel 111 op relatief eenvoudige wijze op een gewenste hoogte/diepte ten opzichte van het plafond worden gemonteerd.

Als de beugel 111 goed is gepositioneerd ten opzichte van het plafond, kan 5 het gootprofiel 104 relatief gemakkelijk in de beugel 111 worden geklikt door middel van de bevestigingsconstructie 112. Door de relatief lichte beugel 111 zo goed mogelijk te positioneren ten opzichte van het plafond, kan het gootprofiel 104 in de beugel 111 worden geklikt zonder verdere positionering, waardoor montage van het lichtarmatuurkanaal 100 kan 10 worden vergemakkelijkt.

Bij voorkeur wordt, na het bevestigen van het gootprofiel 104 aan de beugel 111, het bevestigingselement 120 in de gleuf 113a van de montageplaat gefixeerd, zodat het gootprofiel 104 op een gewenste hoogte ten opzichte van het plafond wordt gepositioneerd, bijvoorbeeld zodanig dat 15 de onderkant van het gootprofiel 104 is uitgelijnd met het plafond 130, of in een andere positie zoals enigszins versprongen ten opzicht van het plafond 130.

Aldus kan door toepassing van gleuven of sleuven worden bereikt dat het gootprofiel zowel in lengterichting als in diepterichting traploos naar 20 keuze worden ingesteld.

Om het lichtarmatuurkanaal 100 in het plafond te monteren, worden eerst de beugels 111 aan het plafond bevestigd. Indien gebruik gemaakt wordt van montageplaten 113 worden de montageplaten 113 aan/in of op het plafond bevestigd alvorens de beugels 111 aan de 25 montageplaten te bevestigen. De beugels 111 worden dan naar wens uitgelijnd met het plafond. Vervolgens kan een van een koppelstuk 116 voorzien gootprofiel 104 in de beugel 111 worden geklikt via de bevestigingsconstructie 112. De bevestigingsconstructie is bij voorkeur in de aangrijpstand gebracht, zodat de samenwerkende elementen elkaar kunnen 30 aangrijpen. Aldus kan de montage gereedschapsloos worden gerealiseerd.

11

Indien een separaat koppelstuk wordt toegepast, kan het koppelstuk in dit stadium aan het gootprofiel worden gekoppeld. Dit kan bijvoorbeeld geschieden door het koppelstuk op het gootprofiel te klikken of door een andere bevestigingsconstructie toe te passen. In het gootprofiel 104 kunnen 5 vervolgens bijvoorbeeld lichtarmatuurmodulen - hier niet getoond — worden geplaatst om het lichtarmatuurkanaal 100 verder af te werken. Aldus kan een integraal systeem van lichtarmatuurkanalen worden gerealiseerd, omvattende rechte en/of gekromde segmenten van kanalen, optioneel voorzien van vertakkingspunten om de kanalen op elkaar aan te sluiten.

10 Bij het demotneren van het lichtarmatuurkanaal kan men als volgt te werk gaan. Eerst wordt de bevestigingsconstructie in de stabiele vrijgavestand gebracht, zodat de samenwerkende elementen van de bevestigingsconstructie elkaar vrijgeven. Daarna kan het gootprofiel gemakkelijk uit de beugels worden genomen.

15 De uitvinding is niet beperkt tot de hier weergegeven uitvoeringsvoorbeelden. Zo kunnen de onderling samenwerkende elementen van de bevestigingsconstructie beide elastisch zijn uitgevoerd. Ook kan slechts één element elastisch zijn uitgevoerd. Dit elastische element kan zich bevinden in de beugel of in het gootprofiel. Het samenwerkende 20 element dat elastisch is uitgevoerd kan, zoals hier getoond, zijn uitgevoerd als een onder veerwerking staande nok, maar kan ook zijn uitgevoerd als een verende lip of als een elastische tand.

Opgemerkt wordt dat het gootprofiel in of aan diverse plafonds kan worden bevestigd, zoals in hoofdzaak horizontaal georiënteerde of schuin 25 ten opzichte van het horizontale vlak verlopende plafonds. Daarnaast kan het lichtarmatuurkanaal ook in andere structuren worden verwerkt, bijvoorbeeld in zijwanden of vloersegmenten.

Voorts kan de beugel, in plaats van een U-profiel, een andersoortig profiel hebben, bijvoorbeeld een boogvormig of cirkelsegmentvormig profiel.

12

Dergelijke varianten zullen de vakman duidelijk zijn en worden geacht te liggen binnen het bereik van de uitvinding zoals verwoord in de hierna volgende conclusies.

Claims (12)

1. Lichtarmatuurkanaal, omvattende een meervoudig aantal aan een plafond monteerbare beugels en een gootprofiel dat losneembaar aan de beugels is bevestigd via een bevestigingsconstructie die onderling samenwerkende elementen omvat, waarbij de bevestigingsconstructie is 5 ingericht om in een stabiele aangrijpstand de samenwerkende elementen te laten aangrijpen en om in een stabiele vrijgavestand de samenwerkende elementen vrij te geven.

2. Lichtarmatuurkanaal volgens conclusie 1, waarbij de bevestigingsconstructie een blokkeermechanisme omvat voor het in de 10 vrijgavestand blokkeren van een aangrijping van de samenwerkende elementen.

3. Lichtarmatuurkanaal volgens conclusie 1 of 2, waarbij de samenwerkende elementen twee overstaande nokken omvatten die zijn ingericht voor samenwerking met twee overstaande zijden van de beugel.

4. Lichtarmatuurkanaal volgens conclusie 3, waarbij de overstaande nokken onder veerwerking staan.

5. Lichtarmatuurkanaal volgens conclusie 4, waarbij het blokkeermechanisme is ingericht om in de vrijgavestand de veerwerking te blokkeren.

6. Lichtarmatuurkanaal volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de veerwerking wordt geleverd door een enkelvoudige veer.

7. Lichtarmatuurkanaal volgens één der voorgaande conclusies, voorts omvattende een koppelstuk voor bevestiging aan het gootprofiel, waarbij het koppelstuk is voorzien van tenminste één van de 25 samenwerkende elementen.

8. Lichtarmatuurkanaal volgens één der voorgaande conclusies, waarvan althans één van de samenwerkende elementen elastisch is uitgevoerd voor aangrijping met het gootprofiel.

9. Lichtarmatuurkanaal volgens een der voorgaande conclusies, 5 waarbij overstaande zijden van de beugel zijn voorzien van tenminste één uitsparing waarin een nok kan worden opgenomen.

10. Lichtarmatuurkanaal volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de beugels via een montageplaat aan het plafond zijn bevestigd.

11. Lichtarmatuurkanaal volgens één der voorgaande conclusies, 10 waarbij een beugel van het lichtarmatuurkanaal traploos verstelbaar is ten opzichte van de montageplaat, bij voorkeur via een zich dwars ten opzichte van het plafond uitstrekkende gleuf.

12. Werkwijze voor het demonteren van een lichtarmatuurkanaal, omvattende het uit beugels verwijderen van een gootprofiel dat losneembaar 15 aan beugels is bevestigd via een bevestigingsconstructie, nadat de bevestigingsconstructie in een stabiele vrijgavestand is gebracht waarbij samenwerkende elementen van de bevestigingsconstructie elkaar vrijgeven.