NL2001370C2 - Bestrijding van gewasziekten. - Google Patents

Bestrijding van gewasziekten. Download PDF

Info

Publication number
NL2001370C2
NL2001370C2 NL2001370A NL2001370A NL2001370C2 NL 2001370 C2 NL2001370 C2 NL 2001370C2 NL 2001370 A NL2001370 A NL 2001370A NL 2001370 A NL2001370 A NL 2001370A NL 2001370 C2 NL2001370 C2 NL 2001370C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
clay
crop
seed
antimicrobial
bacterial
Prior art date
Application number
NL2001370A
Other languages
English (en)
Inventor
Ronald Leonardus Wilhelmus Duyvesteijn
Lucas Aalbrecht
Original Assignee
Natural Power Res B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Natural Power Res B V filed Critical Natural Power Res B V
Priority to NL2001370A priority Critical patent/NL2001370C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2001370C2 publication Critical patent/NL2001370C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01NPRESERVATION OF BODIES OF HUMANS OR ANIMALS OR PLANTS OR PARTS THEREOF; BIOCIDES, e.g. AS DISINFECTANTS, AS PESTICIDES OR AS HERBICIDES; PEST REPELLANTS OR ATTRACTANTS; PLANT GROWTH REGULATORS
    • A01N59/00Biocides, pest repellants or attractants, or plant growth regulators containing elements or inorganic compounds
    • A01N59/06Aluminium; Calcium; Magnesium; Compounds thereof

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Agronomy & Crop Science (AREA)
  • Inorganic Chemistry (AREA)
  • Pest Control & Pesticides (AREA)
  • Plant Pathology (AREA)
  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Dentistry (AREA)
  • General Health & Medical Sciences (AREA)
  • Wood Science & Technology (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Agricultural Chemicals And Associated Chemicals (AREA)

Description

Bestrijding van gewasziekten
BESCHRIJVINGSINLEIDING
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op de bestrijding van bacteriële, virale, en 5 schimmelziekten in de gewasteelt, en in het bijzonder op quarantaine- en quarantainewaardige organismen.
Een belangrijke groep van bacteriële gewasziekten wordt veroorzaakt door Clavibacter michiganensis, in het vervolg als “Clavibacter-bacterie” aangeduid. EP-A-1.262.561 geeft een overzicht hiervan, en is gericht op de detectie van deze bacterie.
10 Een bekende variant is C. michiganensis subsp. sepedonicus, bekend als de veroorzaker van ringrot in aardappel. Clavibacter michiganensis subsp. michiganensis is de veroorzaker van de bacterieverwelkingsziekte, in het verleden bacteriekanker genoemd (R. J. Chang et al., “canker on tomato'1'’ Phytopathology 82 (1992) pp. 553 - 560), en kan ernstige schade veroorzaken in tomatenplanten.
15 Een verwante bacterie is de Xanthomonas-familie, zoals de Xanthomonas axonopodis pv. diejfenbachiae of de Xanthomonas fragariae. De laatste leidt bijvoorbeeld tot (bacterie)bladvlekkenziekte op aardbei. Weer een ander voorbeeld is de Erwinia-bacterie, in het bijzonder Erwinia amylovora, welke bacterievuur veroorzaakt.
20 Clavibacter, Xanthomonas en Erwinia hebben in de EU de quarantainestatus, wat inhoudt dat Nederland verplicht is om verspreiding in de EU tegen te gaan. De lijst van quarantaine(waardige) organismen is echter niet beperkt tot bacteriële gewasziekten, ook virale gewasziekten komen daarop voor. Een goed voorbeeld is aardappelspindelknolviroide (PSTVd).
25 Tot op heden worden geen of nauwelijks middelen ingezet om bacteriële en virale ziekten in de gewasteelt te voorkomen. De bestrijding beperkt zich tot het voorkomen van verdere besmetting door zieke planten te verwijderen en/of daarbij chemische ontsmettingsmiddelen te gebruiken. Bij andere gewasziekten zijn bestrijdingsmiddelen niet ondenkbaar. Dergelijke chemische middelen kunnen leiden tot resistentie, en zijn 30 dikwijls schadelijk voor gezondheid en milieu. Er is derhalve behoefte aan een “natuurlijke” methode om dergelijke gewasziekten te bestrijden en/of te voorkomen.
2
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
Er is gevonden dat door bacteriën, schimmels en/of virussen veroorzaakte gewaszieklen voorkomen kunnen worden door de relevante delen van het gewas met klei in contact te brengen. Bij goed contact blijkt de klei deze micro-organismen uit te schakelen.
5 Klei heeft tal van voordelen over gewasbestrijdingsmiddelen. Zo is het niet schadelijk voor gezondheid en milieu en daarom ook gemakkelijk toepasbaar. Bovenal kent het echter niet het probleem van resistentie: Terwijl antibiotica in essentie chemische wapens zijn, lijkt klei volgens wetenschappelijk onderzoek op fysische wijze te werken. Bij “lijfelijk” contact met dc klei, doorboort “iets” de eelwand van de 10 ziekteverwekker, die daar met mutaties niet aan kan ontsnappen.
Buiten het gebied van de gewasteelt wordt klei van oudsher een heilzame werking toebedeeld. Al sinds mensenheugenis wordt klei aangewend om wonden bacterieel en viraal te helen, maagproblemen te verzachten en ingewandswormen te doden. Het eerste bewijs van het therapeutische gebruik is te vinden op kleitabletten uit 15 Mesopotamië. De Egyptenaren gebruikten slib uit de Nijl tegen huidziekten. De artsen van de farao’s verzachtten er ontstekingen mee en gebruiken klei als antisepticum. Recent hebben onderzoekers van de Arizona State University gevonden dat met klei de levensvatbaarheid van ziekteverwekkers als salmonella kan worden verminderd, in sommige gevallen zelfs in 24 uur met 90 tot 99 procent. Een en ander heeft tot de 20 toepassing van klei in luchtfilters in ziekenhuizen geleid. Tot op heden is cr echter geen verband gelegd tussen klei en het effect daarvan in de gewasteelt.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE UITVINDING In een aspect heeft de uitvinding derhalve betrekking op het gebruik van klei voor het 25 voorkomen cn/of bestrijden van bacteriële, virale en schimmelziekten in de gewasteelt. Hierbij worden de relevante delen van het gewas met klei in contact gebracht.
Met “klei” wordt bedoeld een klastisch sedimentair gesteente, dat voor een groot deel bestaat uit lutum, gronddeeltjes kleiner dan 2 pm. Indien de grond voor meer dan 25% 30 bestaat uit lutumdeeltjes is er sprake van klei. Bij 25% tot 35% lutum is er sprake van lichte klei, bij 35% tot 50% is er sprake van matig zware klei en bij meer dan 50% lutum is er sprake van zware klei.
3
De klei heeft bij voorkeur een pH-waarde tussen 9 - 10.5, bij voorkeur 9.4 - 10. De pH draagt vermoedelijk bij aan de antimicrobiële eigenschappen van de klei. Klei vertoont plastisch gedrag indien de klei wordt bevochtigd. De klei omvat een veelvoud van silicaten van Mg, Fe, Al en andere elementen. Een deel van de antimicrobiële werking 5 dankt de klei aan een voornaam gehalte aan de aanwezigheid van smectiet- en/of illietkleimineralen, bij voorkeur meer dan 20 gew% van elk, en/of meer dan 65 gew% van de combinatie. Er is bij voorkeur meer dan 5 gew% totaal Fe aanwezig, op basis van het totaalgewicht van de klei.
Het gaat in de context van de uitvinding om “antimicrobiële klei” (in Engels met 10 “antimicrobial clay” of “curative clay” aangeduid), een algemeen bekend begrip in de medische, cosmetische en homeopathische wereld. “Antimicrobieel” beschrijft de eigenschap van het vermogen om microorganismen, in het bijzonder bacteriën, schimmels en/of virussen te remmen en/of te doden. De antimicrobiële klei is bij voorkeur natuurlijke klei, met natuurlijke kleimineralen. In het vervolg wordt deze 15 antimicrobiële klei als “de klei” aangeduid.
Binnen de groep van “antimicrobiële klei” geniet Franse klei of groene klei (klei met hoog gehalte aan gereduceerd ijzer, en in waarvan een groot deel van de mineralen uit smectiet en illiet bestaat) de voorkeur. In een andere uitvoeringsvorm wordt “witte kleileem” gebruikt. Ook combinaties van kleisoorten vallen binnen het bereik van de 20 uitvinding. In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de klei tenminste Agricur-klei, een Franse klei van vulkanische oorsprong die wordt gewonnen in het Centraal Massief in Frankrijk.
Door zijn fysische werking heeft de klei een helend effect op tal van bacteriële, virale 25 en schimmelziekten die aan het gewas kunnen voorkomen. De uitvinding heeft in het bijzonder betrekking op quarantaine-gewasziekten conform EU-richtlijn 2000/29, in het bijzonder aardappelmoeheid, aardappelspindelknolviroïde (PSTVd), aziatische boktorren, bacterievuur, bananenboorder, bruinrot en ringrot, clavibacter, helicoverpa armigera, maïswortelkever, meloidogyne chitwoodi/fallax, phytophthora ramorum, 30 tabakskringvlekkenvirus en tomatengeelkrulbladvirus, en quarantainewaardige gewasziekten zoals cnidocampa flavescens, duponchelia fovealis, leucinodes orbonalis, 4 meoloidogyne entcrolobii, meloidogyne minor en xanthomonas axonopodis pv dieffenbachiae. In deze gevallen heef! een uitbraak het meest dramatische effect.
Schimmelziekten die in het bijzonder volgens de uitvinding kunnen worden behandeld zijn Pythium (Pythium aphanidermatum), Phytophthora (Phytophthora 5 nicotianac), Risoctonia en/of Fusarium. Schimmels die in het bijzonder bestreden worden volgens de uitvinding omvatten Athelia-, Botrytis-, Collectotrichum-, Didymella-, Fusarium-, Phytophthora-, Pythium-, Rhizoctonia-, Sclerotinia-, Thielaviopsis-, Trichoderma-, Verticillium-stammen. De uitvinding heeft in het bijzonder betrekking op de schimmels van Phytophthora en Pythium.
10 Van de virale gewasziekten genieten de volgende de voorkeur bij behandeling met klei: Pepino of Pepino Mosaic Virus, PSTVd (aardappelspindelknolvirus), torradovirus, tomatenmarchitezvirus, dwerg- of Nicotiana-virus 1 en het Cucumis-vims, Yellow leaf vims (bij tomaten TYLCV), aardappel x virus, ardappcl y virus, tomatemozaïekvirus (TMV), tussennervig mozaïek (X-virus), bronsvlekkenvirus, en 15 komkommermozaïkvirus.
De uitvinding heeft in het bijzonder betrekking op bacteriële en virale gewasziekten, met de meeste voorkeur op bacteriële gewasziekten.
De bacteriële gewasziekte kan een door Clavibacter-bacterie geïnduceerde gewasziekte zijn. De “Clavibacter-bacterie” of Clavibacter michiganensis 20 (Corynebacterium michiganense) omvat ten minste de stammen C. michiganensis subsp. sepedonicus, C. michiganensis subsp. tessellarius, C. michiganensis subsp. michiganensis, C. subsp. nebraskensis en C. michiganensis. subsp. insidiosus. Met meer voorkeur richt de uitvinding zich op C. michiganensis subsp. sepedonicus, C. michiganensis subsp. tessellarius, C. michiganensis subsp. michiganensis, en met de 25 meeste voorkeur op C. michiganensis subsp. michiganensis, en de daardoor veroorzaakte bacterieverwelkingsziekte.
De bacteriële gewasziekte kan ook een door Xanthomonas geïnduceerde gewasziekte zijn, in het bijzonder de Xanthomonas-stam Xanthomonas axonopodis pv. dieffenbachiae of Xanthomonas fragariae ((bacterie)bladvlekkenziekte op aardbei).
30 Weer een ander voorkeursvoorbeeld van een bacteriële gewasziekte is de
Erwinia-bacterie, zoals Erwinïa amylovora, welke bacterievuur veroorzaakt, en E. carotovora subsp. Carotovora (Ecc), bij aardappel.
5
Hoewel de bestrijding van schimmels, bacteriële en virale ziekten overal binnen de gewasteelt speelt, heeft de uitvinding bij voorkeur betrekking op de bestrijding van bacteriële en virale ziekten, in het bijzonder bacteriële en virale ziekten, speciaal 5 bacteriële ziekten bij gewassen van de familie Solanaceae. Hiertoe behoort paprika, tabak, en in het bijzonder het geslacht Nachtschade {Solatium), in het bijzonder de cultuurgewassen daarvan. Bekende cultuurgewassen in het geslacht zijn de aardappel (Solatium tuberosum), de aubergine (Solatium melongena en Solatium esculentum) en de tomaat (Solatium lycopersicum). Naast deze drie heeft de uitvinding verder 10 betrekking op Pepino (Solatium muricatum), kanibaaltomaat (Solarium uporo) De nachtschade-achtigen staan bekend om hun gevoeligheid voor een schimmelziekte veroorzaakt door de schimmel Phytophthora. De ziekte is bekend onder de naam aardappelziekte. Ook is de uitvinding toepasbaar op gewassen als courgette (Cucrubitaceae), sla (Asteraceae), radijs (Brassicaceae) en komkommer 15 (Cucurbitaceae)
Het “voorkomen en/of bestrijden” kan op tweeërlei manieren, namelijk (a) door bovengrondse plantonderdelen lokaal te behandelen, of (b) door direct contact tussen de klei en wortels (of zaad, voorafgaande aan uitwendige wortelgroei).
20
Indien de lokale behandeling “bovengrondse plantenonderdelen” betreft, kan deze als volgt verder worden uitgewerkt:
In een uitvoeringsvorm kan de klei worden töegepast bij het preventief of curatief behandelen van verwonde gewassen. Veel gewassen moeten worden ‘verwond’ om hun 25 groei te optimaliseren en/of te beheersen. Hierbij valt te denken aan enten en snoeien. Bij deze behandelingen ontstaan open wonden aan het gewas. Deze wonden vormen een ideale broedplaats en/of ingang voor bacteriën, schimmels en/of virussen. De klei wordt hier lokaal toegepast op de wonden door in een werkzame hoeveelheid ervan in droge vorm, dan wel vermengd in een vloeistof, of in een pasta, crème of zalf, aan te 30 brengen op en rondom de open verwonding.
In een andere uitvoeringsvorm kan de klei worden toegepast bij het curatief behandelen van aangetaste gewassen, d.w.z. gewassen die reeds door een bacterie, 6 schimmel en/of virus zijn aangetast. In dat geval kan de klei de gevolgen en uitgroei van de aantasting remmen en/of helen/genezen. Hiertoe wordt een werkzame hoeveelheid van de klei, bij voorkeur in droge vorm, dan wel vermengd in een vloeistof, of in een pasta, crème of zalf, lokaal aangebracht op en rondom het 5 aangetaste plekken van het gewas.
In weer een andere uitvoeringsvorm heeft de klei een preventieve werking. Bij het werken aan gewassen worden gemakkelijk bacteriën, schimmels en/of virussen ‘overgedragen’ door kleding, handen en/of gereedschappen. De klei wordt hier toegepast door een werkzame hoeveelheid ervan, in droge vorm, dan wel vermengd in 10 een vloeistof of in een pasta, crème of zalf, aan te brengen op objecten (waaronder menselijk lichaam, kleding, gereedschap) die op hun beurt weer contact maken met het gewas. Hierbij wordt het hierboven beschreven contact tussen de klei en gewas in breedste zin uitgelegd.
15 Indien contact tussen de klei en wortels wenselijk is, kan dit tijdens verschillende groeistadia worden uitgevoerd.
Dit kan plaatshebben tijdens de daadwerkelijke teelt, van stek tot oogst. Daartoe wordt de klei met andere bodemmaterialen vermengd. Het kan om grond gaan, om potgrond en andere natuurlijke materialen, alsmede om kunstmatige materialen, en 20 combinaties daarvan. Een niet-gelimiteerde lijst van natuurlijke materialen die kunnen worden toegepast zijn diverse aardesoorten, turfmolm, veen, mossen en worteldelen, plantenresten of-delen (al dan niet gecomposteerd), houtdelen, -zaagsel en -snippers, halmen, vezels, stengels (hooi, stro, riet, kokos etc.), boomschors en -bast, natuurlijke mestsoorten. Voorts zijn grind en ‘gebakken’ kleikorrels toepasbaar.
25 Veel gewassen worden tegenwoordig gekweekt in kunstmatige kweeksubstraten, als alternatief voor de (volle) grond. Er zijn verschillende redenen waarom deze manier van kweken wordt toegepast. Belangrijkste redenen zijn dat de kweker (en het gewas) er mee kan beschikken over een controleerbaar ‘schone’, ziekte-, schimmel-, en bacterievrije bodem (kweeksubstraat), waarin tevens de homogeniteit en uniformiteit in 30 structuur en opnamecapaciteit en doorlaatbaarheid van lucht en water, vooraf nauwkeurig kunnen worden bepaald. Een veelvuldig gebruikt kunstmatig kweeksubstraat is steenwol, of glas wol.
7
Het kweeksubstraat is doorgaans in de vorm van een blok of mat. In de bovenzijde van dergelijke blokken of matten worden gaten gemaakt waarin planten worden geplaatst. Een blok is meestal een tussenfase, waarna de planten in een mat worden overgeplaatst. De planten blijven in de mat tot het eind van de teelt.
5 De klei wordt voor aanbrengen met het kweeksubstraat vermengd, bij voorkeur in homogene vorm, in werkzame hoeveelheden. Door een homogene verdeling kan contact tussen de klei en wortelende stekken beter worden gegarandeerd. Bij voorkeur bestaat meer dan 5,10, 15, 20 vol%, van het kweeksubstraat uit klei. Het heeft de voorkeur om minder dan 60, 50,40, 30 vol% van de klei te gebruiken, om de verdere 10 groeiomstandigheden niet teveel te verstoren, en om economisch met de grondstoffen om te gaan.
In de meest de voorkeur genietende uitvoeringsvorm wordt de klei toegepast in een vroegtijdig stadium van de gewasgroei, bij voorkeur vóór er sprake is van een 15 gewortelde plant. Juist in die vroege stadia is het gebruik van klei, laat staan de antimicrobiële klei, nog verrassender, omdat kleigrond doorgaans als beperkend in de lucht- en waterhuishouding wordt gezien.
Het begintijdstip van contact ligt bij voorkeur ten minste vóór verpotten, met meer voorkeur vóór verspenen, met de meeste voorkeur vóór zaaien. Door de 20 behandeling met klei in een vroeg stadium, wordt met de meeste garantie voorkomen dat bacteriën, schimmels en of virussen de verdere groei en uiteindelijke oogst beïnvloeden. Bovendien is in deze vroege stadia de contact met de klei het minst arbeidsintensief en meest gecontroleerd uit te voeren. Goed contact tussen wortels en klei wordt gegarandeerd.
25 In een uitvoeringsvorm wordt de klei toegepast voor de behandeling van ontkiemde zaden en of stekken in de bodem of het kweeksubstraat van een zaaibed, ook wel ‘opkweekbed’ genoemd. Voor het zaaien en/of het zgn. ‘bewortelen’ van stekken van gewassen worden diverse soorten kweeksubstraat toegepast. Het kweeksubstraat is hiervoor al uitvoerig besproken; de materialen in het kweeksubstraat in het 30 opkweekbed kunnen dezelfde of andere zijn dan in latere stadia (in blok of mat). Dit kweeksubstraat wordt in een bepaalde dikte aangebracht op het zgn. zaai- of opkweekbed, waarin de zaden of de stekken worden ingebracht.
8
Het is niet ongebruikelijk dat de stekken of ontkiemde zaden in pluggen worden aangebracht; in kwekersjargon spreekt men dan van ‘vcrspenen’. Het voorgaande opkweekbed kan eventueel worden overgeslagen. Een “plug” kan een diameter van ongeveer 2 - 5 cm en een lengte/diepte van ongeveer 5-10 cm. De plug dankt naam 5 aan vorm en toepassing; het potje lijkt op een plug. Na groei in de plug kan het plantje naar een blok of mat worden overgebracht.
De klei wordt voor aanbrengen met het kweeksubstraat vermengd, bij voorkeur in homogene vorm, in werkzame hoeveelheden. Door een homogene verdeling kan contact tussen klei en wortelende stekken beter worden gegarandeerd. Bij voorkeur 10 bestaat meer dan 5, 10, 15,20 vol%, van het kweeksubstraat uit klei. Het heeft de voorkeur om minder dan 60, 50, 40, 30 vol% van de klei te gebruiken, om de verdere groeiomstandigheden niet teveel te verstoren, en om economisch met de grondstoffen om te gaan.
15 Het geniet de meeste voorkeur om de klei in contact te brengen tijdens het nog niet ontkiemde stadium van het gewas, d.w.z. nog vóór het zaaibed. Onder dit vroegtijdige gewasgroei wordt in ieder geval de behandeling van zaad, knol of bol verstaan, waarbij deze eventueel in “geprimede” vorm verkeert. Bij primen wordt kiemen geïnitieerd om later een gelijkmatig kiemproces te verkrijgen, zodat de gewasplanten uiteindelijk min 20 of meer tegelijk en in dezelfde mate groeien. In alle gevallen gaat het om nog niet ontkiemd zaad, knol of bol in gesloten toestand, waarbij ontkieming (uitwendige wortelgroei) nog niet visueel zichtbaar is. Dit stadium omvat ook zaad, knol of bol in opgezwollen toestand en/of met microscopisch zichtbare haarscheurtjes.
Een voordeel is dat op daaropvolgende ontkieming de wortels de kleiomhulling 25 moeten doorboren, waardoor contact met de klei optimaal is. Daarnaast is hel zaad, de knol of de bol, in het vervolg samengevat als “het zaad”, in deze gesloten toestand het eenvoudigst te behandelen met de klei.
In het bijzonder wordt het zaad omhuld met klei, d.w.z. dat het zaad wordt bekleed met een klei-bevattende laag, waarbij de laag tenminste 60 %, met voorkeur 30 meer dan 70 %, met meer voorkeur meer dan 80 %, met de meeste voorkeur meer dan 90 % van het zaadoppervlak van de omgeving afschermt. De laag omvat bij voorkeur meer dan 60 %, met meer voorkeur meer dan 70 %, met de meeste voorkeur meer dan 9 80 %, in het bijzonder meer dan 90 % van de klei, op drooggewichtsbasis van de klei-bevattende laag. In het meest speciale geval bestaat de klei-bevattende laag alleen uit de klei. Naast de klei kan de klei-bevattende laag ook fiingiciden, insecticiden en (kiembevorderende) voedingsmiddelen bevatten.
5 In een voorkeursuitvoeringsvorm wordt zaad omhuld met klei door pil leren.
“Pilieren” is een bekend begrip in de gewasteelt, en bijvoorbeeld beschreven in NL-A-9101959 en daarin genoemde literatuur. ‘Pilleren’ is het omhullen en/of opvullen van kleine, lichte, grote en/of onregelmatig gevormde zaden, doorgaans om deze beter machinaal verzaaibaar te maken. Bij pilleren maakt men van een of meer zaadjes een 10 soort pil. Deze techniek heeft als voordeel dat de klei aan het zaad hecht; de antimicrobiële werking van de klei is hier het sterkst. Bij wijze van illustratie zal een praktische mechanische uitvoeringsvorm van het pilleerproces hieronder in meer detail worden beschreven. Het is niet ondenkbaar om (een deel van) het pilleerproces elektrostatisch uit te voeren.
15 Mechanisch pilleren vindt bij voorkeur plaats in een mengtrommel, een soort "beton molen" waar een hoeveelheid van de zaden ingedaan worden. Het zaad wordt besproeid met een speciale vloeistof, waardoor het zaad aan de buitenkant vochtig wordt. Aan de ronddraaiende, vochtige zaden worden vervolgens poedermengsels toegevoegd, waardoor het poeder aan het vochtige zaad gaat plakken en er in 1 a 2 uur 20 een pil ontstaat. In de context van de uitvinding bestaat een groot deel van het poeder uit de klei, bij voorkeur meer dan 60 %, met meer voorkeur meer dan 70 %, met de meeste voorkeur meer dan 80 %, in het bijzonder meer dan 90 %, op gewichtsbasis van de totale hoeveelheid droog poeder. Naast de klei kunnen de poeders ook kleine hoeveelheden fungiciden, insecticiden, voedingsmiddelen en andere gangbare 25 additieven bevatten, zolang het poeder droog en fijnverdeeld is. Met de meeste voorkeur wordt alleen met klei gepilleerd. Doordat de zaden vochtig zijn en het kleimengsel fijn en droog, hechten de kleideeltjes zich gemakkelijk aan de zaden. Tijdens het ronddraaien van de zaden wordt er stelselmatig nieuwe hoeveelheden vloeistof en poeder toegevoegd tot de gewenste pilgrootte is bereikt.
30 Van het zaad wordt bij voorkeur in 1 a 2 uur een pil of gelijkmatige ronde korrel gemaakt. Hierbij wordt - afhankelijk van de zaadgrootte en -vorm - bij voorkeur tussen de 1 en 100 keer vergroot, bij voorkeur 2-50 keer. In een uitvoeringsvorm worden 10 zaden gepilleerd tot een grootte van 0.5 - 5 mm, bij voorkeur 1 - 2 mm. De zo gemaakte pillen zijn nat en worden bij voorkeur in 1 a 2 uur, bijvoorbeeld in droogovens, teruggedroogd. De gedroogde pillen worden op maat gezeefd, met de juiste maat verpakt en verzonden naar de klant.
5
In een ander aspect heeft de uitvinding betrekking op zaad, knol of bol omhult door kleilaag. Het gaat in het bijzonder om bovengronds zaad, knol of bol. Bij voorkeur gaat het met klei gepilleerd zaad, waarbij met “zaad” een of meer individuele zaden wordt bedoeld. De omhullende laag sluit het zaad/de zaden af van de omgeving. Bij voorkeur 10 omvat de omhullende kleibekledingslaag ook een of meer fimgiciden en insecticiden.
De uitvinding heeft ook betrekking op een zaaibed, plug en/of kweeksubstraat, bevattende substraat met daarin een gewas zoals hierboven beschreven, waarbij het bed, de plug of het substraat de bovengenoemde klei bevat. Bij voorkeur is er sprake van een homogene verdeling van de klei. Bij voorkeur bevat het substraat meer dan 5, 15 10, 15, 20 vol% klei. Het heeft de voorkeur om minder dan 60, 50, 40, 30 vol% van de klei te gebruiken.
VOORBEELD
Een tomatenplantzaaje werd met vloeistof ingespoten in de trommel van een 20 pilleermachine, en hieraan werden groene Agricur-klei en water toegevoegd. De pilleerder doseerde de klei en water tot zaden werden verkregen van uniforme grootte en met een gesloten kleilaag om het zaad. Daarna werden de gepilleerde zaden twee uur gedroogd.

Claims (16)

1. Werkwijze voor het voorkomen en/of bestrijden van bacteriële, virale of schimmelziekten in de gewasteelt, door het gewas met antimicrobiële klei in 5 contact te brengen.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de gewasziekte een quarantaine-gewasziekte of quarantaine-waardige gewasziekte is.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij de gewasziekte aardappelmoeheid, aardappelspindelknolviroïde (PSTVd), aziatische boktorren, bacterievuur, bananenboorder, bruinrot en ringrot, clavibacter, helicoverpa armigera, maïswortelkever, meloidogyne chitwoodi/fallax, phytophthora ramorum, tabakskringvlekkenvirus en tomatengeelkrulbladvirus, cnidocampa flavescens, 15 duponchelia fovealis, leucinodes orbonalis, meoloidogyne enterolobii, meloidogyne minor en/of xanthomonas axonopodis pv dieffenbachiae omvat.
4. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusie, waarbij het gewas van het geslacht Nachtschade (Solanum) is. 20
5. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de antimicrobiële klei Franse of groene klei of witte kleileem is, of combinaties daarvan.
6. Werkwijze volgens conclusie 5, waarbij de antimicrobiële klei Agricur-klei omvat. 25
7. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het begintijdstip van het contact van de antimicrobiële klei met het gewas vóór verspenen, met de meeste voorkeur vóór zaaien ligt.
8. Werkwijze volgens conclusie 7, waarbij het zaad, de knol of de bol wordt bekleed met een antimicrobiële klei-bevattende laag, waarbij de laag tenminste 60 % van het zaadoppervlak van de omgeving afschermt.
9. Werkwijze volgens conclusie 8, waarbij wordt bekleed door pillcren.
10. Werkwijze volgens eend er conclusies 1 - 5, waarbij de antimicrobiële klei in 5 contact wordt gebracht met bovengrondse, aangetaste of verwonde delen van het gewas.
11. Zaad, knol of bol van het geslacht Nachtschade, bekleed met een antimicrobiële klei-bevattende laag, waarbij de laag tenminste 60 % van het zaadoppervlak van de 10 omgeving afschermt.
12. Zaad, knol of bol volgens conclusie 11, waarbij de antimicrobiële kleilaag Franse of groene klei of witte kleikleem omvat, of combinaties daarvan.
13. Zaad, knol ofbol volgens conclusie 12, waarbij de kleilaag Agricur-klei omvat.
14. Een met klei gepilleerd zaad volgens conclusie 11.
15. Zaaibed, plug of kweeksubstraat, bevattende substraat met daarin een gewas van het 20 geslacht Nachtschade, waarbij het bed, de plug of het substraat antimicrobiële klei bevat.
16. Zaaidbed, plug of kweeksubstraat volgens conclusie 15, waarbij het substraat meer dan 5 vol% van de antimicrobiële klei omvat.
NL2001370A 2008-03-13 2008-03-13 Bestrijding van gewasziekten. NL2001370C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2001370A NL2001370C2 (nl) 2008-03-13 2008-03-13 Bestrijding van gewasziekten.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2001370A NL2001370C2 (nl) 2008-03-13 2008-03-13 Bestrijding van gewasziekten.
NL2001370 2008-03-13

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2001370C2 true NL2001370C2 (nl) 2009-09-15

Family

ID=41318265

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2001370A NL2001370C2 (nl) 2008-03-13 2008-03-13 Bestrijding van gewasziekten.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2001370C2 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5024690A (en) * 1986-05-07 1991-06-18 Snake River Chemicals, Inc. Seed treatment compositions
WO1998038866A1 (en) * 1997-03-05 1998-09-11 Engelhard Corporation Treated horticultural substrates
WO2006119043A2 (en) * 2005-05-03 2006-11-09 Engelhard Corporation Agricultural compositions comprising functional particles

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5024690A (en) * 1986-05-07 1991-06-18 Snake River Chemicals, Inc. Seed treatment compositions
WO1998038866A1 (en) * 1997-03-05 1998-09-11 Engelhard Corporation Treated horticultural substrates
WO2006119043A2 (en) * 2005-05-03 2006-11-09 Engelhard Corporation Agricultural compositions comprising functional particles

Non-Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Title
Haydes, S.E. et al., "Broad Spectrum in vitro antibacterial activities of clay minerals against antibiotic-susceptible and antibiotic-resistant pathogens", Journal of Antimicrobial Chemotherapy, februari 2008, vol 61, nr. 2, …blz. 353-361 *
Kilvington J. "French Much: Is this the New Penicillin?", The Independent, 28 oktober 2007, [online], [opgehaald 5 november 2008], opgehaald van het internet <URL: http://www.independent.co.uk/life-style/health-and-wellbeing/health-news/french-muck-is-the-new-penicillin-398141.html> …*gehele document* *

Similar Documents

Publication Publication Date Title
Amin et al. White rot (Sclerotium cepivorum-Berk) an aggressive pest of onion and garlic in Ethiopia: An overview
Brown Influence of naturally occurring compounds on germination and growth of jack pine
CN111418418A (zh) 一种绿色安全的病虫害防治方法
Di Marco et al. Applications of Trichoderma to prevent Phaeomoniella chlamydospora infections in organic nurseries
Mansoor et al. Enhancement of biocontrol potential of Pseudomonas aeruginosa and Paecilomyces lilacinus against root rot of mungbean by a medicinal plant Launaea nudicaulis L
US10264792B2 (en) Holistic, cost effective method for management of huang long bing (HLB), phytophthora gummosis, asian citrus psyllid and other serious infestations in citrus and other crops
Mauro et al. Eradication of Orobanche/Phelipanche spp. seedbank by soil solarization and organic supplementation
Meenu et al. Diseases of ginger
Rajput et al. Citrus gummosis: A formidable challenge to citrus industry: A review
Meszka et al. Bioproducts in control of strawberry Verticillium wilt
Møller et al. Biological management of gray mold in pot roses by co-inoculation of the biocontrol agent Ulocladium atrum and the mycorrhizal fungus Glomus mosseae
Kareem et al. Evaluation of Trichoderma harzianum biological control against Fusarium oxysporum f. sp. melongenae
NL2001370C2 (nl) Bestrijding van gewasziekten.
Opara et al. Control of Bacterial Spot Diseases of Solanum
Matloob et al. The Effects of organic fertilizer complement by addition Biological control agents on Rhizoctonia solani Kühn Causing of Eggplant root rot Disease
Mani et al. Root mealybugs and their management in horticultural crops in India
CN1493194A (zh) 真菌生物蛋白可湿性粉剂
CN110771420A (zh) 一种红豆杉的育苗办法
Lal et al. Bio-intensive management of fungal diseases of potatoes
CN106818925A (zh) 一种防治番茄灰霉病的生物农药及制备方法
Olusesan et al. Potential of some selected fertilizer types in the suppression of root knot nematode (Meloidogyne incognita) infections on eggplant
Reddy et al. Tropical fruit crops
Young et al. Bacterial entomopathogens improve cereal establishment in the presence of grass grub larvae
Kandula et al. Colonisation of apple roots by arbuscular mycorrhiza in specific apple replant disease affected soil
Volkova et al. Evaluation of spruce biomass extract for control of grey mould (Botrytis cinerea) in field-grown strawberries

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20111001