NL2001310C2 - Inrichting en werkwijze voor het verplaatsen van een ondergrondse grondlaag. - Google Patents

Description

NL11319-ZO/mr

Inrichting en werkwijze voor het verplaatsen van een ondergrondse grondlaag

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting en een werkwijze voor het verlagen van een bodemlaag door het verwijderen van een zich onder de bodemlaag bevindende grondlaag met behulp van een of meer in de grond geplaatste 5 zuiglanzen. De te verlagen bodemlaag kan bijvoorbeeld de bovenste deklaag zijn van de bodem van een rivier of meer, of aan land, zoals een uiterwaard. Op deze wijze kan bijvoorbeeld een bodem worden verlaagd zonder de deklaag van de bodem als biotoop of anderszins te verstoren. Bodemverlaging kan 10 bijvoorbeeld gewenst zijn om vertroebeling van het water door opwerveling van slib bij harde wind tegen te gaan of omwille van zand- of grondwinning.

NL 1022719 beschrijft een verplaatsbare inrichting voor het 15 verlagen van een bodem, waarbij zuiglanzen door de bovenste bodemlaag in een daaronder gelegen bodemlaag worden gebracht. Een zuiglans omvat een toevoerkanaal voor transport van water naar de te verwijderen grondlaag, en een afvoerkanaal voor het oppompen van het ontstane mengsel van water en grond uit de te 20 verwijderen grondlaag. Een geschikte zuiglans is bijvoorbeeld omschreven in NL 1021740. Via de zuiglanzen wordt water gepompt naar de te verwijderen grondlaag om vervolgens als water / grond mengsel te worden terug gepompt naar de oppervlakte. In NL 1022719 worden de zuiglanzen, na het verwijderen van een 25 voldoende hoeveelheid grond, uit de bodem verwijderd en kunnen ze eventueel op een verderop gelegen punt weer in de grond ingebracht worden om een volgend deel van de bodem te verlagen. Het proces van grondverwijdering moet daardoor regelmatig worden onderbroken en verloopt niet continu.

2

Verder is het bekend om een zandlaag die zich onder een bcdemdekiaag bevindt;, weg te zuigen waarbij de boeiende klaac niet wordt verlaagd naar wordt verstoord en/of verwilderd, 5 bijvoorbeeld door opdwarrelen er. vermenging met water en/of doordat het mee wordt weggezogen met het onderliggende zand. Door het verdwijnen of opdwarrelen van de deklaag kan de zuiginrichting horizontaal worden verplaatst.

10 Het coel van de onderhavige uitvinding is om te voorzien in een inrichting en werkwijze voor het verplaatsen van een onder een deklaag van de bodem liggende grondlaag waarbij de grondverplaatsing ononderbroken kan plaats vinden terwijl de inrichting horizontaal wordt verplaatst zonder de deklaag als 15 geheel te verwijderen of verstoren.

Het doel van de uitvinding wordt bereikt met een werkwijze voor het verlagen van een bodemlaag door het. verwijderen van een zich onder de bodemlaag bevindende grondlaag met behulp van een 20 of meer in de grond geplaatste zuiglanzen, waarbij gedurende het verwijderen van de grondlaag de zuiglanzen worden verplaatst in horizontale richting. De deklaag wordt aldus doorsneden waarbij de deklaag buiten het gebied van de doorsnijding in tact blijft. De horizontale verplaatsing kan 25 stapsgewijs of doorlopend worden uitgevoerd, gedurende het gehele proces of gedurende een deel ervan. Door het verplaatsen van de zuiglanzen tijdens het wegzuigen van de grond is het niet meer nodig om de zuiglanzen na het behandelen van een deel van de bodem weer omhoog te halen, te verplaatsten en weer in 30 de grond te boren. Op deze wijze kan er continu worden voortgegaan met het wegzuigen van de te verwijderen grondlaag en kan een zeer gelijkmatig verlaagde bodem worden verkregen.

3

Doordat de bodem is verlaagd, zal de door wind of vaartuigen veroorzaakte waterbeweging minder eenvoudig vat krijgen op het bodemslib. Het slib zal daardoor minder snel opwervelen, zodat het water helderder blijft. Indien gewenst - bijvoorbeeld 5 indien de functie van de bodem als biotoop minder belangrijk is - kan tenminste een deel van de opgepompte grond weer worden verspreid over tenminste een deel van de verlaagde bodem. In het algemeen bestaat de grond onder de bodem vooral uit grofkorrelig materiaal, zoals zand. Door het verspreiden van 10 het weggepompte zand over de bodem, wordt de fijnkorrelige sliblaag afgedekt. Zand wervelt minder snel op dan slib zodat het water ook bij onrustig weer, helder blijven. Tevens wordt eventueel vervuild slib afgedekt door de zandlaag. Een ander voordeel is dat het zand niet verder hoeft te worden vervoerd. 15 Het wegzuigen en terugstorten van het grondmateriaal kan plaatsvinden in één doorlopende handeling, zonder tussenopslag.

In een andere mogelijke uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding kan de verwijderde grond geheel of 20 gedeeltelijk worden afgevoerd, bijvoorbeeld voor commerciële zandwinning.

Indien gewenst kan tevens het bovenste deel van de deklaag worden verwijderd, bijvoorbeeld de bovenste 0-50 cm. De grond 25 of het slib van de verwijderde toplaag kan vervolgens worden gestort in de ontstane ruimte onder de deklaag en/of in de snede die bij de horizontale verplaatsing van de zuiglans door de deklaag is ontstaan, zodat deze beter aanheelt. Ook hierbij kan het wegzuigen en terugstorten van het grondmateriaal 30 plaatsvinden in één doorlopende handeling, zonder tussenopslag.

De werkwijze volgens de uitvinding is in het bijzonder toepasbaar op locaties waar de bovenste deklaag van de bodem 4 een dikte van ca. 2-4 meter heeft. Goede resultaten worden vooral verkregen indien de deklaag een goede cohesie heeft, zoals een deklaag van klei of beworteld zand.

5 Indien gewenst kan ook de bovenste sliblaag van de bodem geheel of gedeeltelijk worden verwijderd, bijvoorbeeld indien deze sliblaag vervuild is.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een inrichting voor 10 het verwijderen van een zich onder een bodemlaag bevindende grondlaag welke inrichting in een bewegingsrichting verplaatsbaar is en is voorzien van een of meer in de grond plaatsbare zuiglanzen die elk aan 'het uiteinde zijn voorzien van een zuigmond, waarbij tenminste één van de zuiglanzen op 15 een afstand van de zuigmond is voorzien van grondverzetmiddelen voor het verplaatsen van grondmateriaal dat zich in de genoemde bewegingsrichting vóór de zuiglans bevindt. Bij voorkeur bevinden de grondverzetmiddelen zich ter hoogte van het deel van de zuiglans dat door de niet te verwijderen grondlaag moet 20 worden bewogen. De afstand tussen de zuigmond en de grondverzetmiddelen is bijvoorbeeld tenminste 1 meter. Indien gewenst, kan de inrichting zijn voorzien van middelen voor het instellen van de hoogte van de grondverzetmiddelen ten opzichte van de zuiglans. Wanneer de zuiglans in de grond steekt 25 verplaatsen de grondverzetmiddelen de grond vóór de zuiglans, bijvoorbeeld in zijwaartse richting of omhoog, zodat de zuiglans naar voren kan worden bewogen.

De grondverzetmiddelen kunnen bijvoorbeeld bestaan uit een mes 30 met een aan de zuiglans evenwijdige snijdrand. Ket mes duwt de grond opzij wanneer de zuiglans naar voren wordt bewogen. De snijdrand kan bijvoorbeeld tenminste 1, bijvoorbeeld tenminste 2 meter lang zijn en zich op tenminste 1, bijvoorbeeld tenminste 2 meter van de zuigmond bevinden.

5

In plaats van of in combinatie met een mes, kunnen de grondverzetmiddelen ook een verticale schroeftransporteur of avegaar omvatten die in hoofdzaak evenwijdig aan de zuiglans is 5 opgesteld en die de grond voor de zuiglans in verticale richting afvoert, bijvoorbeeld omhoog in de richting van het oppervlak, zodat de grond niet mengt met grond uit de te verwijderen laag.

10 Verder kunnen de grondverzetmiddelen een kettingverdringer bevatten die in hoofdzaak evenwijdig aan de zuiglans is opgesteld. Een kettingverdringer bestaat uit een eindloze band die om twee evenwijdige keerrollen wordt rondgedraaid en die voorzien is van een reeks in één lijn liggende in de 15 draairichting van de band wijzende V-vormige schoepen. Door het draaien van de band duwen de V-vormige schoepen de voorliggende grond opzij om een doorgang te creëren voor de zuiglans.

Andere geschikte grondverzetmiddelen kunnen bijvoorbeeld twee 20 evenwijdige cutter-assen omvatten die evenwijdig aan de lengterichting van de zuiglans aan de voorzijde ervan zijn aangebracht en die in tegengestelde richting aandrijfbaar zijn. De cutter-assen omvatten schoepen die de grond voor de zuiglans in zijwaartse richting verdringen teneinde een doorgang te 25 creëren voor de zuiglans.

Eén of meer van de zuiglanzen kan bijvoorbeeld nabij de 2uigmond zijn voorzien van een sleepkop. Met een sleepkop kan de zuigkracht over een groter oppervlak worden verspreid. De 30 sleepkop kan zich bijvoorbeeld in hoofdzaak in achterwaartse richting uitstrekken ten opzichte van de zuiglans. De sleepkop kan zijn voorzien van een bovenzijde die als geleiding kan dienen voor het inzakken van de achterliggende bodem.

6 Eén of meer van de zuiglanzen nabij de zuigmond kan zijn voorzien van een horizontale schroeftransporteur of worm met een op de zuigrr.ond gerichte transpcrtrichting. De worm kan in hoofdzaak dwars op dc lengterichting van de zuiglans nabij de 5 zuigmond zijn geplaatst. De worm kan daarbij bijvoorbeeld tussen twee zuiglanzen aangebracht zijn, of aan de kop van een enkele zuiglans in T-vormige configuratie waarbij de worm aan weerszijden van dc zuigmond een deel omvat met een onderling tegengestelde spoed, zodat wanneer de worm wordt geroteerd 10 beide delen grond verplaatsen in de richting van de zuigmond.

De zuiglans kan inklapbaar zijn aangebracht. Nabij het bovenste uiteinde kan de zuiglans bijvoorbeeld scharnierbaar zijn opgehangen, terwijl het nabij het andere uiteinde is gekoppeld 15 aan een kabel of takel die verbonden is aan heen hijsinrichtinq. Bij ingebruikneming kan de zuiglans vanuit een horizontale ruststand omlaag gescharnierd worden totdat de worm op de bodem rust. Vervolgens kan de worm worden geactiveerd waarbij deze zich ingraaft totdat de zuiglans in de verticale 20 stand staat en vooruit bewogen kan worden. Indien de zuiglans is voorzien van een avegaar of kettingverdringer, dan kunnen deze meegraven wanneer ze de bodem bereiken.

In een alternatieve uitvoeringsvorm kan de zuiglans ook 25 telescopisch zijn aangebracht en aldus verticaal zakken totdat de worm op de bodem rust.

De inrichting volgens de uitvinding kan in een verdere uitvoeringsvorm tevens een terugvoerkanaal omvatten voor het 30 bezanden van de bodem met grondmateriaal uit de verwijderde grondlaag.

Verder kan de inrichting een of meer graafmiddelen bevatten, bijvoorbeeld een worm, voor het verwijderen var. het bovenste deel van de deklaag, en een afvoerkanaal voor het afvoeren van de verwijderde grond of slib. Deze deklaaggrond of slib kan bijvoorbeeld worden teruggestort in het doorsnijdingsspoor dat tijdens verplaatsing door de deklaag wordt getrokken. Ook kan 5 de verwijderde deklaaggrond of slib geheel of gedeeltelijk worden gestort in de onder de deklaag ontstane ruimte na het verwijderen van de onderliggende grondlaag.

De inrichting kan drijvend zijn, bijvoorbeeld een ponton waarop 10 de benodigde voorzieningen en aansluitingen zijn aangebracht.

In een andere uitvoeringsvorm kan de inrichting bijvoorbeeld een verrijdbaar onderstel omvatten, dat bijvoorbeeld is voorzien van rupsbanden.

15 De uitvinding kan bijvoorbeeld worden toegepast bij de aanleg of het onderhoud van vaargeulen, bij het verdiepen en eventueel afdekken of bezanden van waterbodems, bijvoorbeeld verontreinigde waterbodems, bij het ecologisch herstel van plassen en meren door het aanleggen van een of meer verdiepte 20 plekken of slibvang-plekken, en voor rivierverruiming door verlaging van uiterwaarden of zomerbeddingen of de aanleg van nevengeulen.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de 25 tekeningen. Hierin tonen:

Figuur IA in zijaanzicht een uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding;

Figuur 1B in vooraanzicht de uitvoeringsvorm volgens 30 Figuur IA;

Figuur 2A in zijaanzicht een tweede mogelijke uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding; 8 riguar 2b m vooraanzicht de uitvoeringsvorm volgens

Figuur 2A;

Figuur 3A in vcoraanzicht eer. zuiglans van een derde mogelijke uitvoeringsvorm; 5 Figuur 3B in zijaanzicht de zuiglans volgens Figuur 3A;

Figuur 4 m perspectivisch aanzicht een zuiglans van een vierde mogelijke uitvoeringsvorm;

Figuur 5 in perspectivisch aanzicht een zuiglans van een vijfde mogelijke uitvoeringsvorm.

10

Pijlen m de figuren geven de bewegingsrichting aan van de betreffende onderdelen.

Figuur IA toont in zijaanzicht een ponton 1 drijvend op het 15 water 2 van een meer cf rivier boven een bodem 3, bestaande uit een bovenste deklaag 4 en een daaronder gelegen zandlaag 5. Figuur 1B toont hetzelfde ponton 1 in vooraanzicht. Op de ponton 1 bevindt zich een besturingscabine 6, De ponton 1 is verder voorzien van een zuiglans 7. De zuiglans 7 omvat twee 20 coaxiale buizen, waarvan de binnenste buis dient voor het transporteren van een water / grond mengsel van de laag 5 naar boven. De ruimte tussen de coaxiale buizen van de zuiglans 7 dient voor de aanvoer van water naar de te verwijderen grondlaag. Aan het uiteinde omvat de zuiglans een zuigmond 8 25 voor het wegzuigen van de met behulp van het proceswater gefluïdiseerde grond. Voor een gedetailleerde beschrijving van een geschikte zuiglans wordt verwezen naar NL 1021740.

Nabij de zuigmond 8 is de zuiglans 7 voorzien van een worm 9 in 30 hoefdzaak dwars op de lengterichting van de zuiglans 7. De worm 9 heeft aan weerszijden van de zuigmond twee in hoofdzaak gelijke horizontale delen 10, 11 met tegengestelde spoed, zodanig dat wanneer de ponton 1 met de zuiglans 7 in 9 voorwaartse richting verplaatst, de worm 9 mee graaft en de losgewoelde grond in de richting van de zuigmond 8 beweegt.

De zuiglans 7 omvat een middendeel 13 dat een avegaar 12 omvat 5 die evenwijdig aan de lengterichting van de zuiglans 7 is aangebracht aan de voorzijde van de zuiglans 7. Wanneer de ponton 1 wordt voortbewogen, verwijdert de avegaar 12 de voorliggende grond om een doorgang te creëren voor de zuiglans 7. Deze grond is deel van de deklaag 4 die niet verwijderd 10 dient te worden en wordt daarom niet afgezogen door de zuiglans.

Een kettinggraver 14 is geplaatst tussen de avegaar 12 en de zuiglans 7 voor het verplaatsen van grond voor de zuiglans 7 15 naar de zuigmond 8.

In de uitvoeringsvorm van Figuren IA en 1B is verder boven de avegaar 12 een tweede horizontale worm 15 aangebracht aan het uiteinde van een afzonderlijk afzuigkanaal 16. De spoed van de 20 worm 15 is aan weerszijden van de zuigmond van afzuigkanaal 16 gericht op de zuigmond. Langs dit afzuigkanaal 16 kan de bovenste sliblaag van de bodem 3 worden verwijderd. Dit kan bijvoorbeeld wenselijk zijn indien de sliblaag vervuild is.

25 Na het verwijderen van grond uit de ondergrondse laag 5 zakt de bovenliggende deklaag 4 naar beneden, zodat een verlaagde bodem ontstaat. Bij het voortbewegen van de ponton 1 doorsnijdt de zuiglans 7 met de avegaar 12 de deklaag 4. De snede die daarbij ontstaat wordt gedicht tijdens het zakken van de deklaag 4, 30 zodat een egale bodem wordt verkregen. Indien gewenst, kan een deel van de verwijderde grond uit de ondergrondse laag 5 en/of een deel van het verwijderde slib worden gebruikt om de snede in de deklaag te dichten.

10

In he; uitvoeringsvocrbeeld van de Figuren Ia en IB bevat de ponton 1 tevens een afvoerkanaal 17 dat aangesloten is op de afvoerzijde van zuiglans 7. Via dit afvoerkanaal 17 wordt het opgepompte zand var. de verwijderde grondlaag 5 verspreid over 5 de boden 3 om deze te bezanden. De grovere deeltjes var. de zandlaag 18 dio daarbij wordt verkregen, dekt de fijnkorrelige sliblaag af. Doordat het zand van de zandlaag 18 minder snel opwervelt blijft het water helderder.

1C In andere mogelijke uitvoeringsvormen wordt het zand of de grond van de verwijderde grondlaag 5 niet teruggestort maar afgevoerd, bijvoorbeeld voor commerciële zandwinning.

De ponton 1 omvat verder een hijsinrichting 20. De zuiglans 7 15 is scharnierbaar bevestigd aan een bovendeks scharnierpunt 21. Nabij de zuigmond 8 is de zuigmond bevestigd aan een hijskabel 22, waarmee de zuiglans 7 kan worden neergelaten, resp. weer worden opgetakeld. Bij het neerlaten van de zuiglans 7 wordt deze vanuit de horizontale ruststand neergelaten totdat de worm 20 9 op de bodem rust. Vervolgens worden de worm 9 en de avegaar 12 aangedreven en graven de worm 9, en vervolgens de avegaar 12, zich in de bodem 3 in totdat de zuiglans de verticale stand heeft bereikt. De tweede worm 15 voor verwijdering van het bodemslib wordt dan in werking gesteld en de ponton 1 wordt 25 vervolgens voortbewogen terwijl de ondergrondse grondlaag 5 wordt verwijderd en de deklaag 4 wordt doorsneden.

Figuren 2A en 2B tonen een andere mogelijke uitvoeringsvorm van een inrichting 101 volgens de uitvinding die voorzien is van 30 twee zuiglanzen 107, elk met een zuigmond 108. Tussen de zuigmonden 108 van de zuiglanzen 1C7 is een worm 109 aangebracht. De worm 109 heeft een dusdanige spoed dat te verwijderen grond in de richting van de zuigmonden 109 wordt gestuwd.

11

Figuren 3A en 3B tonen een zuiglans 207 van een andere mogelijke inrichting volgens de uitvinding. In bewegingsrichting geplaatst vóór de zuiglans 207 bevindt zich 5 een kettingverdringer 214 voor het opzij dringen van voorliggende grond. De kettingverdringer 214 bevindt zich ter hoogte van het deel van de zuiglans 214 dat de niet te verwijderen deklaag doorsnijdt. De kettingverdringer 214 bestaat uit een eindloze band 230 die om twee keerrollen 229 10 draait. De eindloze band 230 is voorzien van V-vormige schoepen 231 op regelmatige onderlinge afstand, waarbij de punten 232 van de V-vormen van de schoepen 231 dezelfde kant op wijzen en op één lijn liggen. De schoepen 231 zijn van verschillende, geleidelijke toe-, resp. afnemende breedte. De eindloze band 15 230 wordt voortbewogen in de richting van de V-vormige punten 232 van de schoepen 231, zoals weergegeven door de pijl in de tekening. De V-vormige schoepen 231 duwen daardoor de voorliggende grond opzij zodat de kettingverdringer 214 en de zuiglans 207 verder naar voren kunnen worden bewogen.

20

Figuur 4 toont een zuiglans 307 van een verdere mogelijke uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding. De zuiglans is voorzien van een mes 340. Het mes 340 bevindt zich ter hoogte van het deel van de zuiglans 307 dat de niet te 25 verwijderen deklaag doorsnijdt. Het mes 340 omvat een snijdrand 330, die evenwijdig loopt aan de lengterichting van de zuiglans 307. Vanaf de mesrand 330 in de richting van de zuiglans 307 loopt de breedte van het mes 340 uit tot ongeveer de breedte van de zuiglans 307.

30

Figuur 5 toont een zuiglans 407 van nog een andere mogelijke uitvoeringsvorm. De zuiglans is voorzien van een twee in tegengestelde richting draaiende cutter-assen 450 voorzien van schoepen 451 voor het opzij stuwen van voorliggende grond.

Claims (14)

1. Werkwijze voor hei verlagen van een bodemlaag door het verwijderen van een zich onder de bodemlaag bevindende grondlaag met behulp van een of neer in de grond geplaatste zuiglanzen, met het kenmerk dat gedurende 5 het wegzuigen van de grondlaag de zuiglanzen worden verplaatst in horizontale richting,

2. Werkwijze volgens conclusie 1 met het kenmerk dat tenminste een deel van de verwijderde grond over de 10 tenminste een deel van de verlaagde bodem wordt verspreid.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2 met het kenmerk dat tevens het bovenste deel van de deklaag wordt 15 verwijderd en vervolgens wordt gestort in de ontstane ruimte onder de deklaag en/of in een snede die bij de horizontale verplaatsing van de zuiglans door de deklaag is ontstaan.

4. Inrichting voor het verwijderen van een zich onder een bodemlaag bevindende grondlaag welke inrichting in een bewegingsrichting verplaatsbaar is en is voorzien van een of meer in de grond plaatsbare zuiglanzen die elk aan het uiteinde zijn voorzien van een zuigmond, met 25 het kenmerk dat tenminste één van de zuiglanzen op een afstand van de zuigmond is voorzien van grondverzetmiddelen voor het verplaatsen van grondmateriaal dat zich in de genoemde bewegingsrichting vóór de zuiglans bevindt. 30

5. Inrichting volgens conclusie 4 met het kenmerk dat de grondverzetmiddelen bestaan uit een mes met een aan de zuiglans evenwijdige snijdrand.

6. Inrichting volgens conclusie 5 met het kenmerk dat de lengte van de snijdrand tenminste zo groot is als de diepte van de te doorsnijden deklaag.

7. Inrichting volgens conclusie 4 met het kenmerk dat de 10 grondverzetmiddelen een avegaar en/of een cutter-as omvatten die in hoofdzaak evenwijdig aan de zuiglans is bevestigd.

8. Inrichting volgens conclusie 4 met het kenmerk dat de 15 grondverzetmiddelen een kettingverdringer bevatten die in hoofdzaak evenwijdig aan de zuiglans is opgesteld.

9. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies 4 -8 met het kenmerk dat één of meer van de zuiglanzen 20 nabij de zuigmond zijn voorzien van mechanische graafmiddelen voor het verplaatsen van grond zijwaarts van de zuigmond.

10. Inrichting volgens conclusie 9 met het kenmerk dat de 25 graafmiddelen een sleepkop omvatten.

11. Inrichting volgens conclusie 9 of 10 met het kenmerk dat de graafmiddelen tenminste één worm omvatten.

12. Inrichting volgens conclusie 11 met het kenmerk dat de worm in hoofdzaak dwars op de lengterichting van de zuiglans nabij de zuigmond is geplaatst en aan weerszijden van de zuigmond een deel omvat, waarbij beiae deler, een tegengestelde spoed omvatten voor het transporteren van grond in de richting van de zuicmond.

13. Inrichting voloens één van de conclusies 4 .lz met hst 5 kenmerk dat de inrichting een terugvoerkanaal omvat voor het bezanden van de bodem met grondmateriaal u^t de verwijderde grondlaag.

14. Inrichting volgens één van de conclusies 4 — 13 met het 10 kenmerk dat de inrichting een of meer graafmiddelen bevat voor het verwijderen van het bovenste deel van de deklaag, en een afvoerkanaal voor het storten van de verwijderde grond of slib in een tijdens verplaatsing achter de zuiglans ontstane snede in de deklaag en/of 15 in de onder de deklaag ontstane ruimte na het verwijderen van de onderliggende grondlaag.