NL2001176C2 - Samenstel van twee met elkaar samenwerkende zend/ontvangeenheden. - Google Patents

Description

Samenstel van twee met elkaar samenwerkende zend/ontvangeenheden

De uitvinding heeft betrekking op een samenstel van ten minste twee met elkaar samenwerkende zend/ontvangeenheden.

Een dergelijk samenstel is bekend uit de praktijk. Genoemd kunnen worden de zend/ontvangeenheden van een mobiel tel e-5 foonnet of bijvoorbeeld de afzonderlijke eenheden van een walki-talki systeem.

Met de uitvinding is beoogd een dergelijk samenstel van ten minste twee met elkaar samenwerkende zend/ontvangeenheden te verschaffen waarmee het mogelijk is om op iedere zend/ontvang -10 eenheid afzonderlijk positie-informatie die betrekking heeft op een andere zend/ontvangeenheid te tonen, eventueel in samenhang met de positie-informatie die betrekking heeft op de zend/ontvangeenheid die deze informatie toont. Een dergelijk samenstel van (ten minste) twee met elkaar samenwerkende zend/ontvang -15 eenheden kan bijzondere betekenis toevoegen aan een relatie die de beide houders van de afzonderlijke zend/ontvangeenheden met elkaar onderhouden.

Het samenstel van twee of ten minste twee met elkaar samenwerkende zend/ontvangeenheden volgens de uitvinding is 2 0 daartoe gekenmerkt door een of meer van de aangehechte octroo i-conclusies.

In een eerste aspect van de uitvinding bezit het samenstel het kenmerk dat iedere zend/ontvangeenheid een positiebepa-lingsorgaan bezit, en een door het positiebepalingsorgaan gevoed 25 rekenorgaan en dat het rekenorgaan voorts is aangesloten op een ontvanger van de zend/ontvangeenheid die het rekenorgaan voedt , en dat een zender van de zend/ontvangeenheid ontvangend is aangesloten op het rekenorgaan. In het rekenorgaan dat het hart vormt van iedere zend/ontvangeenheid kan zodoende positie -30 informatie van die zend/ontvangeenheid maar ook van de daarmee samenwerkende zend/ontvangeenheid waarvan de positie-informatie via de ontvanger wordt ontvangen, worden verwerkt en aan de gebruiker van de eerste zend/ontvangeenheid kenbaar worden gemaakt. Het zal de vakman duidelijk zijn dat het rekenorgaan van 35 iedere zend/ontvangeenheid hierbij gebruik maakt van de eigen positie en van de positie van de andere zend/ontvangeenheid. Voorzover deze positie-informatie absoluut van karakter is, is dit voldoende; anders dient de informatie gerelateerd te worden aan een (semi-)stabiel referentiepunt, zoals bijvoorbeeld het 2 magnetische Noorden.

Rij voorkeur is het samenstel van de met elkaar samenwerkende zend/ontvangeenheden er door gekenmerkt dat iedere zend/ontvangeenheid voorzien is van een weergaveorgaan voor het 5 tonen van informatie welke betrekking heeft op de door beide zend/ontvangeenheden ingenomen posities.

Voor de wijze van weergeven van de desbetreffende posi-tie-informatie van de beide zend/ontvangeenheden bestaan diverse mogelijkheden. Binnen het kader van de uitvinding geniet het 10 echter de voorkeur dat het weergaveorgaan geselecteerd is uit de groep omvattende een richtingwijzer (bijvoorbeeld een roteerbare naald uitgevoerd als kompasnaald), een (land-)kaart, een display voor lengte- en breedtegraadaanduiding, een lichtgevend orgaan, een trilorgaan, en een geluidsorgaan. Hierbij is de toepassing 15 van het lichtgevend orgaan, het trilorgaan en het geluidsorgaan met name geschikt voor het indiceren dat de beide zend/ontvangeenheden op een relatief geringe afstand van elkaar aanwezig zijn. Ook is het mogelijk om deze organen in een alertering s-functie in te zetten, bijvoorbeeld om aan te geven dat er een 20 verplaatsing plaats vindt van het andere zend/ontvangorgaan.

Bij de toepassing van een (kompas)naald is het verder voordelig dat de naald van magnetiseerbaar materiaal is en een draaipunt bezit centraal boven een plaat die is voorzien van elektronisch schakelbare magneetpolen die te zamen een ring om 25 het draaipunt vormen. Door een geschikte aansturing van de polen geeft de (kompas-)naald de gewenste richting aan.

Het is verder voordelig dat het rekenorgaan is ingericht voor het aansturen van de zender in afhankelijkheid van het overschrijden van een vooraf bepaalde differentiegren swaarde 30 van door het positiebepalingsorgaan gemeten opvolgende positie-metingen. Hiermee kan worden bewerkstelligd dat het activeren van de zender van de zend/ontvangeenheid wanneer deze slechts een geringe verplaatsing ondergaat wordt vermeden.

Het is bijzonder voordelig dat de differentiegrenswaar-35 de afhankelijk is van de door de positiebepalingsorganen van beide zend/ontvangeenheden bepaalde afstand tussen deze eenheden zodanig dat de differentiegrenswaarde toeneemt bij toenemende afstand.

Hierdoor kan de effectiviteit en betrouwbaarheid van de 40 weergave van de informatie die betrekking heeft op de door de beide zend/ontvangeenheden ingenomen posities in stand blijven, 3 terwijl tegelijk bespaard kan worden op de belasting van het communicatiekanaal tussen de zenders en ontvangers van de beide zend/ontvangeenheden, en tevens de gebruikte batterijvoedingen minder belast worden.

5 Voor het toe te passen positiebepalingsorgaan van de beide zend/ontvangeenheden kan gebruik gemaakt worden van diverse als zodanig reeds bekende systemen. Het geniet hierbij de voorkeur dat het toe te passen positiebepalingsorgaan geselecteerd is uit de groep omvattende een GPS-ontvanger, een Hall-10 sensor, een samenstel van microfoons en pulsgevers, en samenwerkende zender- en richtinggevoelige antennes.

Hierbij is met name voordelig dat het samenstel van microfoons en pulsgevers werkzaam is in afhankelijkheid van een onderschrijding van een vooraf bepaalde afstandsgrenswaarde z o-15 als gemeten door de positiebepalingsorganen van de beide zend/ontvangeenheden. Dit bewerkstelligt dat de microfoons en pulsgevers slechts werkzaam worden op relatief korte afstand , met name wanneer met de anders werkzame GPS-ontvanger geen afdoende resolutie in de positiebepaling beschikbaar is. Dit be-20 treft bijvoorbeeld afstanden van minder dan 15 m, of situaties waarin geen GPS-ontvangst mogelijk is.

Met de eventueel toe te passen Hall-sensor kan informatie gebaseerd op het aardmagnetisch veld worden verkregen.

De communicatie tussen de zenders en ontvangers van de 25 beide zend/ontvangeenheden geschiedt draadloos. Hiertoe kan gebruik gemaakt worden van iedere geschikte communicatievorm zoals geselecteerd uit de groep GSM, UMTS, satellietcommunicatie, Zi g-bee, Bluetooth, Wifi, infrarood en sonar.

De uitvinding zal in het navolgende verder worden toe-30 gelicht aan de hand van een de aangehechte octrooiconclusies niet beperkend uitvoeringsvoorbeeld, en onder verwijzing naar de tekening.

In de tekening toont: - fig. 1 schematisch enkele samenstellende onderdelen 35 van een enkele zend/ontvangeenheid, - fig. 2 schematisch twee op korte afstand van elkaar geplaatste zend/ontvangeenheden die zijn voorzien van een samenstel van microfoons en pulsgevers voor positiebepaling, - fig. 3 een schematische weergave van twee standen van 40 een weergaveorgaan behorend bij een zend/ontvangeenheid, - fig. 4 een schematische weergave van een positiebepa- 4 lingsorgaan samen met een richtingwijzer van een zend/ontvangeenheid en - fig. 5 en fig. 6 een schematisch perspectivisch en bovenaanzicht van een positiebepalingsorgaan volgens de uitvi n-5 ding.

Verwijzend nu eerst naar figuur 1 wordt een enkele zend/ontvangeenheid 1 getoond die met eenzelfde type zend/ontvangeenheid een samenstel kan vormen als waarop de ui tvinding is gericht. Een dergelijk samenstel toont de hierna nog te bespr e-10 ken figuur 2.

De in figuur 1 getoonde zend/ontvangeenheid 1 bezit een positiebepalingsorgaan 2, 3 en een door het positiebepalingsorgaan 2, 3 gevoed rekenorgaan 4. Het rekenorgaan 4 is voorts aangesloten op een van deze zend/ontvangeenheid 1 deel uitmakende 15 ontvanger 5 die het rekenorgaan 4 voedt met informatie die afkomstig is van een zender 6 van een overeenkomstige andere zend/ontvangeenheid waarmee de onderhavige zend/ontvangeenheid 1 samenwerkt. Op overeenkomstige wijze is de onderhavige zend/ontvangeenheid 1 uitgerust met een zender 6 die ontvangend 2 0 is gekoppeld met het rekenorgaan 4 voor het naar de samenwerke n-de zend/ontvangeenheid verzenden van positie-informatie die betrekking heeft op de onderhavige zend/ontvang-eenheid 1.

De communicatie tussen de zenders 6 en ontvangers 5 van de samenwerkende zend/ontvangeenheden is ingericht voor draadlo-25 ze communicatie geselecteerd uit de groep omvattende GSM, UMTS, satelliet-communicatie, Zigbee, Bluetooth, Wifi, infrarood en sonar.

De zend/ontvangeenheid 1 is verder voorzien van een weergaveorgaan 7 voor het tonen van informatie welke betre kking 30 heeft op de door beide zend/ontvangeenheden ingenomen posities. Hiertoe kan bijvoorbeeld geschikt gebruik gemaakt worden van een richtingwijzer, maar ook is mogelijk om de informatie in een digitaal display weer te geven als (land-)kaart of als een lengteen breedtegraadaanduiding.

35 Verwijzend naar fig. 3 wordt schematisch een roteerbare naald 11 getoond die de gedaante van een kompasnaald bezit. Fig. 3 toont verder dat de naald 11 die bij voorkeur van magnetiseer-baar materiaal is gemaakt een draaipunt 12 bezit en is geplaatst boven een plaat 13 die voorzien is van elektronisch schakelbare 40 magneetpolen 14 die te zamen een ring om het draaipunt 12 vo r-men. Door een geschikte aansturing van de magneetpolen 14 kan de 5 kompasnaald 11 in de gewenste stand worden geplaatst , een en ander in afhankelijkheid van de positie van de zend/ontvangeenheid waarvan dit weergaveorgaan 7 deel uitmaakt alsmede van de pos i-tie van de andere zend/ontvangeenheid die met deze 5 zend/ontvangeenheid samenwerkt.

Het rekenorgaan 4 is bij voorkeur ingericht voor het aansturen van de zender 6 in afhankelijkheid van het overschrijden van een vooraf bepaalde differentiegrenswaarde van door het positiebepalingsorgaan 2, 3 gemeten opvolgende positiemetingen. 10 Als op deze wijze een verschil in coördinaten wordt gedetecteerd in vergelijking met een vorige meting dan kan het rekenorgaan 4 de zender 6 aansturen voor het verzenden van de nieuwe pos itie-informatie naar de andere zend/ontvangeenheid waarmee wordt samengewerkt .

15 Zinvol hierbij is dat de differentiegrenswaarde afhan kelijk is van de door het positiebepalingsorgaan 2, 3 van iedere zend/ontvangeenheid 1 bepaalde afstand tussen deze eenheden zodanig dat de differentiegrenswaarde toeneemt bij toenemende afstand. Hiermee kan erin worden voorzien dat bijvoorbeeld een 20 verschil in positie van 10 m terwijl de zend/ontvangeenheden zich op een afstand van meer dan 100 km bevinden, verwaarloosd kan worden, terwijl anderszins wanneer de afstand tussen de beide zend/ontvangeenheden minder bedraagt dan 100 m een variatie in afstand van 1 m relevant geacht kan worden en tot verzending 25 van de nieuwe positie-informatie kan leiden.

Het positiebepalingsorgaan 2, 3 is bij voorkeur geselecteerd uit de groep omvattende een GPS-ontvanger 2, een Hall-sensor 3, een samenstel van microfoons en pulsgevers , een samenstel van samenwerkende zender- en richtinggevoelige antennes en 30 uit combinaties daarvan.

Verwijzend nu naar figuur 2 wordt een samenstel getoond van twee zend/ontvangeenheden 1, 1' waarin verschillende combinaties van microfoons 9 en pulsgevers 10 worden toegepast zoals deze volgens de uitvinding kunnen worden gebruikt voor het bep a-35 len van een afstand tussen een eerste zend/ontvangeenheid 1 en een tweede zend/ontvangeenheid 1'.

Het bovenin figuur 2 geplaatste figuuronderdeel toont de toepassing van een eerste zend/ontvangeenheid 1 die voorzien is van drie microfoons 9.1, 9.2 en 9.3. De tweede zend/ontvang-40 eenheid 1' is voorzien van een enkele pulsgever 10. Door meting van het tijdsverschil tussen de aanvangsmomenten dat de micro- β foons 9.1, 9.2 en 9.3 het signaal van de pulsgever 10 meten, kan de afstand en richting van de beide zend/ontvangeenheden 1, 1' ten opzichte van elkaar bepaald worden.

Het onderin figuur 2 geplaatste figuur onderdeel toont 5 de variant waarin een eerste zend/ontvangeenheid 1 drie pulsg e-vers 10.1, 10.2 en 10.3 bezit en waarin de tweede zend/ontvangeenheid 1' een enkele microfoon 9 heeft voor het waarnemen var. de pul sinformatie van bedoelde pulsgevers 10.1, 10.2 en 10.3. Op overeenkomstige wijze kan uit de gemeten tijd-10 vertraging tussen het moment van uitzenden door de pulsgevers 10.1, 10.2 en 10.3 en het meten van de signalen door de microfoon 9 de onderlinge positie en richting van de zend/ontvangeenheden 1, 1' bepaald worden.

De in figuur 2 geïllustreerde positie en richtingsbepa-15 ling van twee zend/ontvangeenheden 1, 1' is met name zinvol wanneer deze zich op relatief korte afstand van elkaar bevinden. Hiertoe is nuttig dat het samenstel van microfoons 9 en pulsgevers 10 werkzaam is in afhankelijkheid van een onderschrijding van een vooraf bepaalde afstandsgrenswaarde zoals gemeten door 20 de positiebepalingsorganen van de beide zend/ontvangeenheden 1, 1' .

Ook andere oplossingen voor het bepalen van de onderlinge positie die de beide zend/ontvangeenheden van het samenstel volgens de uitvinding innemen zijn mogelijk. Twee van de r-25 gelijke oplossingen zijn getoond in fig. 4 respectievelijk fig.

5 en 6.

Het in fig. 4 getoonde positiebepalingsorgaan 15 bezit een richtinggevoelige antenne welke tevens samenwerkt met een zender die deel uitmaakt van de andere zend/ontvangeenheid. Deze 30 richtinggevoelige antenne selecteert het relatief sterkste si g-naal dat deze ontvangt en bepaalt op basis daarvan de richting die aan de kompasnaald 11 moet worden gegeven.

In fig. 5 en fig. 6 is weer een andere oplossing getoond. In de in fig. 5 en 6 getoonde oplossing wordt gebruik ge-35 maakt van een schijf 15 die in fig. 5 in perspectivisch aanzicht en in fig. 6 in bovenaanzicht is getoond. Deze schijf 16 is verdeeld in een vooraf bepaald aantal compartimenten, in het getoonde geval vier, te weten de compartimenten 17, 18, 19 en 20. Elk compartiment 17, 18, 19, 20 kan zijn voorzien van een zen-40 der/ontvanger of transceiver 21, 22, 23, 24 en door geschikte keuze van de zendfrequenties en daarbij toe te passen veldster k- 7 ten is de onderlinge positie van de transceivers die in de compartimenten 17, 18, 19, 20 van de schijf 16 zijn opgenomen bepaalbaar.

Zoals uit het voorgaande duidelijk zal zijn is de ui t-5 vinding tevens belichaamd in een enkele zend/ontvangeenheid 1 , 1' zoals beschreven als onderdeel van het samenstel zoals hiervoor toegelicht.

Claims (12)

1. Samenstel van ten minste twee met elkaar samenwerkende zend/ontvangeenheden (1, 1'), met het kenmerk, dat iedere zend/ontvangeenheid (l'l') een positiebepalingsorgaan (2, 3) bezit, en een door het positiebepalingsorgaan (2, 3) gevoed reken-5 orgaan (4) en dat het rekenorgaan (4) voorts is aangesloten op een ontvanger (5) van de zend/ontvangeenheid (1, 1') die het rekenorgaan (4) voedt, en dat een zender (6) van de zend/ontvangeenheid (1, 1') ontvangend is aangesloten op het rekenorgaan (4) .

2. Samenstel van ten minste twee met elkaar samenwer kende zend/ontvangeenheden (1, 1') volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat iedere zend/ontvangeenheid (1, 1') voorzien is van een weergaveorgaan (7) voor het tonen van informatie welke betrekking heeft op de door beide zend/ontvangeenheden (1, 1') in- 15 genomen posities.

3. Samenstel van ten minste twee met elkaar samenwerkende zend/ontvangeenheden (1, 1') volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het weergaveorgaan (7) geselecteerd is uit de groep omvattende een richtingwijzer, een (land-)kaart, een display 20 voor lengte- en breedtegraadaanduiding , een lichtgevend orgaan, een trilorgaan, en een geluidsorgaan.

4. Samenstel van ten minste twee met elkaar samenwerkende zend/ontvangeenheden (1, 1') volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de richtingwijzer een roteerbare naald (11) is die 25 de gedaante van een kompasnaald bezit.

5. Samenstel van ten minste twee met elkaar samenwerkende zend/ontvangeenheden (1, 1') volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de naald (11) van magnetiseerbaar materiaal is en een draaipunt (12) bezit centraal boven een plaat (13) die is 30 voorzien van elektronisch schakelbare magneetpolen (14) die te zamen een ring om het draaipunt (12) vormen.

6. Samenstel van ten minste twee met elkaar samenwerkende zend/ontvangeenheden (1, 1') volgens een der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat het rekenorgaan (4) is ingericht voor 35 het aansturen van de zender (6) in afhankelijkheid van het overschrijden van een vooraf bepaalde differentiegrenswaarde van door het positiebepalingsorgaan (2, 3) gemeten opvolgende posi-tiemetingen.

7. Samenstel van ten minste twee met elkaar samenwerkende zend/ontvangeenheden (1, 1') volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de differentiegrenswaarde afhankelijk is van de door de positiebepalingsorganen (2, 3, 9, 10, 15, 16) van beide 5 zend/ontvang-eenheden (1, 1') bepaalde afstand tussen deze eenheden zodanig dat de differentiegrenswaarde toeneemt bij toenemende afstand.

8. Samenstel van ten minste twee met elkaar samenwerkende zend/ontvangeenheden (1, 1') volgens een der conclusies Ι- ΙΟ 7, met het kenmerk, dat het positiebepalingsorgaan (2, 3, 9, 10, 15, 16) is geselecteerd uit de groep omvattende een GPS-ontvanger (2), een Hall-sensor (3), een samenstel van microfoons (9) en pulsgevers (10), samenwerkende zender- en richtinggevoe-lige antennes.

9. Samenstel van ten minste twee met elkaar samenwer kende zend/ontvangeenheden (1, 1') volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het samenstel van microfoons (9) en pulsgevers (10) werkzaam is in afhankelijkheid van een onderschrijding van een vooraf bepaalde afstandsgrenswaarde zoals gemeten door de pos i- 20 tiebepalingsorganen (2, 3, 9, 10) van de beide zend/ontvangeenheden (1, 1' ) .

10. Samenstel van ten minste twee met elkaar samenwerkende zend/ontvangeenheden (1, 1' ) volgens een der conclusies 8- 9, met het kenmerk, dat het positiebepalingsorgaan is uitgevoerd 25 als schijf (16) verdeeld in compartimenten (17, 18, 19, 20) waarbij ieder compartiment een transceiver (21, 22, 23, 24) bezit .

11. Samenstel van ten minste twee met elkaar samenwerkende zend/ontvangeenheden (1, 1') volgens een der conclusies 1- 30 10, met het kenmerk, dat de zenders (6) en ontvangers (5) van de beide zend/ontvangeenheden (1, 1') zijn ingericht voor een communicatievorm geselecteerd uit de groep omvattende GSM, UMTS, satellietcommunicatie, Zigbee, Bluetooth, Wifi, infrarood, sonar .

12. Zend/ontvangeenheid (1, 1') zoals beschreven als onderdeel van het samenstel volgens een der conclusies 1-11.