NL2000432C2 - Plantpot voorzien van een label, werkwijze voor het aanbrengen van een dergelijk label alsmede werkwijze voor het telen van gewas. - Google Patents

Description

Plantpot voorzien van een label, werkwijze voor het aanbrengen van een dergelijk label alsmede werkwijze voor het telen van gewas.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een plantpot, in het bijzonder een 5 plantpot voor gebruik bij het telen van gewas, omvattende een zijwand en bodem die een van boven open binnenruimte voor substraat begrenzen, waarbij de bodem een van de binnenruimte afgekeerde onderzijde heeft, en waarbij de plantpot is voorzien van een label.

10 Een dergelijke plantpot is bekend uit US 6,134,832. Dit document openbaart een plantpot met een bodem en wand die een van boven open binnenruimte voor substraat heeft. De wand is aan de bovenzijde rondom de toegang naar de opname ruimte voorzien van een verdikte rand. Deze rand is op strategische plaatsen voorzien van sleuven waarin, niet nader omschreven labels voor identificatie en/of andere informatie 15 zijn voorzien. Deze labels zijn dus aan de bovenzijde van de plantpot, aan de rand daarvan bevestigd. Voor consumenten doeleinden is dit wellicht practisch, maar voor bij het telen is dit niet practisch wanneer de teler deze informatie wil kunnen lezen. Immers bladeren van het gewas zullen er vaak voor hangen, de plantpot dient telkens eerst zo gepositioneerd te worden dat het label zich in het zichtveld bevindt, en 20 doorgaans staan vele plantpotten dicht op elkaar zodat het zicht op de rand van een plantpot belemmerd wordt door er omheen staande planten.

Verder is het algemeen bekend om stekers, dat wil zeggen op een kaartje of stok voorziene labels, in het substraat te steken. Ook dergelijke labels zijn voor 25 consumenten doeleinden wellicht practisch, maar zijn voor bij het telen niet practisch wanneer de teler deze informatie wil kunnen lezen. Ook hier belemmeren het gewas en eromheen staande plantpotten met gewas het zicht. Voorts nemen stekers licht weg, hetgeen de groei van het gewas hindert.

30 JP 2006.101739 openbaart een steekkaartje (voor insteken in het substraat) uitgevoerd label dat is voorzien van een zogenaamde RFID element (RFID staat voor Radio Frequency IDentification). Dergelijke RFID elementen zijn als zodanig algemeen bekend. RFID elementen kunnen a) contactloos vanaf enige afstand met gegevens beschreven worden - dat wil zeggen van gegevens voorzien worden - en/of b) zijn -ώ.

contactloos van enige afstand uitleesbaar. Alhoewel het RFID element volgens het uittreksel bij deze publicatie het gebruik van een management systeem voor het telen van gewassen mogelijk maakt - hetgeen bij telen van gewassen grote voordelen kan bieden kleven er diverse nadelen een het op een steekkaartje voorziene RFID 5 element. Een aantal van deze nadelen zijn de volgende: • Een op een steekkaartje voorzien RFID element zal in gebruik tussen het gewas zitten en daardoor minder goed toegankelijk is voor een lees-/schrijfeenheid. Voor betrouwbaar uitlezen en met name betrouwbaar beschrijven van een RFID element, dient storing met en verstoring van naburige RFID elementen 10 voorkomen te worden.

• Bij het in het substraat steken van het kaartje met RFID element kan het gewas of de wortelstructuur ervan beschadigd raken. Bij sommige gewassen is het plaatsen van het steekkaartje zelfs nauwelijks of niet mogelijk.

• Het steekkaartje neemt licht voor het gewas weg.

15 · Het in het substraat steken van het Kaartje met RFID element is lastig te automatiseren.

• Wanneer het gewas dood gaat, dient het steekkaartje verwijderd te worden omdat, in verband met scheiding van afvalstromen, het steekkaartje niet met substraat- en gewas-resten weggegooid mag worden.

20 · RFID elementen zijn in verhouding tot de prijs van vele gewassen relatief erg duur zijn. Toepassing van een RFID element bij dergelijke gewassen, resulteert dan in een onacceptabele kostprijsverhoging indien men het RFID element niet kan hergebruiken.

• Doordat het RFID element tussen het gewas zit zal het verwijderen ervan - om 25 het te kunnen hergebruiken - bemoeilijkt worden. De plaats van het kaartje met RFID element dient gezocht te worden, het gewas dient uit de weg gehouden te worden, en een grijper zal het kaartje pakken en uit het substraat trekken. Of dit nu handmatig of geautomatiseerd gebeurt (hetgeen zeer lastig uitvoerbaar is), het gewas zal hierbij gemakkelijk beschadigd worden en de handeling is relatief 30 tijd-intensief.

Aan het plaatsen van een RFID element op de rand van een plantpot kleven vergelijkbare nadelen.

3

De onderhavige uitvinding heeft tot doel te verschaften een plantpot voorzien van een label dat gemakkelijk en betrouwbaar electronisch is te lezen en te beschrijven opdat gebruik hiervan in een in hoge mate geautomatiseerd teeltmanagementsysteem 5 mogelijk is.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt door te verschaffen een plantpot, in het bijzonder een plantpot voor gebruik bij het telen van gewas, omvattende een zijwand en bodem die een van boven open binnenruimte voor substraat begrenzen, waarbij de 10 bodem een van de binnenruimte afgekeerde onderzijde heeft, en waarbij de plantpot is voorzien van een label, waarbij de plantpot gekenmerkt wordt doordat het label electronisch leesbaar en/of beschrijfbaar is; en doordat het label is aangebracht aan de onderzijde van de bodem.

15 Door het electronisch beschrijfbare en leesbare label, zoals een een RFID-elemcnt omvattend label, aan de onderzijde van de bodem van een plantpot te bevestigen, is dit label eenvoudig middels een lees- en/of schrijfeenheid van onderaf te benaderen terwijl contact met het gewas bovenop het substraat is te vermijden. Men kan de lees- en/of schrijfeenheid eenvoudig onderbrengen in of onder de ondergrond waarop de 20 plantpotten staan. Door de lees- en/of schrijfeenheid is dan onderlangs de ondergrond te verplaatsen zijn de plantpotten afzonderlijk benaderbaar voor lezen en/of beschrijven van het label. Men kan ook de ondergrond langs de lees- en/of schrijfeenheid bewegen om de labels van verschillende plantpotten afzonderlijk te benaderen, of men kan de plantpotten op een transportband plaatsen en zo langs de lees- en/of schrijfeenheid 25 voeren. Voor een systeem waarbij plantpotten op transportbanden staan kan bijvoorbeeld worden verwezen naar EP-A-668.012 getiteld “Method and installation for the cultivation of plants on a conveyor belt” t.n.v. Damsight. Dergelijke transportbanden zijn niet alleen bruikbaar voor het telen zelf, maar kunnen ook als transportsysteem gebruikt worden voor transport van plantpotten door de kwekerij, 30 zoals vanaf de kweekplaats naar een behandelstation en eventueel vice versa (zoals een behandelstation voor sorteren, voeden, verpakken, etc), naar een verdere kweekplaats etc. Bij een dergelijk systeem is het voor het management van het telen en de logistiek bij verplaatsen van plantpotten van groot voordeel om de plantpotten van informatie te Λ Η voorzien en deze informatie op bepaalde gewenste plaatsen te kunnen uitlezen. Men kan daar dan eenvoudig onder de transportband of eventueel ernaast een of meer lees-en/of schrijfeenheden voorzien.

5 Volgens een verdere uitvoeringsvorm is het label van de plantpot verwijderbaar. Aldus laat het label zich hergebruiken bij een andere plantpot, hetgeen gunstig is met het oog op de kosten verbonden aan het telen van het gewas. Het verwijderen kan hierbij al dan niet onder beschadiging van de de plantpot, in het bijzonder de bodem, plaats vinden. Alhoewel beschadiging van de plantpot of bodem daarvan niet de voorkeur zal hebben 10 vanuit esthetische gronden, is het doorgaans zo dat een dergelijke beschadiging niet tot aantasting van het gewas leidt en zal deze bij rechtop staande plantpot onzichtbaar zijn.

Volgens weer een verdere uitvoeringsvorm is het label, beschouwd ten opzichte van de bodem, in het midden aangebracht. Dit heeft vele positioneringsvoordelen. Het 15 positioneren van een grijper voor verwijderen van het label is aldus gemakkelijk. Het positioneren van een aanbrenger voor plaatsing van het label is aldus gemakkelijk. Het desgewenst zeer nabij positioneren van een lees- en/of schrijfeenheid is aldus gemakkelijk.

20 Volgens weer een verdere uitvoeringsvorm is het label middels een snapverbinding aan de bodem bevestigd. Een snapverbinding geeft op eenvoudige wijze een betrouwbare, niet spontaan loslatende verbinding. Voorts is een snapverbinding eenvoudig geautomatiseerd tot stand te brengen door de plantpot en het label ten opzichte van elkaar met een zekere kracht - ter overwinning van de snap - te bewegen tot dat de 25 verbinding vastgesnapt is. Verder voordeel van een snapverbinding is dat deze met enige kracht ook - weliswaar geforceerd - weer te ontkoppelen is. Het zich aan het label bevindende gedeelte van de snapverbinding zal, met het oog op de herbruikbaarheid, stijver en steviger zijn dan het zich aan de plantpot bevindende gedeelte van de snapverbinding.

30

Het is hierbij in het bijzonder van voordeel wanneer de snapverbinding zodanig is uitgevoerd dat het label aan de bodem bevestigbaar is door het label en de onderzijde van de bodem tegen elkaar te plaatsen met een relatieve beweging dwars op de 5 onderzijde van de bodem. Bij een dergelijke snap verbinding is het benaderen van de bodem met een het label dragende aanbrenger eenvoudig en is het bovendien eenvoudig om de plantpot tegen te houden tijdens het tot stand brengen van de snapverbinding. indien het gewicht van de plantpot hiertoe niet al voldoende is, kan 5 men dit tegenhouden eenvoudig bereiken middels tegenhoudorganen die bijvoorbeeld op de bovenrand van de plantpot aangrijpen.

Het is hierbij van verder voordeel wanneer het label is voorzien van tenminste een steekdeel waaraan tenminste een snapnok of tenminste een snapholte is voorzien. Een 10 dergelijk steekdeel kan bijvoorbeeld een pen zijn met aan het vrije boveneind een paddestoelachtige kop waarvan de rand een snapnok vormt. De kop kan dan, bij geschikte dimensionering, door een conventioneel al in de bodem van een plantpot aanwezig gat gestoken worden totdat deze door het gat heen is en aan de bovenzijde van de bodem op de bodem aangrijpt. Wanneer het materiaal van de bodem van de 15 plantpot voldoende flexibel is, zoals bij sommige conventionele plantpotten het geval is, kan in plaats van een snapnok ook een snapholte zijn voorzien waarin het de rand van het gat in de bodem dan kan aangrijpen om de pen vast te houden. Zowel in het geval van een snapnok als in het geval van een snapholte is het overigens, bij geschikt materiaal van de bodem van de plantpot, ook denkbaar dat er vooraf geen gat voor de 20 pen in de bodem aanwezig is, maar dat dit gat door de pen geprikt wordt bij het plaatsen van het label.

Al dan niet in combinatie met een snapverbinding, is volgens een verdere uitvoeringsvorm het label middels een draaiverbinding, zoals een bajonetachtige 25 verbinding, aan de bodem bevestigd. Een draaiverbinding, zoals een bajonetachtige verbinding, is op relatief eenvoudige wijze geautomatiseerd tot stand te brengen alsook weer te ontkoppelen. Het ontkoppelen kan voorts met nauwelijks of geen beschadiging aan de bodem plaatsvinden. Om onbedoeld vanzelf losraken te voorkomen is het bij een draaiverbinding, in het bijzonder bij een bajonetachtige verbinding, van voordeel 30 om deze toe te passen in combinatie met een snapverbinding. De snapverbinding zal in dit geval in hoofdzaak als vergrendeling werkzaam zijn.

£ Ό

Volgens een verder aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een werkwijze voor het labellen van een plantpot, in het bijzonder een plantpot voor gebruik bij het telen van gewas, waarbij de plantpot een zijwand en bodem omvat die een van boven open binnenruimte voor substraat begrenzen, en waarbij de bodem een 5 van de binnenruimte afgekeerde onderzijde heeft, met het kenmerk, dat het label aan de onderzijde van de bodem wordt bevestigd, en waarbij het label elektronisch leesbaar en/of beschrijfbaar is. Verdere uitvoeringsvormen van deze werkwijze zijn weergegeven in de conclusies 10-18. De voordelen van deze werkwijze alsmede van de verdere uitvoeringsvormen hiervan zullen duidelijk zijn uit de uiteenzetting hiervoor in 10 relatie tot de plantpot volgens de uitvinding.

Volgens weer een verder aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een werkwijze voor het in plantpotten telen van een gewas, waarbij elke plantpot een zijwand en bodem omvat die een van boven open binnenruimte voor substraat 15 begrenzen, en waarbij de bodem een van de binnenruimte afgekeerde onderzijde heeft, welke werkwijze wordt gekenmerkt doordat: a] men de plantpotten aan de onderzijde van de bodem labels bevestigd die elektronisch leesbaar en/of beschrijfbaar zijn; b] men elk label elektronisch beschrijft met gegevens betreffende het gewas dat in 20 de bijbehorende plantpot geteeld wordt; en c] men de gegevens elektronisch uitleest terwijl het label aan de plantpot bevestigd is.

Het grote voordeel van deze werkwijze is dat het aldus mogelijk is om het management van het telen in hoge mate te verbeteren. Het elektronisch beschrijfbare en leesbare 25 label aan de onderzijde maakt het bijvoorbeeld mogelijk om de plantpotten zeer betrouwbaar te kunnen volgen (tracking) en traceren (tracing). Wanneer men in een kwekerij meerdere gewassen teelt en er een opdracht komt om van een bepaald gewas een aantal planten met bepaalde kleur bloemen te leveren, dan is het middels een volgen traceersysteem (welke op zich bekend zijn) eenvoudig mogelijk dit gewenste aantal 30 planten van het gewenste type te lokaliseren en eventueel geautomatiseerd naar een uitgifte punt te transporteren. Wanneer men tijdens het telen van de gewassen per plantpot periodiek ook andere eigenschappen, zoals grootte of aantal bloemen, bepaalt, kunnen bij de opdracht ook dergelijke details meegeven worden.

7

Het is hierbij van verder voordeel wanneer men stap b) zodanig uitvoert dat die gegevens een unieke identificatie ter herkenning van elke respectieve plantpot omvatten. Aldus is het mogelijk om te allen tijde van elke individuele plantpot de 5 locatie in de kwekerij en/of andere eigenschappen van het daarin groeiende gewas te kennen.

Volgens een verdere uitvoeringsvorm herhaalt men tijdens het telen stap b) een of meerdere malen voor het wijzigen of toevoegen van gegevens. Aldus is het mogelijk 10 om alle gewenste specifieke gegevens in de plantpot zelf op te slaan. Wanneer de plantpot dan van een kwekerij naar een andere kwekerij overgebracht wordt, draagt deze zijn eigen unieke gegevens met zich mee. Overdracht van gegevens van het ene management systeem naar het andere wordt aldus vereenvoudigd en zeer betrouwbaar.

15 Volgens een verdere uitvoeringsvorm herhaalt men tijdens het telen stap c) een of meerdere malen. Aldus kan men bijvoorbeeld controleren of de gegevens inzake bijvoorbeeld locatie van de plantpotten als aanwezig in een management systeem nog met de werkelijkheid corresponderen. Bij gebleken afwijkingen kan dan in het managementsysteem gecorrigeerd worden. Men dient hierbij te bedenken dat 20 plantpotten in een kwekerij de in het managementsysteem bekende locatie kwijt kunnen raken wanneer ze bijvoorbeeld omgevallen zijn en weer rechtop gezet zijn of om enige reden handmatig verplaatst zijn.

Volgens een verdere uitvoeringsvorm wordt een aantal plantpotten (van het geheel der 25 plantpotten, zelfs alle plantpotten is mogelijk) in een rij en rechtop staand over een transportbaan gevoerd langs een aan de transportbaan voorziene lees- en/of schrijf-eenheid voor het elektronisch lezen respectievelijk beschrijven van de labels van die plantpotten. Zoals eerder uiteengezet in relatie tot een transportband biedt dit groot voordeel, duidelijk zal echter zijn dat de transportbaan hier ook van een ander type kan 30 zijn dan van het transportband-type. De transportbaan kan bijvoorbeeld ook zeer wel een rollenbaan of een kettingbaan zijn.

η ö

Teneinde manipulatie van het gewas te minimaliseren en uit de plantpot vallen van substraat te verhinderen is het volgens de uitvinding van voordeel wanneer de lees-en/of schrijfeenheid zodanig is voorzien dat de plantpotten, rechtop staand, over de lees- en/of schrijf-eenheid geleid worden.

5

Men kan voorafgaand aan of na het langs de lees- en/of schrijf-eenheid voeren van een genoemde plantpot, die plantpot onderwerpen aan een behandeling, en daarbij verkregen gegevens opslaan. Deze gegevens kunnen dan in het label zelf opgeslagen worden en/of geattribueerd aan die specifieke plantpot in een centraal datasysteem 10 opgeslagen worden.

Met het oog op reductie van de kostprijs van het gewas, is het van voordeel wanneer men: • bij beëindiging van het telen, de labels van de plantpotten verwijderd; 15 · deze verwijderde labels weer aan andere plantpotten bevestigd.

De onderhavige uitvinding zal in het navolgende aan de hand van een schematisch weergegeven voorbeeld nader toegelicht worden. Hierin toont:

Figuur 1 een schematisch doorsnede aanzicht van een plantpot volgens de 20 uitvinding;

Figuur 2 het detail II uit figuur 1 op grotere schaal; en

Figuur 3 sterk schematisch een transportbaan met daarop plantpotten volgens de uitvinding.

25 Figuur 1 toont een plantpot volgens de uitvinding. De plantpot 1 heeft een wand 2 en bodem 3. De wand 2 en de bodem 3 begrenzen een naar boven toe open binnenruimte 6 voor substraat (niet getoond).

Het substraat kan als zodanig elk bekend of nog te bedenken soort substraat, zoals 30 zand, steenwol etc, zijn. In het substraat zal bij het telen een gewas groeien. In figuur 3 zijn als voorbeeld twee gewassen aangeduid met 23 en 24.

9

De bodem 3 heeft een naar de binnenruimte 6 gekeerde bovenzijde en een van de binnenmimte afgekeerde onderzijde 4. Onder de bodem 3 zijn nog versterkingslijven 5 voorzien, zoals deze op zich uit de stand van de techniek bekend zijn. Zoals verder ook op zich uit de stand van de techniek bekend bevindt de bodem 3, althans een gedeelte 5 daarvan, zich op enige afstand boven de ondergrond 8 opdat overtollig water gemakkelijker via gaten (niet getoond) in de bodem 3 uit de plantpot kan ontwijken.

Aan de onderzijde 4 van de bodem 3 is een label 10 aan de bodem bevestigd. Dit label 10 omvat een huis 12 waarin een tablet 11 is ondergebracht waarin een RFID element 10 17 is ingebed.

Het huis 12 van het label 10 is aan de bovenzijde voorzien van een korte, relatief brede pen 13 met puntige bovenzijde. Deze pen is voorzien van drie snapnokken 14 (zie figuur 2), die gelijkmatig over de omtrek van de pen 13 verdeeld zijn aangebracht.

15 Zoals in detail in figuur 2 te zien is de pen 13 zover door een gat 15 in de bodem 3 gestoken dat de snapnokken 14 op het bovenvlak van de bodem 3 aangrijpen. Aldus is het label betrouwbaar onderop de bodem 3 van de plantpot bevestigd. Door het label 10 vast te grijpen en voldoende hard eraan te trekken is deze weer van de plantpot 1 te verwijderen. Het label 10 kan daarna weer op een andere plantpot bevestigd worden.

20

Figuur 3 toont zeer schematisch een transportbaan 20 waarover een transportband 21 loopt die in de richting van pijl 25 (en eventueel ook in omgekeerde richting) aandrijfbaar is. Op de transportband 21 staan twee plantpotten 1 met in dit voorbeeld verschillende gewassen, althans gewassen van verschillende grootte. Bij het passeren 25 van de, als toepassingsvoorbeeld getoonde, sensor 26 wordt de hoogte van het gewas bepaald. Zodra het gewas dan boven de lees- en/of schrijfeenheid 22 komt, wordt het label 10 uitgelezen en wordt de eerder bepaalde hoogte aan deze plantpot geattribueerd in een datasysteem opgeslagen en/of wordt de eerder bepaalde hoogte in het label geschreven (opgeslagen).

30

Opgemerkt wordt dat de term ‘plantpot’ in deze aanvrage geenszins beperkt is tot taps cilindrisch gevormde plantpotten, zoals in de bijgaande tekeningen afgebeeld. Onder een plantpot wordt in algemene zin verstaan elke houder omvattende een zijwand en 1 Λ iv bodem die een van boven open binnenruimte voor substraat (in gebruik met substraat gevuld) begrenzen. Een dergelijke houder (in deze aanvrage dus plantpot genoemd) kan ook een blokvormige of andere vorm hebben. Op het gebied van de gewasteelt zijn velerlei soorten van dergelijke houders (in deze aanvrage dus plantpot genoemd) onder 5 uiteenlopende namen bekend.

Claims (26)

1. Plantpot, in het bijzonder een plantpot voor gebruik bij het telen van gewas, omvattende een zijwand en bodem die een van boven open binnenruimte voor substraat 5 begrenzen, waarbij de bodem een van de binnenruimte afgekeerde onderzijde heeft, en waarbij de plantpot is voorzien van een label, met het kenmerk, dat het label elektronisch leesbaar en/of beschrijfbaar is; en dat het label is aangebracht aan de onderzijde van de bodem. 10

2. Plantpot volgens conclusie 1, waarbij het label een RFID element omvat.

3. Plantpot volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het label, beschouwd ten opzichte van de bodem, in het midden is aangebracht. 15

4. Plantpot volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het label van de plantpot verwijderbaar is.

5. Plantpot volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het label middels een 20 snapverbinding aan de bodem is bevestigd.

6. Plantpot volgens conclusie 5, waarbij de snapverbinding zodanig is uitgevoerd dat het label aan de bodem bevestigbaar is door het label en de onderzijde van de bodem tegen elkaar te plaatsen met een relatieve beweging dwars op de onderzijde van 25 de bodem.

7. Plantpot volgens conclusie 5 of 6, waarbij het label is voorzien van tenminste een steekdeel waaraan tenminste een snapnok of tenminste een snapholte is voorzien.

8. Plantpot volgens conclusie 7, waarbij de bodem is voorzien van een opname, zoals een gat, waarin het steekdeel insteekbaar is zodanig dat de opname aan de omtrek daarvan met de snapnok respectievelijk snapholte tot ineengrijping komt.

9. Plantpot volgens een der conclusies 1-5, waarbij het label middels een draaiverbinding, zoals een bajonetachtige verbinding, aan de bodem bevestigd is.

10. Werkwijze voor het labellen van een plantpot, in het bijzonder een plantpot voor 5 gebruik bij het telen van gewas, waarbij de plantpot een zijwand en bodem omvat die . een van boven open binnenruimte gevuld met substraat begrenzen, en waarbij de bodem een van de binnenruimte afgekeerde onderzijde heeft, met het kenmerk, dat het label aan de onderzijde van de bodem wordt bevestigd, en waarbij het label 10 elektronisch leesbaar en/of beschrijfbaar is.

11. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij het label een RFID element omvat.

12. Werkwijze volgens een der conclusies 10-11, waarbij het label, beschouwd ten 15 opzichte van de bodem, in het midden wordt aangebracht.

13. Werkwijze volgens een der conclusies 10-12, waarbij het label van de plantpot verwijderbaar is.

14. Werkwijze volgens een der conclusies 10-13, waarbij het label middels een snapverbinding aan de bodem wordt bevestigd.

15. Werkwijze volgens conclusie 14, waarbij de snapverbinding zodanig is uitgevoerd dat het label aan de bodem wordt bevestigd door het label en de onderzijde 25 van de bodem tegen elkaar te plaatsen met een relatieve beweging dwars op de onderzijde van de bodem.

16. Werkwijze volgens conclusie 14 of 15, waarbij het label is voorzien van tenminste een steekdeel waaraan tenminste een snapnok of tenminste een snapholte is 30 voorzien.

17. Werkwijze volgens conclusie 16, waarbij de bodem is voorzien van een opname, zoals een gat, waarin het steekdeel insteekbaar is zodanig dat, bij het bevestigen van het label, de opname aan de omtrek daarvan met de snapnok respectievelijk snapholte tot ineengrijping komt.

18. Werkwijze volgens een der conclusies 10-14, waarbij het label middels een 5 draaiverbinding, zoals een bajonetachtige verbinding, aan de bodem bevestigd wordt.

19. Werkwijze voor het in plantpotten telen van een gewas, waarbij elke plantpot een zijwand en bodem omvat die een van boven open binnenruimte gevuld met substraat begrenzen, en waarbij de bodem een van de binnenruimte afgekeerde onderzijde heeft, 10 met het kenmerk, a] dat men de plantpotten aan de onderzijde van de bodem labels bevestigd die elektronisch leesbaar en/of beschrijfbaar zijn; b] dat men elk label elektronisch beschrijft met gegevens betreffende het gewas dat in de bijbehorende plantpot geteeld wordt; en 15 c] dat men de gegevens elektronisch uitleest terwijl het label aan de plantpot bevestigd is.

20. Werkwijze volgens conclusie 19, waarbij men stap b] zodanig uitvoert dat die gegevens een unieke identificatie ter herkenning van elke respectieve plantpot 20 omvatten.

21. Werkwijze volgens een der conclusies 19-20, waarbij men tijdens het telen stap b] een of meerdere malen herhaalt voor het wijzigen of toevoegen van gegevens.

22. Werkwijze volgens een der conclusies 19-21, waarbij men tijdens het telen stap c] een of meerdere malen herhaalt.

23. Werkwijze volgens een der conclusies 19-22, waarbij een aantal plantpotten in een rij en rechtop staand over een transportbaan wordt gevoerd langs een aan de 30 transportbaan voorziene lees- en/of schrijf-eenheid voor het elektronisch lezen respectievelijk beschrijven van de labels van die plantpotten. 1 Λ ΪΗ

24. Werkwijze volgens conclusie 23, waarbij de lees- en/of schrijfeenheid zodanig is voorzien dat de plantpotten, rechtop staand, over de lees- en/of schrijf-eenheid geleid worden.

25. Werkwijze volgens een der conclusies 23-24, waarbij men, voorafgaand aan het langs de lees- en/of schrijf-eenheid voeren van een genoemde plantpot, die plantpot onderwerpt aan een behandeling, en daarbij verkregen gegevens opslaan.

26. Werkwijze volgens een der conclusies 19-25, waarbij men: ÏO · bij beëindiging van het telen, de labels van de plantpotten verwijdert; • deze verwijderde labels weer aan andere plantpotten bevestigt.