NL2000254C2 - Uitstroommondstuk. - Google Patents

Description

Uitstroommondstuk

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een uitstroommondstuk voor een spuitbus omvattende een opname-einde voor opname van een afgeefbus van een 5 spuitbus, en een afgeefeinde met afgeefopening voor het afgeven van een versproeiïng, waarbij tussen het opname-einde en de afgeefopening een kanaal is aangebracht met werveling opwekkende middelen.

Een dergelijk uitstroommondstuk is in de stand der techniek algemeen bekend. Voor het afgeven van fluïda uit spuitbussen is het van belang dat een werveling in het 10 fluïdum opgewekt wordt om de daarin aanwezige gasbellen vrij te maken. Daarbij wordt ernaar gestreefd een en ander zodanig uit te voeren dat een zo gelijkmatig mogelijke verneveling bij het afgeefmondstuk ontstaat.

In de stand der techniek is het bekend om kanalen waardoor een fluïdum een wervelende beweging moet krijgen gedeeld uit te voeren. Ook zijn andere 15 gecompliceerde constructies bekend. Echter bestaat voor met name verticaal gerichte uitstroommondstukken, dat wil zeggen uitstroommondstukken die in de gebruikspositie van de spuitbus in verticale richting een verneveling verschaffen, geen goedkoop te vervaardigen uitstroommondstuk dat aan de hoge eisen die gesteld worden voor verneveling kan voldoen.

20 Het is het doel van de onderhavige uitvinding dit nadeel weg te nemen en in een verbeterd uitstroommondstuk te voorzien. Dit doel wordt bij een hierboven beschreven uitstroommondstuk verwezenlijkt doordat die werveling opwekkende middelen een zich in de wand van dat kanaal uitstrekkende groef omvatten, welke groef zich volgens een spiraal uitstrekt.

25 Volgens de onderhavige uitvinding is in de wand van het kanaal, dat zich uitstrekt tussen de afgeefbus van de spuitbus en het afgeefmondstuk een zich spiraalvormig uitstrekkende groef aangebracht. Bij voorkeur zijn twee of meer van dergelijke groeven gelijkmatig langs de omtrek van het kanaal verdeeld aangebracht. Deze groeven strekken zich in de langsrichting van het kanaal uit, dat wil zeggen de langshartlijn van 30 de groeven ligt in hoofdzaak evenwijdig aan de langshartlijn van het kanaal. Echter is aan de kanalen een spiraalvorm ten opzichte van die langshartlijn gegeven om in een werveling van het fluïdum te voorzien. Indien verscheidene groeven gebruikt worden is bij voorkeur deze daardoor opgewekte draaiing door elk van de groeven gelijk.

>000254 2

Daardoor wordt het fluïdum in rotatie gebracht en onstaat een zodanige turbulentie dat gasbelletjes op eenvoudige en gestuurde wijze kunnen ontstaan.

De kromming van de groef is bij voorkeur gelijkmatig over de gehele lengte daarvan. Daardoor kan een spoed bepaald worden en bij voorkeur is de lengte van de 5 groef ten minste een kwart van de spoed, dat wil zeggen de groef maakt ten opzichte van de langsas van het kanaal vanaf het begin tot het einde een draaiing van ten minste 90°.

Volgens een bijzondere uitvoering van de onderhavige uitvinding loopt het kanaal toe vanaf het opname-einde op de spuitbus naar de afgeefopening. Bij voorkeur 10 loopt ehet kanaal taps op gelijkmatige wijze toe. De vorm van de groef verandert bij voorkeur vanaf het opname-einde naar de afgeefopening. Bij voorkeur neemt de breedte van het kanaal in de richting van de afgeefopening af. Volgens een andere van voordeel zijnde uitvoering neemt de diepte van de groef in de richting naar de afgeefopening toe. Meer in het bijzonder is bij voorkeur het totale dwarsdoorsnede-15 oppervlak van de groef over de lengte daarvan in hoofdzaak constant.

Gebleken is dat bij passende dimensionering van de spiraalvorm van de groef, de diepte daarvan en de vorm van het kanaal het mogelijk is dit met een kem te vormen tijdens het spuitgietproces, die slechts een heen en weer gaande beweging hoeft uit te voeren. Dat wil zeggen tijdens het spuitgieten kan de kem uit de vormholte bewogen 20 worden volgens een lijn die samenvalt met de langshartlijn van het kanaal.

Volgens een verdere van voordeel zijnde uitvoering van de uitvinding is het afgeefmondstuk geïntegreerd in de afgeefopening, dat wil zeggen bestaat uit een kunststof deel. Er is geen verder kunststof deel noodzakelijk zodat bij het plaatsen van het uitstroommondstuk op de spuitbus een voor gebruik voltooide constructie aanwezig 25 is (eventueel met uitzondering van een beschermkap). Bovendien kan het uitstroommondstuk in een beschermkap of afdekkap van de spuitbus geïntegreerd zijn.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een werkwijze voor het door spuitgieten vervaardigen van het hierboven beschreven uitstroommondstuk waarbij zoals eerder beschreven de kem volgens de langshartlijn van het kanaal in en uit de 30 vormholte beweegt.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een spuitgietinrichting die gebruikt kan worden voor het vervaardigen van een dergelijk uitstroommondstuk.

3

De uitvinding zal hieronder nader aan de hand van een in de tekening afgebeeld uitvoeringsvoorbeeld verduidelijkt worden. Daarbij tonen:

Fig. 1 schematisch een spuitbus voorzien van een uitstroommondstuk volgens de uitvinding; 5 Fig. 2 het uitstroommondstuk volgens fig. 1 gedeeltelijk opengewerkt;

Fig. 3 het uitstroommondstuk volgens de eerdere figuren met schematisch daarin aangegeven de groeven;

Fig. 4 schematisch een deel van een spuitgietmachine bij het vervaardigen van het uitstroommondstuk volgens de onderhavige uitvinding, en 10 Fig. 5 het opnemen van het uitstroommondstuk in een beschermkap.

In fig. 1 is met 1 een spuitbus aangegeven. Begrepen dient te worden dat voor de uitvinding de uitvoering van de spuitbus niet van belang is.

Deze spuitbus is voorzien van een afgeefbus 2 welke bij indrukken via een (niet-getoonde) klepconstructie uit de spuitbus 1 afkomstig fluïdum afgeeft.

15 Op deze afgeefbus wordt het uitstroommondstuk 3 volgens de onderhavige uitvinding geplaatst dat voorzien is van een afgeefopening 4.

Details van het uitstroommondstuk 3 blijken uit fig. 2 en 3.

Daaruit blijkt dat het uitstroommondstuk 3 een cilindrisch deel 7 met opname 9 voor het bij voorkeur klemmend opnemen van de afgeefbus 2. Daarop aansluitend is 20 een kanaal 6 aangebracht. De daarop aansluitende afgeefopening 4 is uitgevoerd als uitstroommondstuk. Daartoe is deze voorzien van een afgeefdoorgang 5.

De onderhavige uitvinding heeft met name betrekking op de uitvoering van het kanaal 6. Daarin zijn groeven 8 aangebracht met hartlijn 11. De hartlijn van het kanaal 6 is met 10 aangegeven. Uit figuur 2 en 3 blijkt dat de groeven zich spiraalsgewijs om 25 deze hartlijn 10 uitstrekken met verhoudingsgewijs grote spoed. Zoals uit figuur 2 en 3 blijkt neemt de breedte van de groeven in de richting naar de afgeefopening 4 af. Deze breedte is aan de zijde van het cilindrische deel 7 met bl aangegeven en aan de zijde van de afgeefopening 4 met b2.

Het verloop van de diepte van de groeven 8 is precies tegenovergesteld. Ter 30 plaatse van het cilindrische deel 7 is de diepte met dl aangegeven en deze is verhoudingsgewijs gering terwijl deze ter plaatse van de afgeefopening 4 met d2 aangegeven is en verhoudingsgewijs groot. Bij voorkeur neemt het dwarsdoorsnede-oppervlak dat bepaald wordt door b x d over de lengte van de groef in hoofdzaak 4 gelijkmatig af. Daardoor zal het fluïdum in de richting van het afgeefmondstuk gecomprimeerd worden. Dampbellen die door expansie ontstaan direct na het binnentreden van het kanaal 6 worden weer gecomprimeerd. Samen met de werveling zorgt deze compressie voor een fijnere verdeling van de dampbellen in het fluïdum en 5 ontstaat een fijnere verneveling bij het afgeefmondstuk. Bovendien kan door deze vorm het lossend uitvoeren van het kerndeel verder vereenvoudigd worden.

Volgens de onderhavige uitvinding zijn bij voorkeur ten minste twee tegenover elkaar liggende groeven 8 aangebracht. Uit figuur 3 blijkt dat dit aantal groter kan zijn. De uitvoering en positionering van de groeven is zodanig dat deze samen met het 10 kanaal 6 bij het vormen van het afgeefmondstuk op bijzonder eenvoudige wijze verwezenlijkt kunnen worden. Dit wordt verder verduidelijkt aan de hand van figuur 4. Daarin is met 20 een spuitgietmatrijsdeel aangegeven voorzien van een holte voor het daarin (op niet nader afgebeelde wijze) ontvangen van kunststof. De begrenzing van de holte komt overeen met het buitenoppervlak van het uitstroommondstuk. Om het 15 kanaal en de groef te vormen wordt tijdens het spuitgieten een kem 21 in de matrijs geplaatst zodat daar geen kunststof kan komen en het kanaal met groeven uitgespaard wordt. Deze kem 21 heeft ribben 23 die overeenkomen met de later gevormde groeven. Volgens de uitvinding is deze kem 21 uitsluitend verplaatsbaar in de richting van pijl 22. Dat wil zeggen de groeven zijn in combinatie met de tapsheid van het kanaal 20 zodanig uitgevoerd dat bij het verwijderen van de kem 21 geen rotatiebeweging noodzakelijk is maar een zuiver lineaire translatie volgens pijl 22 voldoende is om de kem 21 uit de matrijs 20 te verwijderen.

Daardoor is het mogelijk het hierboven beschreven uitstroommondstuk met verhoudingsgewijs eenvoudige toerusting te vervaardigen waardoor de initiële kosten 25 verlaagd worden en de productiesnelheid verhoogd kan worden.

Met de onderhavige uitvinding is het niet langer noodzakelijk in het kanaal 6 in een later stadium afzonderlijke losse delen in te brengen. Door de taps toelopende vorm van het kanaal 6 wordt het fluïdum uit de spuitbus in de richting van de afgeefopening gecomprimeerd.

30 Verrassenderwijs is gebleken dat met de hierboven beschreven constructie een verstuiving met in hoofdzaak uniforme druppelgrootte verkregen kan worden. Bij het vergroten van het aantal groeven kan een betere verneveling verkregen worden maar neemt de complexiteit van het ontwerp toe.

5

Door het bovendien integreren van het afgeefmondstuk of de afgeefopening in het uitstroommondstuk kan een verder afzonderlijk deel weggelaten worden en verdere besparing verkregen worden door het verminderen van de assemblage-handelingen. Bij de onderhavige uitvinding wordt bij voorkeur geen deel in het kanaal toegepast zoals 5 een pen of dergelijke en is het kanaal volledig vrij.

In fig. 5 is het integreren van het uitstroommondstuk in een afdekkap 31 voor een spuitbus getoond. Het getoonde is een enkel door spuitgieten vervaardigd deel.

Na het bovenstaande zullen bij degenen bekwaam in de stand der techniek dadelijk varianten opkomen. Deze liggen binnen het bereik van de bijgaande 10 conclusies. Daarbij worden uitdrukkelijk rechten gevraagd voor de volgconclusies zonder combinatie met de hoofdconclusie.

2000254

Claims (13)

1. Uitstroommondstuk (3) voor een spuitbus (1) omvattende een opname-einde (9) voor opname van een afgeefbus (2) van een spuitbus, en een afgeefeinde met 5 afgeefopening (4) voor het afgeven van een versproeiïng, waarbij tussen het opname-einde en de afgeefopening een kanaal (6) is aangebracht met werveling opwekkende middelen, met het kenmerk, dat die werveling opwekkende middelen een zich in de wand van dat kanaal uitstrekkende groef (8) omvatten, welke groef zich volgens een spiraal uitstrekt. 10

2. Uitstroommondstuk volgens conclusie 1, omvattende twee op gelijkmatige afstand langs de omtrek van het kanaal aangebrachte groeven.

3. Uitstroommondstuk volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de lengte 15 van de groef en de spoed daarvan zodanig gekozen zijn, dat de langshartlijn (11) van de groef een boog van ten minste 90° maakt.

4. Uitstroommondstuk volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij dat kanaal toeloopt van het opname-einde naar de afgeefopening. 20

5. Uitstroommondstuk volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de diepte van die groef in de richting naar die afgeefopening toeneemt.

6. Uitstroommondstuk volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de breedte 25 van die groef in de richting naar de afgeefopening afneemt.

7. Uitstroommondstuk volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de spiraalvorm van de groef (8), de diepte van de groef en de vorm van het kanaal zodanig zijn uitgevoerd, dat een volgens de langsas van dat kanaal verplaatsbaar 30 vormorgaan (21) zonder rotatie dat kanaal en die groef volledig vullend, uit dat kanaal verplaatsbaar is. 2000254

8. Uitstroommondstuk volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij die afgeefopening het afgeefmondstuk omvat.

9. Spuitbus omvattende een houder met een daarop aangebrachte afgeefbus (2) 5 waarop een uitstroommondstuk geplaatst is, welk uitstroommondstuk omvat een opname-einde (9) voor opname van een afgeefbus (2) van een spuitbus, en een afgeefeinde met afgeefopening (4) voor het afgeven van een versproeiïng, waarbij tussen het opname-einde en de afgeefopening een kanaal (6) is aangebracht met werveling opwekkende middelen, met het kenmerk, dat die werveling opwekkende 10 middelen een zich in de wand van dat kanaal uitstrekkende groef (8) omvatten, welke groef zich volgens een spiraal uitstrekt.

10. Spuitbus volgens conclusie 9 omvattende een daarop aangebrachte afdekkap (31) waarin de afgeefbus (2) als een geheel opgenomen is. 15

11. Werkwijze voor het door spuitgieten vervaardigen van een uitstroommondstuk volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende het voorzien in een matrijs (20) met vormholte en een ten opzichte daarvan verplaatsbare kem (21), met het kenmerk, dat de kem voorzien is van een uitwendige ribbe (23) voor het vormen 20 van een groef in het te spuiten voorwerp, waarbij de vorm van de kem en de positionering en uitvoering van de ribbe zodanig zijn uitgevoerd dat na het inspuiten van kunststof in die vormholte bij het daar aanwezig zijn van die kem, die kem uit de vormholte respectievelijk het gespoten voorwerp verwijderd kan worden door het uitsluitend verplaatsen volgens de langsas daarvan. 25

12. Werkwijze volgens conclusie 11, waarbij de kem uit de vormholte respectievelijk het gespoten voorwerp verwijderd kan worden zonder deformatie van het gespoten voorwerp.

13. Spuitgietinrichting omvattende een bewegend deel en een stationair deel elk voorzien van een matrijsdeel van een matrijssamenstel (20, 21) voor het spuitgieten van een uitstroommondstuk voor een spuitbus, met het kenmerk, dat de spuitgietinrichting zodanig uitgevoerd is dat die matrijsdelen uitsluitend een translerende beweging ten opzichte van elkaar maken. 2000254