NL193595C - Device for laying a pipeline on an underwater bottom, supporting means and terminal. - Google Patents
Device for laying a pipeline on an underwater bottom, supporting means and terminal. Download PDFInfo
- Publication number
- NL193595C NL193595C NL9500255A NL9500255A NL193595C NL 193595 C NL193595 C NL 193595C NL 9500255 A NL9500255 A NL 9500255A NL 9500255 A NL9500255 A NL 9500255A NL 193595 C NL193595 C NL 193595C
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- pipe string
- trunk
- supporting means
- pipelayer
- elements
- Prior art date
Links
Classifications
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F16—ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16L—PIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16L1/00—Laying or reclaiming pipes; Repairing or joining pipes on or under water
- F16L1/12—Laying or reclaiming pipes on or under water
- F16L1/20—Accessories therefor, e.g. floats, weights
- F16L1/24—Floats; Weights
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F16—ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16L—PIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16L1/00—Laying or reclaiming pipes; Repairing or joining pipes on or under water
- F16L1/12—Laying or reclaiming pipes on or under water
- F16L1/16—Laying or reclaiming pipes on or under water on the bottom
- F16L1/163—Laying or reclaiming pipes on or under water on the bottom by varying the apparent weight of the pipe during the laying operation
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F16—ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16L—PIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16L1/00—Laying or reclaiming pipes; Repairing or joining pipes on or under water
- F16L1/12—Laying or reclaiming pipes on or under water
- F16L1/16—Laying or reclaiming pipes on or under water on the bottom
- F16L1/18—Laying or reclaiming pipes on or under water on the bottom the pipes being S- or J-shaped and under tension during laying
- F16L1/19—Laying or reclaiming pipes on or under water on the bottom the pipes being S- or J-shaped and under tension during laying the pipes being J-shaped
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- General Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Laying Of Electric Cables Or Lines Outside (AREA)
- Earth Drilling (AREA)
Description
1 1935951 193595
Inrichting voor het leggen van een pijpleiding op een onder water gelegen bodem, draagmiddelen en terminalDevice for laying a pipeline on an underwater bottom, supporting means and terminal
De uitvinding betreft een inrichting voor het leggen van een pijpleiding op een onder water gelegen bodem 5 omvattende een pijpenlegger met vasthoudmiddelen voor het in het water neerlatend dragen van een zich tussen de pijpenlegger en de bodem uitstrekkende pijpenstreng en omvattende draagmiddelen die voorzien zijn van opdrijfmiddelen die een opdrijvend vermogen hebben en die het zich tussen de waterspiegel en de bodem bevindende stuk van de pijpenstreng ten minste gedeeltelijk dragen en die op de pijpenstreng aangrijpen, waarbij een relatieve verplaatsingsmogelijkheid in pijpenstrengrichting tussen de pijpenstreng 10 enerzijds en de draagmiddelen anderzijds aanwezig is, waarbij de draagmiddelen voorzien zijn van de pijpenstreng klemmende en/of vasthoudende aangrijpmiddelen die een axiale afgeremde verplaatsing tussen de aangrijpmiddelen enerzijds en de pijpenstreng anderzijds toelaten in afhankelijkheid van de plaatselijk heersende hydrostatische druk.The invention relates to a device for laying a pipeline on an underwater bottom 5, comprising a pipelayer with retaining means for carrying a pipe string extending between the pipelayer and the bottom lowering into the water and comprising supporting means provided with buoyancy means have buoyancy and which at least partially support the piece of the pipe string located between the water surface and the bottom and which engage on the pipe string, whereby a relative displacement possibility in pipe string direction is present between the pipe string 10 on the one hand and the supporting means on the other hand, the supporting means are provided with the pipe string clamping and / or retaining gripping means which allow axial braked displacement between the gripping means on the one hand and the pipe string on the other hand, depending on the locally prevailing hydrostatic pressure.
Een dergelijke inrichting is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 4.121.529. Daarbij remmen de 15 draagmiddelen de pijpenstreng sterk af en zijn de remmende onderdelen sterk aan slijtage onderhevig.Such a device is known from US patent 4,121,529. In addition, the supporting means strongly brake the pipe string and the braking parts are subject to considerable wear.
De uitvinding heeft ten doel het op grotere diepte leggen van pijpleidingen met minder slijtage te realiseren, een en ander om de vereiste trekkracht die aan boord van het vaartuig nodig is om het pijpenstrengeinde vast te houden te reduceren; het vereiste voortstuwingsvermogen van het vaartuig te verminderen; 20 de capaciteit en/of de lengte van de trekbanken aan boord van de pijpenlegger te verminderen; de blijvende trekspanning in de op de bodem liggende pijpleiding te reduceren; en/of de mogelijke pijpleidinglegdiepte te vergroten, teneinde ook pijpleidingen te kunnen leggen op plaatsen, waar dit voorheen onmogelijk was.The object of the invention is to realize the laying of pipelines at greater depth with less wear, all this in order to reduce the required tensile force on board the vessel required to hold the pipe string end; reduce the required propulsion power of the vessel; Reduce the capacity and / or length of the tensile testing machines on board the pipelayer; reduce the permanent tensile stress in the bottom pipeline; and / or increase the possible pipeline laying depth, in order to also be able to lay pipelines in places where this was previously impossible.
Daartoe heeft de inrichting volgens de uitvinding het kenmerk dat de draagmiddelen een veelvoud van 25 slurfelementen omvatten, die ingericht zijn om te worden gebracht tussen een aangrijppositie, waarin zij de pijpenstreng aangrijpen en met de pijpenstreng neerwaarts bewegen en een ontkoppelpositie, waarin zij ten opzichte van de pijpenstreng daarlangs en langs andere slurfelementen opwaarts verplaatsbaar zijn.To this end, the device according to the invention is characterized in that the carrying means comprise a plurality of hose elements, which are arranged to be brought between an engagement position, in which they engage the pipe string and move downwards with the pipe string and a decoupling position, in which they the pipe string can be moved upward along and along other trunk elements.
Doordat volgens de uitvinding de draagmiddelen telkens tijdelijk aan de pijpenstreng worden gekoppeld, is er weinig relatieve verplaatsing van deze draagmiddelen in hun remmende toestand, hetgeen de remmende 30 slijtage sterk vermindert.Because according to the invention the support means are each time temporarily coupled to the pipe string, there is little relative displacement of these support means in their braking condition, which greatly reduces the inhibiting wear.
Volgens het Britse octrooischrift 947.196 wordt de pijpenstreng wel enigszins in een grotere bocht geleid door middel van de draagmiddelen die bestaan uit een om de pijpenstreng aangebrachte buigzame mantel die gekoppeld is met bolvormige opdrijvers. Ingeval een leiding op een diepe zeebodem wordt gelegd, bijvoorbeeld op een diepte van de ordegrootte van 1-3 km, is de pijpleiding zwaar, enerzijds omdat deze 35 bestand moet zijn tegen het platdrukken onder invloed van de hoge hydrostatische druk, hetgeen een grote wanddikte van de stalen pijpen vereist, en anderzijds omdat de pijpenstreng die zich tussen het vaartuig en de diepe zeebodem uitstrekt, lang is. De trekbanken die zich op het vaartuig bevinden, moeten dan een zeer grote trekkracht leveren om het boveneinde van de pijpenstreng vast te houden. Ingeval de pijpenstreng aan boord van een vaartuig in een liggende positie wordt verlengd door het telkens aanlassen van 40 pijpen, wordt van het vaartuig een zeer hoge voortstuwingskracht gevergd.According to British Patent 947,196, the pipe string is guided somewhat in a larger bend by means of the supporting means which consist of a flexible jacket arranged around the pipe string and coupled to spherical floats. In case a pipe is laid on a deep sea bed, for example at a depth of the order of 1-3 km, the pipeline is heavy, on the one hand because it must be able to withstand the crushing under the influence of the high hydrostatic pressure, which means a large wall thickness of the steel pipes, and on the other hand, because the pipe string extending between the vessel and the deep seabed is long. The tensile testing machines located on the vessel must then provide a very high tensile force to hold the top end of the pipe string. If the pipe string on board a vessel is extended in a lying position by welding 40 pipes each time, the vessel is required to have a very high propulsion force.
Opgemerkt zij, dat uit het Amerikaanse octrooischrift 4.563.108 een werkwijze bekend is waarbij een pijpenstreng tot op een zeebodem wordt neergelaten met behulp van draagmiddelen die bestaan uit opdrijvende ballen die aan de pijpenstreng van plaats tot plaats zijn bevestigd door middel van aangrijpmiddelen die automatisch losgekoppeld worden onder invloed van de lokale hydrostatische druk. Die ballen 45 schieten dan met grote vaart verticaal omhoog, hetgeen gevaarlijk is. Bovendien moet men de ballen telkens weer verzamelen en opnieuw van plaats tot plaats aan de pijpenstreng bevestigen.It should be noted that U.S. Pat. No. 4,563,108 discloses a method in which a pipe string is lowered to a sea bottom using support means consisting of buoyant balls attached to the pipe string from place to place by means of engagement means that automatically disengage under the influence of the local hydrostatic pressure. Those balls 45 then shoot vertically upwards at great speed, which is dangerous. In addition, the balls must be collected time and time again and attached to the pipe string from place to place.
Opgemerkt zij, dat uit het Franse octrooischrift 2.461.181 een pijpenlegger bekend is, waarbij de pijpenstreng gedragen wordt door een reeks van draagelementen die onderling gekoppeld zijn met een kabel of een dergelijk trekorgaan en waarbij de pijpenstreng door rollen van de draagelementen wordt 50 gedragen.It should be noted that a pipelayer is known from French Patent 2,461,181, the pipeline string being supported by a series of supporting elements which are mutually coupled with a cable or the like pulling member and the piping string being supported by rolls of the supporting elements.
De wrijving tussen draagelementen en rollen is gering. Deze draagmiddelen werken echter niet goed, wanneer de pijpenstreng tamelijk steil naar beneden is gericht.The friction between supporting elements and rollers is low. However, these support means do not work properly when the pipe string is directed quite steeply downwards.
De inrichting volgens de uitvinding zal in de hiernavolgende beschrijving aan de hand van de tekening 55 worden verduidelijkt aan de hand van enige niet limitatieve voorkeursuitvoeringsvormen. In de tekening stellen schematisch voor:The device according to the invention will be elucidated in the following description with reference to drawing 55 on the basis of some non-exhaustive preferred embodiments. The drawing schematically shows:
Figuren 1 en 12 elk telkens een andere inrichting volgens de uitvinding; 193595 2 figuren 2-4 fractie IV van figuur 1 in op elkaar volgende stadia tijdens het gebruik van de inrichting volgens de uitvinding; figuren 5-7 op grotere schaal fractie V van figuur 1 in op elkaar volgende stadia tijdens het gebruik van de inrichting volgens de uitvinding; 5 figuur 8 op grotere schaal fractie VIII van figuur 4; figuur 9 op grotere schaal de doorsnede IX-IXV van figuur 4; figuur 10 op grotere schaal een weggebroken perspectivisch aanzicht van detail X van figuur 4; figuur 11 een schema van de aandrijfmiddelen van een slurfelement van figuur 10; figuur 13 op grotere schaal fractie XIII van figuur 12; 10 figuur 14 op grotere schaal de doorsnede XIV-XIV van figuur 13 met een schema van de aandrijfmiddelen; figuren 15-17 op grotere schaal detail XV van figuur 12 in opeenvolgende stadia; figuren 18-21 het ondereinde van een anders gevormde slurf volgens de uitvinding in opeenvolgende stadia; 15 figuur 22 op grotere schaal detail XLVIII van figuur 19.Figures 1 and 12 each show a different device according to the invention; 193595 2 figures 2-4 fraction IV of figure 1 in successive stages during the use of the device according to the invention; figures 5-7 on an enlarged scale fraction V of figure 1 in successive stages during the use of the device according to the invention; Figure 8 on a larger scale fraction VIII of figure 4; figure 9 shows on a larger scale the section IX-IXV of figure 4; figure 10 shows on a larger scale a broken away perspective view of detail X of figure 4; figure 11 shows a diagram of the drive means of a trunk element of figure 10; figure 13 on a larger scale fraction XIII of figure 12; Figure 14 shows on a larger scale the cross section XIV-XIV of figure 13 with a diagram of the drive means; figures 15-17 on an enlarged scale detail XV of figure 12 in successive stages; Figures 18-21 show the bottom end of a differently shaped trunk according to the invention in successive stages; 15 figure 22 on a larger scale detail XLVIII of figure 19.
De inrichting 1 van figuur 1 omvat een op zichzelf bekende pijpenlegger 3 die in pijlrichting 2 door zijn voortstuwingsschroeven wordt aangedreven en die aan zijn achtereinde een zogenaamde stinger 4 heeft, die een pijpenstreng 5 vanuit een liggende richting naar een sterk neerwaartse richting geleid. De pijpenleg-20 ger is bijvoorbeeld van de soort zoals beschreven in GB-A-2.232.740, waarvan de inhoud hier als ingelast dient te worden beschouwd. De pijpenstreng 5 wordt op een diepe, bijvoorbeeld 1-3 km diepe zeebodem 6 gelegd. Aan boord van de pijpenlegger 3 wordt de pijpenstreng 5 verlengd door er telkens een volgende pijp of meerdere pijpen tegelijk aan te lassen. Bovendien wordt de pijpenstreng aan boord van de pijpenlegger 3 vastgehouden met behulp van trekbanken, terwijl de pijpenstreng geleidelijk of stapsgewijs in het water 25 wordt neergelaten. Bij voorkeur bevindt het boveneinde 8 van de pijpenstreng 5 zich aan boord van de pijpenlegger 3 in liggende stand, doch het aanlassen van pijpen in opgerichte stand waarbij de pijpenstreng 5 is opgehangen is denkbaar evenals het van een haspel afrollen van een pijpenstreng 5. Bij de pijpenleg-ger 3 van figuur 1 zou de pijpenstreng 5 ingeval van het pijpen leggen op grote diepte het gevaar lopen om op het ondereinde 7 van de stinger 4 te sterk op buiging te worden belast.The device 1 of figure 1 comprises a pipe-laying 3 known per se which is driven in the direction of arrow 2 by its propulsion screws and which has a so-called stinger 4 at its rear end, which guides a pipe string 5 from a horizontal direction to a strongly downward direction. The pipelayer ger is, for example, of the kind described in GB-A-2,232,740, the content of which is to be considered inserted herein. The pipe string 5 is laid on a deep seabed 6, for example 1-3 km deep. The pipe string 5 is extended on board of the pipe layer 3 by welding the next pipe or several pipes at the same time. In addition, the pipe string is retained on board of the pipe layer 3 by means of drawing benches, while the pipe string is lowered gradually or stepwise into the water. Preferably, the top end 8 of the pipe string 5 is on board the pipe layer 3 in the horizontal position, but the welding of pipes in the erected position in which the pipe string 5 is suspended is conceivable, as is the unwinding of a pipe string 5 from a reel. pipelayer 3 of figure 1, in the event of piping at a great depth, the pipeline 5 would run the risk of being subjected to excessive bending on the lower end 7 of the stinger 4.
30 Bij de inrichting volgens de uitvinding wordt het zich tussen de pijpenlegger 3 en de zeebodem 6 bevindende stuk van de pijpenstreng 5 ten minste ten dele gedragen middels opdrijfmiddelen die een opdrijvend vermogen hebben. De opdrijfmiddelen bestaan uit een slurf 10 van licht materiaal, waar de pijpenstreng 5 doorheen gaat. De slurf 10 bestaat uit onderling gekoppelde slurfelementen 78, die bijvoorbeeld 6 meter lang zijn en die voorzien zijn van op de pijpenstreng 5 aangrijpende aangrijpmiddelen. 35 Zo ondervindt de pijpenstreng 5 een bepaalde opwaartse kracht, die de door de pijpenlegger te leveren trekkracht aanzienlijk reduceert. Deze opwaartse kracht is naar behoefte te vergroten door verlenging van de slurf 10 of door het verhogen van het opdrijvende vermogen per meter slurf. Als voorbeeld voor het leggen van pijpleidingen van staal met een wanddikte van 4 cm en een diameter van 60 cm, welke pijpleiding onder water 300 kg/m weegt, wordt er bij een zeediepte van 3 km een neerwaartse kracht 40 gecreëerd van bij voorkeur minimaal 900.000 kg. Hiertoe wordt dan bijvoorbeeld een slurf 10 toegepast met een lengte van 600 m met een opwaartse kracht van 1000 kg/m. De trekbanken aan boord van de pijpenlegger leveren dan de rest van de benodigde trekkracht. De slurf 10 bestaat bijvoorbeeld uit slurfelementen 22 van schalen bestaande uit een op zichzelf bekende kunststof van holle glazen bollen, die bekend is als ’’syntactic foam” en op de markt is bijvoorbeeld onder de merknaam "Hisyn”. Dit materiaal 45 behoudt zijn flink opdrijvende vermogen bij hoge hydrostatische druk en is te vervaardigen met een soortelijk gewicht van 460-640 kg/m.In the device according to the invention, the part of the pipe string 5 located between the pipelayer 3 and the seabed 6 is at least partly carried by means of buoyancy means which have buoyancy. The buoyancy means consist of a trunk 10 of light material, through which the pipe string 5 passes. The hose 10 consists of mutually coupled hose elements 78, which are for instance 6 meters long and which are provided with gripping means engaging on the pipe string 5. For example, the pipe string 5 experiences a certain upward force, which considerably reduces the tensile force to be supplied by the pipelayer. This upward force can be increased as required by extending the trunk 10 or by increasing the buoyancy per meter of trunk. As an example for laying steel pipelines with a wall thickness of 4 cm and a diameter of 60 cm, which pipeline weighs 300 kg / m under water, a downward force 40 of preferably at least 900,000 is created at a sea depth of 3 km. kg. For this purpose, for example, a hose 10 with a length of 600 m with an upward force of 1000 kg / m is used. The tensile testing machines on board the pipelayer then supply the rest of the required tensile force. The trunk 10 consists, for example, of shell elements 22 of shells consisting of a per se known plastic of hollow glass spheres, which is known as "syntactic foam" and is for instance marketed under the brand name "Hisyn". buoyancy at high hydrostatic pressure and can be manufactured with a specific gravity of 460-640 kg / m.
Bij de inrichtingen 1 van figuren 1 en 12 hebben de draagmiddelen slurfelementen 78, 79 van figuren 1 respectievelijk 12 die zich aan de pijpenstreng 5 vastklemmen tot op een bepaalde diepte en dan over de aan de pijpenstreng 5 vastgeklemde slurfelementen 78, 79 naar boven schuiven om boven weer aan de 50 pijpenstreng 5 te worden vastgeklemd.In the devices 1 of Figures 1 and 12, the support means have trunk elements 78, 79 of Figures 1 and 12 respectively which clamp to the pipe string 5 to a certain depth and then slide upwards over the trunk elements 78, 79 clamped to the pipe string 5 to above again to be clamped to the 50 pipe string 5.
Volgens figuur 12 gaan de slurfelementen 78 met de zich omlaag bewegende pijpenstreng 5 omlaag, totdat het onderste slurfelement 78a van figuur 2 het diepteniveau 80 bereikt en zich dan zodanig uitzet dat deze zich volgens figuur 4 over het daarboven aanwezige, vastgeklemde slurfelement 78 dankzij zijn drijfvermogen omhoog schuift.According to Figure 12, the trunk elements 78 with the downwardly moving pipe string 5 descend, until the lower trunk element 78a of Figure 2 reaches the depth level 80 and then expands in such a way that, according to Figure 4, it extends over the clamped trunk element 78 above it thanks to its buoyancy. slides up.
55 Rond het boveneinde van de slurf 10 die volgens figuur 5 tegen een aanslagflens 81 stuit, schuiven de uitgezette slurfelementen 78b zich tegen elkaar (figuur 6). Het bovenste slurfelement 78c trekt zich samen, wanneer dit aan de binnenzijde niet meer door een daarbinnen aanwezig slurfelement 78 wordt belet om 3 193595 samen te trekken, klemt zich dan aan de pijpenstreng 5 vast en gaat dan daarmee omlaag. De streng van uitgezette slurfelementen 78b schuift dan een slurfelement omhoog.Around the top end of the trunk 10 which abuts against a stop flange 81 according to figure 5, the expanded trunk elements 78b slide against each other (figure 6). The upper trunk element 78c contracts when, on the inside, it is no longer prevented by a trunk element 78 present inside to contract 3 193595, then clamps to the pipe string 5 and then descends therewith. The strand of expanded trunk elements 78b then slides up a trunk element.
Elk slurfelement 78 bestaat uit een krans van drijflichamen 83 van lichtmateriaal, bijvoorbeeld ’’syntactic foam”, die onderling in omtreksrichting zijn verbonden middels paren van schakels 82, een en ander 5 bijvoorbeeld volgens de configuratie van figuren 8-10. De schakels 82 bevinden zich op een veelvoud van over de slurfelementlengte verdeelde plaatsen en zijn elk enerzijds schamierbaar verbonden met de drijflichamen 83 bij scharnieren 84 en onderling middels scharnieren 85. De drijflichamen 83 van slurfelementen 78 bevinden zich in hun klemstand aan de pijpenstreng 5 op een kleine kransbinnendiameter d, die gelijk is aan de buitendiameter van de pijpenstreng 5, terwijl in uitgezette toestand de drijflichamen 83 10 zich op een binnendiameter D bevinden die gelijk is aan de buitendiameter van de samengeklemde drijflichamen 83. De aandrijfmiddelen voor het samenklemmen van de drijflichamen 83 bestaan in figuren 10 en 11 uit een aan een pen 87 bevestigde span kabel 86 die over in de drijflichamen 83 opgenomen schijven 88 geleid is en verbonden is aan de zuiger 89 van een in langsrichting in een drijflichaam 83 opgenomen cilinder 90. De ene cilinderkamer 91 die onder de druk van bijvoorbeeld 50 bar van een accumulator 92, 15 bijvoorbeeld een stikstofcilinder, staat, trekt de spankabel 86 aan.Each trunk element 78 consists of a ring of floating bodies 83 of light material, for instance "syntactic foam", which are mutually connected in the circumferential direction by pairs of links 82, all this for example according to the configuration of figures 8-10. The links 82 are located at a plurality of locations distributed along the length of the trunk element and are each hingedly connected on the one hand to the floating bodies 83 at hinges 84 and mutually by means of hinges 85. The floating bodies 83 of trunk elements 78 are in their clamping position on the pipe string 5 on a small crown inner diameter d, which is equal to the outer diameter of the pipe string 5, while in the expanded state the floating bodies 83 are at an inner diameter D equal to the outer diameter of the clamped floating bodies 83. The driving means for clamping the floating bodies 83 Figures 10 and 11 consist of a tension cable 86 attached to a pin 87 which is passed over disks 88 received in the floats 83 and connected to the piston 89 of a cylinder 90 received longitudinally in a float 83. The one cylinder chamber 91 which, under the pressure of, for example, 50 bar, of an accumulator 92, 15, for example a st dust cylinder, condition, tightens the tension cable 86.
Een in een drukvat 93 (figuur 11) opgenomen besturingsinrichting 94 omvat een druksensor 95 die via een integrator 96, c.q. een filter, en een comparator 97 bij overschrijding van een bepaalde buitenwaterdruk, bijvoorbeeld 100 bar op 1000 m diepte, welke bepaalde druk wordt ingesteld door een spanninginsteller 98, een waterklep 99 opent, opdat de waterdruk de zuiger 89 in cilinder 90 verdringt en de spankabel ontspan-20 nen wordt, opdat de drijflichamen 83 toegelaten worden zich te spreiden. Dit spreiden wordt geïnitieerd doordat de bovenvlakken 100 (figuur 6) en ondervlakken 101 van aangrenzende slurfelementen 78a en 78 in elkaar grijpen en daarmede de vrijgegeven drijflichamen 83 van het onderste slurfelement buitenwaarts worden gedrongen, zodanig dat het onderste slurfelement 78a over de hoger gepositioneerde slurfelementen 78 heen opwaarts schuift.A control device 94 incorporated in a pressure vessel 93 (figure 11) comprises a pressure sensor 95 which, via an integrator 96 or a filter, and a comparator 97 when a certain outside water pressure is exceeded, for example 100 bar at 1000 m depth, which specific pressure is set through a tension adjuster 98, a water valve 99 opens, so that the water pressure displaces the piston 89 in cylinder 90 and the tension cable is released, so that the floats 83 are allowed to spread. This spreading is initiated by the top surfaces 100 (Figure 6) and bottom surfaces 101 of adjacent trunk elements 78a and 78 engaging and thereby urging the released floats 83 of the lower trunk element outwardly such that the lower trunk element 78a overlies the higher positioned trunk elements 78 slides upward.
25 Bij vastgestelde lagere druk, bijvoorbeeld 90 bar, stuurt de sensor 95 het desbetreffende signaal via de integrator 96 naar de vergelijker 97 die de klep 99 doet sluiten in de situatie dat de cilinder 90 vrijwel geheel gevuld is met water en de accumulator onder flinke spanning staat. Wanneer het desbetreffende slurfelement 78b als bovenste slurfelement 78c met zijn veerbelaste schakelaar 102 tegen de vaste flens 81 stuit, wordt de spanning van een batterij 104 via de schakelaar 102 naar de klep 99 geleid om deze klep 99 30 te openen. De accumulator drijft dan het water uit de cilinder 90 en spant dan de spankabel 86, zodat het bovenste slurfelement 78c, zodra zich daarbinnen niet meer een ander slurfelement 78 bevindt, zich op de pijpenstreng 5 klemt.At a determined lower pressure, for example 90 bar, the sensor 95 sends the relevant signal via the integrator 96 to the comparator 97, which closes the valve 99 in the situation that the cylinder 90 is almost completely filled with water and the accumulator is under considerable tension. state. When the respective trunk element 78b as the upper trunk element 78c with its spring-loaded switch 102 collides with the fixed flange 81, the voltage of a battery 104 is led via the switch 102 to the valve 99 to open this valve 99. The accumulator then drives the water out of the cylinder 90 and then tensiones the tension cable 86, so that the upper hose element 78c, as soon as there is no longer another hose element 78 therein, is clamped on the pipe string 5.
De slurfelementen 79 van figuren 12-14 bestaan uit drie drijflichamen, namelijk een middenstuk 106 en twee klembekken 107 die middels langsscharnieren 108 onderling schamierbaar zijn verbonden voor het 35 vormen van een om de pijpenstreng 5 geklemde krans. De klembekken worden aan de pijpenstreng 5 vastgeklemd middels een veelvoud van over hun lengte verdeelde cilinders 109 die overeenkomstig de cilinder 90 bekrachtigd worden vanaf een accumulator 92 met bijbehorende schakeling 94. In de geopende stand grijpen de klembekken 107 van slurfelementen 79b onder leidruggen 110 van zich nog op de pijpenstreng 5 klemmende slurfelementen 79. Accumulator 92 en drukvat 93 zijn in het middenstuk 106 40 (figuur 20) gehuisvest. Teneinde de boveneinden van de klembekken 107 van een zich spreidend onderste slurfelement 79a te vangen onder leidruggen 110 hebben de klembekken opwaarts uitstekende tanden 111 (figuur 22), die in de klempositie passen in overeenkomstige uitsparingen 112 aan het ondereinde van elk drijfelement 79. Om het ondereinde van slurfelement 79a te vangen, zijn er twee alternatieven. Volgens figuren 15-17 schuift er op de pijpenstreng 5 onder de slurf 10 een cilindervormig drijflichaam 113, waarvan 45 het ondereinde met flinke speling ook over verdikkingen van de pijpenstreng 5 schuift. Het ondereinde van het zich uitzettende slurfelement 79a blijft gevangen in de cilinder 113.The trunk elements 79 of figures 12-14 consist of three floating bodies, namely a central part 106 and two clamping jaws 107 which are mutually hingedly connected by means of longitudinal hinges 108 to form a ring clamped around the pipe string 5. The clamping jaws are clamped to the pipe string 5 by a plurality of cylinders 109 distributed along their length which are actuated correspondingly to the cylinder 90 from an accumulator 92 with associated circuit 94. In the open position, the clamping jaws 107 of trunk elements 79b engage under guide bridges 110 hose elements 79 still clamping on the pipe string 5. Accumulator 92 and pressure vessel 93 are housed in the middle piece 106 40 (figure 20). In order to catch the upper ends of the clamping jaws 107 of a spreading lower trunk element 79a under guide bridges 110, the clamping jaws have upwardly projecting teeth 111 (Figure 22), which fit into the clamping position in corresponding recesses 112 at the bottom end of each buoyancy element 79. to catch the lower end of the trunk element 79a, there are two alternatives. According to Figures 15-17, a cylindrical floating body 113 slides on the pipe string 5 under the trunk 10, the lower end of which also slides with considerable play over thickenings of the pipe string 5. The lower end of the expanding trunk element 79a remains trapped in the cylinder 113.
Volgens het alternatief van figuren 18-21 heeft elk slurfelement 79 een gescheiden ondereinde 116 dat in hoofdzaak op dezelfde wijze geconstrueerd is als het beschreven slurfelement 79 met tanden 111 en uitsparingen 112 en met een cilinder 109 (figuur 22) en bijbehorende accumulator 92 met schakeling 94, 50 doch nu niet bestuurd door een waterdrukgevoelige sensor 95, maar door een drukschakelaar 120 die bediend wordt door een ertegenaan stuitend ondereinde 121 van een nog vastgeklemd slurfelement 79.According to the alternative of Figures 18-21, each trunk element 79 has a separate bottom end 116 which is constructed substantially in the same manner as the described trunk element 79 with teeth 111 and recesses 112 and with a cylinder 109 (Figure 22) and associated accumulator 92 with circuitry 94, 50 but not now controlled by a water pressure sensitive sensor 95, but by a pressure switch 120 which is operated by an abutting bottom end 121 of a still clamped trunk element 79.
De klembekken zijn zodanig gevormd dat zij niet op de pijpenstreng 5 klemmen, maar met hun vlakken 122 (figuur 22) tegen het middenstuk 106 aanslaan. Kabels 123 houden het ondereinde 116 bevestigd aan het bovenstuk 124.The clamping jaws are shaped in such a way that they do not clamp on the pipe string 5, but strike against the center piece 106 with their surfaces 122 (figure 22). Cables 123 keep the bottom end 116 attached to the top 124.
Claims (3)
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL9500255A NL193595C (en) | 1994-03-31 | 1995-02-10 | Device for laying a pipeline on an underwater bottom, supporting means and terminal. |
Applications Claiming Priority (4)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL9400517 | 1994-03-31 | ||
NL9400517A NL9400517A (en) | 1994-03-31 | 1994-03-31 | Method and device for laying a pipeline on an underwater ground. |
NL9500255 | 1995-02-10 | ||
NL9500255A NL193595C (en) | 1994-03-31 | 1995-02-10 | Device for laying a pipeline on an underwater bottom, supporting means and terminal. |
Publications (3)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL9500255A NL9500255A (en) | 1995-11-01 |
NL193595B NL193595B (en) | 1999-11-01 |
NL193595C true NL193595C (en) | 2000-03-02 |
Family
ID=26647200
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL9500255A NL193595C (en) | 1994-03-31 | 1995-02-10 | Device for laying a pipeline on an underwater bottom, supporting means and terminal. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL193595C (en) |
-
1995
- 1995-02-10 NL NL9500255A patent/NL193595C/en not_active IP Right Cessation
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
NL9500255A (en) | 1995-11-01 |
NL193595B (en) | 1999-11-01 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
BE1008764A3 (en) | METHOD AND APPARATUS FOR LAYING A PIPELINE ON A WATER-BASED SOIL, CARRIER AND TERMINAL. | |
DK176935B1 (en) | Method and plant for laying a pipeline on a surface under water | |
US5348423A (en) | Device and process for unrolling flexible tubular conduits essentially vertically | |
CA1212662A (en) | Device and method for removing irregularities in or enlarging an underground duct | |
EP1787051B1 (en) | Underwater pipe-laying apparatus and method | |
US7182212B2 (en) | Floating lifting device | |
RU2546378C2 (en) | Lifting method and lifting device for lowering and/or lifting of underwater pipeline from floating facility for pipeline installation and floating facility for pipeline installation equipped with such lifting device | |
NL8101670A (en) | METHOD AND LINE FOR LAYING A PIPE | |
NL193595C (en) | Device for laying a pipeline on an underwater bottom, supporting means and terminal. | |
NL8500719A (en) | DEVICE FOR THE RELEASE AND LIGHTING OF ANCHORS. | |
CN1105743A (en) | Apparatus for bending plastic pipe | |
US4433938A (en) | Method and apparatus for lowering and positioning a pipe line onto the bottom of a deep water | |
CA1086288A (en) | Adjustable apparatus for supporting a pipeline laid on deep waters and for impressing thereto a preselected geometrical configuration | |
US3779347A (en) | Cable catcher | |
CA1158873A (en) | Emergency cable gripper | |
EP0195042A1 (en) | Lining underground ducts | |
CN114353747A (en) | Bridge support settlement monitoring device | |
NL1017854C1 (en) | Anchor, especially for buoy, includes mechanism for taking in or paying out anchor line as water level rises and falls | |
NL1004422C2 (en) | Device for sweeping anchor rope mines. | |
GB2286647A (en) | Pipeline straightening apparatus | |
US4850571A (en) | Connector assembly | |
BE1003535A3 (en) | Method for installing a cable or a cable bundle, piping or piping bundle ina tube | |
US3014699A (en) | Lifting, lowering and hauling | |
NL1020310C2 (en) | Offshore drilling, comprises use of rotary drill head at end of fixed drill strand clamped on at least three sides by clamp conveyor | |
JPH05132289A (en) | Erected conveying device for aggregate material |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
BA | A request for search or an international-type search has been filed | ||
BC | A request for examination has been filed | ||
V1 | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20060901 |