NL1043043B1 - Bevestigingsmiddelen voor het bevestigen van zaken aan een dragend element en werkwijze waarbij zulke bevestigingsmiddelen worden toegepast. - Google Patents

Abstract

Bevestigingsmiddelen (1) voor het bevestigen van zaken aan een dragend element (22) die minstens voorzien zijn van een bout (2); een moer (11) die schroefbaar is op de bout (2); een sluitring (8) die voorzien is van een opening (9) met afmetingen die zodanig zijn dat een kop (3) van de bout (2) niet doorheen deze opening (9) kan passeren; en, een langwerpig, flexibel montagehulpmiddel (13) dat afneembaar kan bevestigd worden op de bout (2) en dat toelaat om tijdens de montage het uiteinde van de bout (2) doorheen de opening (9) in de sluitring (8) te trekken.

Description

Titel: Bevestigingsmiddelen voor het bevestigen van zaken aan een dragend element en werkwijze waarbij zulke bevestigingsmiddelen worden toegepast.

De huidige uitvinding heeft betrekking op bevestigingsmiddelen voor het bevestigen van zaken aan een dragend element.

Meer bepaald heeft de huidige uitvinding betrekking op bevestigingsmiddelen voor het bevestigen van zaken aan een dragend element, dat bijvoorbeeld wordt gevormd door een stalen plaat van een plaatstalen dak, damwand of dergelijke meer, door een metalen, buisvormig of kokervormig profiel of door een ander metalen profiel, zoals een U-profiel of een l-profiel.

Het materiaal waaruit het dragend element is vervaardigd kan staal zijn of even welk ander metaal, zoals aluminium of dergelijke meer, doch het is niet uitgesloten de bevestigingsmiddelen volgens de uitvinding toe te passen op dragende elementen vervaardigd uit niet metalen materialen, zoals vezel verstevigde kunststoffen en dergelijke meer.

Bevestigingsmiddelen volgens de uitvinding bevatten gedeelten die bedoeld zijn om vast aan het dragend element gemonteerd te worden ter vorming van een houvast waarbij de voornoemde zaken met behulp van deze houvast aan het dragend element kunnen worden bevestigd.

Het is duidelijk dat het “dragend” karakter van een dragend element, zoals bedoeld in deze tekst, enkel betrekking heeft op de eigenschap van het dragend element om de zaken te kunnen dragen die eraan worden bevestigd met behulp van de bevestigingsmiddelen en dat zulk dragend element geenszins een essentieel dragend onderdeel dient te vormen, zoals een draagbalk of dergelijke, van de structuur waarvan het deel uitmaakt.

De bevestigingsmiddelen zijn typisch toepasbaar voor het hangend bevestigen van zaken aan zulk dragend element, doch andere toepassingen zijn niet van de uitvinding uitgesloten.

Bevestigingsmiddelen volgens de uitvinding zijn in het bijzonder geschikt voor het realiseren van een houvast ter plaatse van een gat in het dragend element, waarbij één zijde van het dragend element voor de monteur onbereikbaar is.

Dit is bijvoorbeeld typisch het geval bij dragende elementen onder de vorm van een plaat, waarbij de installateur slechts aan één zijde van de plaat kan werken, zoals vaak het geval is bij daken of wanden, of waarbij de dimensies van de plaat zodanig groot zijn dat de installateur met de handen niet gelijktijdig bepaalde gedeelten van de plaat met de handen kan bereiken.

Een ander typisch geval is een dragend element in de vorm van een buis of koker, waarbij de monteur de binnenzijde van deze buis of koker niet kan bereiken.

Plaatstalen daken of wanden gevormd uit stalen platen worden typisch toegepast in grotere hangars, stallen, industriële gebouwen en zo meer en de stalen platen die hiervoor gebruikt worden, zijn doorgaans geprofileerd en hebben vaak een profiel met een gegolfd, puntig of trapeziumvormig patroon, doch andere profielen kunnen even goed worden toegepast.

Deze stalen platen doen vaak dienst als dragend element waaraan allerlei zaken worden bevestigd.

Deze zaken kunnen van allerlei aard zijn en kunnen bijvoorbeeld leidingen voor gas, elektriciteit, water, verwarming of ventilatie zijn, kunnen armaturen voor verlichting, airconditioningsapparaten of dergelijke meer zijn, of kunnen andere structurele elementen zijn, bijvoorbeeld voor het realiseren van een vals plafond op een zekere afstand onder een staalplaten dak en zo meer.

De uitvinding is uiteraard niet beperkt tot de voornoemde toepassingen en voorbeelden.

Er zijn reeds bevestigingsmiddelen bekend die voor dit doeleinde worden gebruikt, doch deze bekende bevestigingsmiddelen vertonen een aantal nadelen.

Zo zijn er de bekende bevestigingsmiddelen in de vorm van een V-vormige beugel die voorzien is van gaten, ook bekend als V-hanger, en die zijdelings aan een lager gelegen gedeelte van een dragend element in de vorm van een geprofileerde staalplaat worden bevestigd.

Een nadeel van deze bevestigingsmiddelen onder de vorm van een V-hanger is dat het bevestigen ervan veel bijkomend gereedschap vergt en erg tijdrovend is.

Immers, voor het bevestigen van zulke bekende V-hanger dienen achtereenvolgens in de zijdelingse gedeelten van de stalen plaat, ter plaatse van het betreffende lager gelegen gedeelte, gaten te worden gemaakt bijvoorbeeld door te boren of te perforeren. Verder dient een bout doorheen de gaten in de V-hanger en doorheen de gemaakte gaten worden aangebracht en dient deze bout te worden vastgezet door middel van een moer.

De te maken gaten zijn redelijk groot, wat ongewenst is.

Als bijkomend gereedschap wordt vaak gebruik gemaakt van een speciale perforeertang, doch is het werken met dergelijke perforeertang zeer zwaar.

Bovendien is het uitvoeren van deze handelingen allesbehalve praktisch, aangezien ze dienen te gebeuren in moeilijk bereikbare plaatsen.

Daarbovenop is het vaak zo dat vele V-hangers nodig zijn voor het ophangen van de betreffende zaken aan het plaatstalen dak, zoals bijvoorbeeld leidingen, verlichting of dergelijke meer, zodat deze tijdrovende handelingen vele malen moeten herhaald worden.

Nog een nadeel van zulk bekende bevestigingsmiddelen in de vorm van een V-hanger is dat het redelijk veel plaats inneemt en dat er noodzakelijkerwijze een zekere ruimte wordt gelaten tussen het betreffende plaatstalen dak en de op te hangen zaken, wat niet in alle gevallen wenselijk is.

Een bijkomend ander nadeel van dit bekend soort bevestigingsmiddelen is dat de wijze waarop ze in het dragend element bevestigd worden, bijvoorbeeld in een stalen plaat, niet optimaal is voor het opvangen van de verticale krachten, ten gevolge van de zwaartekracht, die op het dragend element of bijvoorbeeld de stalen plaat worden uitgevoerd door het gewicht van de zaken, zoals verlichting en zo meer, die nadien aan de ophangmiddelen worden opgehangen.

De verbinding met het dragend element, bijvoorbeeld met de stalen plaat, die met zulke bevestigingsmiddelen kan worden verwezenlijkt is niet erg sterk en zeker niet in verhouding met de sterkte van de gebruikte materialen.

Kortom, bij deze oplossing met V-hanger worden de mogelijkheden niet optimaal benut.

Voorts blijkt in de praktijk dat het achtereenvolgens monteren van zulke V-hangers niet steeds tot eenzelfde resultaat leidt.

Deze onregelmatigheid en onbetrouwbaarheid van het eindresultaat vormen nog bijkomende nadelen van deze bekende bevestigingsmiddelen onder de vorm van een V-hanger.

Bovendien is het zeer moeilijk tot bijna onmogelijk om zulke bekende bevestigingsmiddelen onder de vorm van een V-hanger aan te brengen op bepaalde gedeelten van dragende elementen, zoals bijvoorbeeld op gedeelten van stalen platen die overlappen, aangezien het perforeren doorheen een dubbele laag van stalen platen zeer moeilijk is.

Een ander bekend soort bevestigingsmiddelen dat thans gebruikt wordt voor het betreffende doel, zijn de zogenaamde tuimelpluggen of tuimelmoeren.

Deze bekende bevestigingsmiddelen worden hoofdzakelijk gevormd door een bout met moer, waaraan een kantelbaar of scharnierend gedeelte is voorzien dat beweegbaar is tussen een ingetrokken stand waarin het nauw aansluit bij de vorm van de bout en een uitgevouwen stand waarbij het beweegbaar gedeelte zich radiaal uitstrekt vanaf de bout, doorgaans dwars op de bout.

In de ingetrokken stand van het beweegbaar gedeelte kan aldus zulke tuimelplug of tuimelmoer in een gat worden ingebracht dat vooraf in het dragend element, bijvoorbeeld in een stalen plaat, werd geboord en door het beweegbaar gedeelte in de uitgevouwen stand te brengen kan voorts de tuimelplug of tuimelmoer stevig worden bevestigd in het dragend element, bijvoorbeeld in de stalen plaat, doorgaans door het aandraaien van een moer.

Zulke manier van werken is noodzakelijk, omdat één zijde van het dragend element, bijvoorbeeld de bovenzijde van een stalen dakplaat, voor de monteur meestal niet bereikbaar is.

De nadelen van deze laatste bekende bevestigingsmiddelen zijn onder andere dat het bevestigen ervan ingewikkeld en tijdrovend is en dat ze duurdere middelen vergen voor het maken van gaten.

Nog een nadeel van deze bekende bevestigingsmiddelen onder de vorm van een tuimelplug of tuimelmoer is dat ze relatief duur zijn.

Het maken van de gaten gebeurt door een freesbewerking met metaalfrezen wat een delicate techniek is die ook weer relatief duur is.

De huidige uitvinding heeft dan ook als doel een oplossing te bieden voor één of meer van de voornoemde en/of andere problemen.

Meer bepaald heeft de uitvinding als doel bevestigingsmiddelen aan te reiken die toelaten op een zeer efficiënte en snelle manier zaken aan een dragend element zoals een stalen plaat te bevestigen, ook wanneer één zijde van het dragend element voor de installateur onbereikbaar is.

Nog een doel van de uitvinding bestaat erin bevestigingsmiddelen aan te reiken die op een zeer stabiele manier aan een dragend element kunnen worden bevestigd, zodat er optimaal gebruik kan gemaakt worden van de sterkte van het dragend element om de eraan bevestigde zaken te kunnen dragen.

In het bijzonder is het een doel van de uitvinding om ervoor te zorgen dat gaten die in het betreffende dragend element, zoals bijvoorbeeld een stalen plaat, dienen te worden voorzien, zo klein mogelijk worden gehouden, teneinde het maken van de gaten te vergemakkelijken en om het dragend element zo min mogelijk te verzwakken.

Hiertoe betreft de huidige uitvinding bevestigingsmiddelen voor het bevestigen van zaken aan een dragend element, waarbij gedeelten van de bevestigingsmiddelen bedoeld zijn om vast aan het dragend element gemonteerd te worden ter vorming van een houvast, waarbij de voornoemde zaken met behulp van deze houvast aan het dragend element kunnen worden bevestigd en waarbij deze bevestigingsmiddelen minstens voorzien zijn van: - een bout; - een moer met inwendige schroefdraad die schroefbaar is op een uitwendige schroefdraad voorzien aan de bout; - een sluitring die voorzien is van een opening met afmetingen die zodanig zijn dat een kop van de bout niet door deze opening kan passeren; en, - een montagehulpmiddel dat gevormd wordt door een langwerpig, flexibel element dat afneembaar bevestigd kan worden op een uiteinde van de bout en dat toelaat om tijdens de montage van de bevestigingsmiddelen het uiteinde van de bout doorheen de opening in de sluitring te trekken.

Een groot voordeel van zulke bevestigingsmiddelen volgens de uitvinding is dat ze voorzien zijn van een montagehulpmiddel dat het monteren van de bevestigingsmiddelen sterk vergemakkelijkt.

Nadat het montagehulpmiddel op de bout is aangebracht op een wijze zoals verder nog zal worden toegelicht, kan vervolgens de bout immers doorheen een gat in het dragend element worden gevoerd en daarna de sluitring, waarbij tot slot, door een trekbeweging aan het montagehulpmiddel, het uiteinde met uitwendige schroefdraad van de bout doorheen de opening in de sluitring kan worden getrokken en terug doorheen het gat in het dragend element.

Daarna kan de moer worden aangedraaid op het gedeelte met uitwendige schroefdraad om de bout stevig vast te zetten in het dragend element.

Dit is een zeer efficiënte manier van werken, niet in het minst omdat het een installateur meestal geen toegang heeft tot beide zijden van zulke dragende elementen.

Hierdoor wordt een enorme tijdsbesparing tijdens het monteren gerealiseerd, waardoor uiteraard ook de kosten die gepaard gaan met het bevestigen van zaken aan een dragend element, zoals een stalen plaat, sterk worden gereduceerd.

Nog een voordeel van bevestigingsmiddelen volgens de uitvinding bestaat erin dat ze vastgezet kunnen worden in een gat van een dragend element waarbij de dimensies van dit gat zeer klein zijn.

Door gebruik te maken van de elasticiteit van het langwerpig, elastisch montagehulpmiddel kan de sluitring immers in de meest voordelige positie worden georiënteerd om het doorheen het gat in het dragend element te voeren.

Hierbij is de sluitring geenszins in zijn bewegingsvrijheid beperkt, terwijl het montagehulpmiddel er terzelfdertijd voor zorgt dat de reeds doorgevoerde bout nog steeds bereikbaar blijft voor de monteur.

Aldus kunnen de dimensies van het gat afgestemd worden op de kleinste breedte van de sluitring.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het vast monteren van een houvast aan een dragend element, met behulp van bevestigingsmiddelen zoals hiervoor uiteengezet.

Zulke werkwijze volgens de uitvinding bevat minstens de volgende stappen: - het voorzien van een gat in het dragend element; - het uitvoeren van een voorafgaande montage die bestaat in het aanbrengen van het montagehulpmiddel van de bevestigingsmiddelen doorheen de opening van de sluitring van de bevestigingsmiddelen en het bevestigen van het montagehulpmiddel aan een uiteinde van de bout van de bevestigingsmiddelen; - het doorvoeren van de bout doorheen het gat voorzien in het dragend element, waarbij het montagehulpmiddel gedeeltelijk mee wordt doorgevoerd en waarbij daarna het de sluitring en het bijhorende gedeelte van het montagehulpmiddel doorheen hetzelfde gat in het dragend element wordt gevoerd; en, - het terugtrekken van het montagehulpmiddel waarbij het cilindervormig gedeelte van de bout met uitwendige schroefdraad, doorheen de opening in de sluitring wordt getrokken evenals doorheen het gat in het dragend element tot de kop van de bout tegen de sluitring rust.

Het is duidelijk dat zulke werkwijze volgens de uitvinding uitermate efficiënt is.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna als voorbeeld zonder enig beperkend karakter een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van bevestigingsmiddelen volgens de uitvinding beschreven, evenals van een werkwijze volgens de uitvinding, met verwijzing naar bijgaande figuren, waarin: figuur 1 in zijaanzicht een uiteengenomen toestand van bevestigingsmiddelen volgens de uitvinding weergeeft; figuren 2 tot 6 aanzichten weergeven op de verschillende onderdelen van de bevestigingsmiddelen volgens de uitvinding uit figuur 1, respectievelijk volgens de pijlen ll-ll, Ill-Ill, IV-IV, VV en VI-VI. figuur Ί een samengebrachte toestand weergeeft van de bevestigingsmiddelen uit figuur 1, klaar voor montage in een gat in een dragend element dat gevormd wordt door een stalen plaat; figuur 8 een doorsnede volgens de pijlen VIII-VIII weergeeft doorheen de toestand weergegeven in figuur 7; figuren 9 tot en met 16 opeenvolgende stappen illustreren bij het toepassen van een werkwijze volgens de uitvinding voor het monteren van de bevestigingsmiddelen uit de voorgaande figuren in een stalen plaat; figuur 17 op grotere schaal het gedeelte weergeeft dat in figuur 15 met F17 is aangeduid; en, figuur 18 uitvergroot een bovenaanzicht weergeeft op een mogelijke uitvoeringsvorm van een sluitring en moer van bevestigingsmiddelen volgens de uitvinding.

De in de figuren 1 tot 8 weergegeven bevestigingsmiddelen 1 volgens de uitvinding bevatten eerst en vooral een bout 2, die bijvoorbeeld als hamerkopbout kan worden uitgevoerd.

Deze bout 2 is voorzien van een kop 3 en een langwerpig, cilindervormig gedeelte 4 dat is voorzien van uitwendige schroefdraad 5 en dat zich vanaf de kop 3 uitstrekt.

In een andere uitvoeringsvorm hoeft de uitwendige schroefdraad 5 niet tot tegen de kop 3 te zijn voorzien.

De bout 2 heeft voorts een cilindervormig uitsteeksel 6 dat zich uitstrekt uit het langwerpig, cilindervormig gedeelte 4 aan het vrije uiteinde 7 ervan.

Dit cilindervormig uitsteeksel 6 is in de getoonde uitvoeringsvorm glad uitgevoerd, wat volgens de uitvinding niet noodzakelijk het geval hoeft te zijn.

Verder vormt het cilindervormig uitsteeksel 6 een versmald gedeelte aan het uiteinde van de bout 2, waarbij het een diameter A heeft die kleiner is dan de diameter B van het langwerpig, cilindervormig gedeelte 4 met uitwendige schroefdraad 5 van de bout 2.

De bevestigingsmiddelen 1 bevatten verder een sluitring 8 die voorzien is van een opening 9 met afmetingen die zodanig zijn dat de kop 3 van de bout 2 niet door deze opening 9 kan passeren.

In dit geval is dit gerealiseerd doordat de diameter C van de opening 9 in de sluitring 8 kleiner is dan de uitwendige diameter D van de ronde kop 3 van de bout 2.

De sluitring 8 heeft in de figuren 1 tot 8 een rechthoekige uitwendige vorm 10 en de opening 9 die erin voorzien is, is rond uitgevoerd, doch dit hoeft volgens de uitvinding niet noodzakelijk het geval te zijn.

De sluitring 8 is in dit geval ook vlak uitgevoerd wat niet noodzakelijk het geval hoeft te zijn en andere vormen zoals gebogen, geprofileerde of verheven vormen of dergelijke zijn niet uitgesloten van de uitvinding.

Het is uiteraard de bedoeling dat de kop 3 van de bout 2 steun vindt op de sluitring 8 na de montage van de bevestigingsmiddelen 1 in het betreffende dragende element, bijvoorbeeld in een stalen plaat.

De bevestigingsmiddelen 1 zijn voorts nog voorzien van een moer 11 met inwendige schroefdraad 12, waarbij de moer 11 schroefbaar is op de uitwendige schroefdraad 5 voorzien aan de bout 2.

De moer 11 kan bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als een flensmoer met inwendige schroefdraad M6, M8, M10 en dergelijke meer.

Nog een belangrijk onderdeel van bevestigingsmiddelen 1 volgens de uitvinding is het montagehulpmiddel 13 dat gevormd wordt door een langwerpig, flexibel element 14 en dat in dit geval is uitgevoerd als een buisvormig element 14 dat bijvoorbeeld is vervaardigd uit een flexibel en/of elastisch materiaal zoals plastiek of een kunststof, uit rubber of dergelijke meer.

Het is volgens de uitvinding de bedoeling dat het montagehulpmiddel 13 afneembaar kan bevestigd worden op een uiteinde van de bout 2.

Dit is in dit geval gerealiseerd doordat het buisvormige, elastische montagehulpmiddel 13 een binnendiameter E heeft die ietwat kleiner is dan de buitendiameter A van het glad, cilindervormig uitsteeksel 6, zodanig dat het montagehulpmiddel 13 passend doch enigszins klemmend over het glad, cilindervormig uitsteeksel 6 kan worden aangebracht en gemakkelijk ook weer terug kan worden verwijderd.

Dit montagehulpmiddel 13 is bedoeld om tijdens de montage van de bevestigingsmiddelen 1 het uiteinde van de bout 2 doorheen de opening 9 in de sluitring 8 te trekken.

Hierbij is ervoor gezorgd dat de buitendiameter F van het buisvormige, elastische montagehulpmiddel, na montage ervan over het glad, cilindervormig uitsteeksel 6, kleiner of hoogstens gelijk is aan de buitendiameter B van het langwerpig, cilindervormig gedeelte 4 van de bout 2 met uitwendige schroefdraad 5.

Aldus is een vlotte doorgang doorheen de opening 9 in de sluitring 8 verzekerd.

Nog een aspect van de uitvinding bestaat erin dat de opening 15 gevormd door de inwendige schroefdraad 12 van de moer 11 een voldoende grote diameter G heeft om de moer 11 vlot over het elastisch, buisvormig montagehulpmiddel 13 te kunnen verschuiven.

Een andere mogelijk aspect van de uitvinding bestaat erin het elastisch, buisvormig montagehulpmiddel 13 te voorzien van een verbreding 16 waarover de moer 11 niet kan verschoven worden.

In de getoonde uitvoeringsvorm is deze verbreding 16 aan het montagehulpstuk 13 gevormd door een apart ringetje 17 dat afneembaar doch enigszins klemmend over de buitenzijde 18 van het langwerpig, elastisch element 14 kan worden aangebracht.

Uiteraard is hiertoe in de getoonde uitvoeringsvorm de diameter H van de opening 19 in het ringetje 17 ietwat kleiner uitgevoerd dan de buitendiameter F van het langwerpig, flexibel element 14.

In de figuren 7 en 8 is geïllustreerd hoe door het uitvoeren van een voorafgaande montage de verschillende elementen van de bevestigingsmiddelen 1 volgens de uitvinding kunnen worden samengebracht tot een samengestelde set 20, klaar voor het starten van de montage in een gat voorzien in een dragend element, zoals bijvoorbeeld in een gat voorzien in een stalen plaat.

Deze voorafgaande montage kan beschouwd worden als een eerste of één van de eerste stappen in een werkwijze volgens de uitvinding en ze bestaat er minstens in het montagehulpmiddel 13 van de bevestigingsmiddelen 1 aan te brengen doorheen de opening 9 van de sluitring 8 van de bevestigingsmiddelen 1 om daarna het montagehulpmiddel 13 te bevestigen aan een uiteinde van de bout 2, meer bepaald in dit geval aan het gladde, cilindervormig uitsteeksel 6 van de bevestigingsmiddelen 1 door het uiteinde 21 van het buisvormig element 14 over het uitsteeksel 6 te schuiven.

Tijdens de voornoemde voorafgaande montage kunnen volgens een voorkeurdragende werkwijze overeenkomstig de uitvinding tevens bijkomende stappen worden uitgevoerd die erin bestaan de moer 11 over het montagehulpmiddel 13 aan te brengen en een ringetje 17 over het montagehulpmiddel 13 te schuiven, teneinde te verhinderen dat de moer 11 opnieuw van het montagehulpmiddel 13 zou schuiven tijdens de montage van de bevestigingsmiddelen 1 aan de stalen plaat 21.

De resulterende samengestelde set 20 van zulke voorafgaande montage is weergegeven in de figuren 7 en 8.

Figuren 9 tot 16 illustreren voorts opeenvolgende toestanden tijdens de eigenlijke montage van de bevestigingsmiddelen 1 aan een dragend element 22 in de vorm van een stalen plaat 22, bijvoorbeeld aan een geprofileerde stalen plaat 22 van een plaatstalen dak of dergelijke meer.

Hierbij wordt in een eerste stap een gat 23 voorzien in de stalen plaat 22, wat in het getoonde voorbeeld van figuur 9 wordt verwezenlijkt door het boren van het gat 23 met behulp van een boor 24, doch andere technieken zoals perforeren, frezen en dergelijke meer zijn niet uitgesloten van de uitvinding.

In een volgende stap, die is weergegeven in de figuren 10 en 11, wordt de voorafgaand gemonteerde samengestelde set 20 met de kop 3 van de bout 2 naar het gat 23 gebracht en wordt eerst de bout 2 helemaal doorheen het gat 23 gevoerd.

Hierbij wordt uiteraard een gedeelte 24 van het montagehulpmiddel 13 mee door het gat 23 doorgevoerd.

Daarna wordt de sluitring 8 en het bijhorende gedeelte 25 van het montagehulpmiddel 13 doorheen hetzelfde gat 23 in de stalen plaat 22 gevoerd.

Hierbij is het belangrijk op te merken dat de sluitring 8 allerminst door het elastische en/of flexibele montagehulpstuk 13 wordt gehinderd en aldus een enorme bewegingsvrijheid heeft, waarbij de sluitring 8 bijvoorbeeld volledig of bijna volledig verticaal kan gehouden worden, zoals is weergegeven in figuur 8, om het met zijn kleinste afmetingen doorheen het gat 23 te kunnen voeren.

Dit is een zeer belangrijk aspect van de uitvinding aangezien hierdoor de dimensies van het gat 23 zeer klein kunnen gehouden worden.

Het resultaat van het doorvoeren van de sluitring 8 en het bijhorende gedeelte 25 van het montagehulpstuk 13 is weergegeven in figuur 12.

In een volgende stap van een werkwijze volgens de uitvinding moet het montagehulpmiddel 13 worden teruggetrokken, wat in figuur 13 is weergegeven met pijl I-

Hierbij wordt het langwerpig, cilindervormig gedeelte 4 van de bout 2 met uitwendige schroefdraad 5 doorheen de opening 9 in de sluitring 8 getrokken evenals doorheen het gat 23 in de stalen plaat 22 totdat de kop 3 van de bout 2 tegen de sluitring 9 rust.

Deze toestand is weergegeven in figuur 13.

In een volgende stap van de werkwijze volgens de uitvinding wordt de moer 11 aangeschroefd over het gedeelte 4 van de bout 2 met uitwendige schroefdraad 5 tot de bout 2 vast is gemonteerd in de stalen plaat 22.

Verder is het de bedoeling dat het montagehulpmiddel 13 van de bout 2 wordt verwijderd.

Dit kan uiteraard voor het aanschroeven van de moer 11 of erna gebeuren.

De resulterend toestand is weergegeven in figuur 14.

Het is duidelijk dat in deze toestand een houvast 26 is verwezenlijkt, die vast is gemonteerd aan de stalen plaat 22, waarbij deze houvast 26 en meer bepaald het gedeelte 4 met uitwendige schroefdraad 5 ervan dat uit de stalen plaat 22 steekt, kan gebruikt worden om allerlei zaken aan de stalen plaat 22 te bevestigen.

Hiertoe kan gebruik gemaakt worden van bijkomende elementen, zoals wordt geïllustreerd in de figuren 15 en 16.

In figuur 15 is een verbindingsbus of draadbus 27 met uitwendige zeskant 28 en inwendige schroefdraad 29 op de uitwendige schroefdraad 5 aan de houvast 26 geschroefd.

In een volgende stap, die is weergegeven in figuur 16 kan dan bijvoorbeeld een draadstang 30 met uitwendige schroefdraad 31 in de draadbus 27 worden geschroefd, waarbij de draadstang 30 bijvoorbeeld kan dienstdoen voor het ophangen van armaturen en dergelijke meer.

Uiteraard is dit slechts één van de vele mogelijkheden waarvoor een houvast 26 kan worden gebruikt.

In figuur 18 is op sterk uitvergrote schaal nog een alternatieve uitvoeringsvorm van een sluitring 8 weergegeven die tevens kan dienstdoen als onderdeel van de bevestigingsmiddelen 1.

Deze sluitring 8 is in dit geval een ovalen sluitring 32 met ovalen buitencontouren 33, waarbij de lengte J van de ovalen buitencontouren 33 in dit geval meer dan het dubbele is van de breedte K van de ovalen buitencontouren 33.

Uiteraard is het toepassen van een sluitring 8 met buitencontouren 33, waarvan de lengte J en de breedte K zich anders verhouden, niet van de uitvinding uitgesloten.

De opening 9 in de sluitring 8 van figuur 18 is een ovalen opening 34 met een breedte L die zich uitstrekt volgens de breedte K van de ovalen sluitring 32 en dit in deze uitvoeringsvorm over minstens 60% daarvan.

De breedte L van de ovalen opening 34 is in dit geval ook meer dan 80% van de lengte M van de ovalen opening 34.

Uiteraard kunnen sluitringen 8 worden toegepast met een ovalen opening 34 die compleet andere vormen aanneemt.

In stippellijn werden nog de contouren van de moer 11 weergegeven teneinde de dimensies ten opzichte van deze moer 11 te illustreren.

De uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en aan de hand van de figuren geïllustreerde uitvoeringsvormen van bevestigingsmiddelen 1 volgens de uitvinding, doch zulke bevestigingsmiddelen 1 kunnen op andere manieren worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

De uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en aan de hand van de figuren geïllustreerde werkwijzen volgens de uitvinding, doch andere werkwijzen kunnen worden toegepast zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (16)

1. Bevestigingsmiddelen (1) voor het bevestigen van zaken aan een dragend element (22, waarbij gedeelten van de bevestigingsmiddelen (1) bedoeld zijn om vast aan het dragend element (22) gemonteerd te worden ter vorming van een houvast (26), waarbij de voornoemde zaken met behulp van deze houvast (26) aan het dragend element (22) kunnen worden bevestigd, daardoor gekenmerkt dat de bevestigingsmiddelen (1) minstens voorzien zijn van: - een bout (2); - een moer (11) met inwendige schroefdraad (12) die schroefbaar is op een uitwendige schroefdraad (5) voorzien aan de bout (2); - een sluitring (8) die voorzien is van een opening (9) met afmetingen die zodanig zijn dat een kop (3) van de bout (2) niet doorheen deze opening (9) kan passeren; en, - een montagehulpmiddel (13) dat gevormd wordt door een langwerpig, flexibel element (14) dat afneembaar kan bevestigd worden op een uiteinde (7) van de bout (2) en dat toelaat om tijdens de montage van de bevestigingsmiddelen (1) het uiteinde van de bout (2) doorheen de opening (9) in de sluitring (8) te trekken.

2. Bevestigingsmiddelen (1) volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de bout (2) een hamerkopbout is.

3. Bevestigingsmiddelen (1) volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de bout (2) voorzien is van een kop (3) en een langwerpig, cilindervormig gedeelte (4) dat is voorzien van uitwendige schroefdraad (5) en dat zich vanaf de kop (3) uitstrekt, evenals van een cilindervormig uitsteeksel (6) dat zich uitstrekt uit het langwerpig, cilindervormig gedeelte (4) aan het vrije uiteinde (7) ervan.

4. Bevestigingsmiddelen (1) volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat het cilindervormig uitsteeksel (6) glad is uitgevoerd en een diameter (A) heeft die kleiner is dan de diameter (B) van het langwerpig, cilindervormig gedeelte (4) met uitwendige schroefdraad (5).

5. Bevestigingsmiddelen (1) volgens één of meerdere van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het montagehulpmiddel (13) een elastisch, buisvormig element (14) is.

6. Bevestigingsmiddelen (1) volgens conclusies 4 en 5, daardoor gekenmerkt dat het buisvormige, elastische montagehulpmiddel (13) een binnendiameter (E) heeft die ietwat kleiner is dan de buitendiameter (A) van het glad, cilindervormig uitsteeksel (6) zodanig dat het passend, doch enigszins klemmend over het glad, cilindervormig uitsteeksel (6) kan worden aangebracht.

7. Bevestigingsmiddelen (1) volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat de buitendiameter (F) van het buisvormige, elastische montagehulpmiddel (13), na montage ervan over het glad, cilindervormig uitsteeksel (6), kleiner of hoogstens gelijk is aan de buitendiameter (B) van het langwerpig, cilindervormig gedeelte (4) van de bout (2) met uitwendige schroefdraad (5).

8. Bevestigingsmiddelen (1) volgens één of meerdere van de conclusies 5 tot 7, daardoor gekenmerkt dat de opening (15) gevormd door de inwendige schroefdraad (12) van de moer (11) een voldoende grote diameter (G) heeft om de moer (11) vlot over het elastisch, buisvormig montagehulpmiddel (13) te kunnen verschuiven en dat het elastisch, buisvormig montagehulpmiddel (13) is voorzien van een verbreding (16) waarover de moer (11) niet kan verschoven worden.

9. Bevestigingsmiddelen (1) volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat de verbreding (16) gevormd wordt door een apart ringetje (17) dat afneembaar doch enigszins klemmend over de buitenzijde (18) van het buisvormig montagehulpmiddel (13) kan worden aangebracht.

10. Bevestigingsmiddelen (1) volgens één of meerdere van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de sluitring (8) een ovalen sluitring (32) is met ovalen buitencontouren (33), waarbij de lengte (J) van de ovalen buitencontouren (33) groter is dan de breedte (K) van de ovalen buitencontouren (33).

11. Bevestigingsmiddelen (1) volgens conclusies 10, daardoor gekenmerkt dat de sluitring (8) een ovalen sluitring (32) is met ovalen buitencontouren (33), waarbij de lengte (J) van de ovalen buitencontouren (33) meer dan het dubbele is van de breedte (K) van de ovalen buitencontouren (33).

12. Bevestigingsmiddelen (1) volgens één of meerdere van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de opening (9) in de sluitring (8,32) een ovalen opening (34) is met een breedte (L) die zich uitstrekt volgens de breedte (K) van de ovalen sluitring (32) en dit over minstens 60% daarvan en waarbij de breedte (L) van de ovalen opening (34) kleiner is dan de lengte (M) van de ovalen opening (34).

13. Bevestigingsmiddelen (1) volgens conclusie 12, daardoor gekenmerkt dat de breedte (L) van de ovalen opening (34) meer dan 80% van de lengte (M) van de ovalen opening (34) is.

14. Werkwijze voor het vast monteren van een houvast (26) aan een dragend element (22), met behulp van bevestigingsmiddelen (1) volgens één of meerdere van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze minstens de volgende stappen bevat: - het voorzien van een gat (23) in het dragend element (22); - het uitvoeren van een voorafgaande montage die bestaat in het aanbrengen van het montagehulpmiddel (13) van de bevestigingsmiddelen (1) doorheen de opening (9) van de sluitring (8) van de bevestigingsmiddelen (1) en het bevestigen van het montagehulpmiddel (13) aan een uiteinde (7) van de bout (2) van de bevestigingsmiddelen (1); - het doorvoeren van de bout (2) doorheen het gat (23) voorzien in het dragend element (22), waarbij het montagehulpmiddel (13) gedeeltelijk mee wordt doorgevoerd en waarbij daarna de sluitring (8) en het bijhorende gedeelte (25) van het montagehulpmiddel (13) doorheen hetzelfde gat (23) in het dragend element (22) wordt gevoerd; en, - het terugtrekken van het montagehulpmiddel (13) waarbij het cilindervormig gedeelte (4) van de bout (2) met uitwendige schroefdraad (5) doorheen de opening (9) in de sluitring (8) wordt getrokken evenals doorheen het gat (23) in het dragend element (22) tot de kop (3) van de bout (2) tegen de sluitring (8) rust.

15. Werkwijze volgens conclusie 14, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze voorts de stappen bevat: - het aanschroeven van de moer (11) over het gedeelte (4) van de bout (2) met uitwendige schroefdraad (5); en, - het verwijderen van het montagehulpmiddel (13) van de bout (2).

16. Werkwijze volgens conclusie 14 of 15, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde stap waarbij een voorafgaande montage wordt uitgevoerd tevens de stappen bevat: - de moer (11) over het montagehulpmiddel (13) aan te brengen; en, - een ringetje (17) over het montagehulpmiddel (13) te schuiven teneinde te verhinderen dat de moer (11) opnieuw van het montagehulpmiddel (13) zou schuiven tijdens de montage van de bevestigingsmiddelen (1) aan het dragend element (22).