NL1041202B1

NL1041202B1 - Inrichting voor het met elkaar verbinden van een staander en ten minste één dwarsstang.

Info

Publication number: NL1041202B1
Application number: NL1041202A
Authority: NL
Inventors: Jacob Hubert Poell Anton
Original assignee: Lila Equipment B V
Priority date: 2015-02-23
Filing date: 2015-02-23
Publication date: 2016-10-12

Abstract

Inrichting voor het met elkaar verbinden van een ronde staander (1) en een ronde dwarsstang (2), welke inrichting een tweetal verbindingslichamen (3) omvat die elk een halfronde hoofduitsparing (4) omvatten, aangepast aan de buitenomtrek van de staander, alsmede een halfronde dwarsuitsparing (5), aangepast aan de buitenomtrek van de dwarsstang. De hoofduitsparing van elk verbindingslichaam omvat een van opsluitmiddelen (8) voorziene opneemholte (9a) voor het opnemen van een antislipvoering (10a) waarvan de inrichting tijdens bedrijf is of wordt voorzien. Voorts is voorzien in trekbouten (11) die zich tijdens bedrijf door beide verbindingslichamen heen uitstrekken om de verbindingslichamen om de staander vast te trekken.

Description

Titel: Inrichting voor het met elkaar verbinden van een staander en ten minste één dwarsstang

BESCHRIJVING

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het met elkaar verbinden van een in hoofdzaak ronde, zich in verticale richting uitstrekkende staander van bijvoorbeeld een sporttoestel en een in hoofdzaak ronde, zich in horizontale richting uitstrekkende dwarsstang.

De inrichting volgens de uitvinding beoogt een flexibele en zeer betrouwbare oplossing te bieden voor het op verschillende, verstelbare hoogten met een staander kunnen verbinden van dwarsstangen (waarop bijvoorbeeld gymnastische oefeningen kunnen worden uitgevoerd), zonder dat het (bijvoorbeeld gecoate) buitenoppervlak van de staander beschadigt als gevolg van het in hoogte verstellen van de dwarsstang (en) .

Volgens de uitvinding wordt voorzien in een inrichting voor het met elkaar verbinden van een in hoofdzaak ronde, zich in verticale richting uitstrekkende staander en een in hoofdzaak ronde, zich in horizontale richting uitstrekkende eerste dwarsstang, welke inrichting een tweetal verbin-dingslichamen omvat die elk een in hoofdzaak halfronde hoofduitsparing omvatten, aangepast aan de buitenomtrek van de staander, alsmede een in hoofdzaak halfronde eerste dwarsuitsparing, aangepast aan de buitenomtrek van de eerste dwarsstang, waarbij de as van de hoofduitsparing en de as van de eerste dwarsuitsparing dwars op elkaar staan en zich in een gemeenschappelijk (deel)vlak uitstrekken; waarbij de hoofduitsparing -en optioneel de eerste dwars-uitsparing van elk verbindingslichaam- een van opsluitmid-delen voorziene opneemholte omvatten voor het in zich opnemen of opvangen van een (bijvoorbeeld veerkrachtige) anti-slipvoering, waarbij de inrichting tijdens bedrijf is of wordt voorzien van dergelijke antislipvoeringen in de op-neemholten van de hoofduitsparingen en -optioneel- de eerste dwarsuitsparingen van de verbindingslichamen; en waarbij voorts is voorzien in trekbouten die zich tijdens bedrijf door beide verbindingslichamen heen uitstrekken en die zijn ingericht om de van de antislipvoeringen voorziene verbindingslichamen om de staander en de eerste dwarsstang vast te trekken.

In een voorkeursuitvoering is de eerste dwarsstang aan beide tegenover elkaar liggende zijden voorzien van een dwars-holte en waarbij, de eerste dwarsuitsparing van beide verbindingslichamen is voorzien van een nok die is aangepast om tijdens bedrijf in één van die dwarsholten van de eerste dwarsstang te vallen.

Optioneel is ten minste één der verbindingslichamen voorzien van een tweede dwarsuitsparing ten behoeve van het verbinden van genoemde staander en/of genoemde eerste dwarsstang met een in hoofdzaak ronde, zich in horizontale richting uitstrekkende tweede dwarsstang, die zich in bedrijf dwars op de staander en/of dwars op de eerste dwarsstang uitstrekt. Het betreffende verbindingslichaam en de tweede dwarsstang kunnen bijvoorbeeld ten opzichte van elkaar worden vergrendeld door middel van een boutverbinding.

De uitvinding zal thans nader worden besproken aan de hand van onderstaande figuurbeschrijving.

Figuur 1 toont een eerste voorkeursuitvoering van een inrichting volgens de uitvinding, ingericht voor de bevestiging van één dwarsstang aan een staander;

Figuur 2 toont een tweede voorkeursuitvoering van een inrichting volgens de uitvinding, ingericht voor de bevestiging van twee dwarsstangen aan een staander.

Figuur 1 toont een eerste voorkeursuitvoering van een inrichting volgens de uitvinding, ingericht voor het met elkaar verbinden van een in hoofdzaak ronde, zich in verticale richting uitstrekkende staander 1 en een in hoofdzaak ronde, zich in horizontale richting uitstrekkende eerste dwarsstang 2. De inrichting omvat een tweetal verbindings-lichamen 3 die elk een in hoofdzaak halfronde hoofduitsparing 4 omvatten, aangepast (wat vorm en afmetingen betreft) aan de buitenomtrek van de staander 1, alsmede een in hoofdzaak halfronde eerste dwarsuitsparing 5, aangepast aan de buitenomtrek van de eerste dwarsstang 2, waarbij de as 6 van de hoofduitsparing 1 en de as 7 van de eerste dwarsuitsparing 2 dwars op elkaar staan en zich in een gemeenschappelijk vlak uitstrekken.

De hoofduitsparing 1 en, optioneel, de eerste dwarsuitsparing 2 van elk verbindingslichaam 3 omvatten een van op-sluitmiddelen, bijvoorbeeld een naar binnen toe opstaande rand 8, voorziene opneemholte 9a resp. 9b voor het opnemen van een (bijvoorbeeld veerkrachtige) antislipvoering 10a resp. 10b, waarbij de inrichting tijdens bedrijf (tijdens of na installatie) is resp. wordt voorzien van dergelijke antislipvoeringen 10a,10b in de opneemholten 9a,9b van de hoofduitsparingen 4 en optioneel de eerste dwarsuitsparin-gen 5 van de verbindingslichamen 3. Voorts is voorzien in trekbouten 11 die zich tijdens bedrijf door beide verbindingslichamen 3 heen uitstrekken en die zijn ingericht om de van de antislipvoeringen 10a,10b voorziene verbindingslichamen 3 om de staander 1 en de eerste dwarsstang 2 vast te trekken.

De eerste dwarsstang 2 is aan beide zijden voorzien van een dwarsholte 12 terwijl de eerste dwarsuitsparingen 5 van de verbindingslichamen 3 zijn voorzien van een nok 13 die is aangepast om tijdens bedrijf in een dwarsholte 12 van de betreffende eerste dwarsstang 2 te vallen, waarmee de dwarsstang 2 en beide verbindingslichamen 3 met elkaar vergrendeld worden.

Figuur 2 toont een tweede voorkeursuitvoering van een inrichting volgens de uitvinding, ingericht voor de bevestiging van twee dwarsstangen aan een staander, namelijk voor het met elkaar verbinden van de staander 1 en de eerste dwarsstang 2 door middel van de verbindingslichamen 3, waarbij ten minste één der verbindingslichamen 3 is voorzien van een tweede dwarsuitsparing 14 ten behoeve van het verbinden van de staander 1 en/of de eerste dwarsstang 2 met een in hoofdzaak ronde, zich in horizontale richting uitstrekkende tweede dwarsstang 15, die zich in bedrijf dwars op de staander 1 en/of dwars op de eerste dwarsstang 2 uitstrekt. Het betreffende verbindingslichaam 3a en de tweede dwarsstang 15 worden ten opzichte van elkaar vergrendeld door middel van een bout 16 die zich via een uitsparing 17 in de tweede dwarsstang 15 uitstrekt.

Aldus wordt volgens de uitvinding voorzien in een inrichting die een flexibele en zeer betrouwbare oplossing biedt voor het op verschillende, verstelbare hoogten met een staander 1 kunnen verbinden van dwarsstangen 2 en/of 15, zonder dat het buitenoppervlak van de staander beschadigt als gevolg van het in hoogte verstellen van de dwars-stang(en). De dwarsstangen 2 resp. 15 worden op betrouwbare wijze tegen de staander(s) 1 bevestigd doordat de verbin-dingslichamen 3 rondom de het buitenoppervlak van de staander (s) worden geklemd onder invloed van de trekkracht van de bouten 11, onder tussenkomst van de antislipvoeringen 10a.

Opgemerkt wordt dat de voeringen 10b optioneel zijn en op zich geen bijdrage leveren aan de "grip" tussen de staander 1 en de eerste dwarsstang(en) 2. Wel gaan ze "rammelen" van de eerste dwarsstangen 2 in de dwarsuitsparingen 5 tegen.

Claims

1. Inrichting voor het met elkaar verbinden van een in hoofdzaak ronde, zich in verticale richting uitstrekkende staander (1) en een in hoofdzaak ronde, zich in horizontale richting uitstrekkende eerste dwarsstang (2) ; welke inrichting een tweetal verbindingslichamen (3) omvat die elk een in hoofdzaak halfronde hoofduitsparing (4) omvatten, aangepast aan de buitenomtrek van de staander, alsmede een in hoofdzaak halfronde eerste dwarsuitsparing (5), aangepast aan de buitenomtrek van de eerste dwarsstang, waarbij de as (6) van de hoofduitsparing en de as (7) van de eerste dwarsuitsparing in hoofdzaak dwars op elkaar staan; waarbij de hoofduitsparing van elk verbindingslichaam een van opsluitmiddelen (8) voorziene opneemholte (9a) omvat voor het opnemen van een antislipvoering (10a); waarbij de inrichting tijdens bedrijf is of wordt voorzien van een dergelijke antislipvoering (10a) in die opneemholten; en waarbij voorts is voorzien in trekbouten (11) die zich tijdens bedrijf door beide verbindingslichamen heen uitstrekken en die zijn ingericht om de verbindingslichamen rondom de staander vast te trekken.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de eerste dwarsstang (2) aan beide zijden is voorzien van een dwarsholte (12) en waarbij de eerste dwarsuitsparingen (5) van de verbindingslichamen zijn voorzien van een nok (13) die is aangepast om tijdens bedrijf in een dwarsholte van de betreffende eerste dwarsstang te vallen .

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, voor het met elkaar verbinden van genoemde staander (1) en eerste dwarsstang (2) door middel van een tweetal verbindings-lichamen (3) met elk een in hoofdzaak halfronde hoofduitsparing (4) en een in hoofdzaak halfronde eerste dwarsuitsparing (5); waarbij ten minste één der verbindingslichamen (3) is voorzien van een tweede dwarsuitsparing (14) ten behoeve van het verbinden van genoemde staander en/of genoemde eerste dwarsstang met een in hoofdzaak ronde, zich in horizontale richting uitstrekkende tweede dwarsstang (15), die zich in bedrijf dwars op de staander en/of dwars op de eerste dwarsstang uitstrekt.

4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij het betreffende verbindingslichaam en de tweede dwarsstang ten opzichte van elkaar worden vergrendeld door middel van een bout-verbinding (16,17).