NL1040375C2 - Inrichting voor het bevestigen van een wieldop alsmede een wieldop geschikt voor gebruik in de richting. - Google Patents

Description

Inrichting voor het bevestigen van een wieldop alsmede een wieldop geschikt voor gebruik in de richting

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting waarmee het mogelijk is een grotere wieldop op een wiel van een voertuig te monteren dan de bij de diameter van het wiel behorende wieldop. De inrichting maakt daarvoor gebruik van het aangrijpen van de kop van één of meerdere wielbouten.

Het 'tunen' en 'stylen' van voertuigen, waaronder doorgaans het sportiever maken van het voertuig wordt verstaan, is populair onder een aanzienlijke groep die vooral uit jongere mensen bestaat. Voor veel mensen uit deze groep is het tunen of stylen hun grote hobby, waar zij veel geld voor over hebben. Tunen heeft met name betrekking op het verbeteren van de prestaties van het voertuig en stylen op het veranderen van het uiterlijk.

Een relatief eenvoudige manier om een auto een sportiever uiterlijk te geven, is het op de auto monteren van grotere aluminium velgen met bijbehorende banden met een kleinere hoogte, dus 'plattere' banden. Zo kan er, bij voorbeeld door op een auto welke standaard is uitgerust met 15 inch stalen velgen 17 inch aluminium velgen met bijbehorende banden met een kleinere hoogte, te monteren een duidelijk sportiever ogend uiterlijk worden verkregen. Voor veel mensen is dit echter niet haalbaar vanwege de kosten van nieuwe velgen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er volgens de stand van de techniek reeds goedkope alternatieven zijn. Zo zijn er uit de octrooiliteratuur oplossingen bekend waarbij wieldoppen, bij voorbeeld voor 15 inch velgen, zijn vergroot naar het formaat van wieldoppen voor bij voorbeeld 17 inch velgen door middel van een opzetrand. Het gebruik van een dergelijke wieldop op een auto met 15 inch velgen, wekt de indruk dat de auto 17 inch velgen heeft. Echter, doordat autobanden bij belasting enigszins afgeplat worden en daarbij breder worden, is bij de genoemde oplossing volgens de stand van de techniek de kans zeer groot dat de wieldop door de band uit de velg losgedrukt wordt en de auto de wieldop onderweg verliest. De wieldoppen worden doorgaans immers slechts met een paar aan de wieldop bevestigde klemmen op een velg geklikt.

De onderhavige uitvinding betreft een inrichting voor het op een eenvoudige doch betrouwbare manier op bij voorbeeld een 15 inch velg bevestigen van bij voorbeeld een 16 of 17 inch wieldop. Andere voorbeelden van beoogde velg-wieldop combinaties omvatten: een 13 inch velg met een 14 of 15 inch wieldop, een 14 inch velg met een 15 of 16 inch wieldop en een 16 inch velg met een 17 of 18 inch wieldop. Het zal daarbij dikwijls, doch niet per se uitsluitend, gaan om standaard stalen velgen. De wieldop wordt daarbij met behulp van een moer bevestigd. Het bij wieldoppen volgens de stand van de techniek bestaande risico is daarom bij gebruik van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding niet aanwezig.

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van enkele figuren. Daarbij toont: - fig. 1 een schematische dwarsdoorsnede van een gemonteerde velg met band; - fig. 2 een schematische dwarsdoorsnede van een velg met een daarop gemonteerd uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding; fig. 3 de in fig. 2 weergegeven velg met het daarop gemonteerde uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding waarbij een wieldop aan de inrichting is bevestigd; - fig. 4a een schematische langsdoorsnede van een uitvoeringsvoorbeeld van een aangrijpdop van de inrichting volgens de uitvinding; - fig. 4b een schematisch onderaanzicht van het in fig. 4a getoonde uitvoeringsvoorbeeld van een aangrijpdop van de inrichting volgens de uitvinding; - fig. 5a een schematisch vooraanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld van een montageschijf van de inrichting volgens de uitvinding; - fig. 5b een schematisch zijaanzicht van het in fig. 4a getoonde uitvoeringsvoorbeeld van een montageschijf volgens de uitvinding; - fig. 6 een schematisch vooraanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld van een wieldop voor gebruik met de inrichting volgens de uitvinding; fig. 7 een schematische dwarsdoorsnede van een velg met een daarop gemonteerd uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting waaraan een in dwarsdoorsnede weergegeven wieldop volgens de uitvinding is bevestigd.

In deze beschrijving hebben gelijke of vergelijkbare delen gelijke of vergelijkbare verwijzingscijfers.

Fig. 1 toont een schematische dwarsdoorsnede van een gemonteerde velg met band.

In deze doorsnede zijn diverse aanzichtslijnen van de velg ten behoeve van de overzichtelijkheid van de figuur weg gelaten. De figuur toont de velg 1, de band 2 en de zeskant kop 3 van wielbouten of wielmoeren, verder eenvoudigheidshalve ook wel wielbouten genoemd. Daarbij zijn de zeskant koppen niet in doorsnede maar in aanzicht weergegeven.

Fig. 2 toont een schematische dwarsdoorsnede van een velg met een daarop gemonteerd uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding. In deze figuur zijn de onderdelen van de inrichting bewust niet in doorsnede weergegeven. Dit uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting omvat twee aangrijpdoppen 4 welke elk over een zeskant kop van een wielbout zijn geschoven en welke met behulp van in deze figuur niet zichtbare borgbouten de zeskant kop aangrijpen. De aangrijpdoppen 4 zijn aan de van de zeskant kop afgekeerde kopse zijde voorzien van een draadeind 6, waarvan de lengteas bij voorkeur in het verlengde ligt van de as van de zeskant kop. Gezien het geringe gewicht van de moderne wieldoppen, voorziet de uitvinding erin dat de inrichting volgens de uitvinding met gebruikmaking van slechts één aangrijpdop, welke de kop van één van de wielbouten aangrijpt, aan een wiel kan worden bevestigd. Echter, afhankelijk van het feit of de velg waaraan de inrichting wordt bevestigd een 4-gats of een 5-gats velg is, zal de inrichting, in een voorkeursuitvoering van de montage van de inrichting aan een wiel, doorgaans aan twee of drie zeskant koppen worden bevestigd. Het in fig. 3 getoonde voorbeeld betreft een 4-gats velg. De inrichting is in dit voorbeeld aan twee zeskant koppen bevestigd en omvat derhalve twee aangrijpdoppen 4. Voorts omvat de inrichting een montageschijf 5 welke zodanig aangebrachte gaten omvat dat de schijf, althans nagenoeg, gecentreerd ten opzichte van de velg over de draadeinden 6 van de aangrijpdoppen 4 valt. In fig. 2 is een uit stekend deel van de draadeinden 6 zichtbaar. Het in fig. 2 schematisch getoonde uitvoeringsvoorbeeld van de montageschijf 5 omvat een gecentreerde kamer 5a met in het hart van de montageschijf en derhalve van de kamer een draadeind 5b. De uitvinding omvat echter ook uitvoeringsvormen van de montageschijf 5, waarbij de montageschijf geen kamer omvat doch een in hoofdzaak vlakke schijf betreft.

Een groot voordeel van de inrichting is het feit dat het voor de bevestiging van een wieldop niet nodig is de wielbouten los te draaien of de velg van de auto te demonteren, terwijl de wieldop wel een veel betrouwbaardere bevestiging heeft dan die van standaard wieldoppen.

De aangrijpdoppen en de montageschijf zullen aan de hand van fig. 4a en fig. 4b en fig. 5a en fig. 5b nader worden besproken.

Fig. 3 toont de in fig. 2 schematisch weergegeven velg met het daarop gemonteerde uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding waarbij een wieldop aan de inrichting is bevestigd. Zoals schematisch is weergegeven, omvat de wieldop een in hoofdzaak gecentreerd gat waar het draadeind 5b van de montageschijf doorheen kan worden gestoken en waarna de wieldop door middel van een op het draadeind 5b te bevestigen moer 5c wordt vast gezet. De uitvinding voorziet er uiteraard in dat de moer 5c vervolgens kan worden voorzien van een, bij voorbeeld bij het uiterlijk van de wieldop passende, dop. In fig. 3 is tevens te zien dat de montageschijf aan de aangrijpdoppen is gefixeerd door middel van op de draadeinden 6 aangebrachte moeren 6a. De in de inrichting te gebruiken moeren 5c en 6a zijn in een voorkeursuitvoering van de inrichting zelfborgende moeren om het los trillen tijdens het rijden van een voertuig te voorkomen.

Hoewel in de in fig. 3 schematisch getoonde doorsnede geen band is weergegeven, maakt deze schets wel duidelijk dat, o.a. afhankelijk van de vorm van de wieldop contact kan ontstaan tussen de buitenrand van de wieldop en de band. Met behulp van een tegenmoer voor de moer 5b waarmee de wieldop wordt bevestigd of met behulp van vulringen kan de wieldop zo worden bevestigd dat de buitenrand van de wieldop een grotere afstand tot de band heeft. Tevens voorziet de uitvinding erin dat de wieldop aan de achterzijde, de naar de velg gekeerde zijde, langs de buitenrand, de rand welke in contact zou kunnen komen met de band, schuimrubber of een ander zacht flexibel elastisch vervormbaar materiaal, verder schuimrubber genoemd, omvat. Dit kan bij voorbeeld een langs de omtrek van de wieldop aangebrachte smalle ring zijn.

Fig. 4a toont een deels in doorsnede weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van een aangrijpdop 4 van de inrichting volgens de uitvinding. Zoals reeds vermeld, omvat de aangrijpdop een draadeind 6 en een borgbout 8. De uitvinding voorziet erin dat de borgbout, naar keuze, zowel een bout met een zeskant kop zoals schematisch weergegeven in fig. 4a en 4b kan omvatten als een inbusbout. De aangrijpdop kan desgewenst uit één stuk worden vervaardigd, maar kan eventueel ook worden samengesteld uit onderdelen. Een voorkeursuitvoering omvat een montagedop en montageschijf van metaal, bij voorbeeld aluminium, maar de uitvinding omvat ook uitvoeringsvormen waarbij deze onderdelen uit een kunststof vervaardigd zijn.

In plaats van een draadeind kan de montagedop ook tapgaten omvatten zodat de montageschijf met een bout aan de montagedop kan worden bevestigd.

Fig. 4b toont een schematisch onderaanzicht van het in fig. 4a getoonde uitvoeringsvoorbeeld van een aangrijpdop van de inrichting volgens de uitvinding. In deze uitvoeringsvorm omvat de aangrijpdop aan de binnenzijde een zeskantig gat. De boring waarin de borgbout 8 wordt geschroefd is zo aangebracht dat de punt van de borgbout, bij het door het aandraaien van de borgbout op een zeskant kop 3 bevestigen van de aangrijpdop, tegen een vlak van de zeskant kop 3 drukt. De uitvinding voorziet erin dat de aangrijpdop ook meer dan één borgbout kan omvatten. Daar de aangrijpdop in dit uitvoeringsvoorbeeld aan de binnenzijde is voorzien van een zeskant gat zal het bij commerciële toepassing van de inrichting conform deze uitvoering nodig zijn meerdere varianten van de aangrijpdop 4 aan te bieden, daar er drie gangbare maten zijn van de zeskant koppen 3 van de wielbouten waarmee velgen worden bevestigd. Het betreft zeskant koppen met sleutelwijdten van respectievelijk 17,19 en 21 mm. De uitvinding voorziet erin dat de aangrijpdop en het daarin aangebrachte gat, ook wel aangrijpopening genoemd, elke gewenste afmeting kan hebben en dat de aangrijpopening ook elke gewenste vorm kan hebben. De uitvinding omvat ook uitvoeringsvormen van de aangrijpdop 4 met een in dwarsdoorsnede ronde of vierkante aangrijpopening in alle maten welke nodig zijn om de gangbare zeskant koppen van wielbouten te kunnen aangrijpen.

Om te kunnen voorkomen dat bij het op de markt brengen van de inrichting de aangrijpdop in meerdere maten moet worden geproduceerd, omvat de uitvinding ook uitvoeringsvormen van de aangrijpdop met een ronde aangrijpopening welke is afgestemd op het kunnen aangrijpen van de grootste zeskant kop van de gangbare wielbouten. Daarbij kunnen dan hulzen worden meegeleverd. Een voor dit doel toepasbare huls heeft een uitwendige diameter welke in zeer geringe mate kleiner is dan de aangrijpopening van de aangrijpdop en een inwendige diameter welke is afgestemd op het zonder veel speling over de aan te grijpen zeskant kop kunnen schuiven van de huls. Ook bij het toepassen van aangrijpdoppen met een in dwarsdoorsnede zeskantige aangrijpopening kan ervoor worden gekozen de aangrijpdop af te stemmen op wielbouten met een zeskant kop met een sleutelwijdte van 21 mm en in dwarsdoorsnede zeskantige hulzen mee te leveren welke inwendig de afmetingen hebben van een zeskant kop met een sleutelwijdte van 19 of 17 mm. Uiteraard zullen de hulzen moeten worden voorzien van een gat of sleuf ten behoeve van de borgbout 8.

Fig. 5a toont een schematisch vooraanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld van een montageschijf 5 van de inrichting volgens de uitvinding. In deze uitvoeringsvorm omvat de montageschijf een aantal in dit schematische voorbeeld op willekeurige plaatsen in de schijf aangebrachte gaten. Echter, in een voorkeursuitvoering van de montageschijf van de inrichting volgens de uitvinding omvat de schijf zoveel gaten en zijn deze gaten in een zodanig patroon aangebracht dat de gaten samenvallen met het hart van de posities van de wielbouten van 4- en 5-gats velgen, waarbij de positionering van de gaten dan bovendien ook is afgestemd op een aantal verschillende steekmaten van de gaten van de gangbare 4-gats en 5-gats velgen. Het op al deze varianten afgestemde gatenpatroon in de montageschijf volgens de uitvinding zal verder ook wel worden aangeduid als universeel gatenpatroon. Hiermee en met de eerder genoemde varianten van de aangrijpdop krijgt de inrichting een nagenoeg universeel karakter en zal deze voor naar schatting circa 80% van de auto's kunnen worden toegepast.

Fig. 5b toont een deels opengewerkt zijaanzicht van de montageschijf welke in dit uitvoeringsvoorbeeld een kamer omvat. De kamer kan elke gewenste en/of nuttig geachte vorm hebben, waaronder bij voorbeeld ook de vorm van een halve bol.

De uitvinding omvat ook uitvoeringsvormen waarin de montageschijf geen kamer omvat.

De kamer 5a heeft als primair doel de inrichting ook eenvoudig te kunnen monteren op wielen met een ver uit stekende asdop. De asdop kan dan in de kamer steken. In het hart van de kamer bevindt zich een draadeind 5b dat in hoofdzaak haaks staat op het vlak van de montageschijf. De uitvinding voorziet erin dat het draadeind door een gebruiker van de inrichting kan worden versteld zodat het draadeind verder of minder ver buiten de kamer uit steekt. Indien een situatie erom vraagt dat slechts een kort stuk van het draadeind buiten de kamer uit steekt, kan het noodzakelijk zijn dat de gebruiker het draadeind inkort, zodat het draadeind niet ver in de kamer steekt waardoor het in de kamer opnemen van een asdop onmogelijk wordt gemaakt. In voorkomende gevallen waarbij het nodig/mogelijk is de wieldop dieper in de velg te monteren, kan de montageschijf in omgekeerde positie, de positie waarbij de opening van de kamer van de velg af is gekeerd, gemonteerd worden.

Fig. 6 toont een schematisch vooraanzicht van een wieldop welke geschikt is voor gebruik in combinatie met de inrichting volgens de uitvinding. Een dergelijke wieldop wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van, qua omvang en vorm, voor aangrijping geschikt materiaal 9, hierna kern 9 genoemd, met daarin een in hoofdzaak gecentreerd aangrijpingsgat 10, verder ook centraal aangrijpingsgat 10 genoemd, voor de opname van het draadeind 5b ten behoeve van de bevestiging van de wieldop aan de inrichting. In een voorkeursuitvoering heeft het aangrijpingsgat een diameter welke slechts in geringe mate groter is dan de diameter van het draadeind 5b. De uitvinding voorziet er echter in dat het centrale aangrijpingsgat 10 elke gewenste of vanuit functioneel oogpunt nuttig geachte diameter kan hebben.

Fig. 7 een schematische dwarsdoorsnede van een velg met een daarop gemonteerd uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting, waaraan een in dwarsdoorsnede weergegeven wieldop volgens de uitvinding is bevestigd. In de figuur is door middel van de lijn 12 een deel van de voorwand van een op de velg gemonteerde band schematisch weergegeven. In deze uitvoeringsvorm omvat de wieldop een zich vanaf de achterzijde van de wieldop, de naar de velg gekeerde zijde, achterwaarts uitstrekkende opstaande rand 11, hierna ook centreerrand 11 genoemd. De centreerrand is zodanig gepositioneerd en strekt zich zover achterwaarts uit dat deze met enige speling in de opening aan de voorzijde van de velg past. De speling kan voldoende klein worden gekozen om de centreerrand de functie van het centreren te kunnen laten vervullen, doch ook niet zo klein dat het monteren van de wieldop er door bemoeilijkt wordt. De uitvinding voorziet erin dat de centreerrand 11 tevens een esthetisch doel kan dienen. Zo kan bij voorbeeld, uitgaande van het in fig. 6 schematisch in vooraanzicht getoonde uitvoeringsvoorbeeld de centreerrand een achterwaartse verlenging zijn van de rand 14. In het in fig. 7 schematisch weergegeven uitvoeringsvoorbeeld omvat de wieldop aan de achterzijde langs de omtrek schuimrubber 13, zoals eerder besproken. De centreerrand omvat voorts maatregelen ter voorkoming dat het ventiel van de band het in de velg brengen van de centreerrand belemmert. Een voorkeursmaatregel hiervoor omvat een in de centreerrand aangebrachte uitsparing, ook ventielsleuf genoemd. De uitsparing heeft als bijkomstig voordeel dat bij een gemonteerde wieldop met een dergelijke centreerrand het zich in de uitsparing bevindende ventiel het om het draadeind 5b kunnen roteren van de wieldop verhindert.

De in deze beschrijving besproken en in de figuren getoonde uitvoeringsvoorbeelden van de inrichting volgens de uitvinding en van de voor gebruik in combinatie met de inrichting geschikte wieldop zijn slechts enkele van de vele binnen het kader van de uitvinding mogelijke uitvoeringsvormen en dienen derhalve als niet-limitatief te worden beschouwd.

Claims (9)

1. Een inrichting voor het aan een wiel van een voertuig bevestigen van een wieldop, met het kenmerk, dat de inrichting een aangrijpdop (4) en een montageschijf (5) omvat.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de aangrijpdop (4) een in dwarsdoorsnede zeskante of ronde aangrijpopening omvat.

B. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de montagedop (4) ten minste één borgbout (8) omvat.

4. Inrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de montageschijf (5) een universeel gatenpatroon omvat.

5. Een wieldop voor gebruik in de inrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies.

6. Wieldop volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de wieldop een kern (9) met een centraal aangrijpingsgat (10).

7. Wieldop volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat de wieldop aan de achterzijde een zich achterwaarts uitstrekkende centreerrand (11) omvat.

8. Wieldop volgens één of meer van de conclusies 5-7, met het kenmerk, dat de wieldop aan de achterzijde langs of in de directe nabijheid van de buitenomtrek schuimrubber (13) omvat.

9. Wieldop volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat de centreerrand (11) een ventielsleuf omvat.