NL1039549C2 - Inrichting en werkwijze voor het verwerken van afvalwater. - Google Patents

Inrichting en werkwijze voor het verwerken van afvalwater. Download PDF

Info

Publication number
NL1039549C2
NL1039549C2 NL1039549A NL1039549A NL1039549C2 NL 1039549 C2 NL1039549 C2 NL 1039549C2 NL 1039549 A NL1039549 A NL 1039549A NL 1039549 A NL1039549 A NL 1039549A NL 1039549 C2 NL1039549 C2 NL 1039549C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
waste water
water
sludge
storage device
residual water
Prior art date
Application number
NL1039549A
Other languages
English (en)
Inventor
Cornelis Teeuwissen
Original Assignee
Teeuwissen Rioolreiniging Huizen B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Teeuwissen Rioolreiniging Huizen B V filed Critical Teeuwissen Rioolreiniging Huizen B V
Priority to NL1039549A priority Critical patent/NL1039549C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1039549C2 publication Critical patent/NL1039549C2/nl

Links

Classifications

    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C02TREATMENT OF WATER, WASTE WATER, SEWAGE, OR SLUDGE
    • C02FTREATMENT OF WATER, WASTE WATER, SEWAGE, OR SLUDGE
    • C02F1/00Treatment of water, waste water, or sewage
    • C02F1/38Treatment of water, waste water, or sewage by centrifugal separation
    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C02TREATMENT OF WATER, WASTE WATER, SEWAGE, OR SLUDGE
    • C02FTREATMENT OF WATER, WASTE WATER, SEWAGE, OR SLUDGE
    • C02F1/00Treatment of water, waste water, or sewage
    • C02F1/24Treatment of water, waste water, or sewage by flotation
    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C02TREATMENT OF WATER, WASTE WATER, SEWAGE, OR SLUDGE
    • C02FTREATMENT OF WATER, WASTE WATER, SEWAGE, OR SLUDGE
    • C02F11/00Treatment of sludge; Devices therefor
    • C02F11/12Treatment of sludge; Devices therefor by de-watering, drying or thickening
    • C02F11/121Treatment of sludge; Devices therefor by de-watering, drying or thickening by mechanical de-watering
    • C02F11/123Treatment of sludge; Devices therefor by de-watering, drying or thickening by mechanical de-watering using belt or band filters

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Hydrology & Water Resources (AREA)
  • Environmental & Geological Engineering (AREA)
  • Water Supply & Treatment (AREA)
  • Organic Chemistry (AREA)
  • Analytical Chemistry (AREA)
  • Treatment Of Sludge (AREA)

Description

INRICHTING EN WERKWIJZE VOOR HET VERWERKEN VAN AFVALWATER
Een eerste aspect van de uitvinding betreft een inrichting voor het verwerken van afvalwater, in het bijzonder van afvalwater dat vanwege de recent aangescherpte 5 wet- en regelgeving, ongeschikt is voor het afvoeren via het riool, zoals het publiekelijk toegankelijk riool of het gemeentelijk riool. Dit soort afvalwater wordt gevormd door afvalwater afkomstig van ziekenhuizen, industrieën, parkeergarages, tankstations, en locaties waarbij sterke verontreinigingen en stoffen in afvalvloeistof opgenomen zijn die niet als afvalwater in het riool geloosd mogen worden.
10 Een tweede aspect van de uitvinding betreft een werkwijze voor het verwerken van afvalwater, in het bijzonder van bovengenoemd afvalwater.
In het verleden werd dergelijk afvalwater wel via het riool afgevoerd, waardoor het afvalwater terecht kwam in een rioolzuiveringsinstallatie. Dergelijke rioolwaterzuiveringsinrichtingen omvatten: 15 - een flotatie-inrichting voor het laten rusten van het afvalwater, welke flotatie-inrichting ingericht is voor het uit het afvalwater verkrijgen van restwater door afscheiding van een in het afvalwater aanwezig eerste medium dat een kleiner soortelijk gewicht heeft dan water, en door afscheiding van een in het afvalwater aanwezig tweede medium dat een groter soortelijk gewicht heeft dan water, 20 - een slibontwateringsinrichting voor het ontvangen van het tweede medium welke slibontwateringsinrichting ingericht is voor het althans ten dele scheiden van het tweede medium in slib, en in eerste restwater. In de rioolwaterzuiveringsinrichting zijn de flotatie-inrichting en de slibontwateringsinrichting in een fluïdumverbinding opgenomen, zodanig dat de slibontwateringsinrichting zich 25 stroomafwaarts ten opzichte van de flotatie-inrichting bevindt.
De flotatie-inrichting van de rioolzuiveringsinrichting is in het algemeen uitgevoerd als een reservoir met een relatief groot oppervlak van te zuiveren rioolwater, welk reservoir ingericht is voor het voorbezinken van aangevoerd te zuiveren rioolwater. Na verloop van tijd vormt zich op een bodem van het reservoir een 30 slibafzetting die weggepompt wordt naar de slibontwateringsinrichting voor het althans ten dele scheiden van het tweede medium in slib, en in eerste restwater.
Het is een nadeel van de inrichting voor het verwerken van afvalwater vanwege de grootte van de flotatie-inrichting omvangrijk is, dat het zuiveren van afvalwater gebaseerd is op het tijdrovend bezinken van zand en slib, en dat het door de 35 slibontwateringsinrichting onttrokken slib relatief veel water omvat. Bovendien gaat bij het verwerken van afvalwater dat voorzien is van genoemde sterke verontreinigingen de efficiëntie van de bekende rioolwaterzuiveringsinrichting ontoelaatbaar achteruit.
1 03 9 5 49 2
Het is een doel van de uitvinding een inrichting te verschaffen voor het verwerken van afvalwater op een kleiner verwerkingsoppervlak, waarmee het slib op een efficiënte wijze scheidbaar is uit het afvalwater.
De inrichting volgens een eerste aspect van de uitvinding is daartoe 5 gekenmerkt, dat de inrichting voor het verwerken van afvalwater, voorzien is van: een opslaginrichting voor het verzamelen van het afvalwater, een slibontwateringsinrichting voor het ontvangen van het afvalwater, welke slibontwateringsinrichting ingericht is voor het althans ten dele scheiden van het afvalwater in slib, en in eerste restwater, 10 - een flotatie-inrichting voor het ontvangen van het eerste restwater, welke flotatie-inrichting ingericht is voor het uit het eerste restwater verkrijgen van tweede restwater door afscheiding van een in het eerste restwater aanwezig eerste medium dat een kleiner soortelijk gewicht heeft dan water, en door afscheiding van een in het eerste restwater aanwezig tweede medium dat een groter soortelijk gewicht heeft dan 15 water, waarin de opslaginrichting, de slibontwateringsinrichting, en de flotatie-inrichting in een fluïdumverbinding opgenomen zijn, zodanig dat de slibontwateringsinrichting zich stroomafwaarts ten opzichte van de opslaginrichting bevindt, en dat de flotatie-inrichting zich stroomafwaarts ten opzichte van de slibontwateringsinrichting bevindt.
20 Hierdoor wordt het mogelijk om afvalwater te verwerken dat voorzien is van slib en/of slibdeeltjes, waarbij eerst middels de slibontwateringsinrichting het slib en/of de slibdeeltjes althans ten dele uit het afvalwater gewonnen wordt, waarbij het eerste restwater naar de flotatie-inrichting gebracht wordt voor het scheiden van in het eerste restwater aanwezige stoffen op basis van verschillen in het soortgelijk gewicht van in 25 het eerste restwater aanwezige deeltjes. Zo komt in de flotatie-inrichting het in het eerste restwater aanwezig eerste medium, zoals oliën en vetten, boven drijven, en zakt het in het eerste restwater aanwezig tweede medium, zoals slib, naar de bodem van de flotatie-inrichting. Door de slibontwateringsinrichting stroomafwaarts tussen de opslaginrichting en de flotatie-inrichting te plaatsen, wordt aan de flotatie-inrichting een 30 slibarmere toevoer van afvalwater mogelijk, zodat de flotatie-inrichting sneller en efficiënter een verbeterde kwaliteit van het tweede restwater bereikt, welk tweede restwater bijvoorbeeld geschikt is voor afvoer naar een riool.
In een uitvoeringsvorm, omvat de fluïdumverbinding een eerste geleidingsinrichting voor het geleiden van het afvalwater van de opslaginrichting naar 35 de slibontwateringsinrichting, waarin op de eerste geleidingsinrichting een eerste toevoer uitmondt voor het toevoeren van eerste vlokmiddelen. Hierdoor wordt het mogelijk om in het afvalwater aanwezige zwevende slibdeeltjes te vangen middels 3 vorming van een vlok rondom het zwevende deeltje, waarbij het vlokvormige slibdeeltje door de ontwateringsinrichting uit het afvalwater scheidbaar is, waardoor een slib verkrijgbaar is dat een verhoogde droge stof gehalte heeft.
In een uitvoeringsvorm, omvat de fluïdumverbinding een tweede 5 geleidingsinrichting voor het geleiden van het eerste restwater van de slibontwateringsinrichting naar de flotatie-inrichting, waarin op de tweede geleidingsinrichting een tweede toevoer uitmondt voor het toevoeren van tweede vlokmiddelen. Hierdoor wordt het mogelijk om in het eerste restwater aanwezige zwevende slibdeeltjes te vangen middels vorming van een vlok rondom het zwevende 10 deeltje, waarbij het vlokvormige slibdeeltje door flotatie en/of door bezinking uit het eerste restwater scheidbaar is, waardoor een slib verkrijgbaar is dat een verhoogde droge stof gehalte heeft.
In een uitvoeringsvorm, is de flotatie-inrichting voorzien van middelen voor het afromen van het eerste medium, en een eerste afvoer voor het afvoeren van het door 15 de middelen afgeroomd eerste medium. Hierdoor wordt het mogelijk om het eerste medium als een bovenste laag van het in de flotatie-inrichting aanwezige eerste restwater te scheiden, in welke bovenste laag zich oliën en vetten hebben opgehoopt.
In een uitvoeringsvorm, is een derde geleidingsinrichting aangebracht voor het geleiden van het via de eerste afvoer afgevoerd eerste medium, waarin de derde 20 geleidingsinrichting uitmondt in de eerste geleidingsinrichting op een tussen de opslaginrichting en de eerste toevoer uitstrekkend deel. Hierdoor wordt het mogelijk om het eerste medium, waarin zich in hoofdzaak oliën en vetten bevinden, van de flotatie-inrichting af te voeren en aan de eerste geleidingsinrichting toe te voeren voor verdere verwerking, zoals het door de slibontwateringsinrichting voeren voor het van het 25 afvalwater afscheiden van vaste stoffen, waarbij de vetten in het slib achterblijven.
In een uitvoeringsvorm, is de flotatie-inrichting voorzien van een tweede afvoer voor het afvoeren van het in de flotatie-inrichting bezonken tweede medium. Hierdoor wordt het mogelijk om het tweede medium als een onderste laag van het in de flotatie-inrichting aanwezige eerste restwater te scheiden, in welke onderste laag zich in 30 hoofdzaak slib heeft opgehoopt.
In een uitvoeringsvorm, is een eerste opvanginrichting plaatsbaar voor het opnemen van door de slibontwateringsinrichting ontwaterd slib, en/of is een tweede opvanginrichting geplaatst voor het opnemen van het door de slibontwateringsinrichting afgescheiden eerste restwater. Hierdoor wordt het mogelijk om het slib met een 35 verhoogde droge stof gehalte middels de eerste opvanginrichting af te voeren naar een installatie voor het verwerken van slib, zoals een installatie voor het produceren van biogassen en/of voor het opwekken van elektriciteit. De tweede opvanginrichting is 4 ingericht voor het ontvangen en doorvoeren van het eerste restwater voor verdere verwerking.
In een uitvoeringsvorm, is in de tweede opvanginrichting een schuine wand geplaatst voor het geleiden van een in het eerste restwater aanwezig derde medium 5 dat een groter soortelijk gewicht heeft dan water, waarin de schuine wand tijdens gebruik neerwaarts reikt naar een in de tweede opvanginrichting aangebrachte derde afvoer voor het afvoeren van het derde medium. Hierdoor wordt het mogelijk om een grove scheiding van het eerste restwater te bereiken, waarbij het derde medium omvattende in het eerste restwater aanwezige deeltjes met een grotere dichtheid dan 10 water, zoals slipdeeltjes, bij het op de schuine wand vallen doorschiet naar een onderste deel van de tweede opvanginrichting. Het overige deel van het eerste restwater bevindt zich in een hoger gelegen deel van de tweede opvanginrichting.
In een uitvoeringsvorm, is een vierde geleidingsinrichting aangebracht voor het geleiden van het via de tweede afvoer afgevoerd tweede medium en/of voor het 15 geleiden van het via de derde afvoer afgevoerd derde medium, waarin de vierde geleidingsinrichting uitmondt in een in de opslaginrichting uitmondende toevoer. Hierdoor wordt het mogelijk om het tweede en het derde medium, waarin zich in hoofdzaak slib bevindt af te voeren en aan de eerste geleidingsinrichting toe te voeren voor verdere verwerking, zoals het door de opslaginrichting heen voeren voor het 20 mengen met het in de opslaginrichting aanwezige afvalwater, en het vervolgens door de slibontwateringsinrichting heen voeren voor het van het afvalwater afscheiden van vaste stoffen, waarbij het tweede en/of het derde medium in het slib achterblijven.
In een uitvoeringsvorm, omvat de inrichting een stortput voor het ontvangen van het afvalwater, waarin de stortput in de fluïdumverbinding opgenomen is, zodanig dat 25 de opslaginrichting zich stroomafwaarts ten opzichte van de stortput bevindt. Hierdoor wordt het mogelijk een transportmiddel dat voorzien is van een tank waarin zich nieuw afvalwater bevindt, zoals een tankwagen, nabij de stortput te plaatsen, en wel zodanig dat het afvalwater dat zich in de tank bevindt in de stortput gestort kan worden. Het afvalwater uit de stortput vormt een toevoer van het nieuwe afvalwater aan de 30 opslaginrichting.
In een uitvoeringsvorm, is de slibontwateringsinrichting gevormd door een zeefbandpers, en/of waarin de opslaginrichting in hoofdzaak langwerpig is, welke opslaginrichting tijdens gebruik in hoofdzaak verticaal opgesteld is, zodanig dat een hartlijn van de opslaginrichting, welke hartlijn zich in de lengterichting van de 35 opslaginrichting uitstrekt, tijdens gebruik in hoofdzaak verticaal gericht is, en/of waarin de opslaginrichting voorzien is van een menginrichting voor het mengen van het in de opslaginrichting aanwezige afvalwater, en/of waarin de opslaginrichting voorzien is van 5 een uitlaat die tijdens gebruik neerwaarts gericht is voor het afvoeren van het afvalwater. Hierdoor wordt het mogelijk uit het afvalwater, dat in een uitvoeringsvorm bewerkt is met het eerste vlokmiddel, slib met een verhoogd vaste stof gehalte te persen middels het op elkaar drukken en/of persen van een eerste band en een 5 tweede band waartussen het slib ontwaterd kan worden. De langwerpige opstaande opslaginrichting neemt een klein grondoppervlak in van de ruimte waarop de inrichting volgens de uitvinding plaatsbaar is. Doordat de opslaginrichting voorzien is van een menginrichting, is het in de opslaginrichting aanwezige afvalwater mengbaar waardoor bijvoorbeeld het verstopt raken van de uitlaat voorkomen wordt.
10 De werkwijze voor het verwerken van afvalwater is, volgens een tweede aspect van de uitvinding, gekenmerkt door dat de werkwijze opeenvolgende stappen omvat van: het verzamelen van het afvalwater in een opslaginrichting, het voeren van het afvalwater van de opslaginrichting naar een 15 slibontwateringsinrichting, het middels de slibontwateringsinrichting scheiden van het afvalwater in slib en in eerste restwater, het voeren van het eerste restwater naar een flotatie-inrichting, het afscheiden van een in het eerste restwater aanwezig eerste medium 20 dat een kleiner soortelijk gewicht heeft dan water, en het afscheiden van een in het eerste restwater aanwezig tweede medium dat een groter soortelijk gewicht heeft dan water, waarbij uit het eerste restwater tweede restwater verkregen wordt. Hierdoor wordt het mogelijk om afvalwater te verwerken dat voorzien is van slib en/of slibdeeltjes, waarbij eerst middels de slibontwateringsinrichting het slib en/of de 25 slibdeeltjes althans ten dele uit het afvalwater gewonnen wordt, waarbij het eerste restwater naar de flotatie-inrichting gebracht wordt voor het scheiden van in het eerste restwater aanwezige stoffen op basis van verschillen in het soortgelijk gewicht van in het eerste restwater aanwezige deeltjes. Zo komt in de flotatie-inrichting het in het eerste restwater aanwezig eerste medium, zoals oliën en vetten, boven drijven, en zakt 30 het in het eerste restwater aanwezig tweede medium, zoals slib, naar de bodem van de flotatie-inrichting. Door eerste het slib te ontwateren en vervolgens het eerste restwater naar de flotatie-inrichting te voeren, wordt een slibarmere toevoer van afvalwater aan de flotatie-inrichting mogelijk, zodat de flotatie-inrichting sneller en efficiënter een verbeterde kwaliteit van het tweede restwater bereikt, welk tweede restwater 35 bijvoorbeeld geschikt is voor afvoer naar een riool.
In een uitvoeringsvorm, omvat het voeren van het afvalwater van de opslaginrichting naar de slibontwateringsinrichting: het voeren van in hoofdzaak al het 6 in de opslaginrichting aanwezige afvalwater. Hierdoor wordt het mogelijk om een aangevoerde hoeveelheid afvalwater als batch te verwerken, waarna de opslaginrichting gereed gemaakt kan worden voor een volgende aanvoer van afvalwater dat onafhankelijk van het eerdere verwerkte afvalwater verwerkt kan 5 worden.
In een uitvoeringsvorm, duurt het voeren van het afvalwater van de opslaginrichting naar een slibontwateringsinrichting voort totdat de opslaginrichting althans nagenoeg geledigd is. Hierdoor wordt het mogelijk om een aangevoerde hoeveelheid afvalwater als batch te verwerken totdat al het afvalwater verwerkt is, 10 waarna een opbrengst bepaald kan worden, zoals de hoeveelheid slib, het droge stof gehalte van het slib, en het aantal kubieke meter naar het riool afgevoerde hoeveelheid tweede restwater.
In een uitvoeringsvorm, worden tijdens het voeren van het afvalwater naar de slibontwateringsinrichting eerste vlokmiddelen toegevoegd aan het naar de 15 slibontwateringsinrichting toegevoerde afvalwater. Hierdoor wordt het mogelijk om in het afvalwater aanwezige zwevende slibdeeltjes te vangen middels vorming van een vlok rondom het zwevende deeltje, waarbij het vlokvormige slibdeeltje door de ontwateringsinrichting uit het afvalwater scheidbaar is, waardoor een slib verkrijgbaar is dat een verhoogde droge stof gehalte heeft.
20 In een uitvoeringsvorm, wordt/worden tijdens het voeren van het eerste restwater naar de flotatie-inrichting een middel voor het onderdrukken van schuimvorming, en/of tweede vlokmiddelen toegevoegd aan het naar de flotatie-inrichting toegevoerde eerste restwater. Hierdoor wordt het mogelijk om in het eerste restwater aanwezige zwevende slibdeeltjes te vangen middels vorming van een vlok 25 rondom het zwevende deeltje, waarbij het vlokvormige slibdeeltje door flotatie en/of door bezinking uit het eerste restwater scheidbaar is, waardoor een slib verkrijgbaar is dat een verhoogde droge stof gehalte heeft.
In een uitvoeringsvorm, wordt in het eerste restwater aanwezig slib teruggevoerd naar de opslaginrichting, en/of waarbij in de flotatie-inrichting gevormd 30 slib teruggevoerd wordt naar de opslaginrichting. Hierdoor wordt het mogelijk om het tweede en het derde medium, waarin zich in hoofdzaak slib bevindt af te voeren en aan de eerste geleidingsinrichting toe te voeren voor verdere verwerking, zoals het door de opslaginrichting heen voeren voor het mengen met het in de opslaginrichting aanwezige afvalwater, en het vervolgens door de slibontwateringsinrichting heen 35 voeren voor het van het afvalwater afscheiden van vaste stoffen, waarbij het tweede en/of het derde medium in het slib achterblijven.
De uitvinding zal nu meer in detail worden beschreven aan de hand van een 7 enkele uitvoeringsvorm onder verwijzing naar de figuren. Getoond wordt in:
Figuur 1 een schema van de werking van de inrichting volgens de uitvinding, waarin een stortput, een opslaginrichting, een slibontwateringsinrichting, en een flotatie-inrichting opgenomen zijn, en een leidingwerk dat een fluïdumverbinding vormt 5 voor transport van afvalwater en bewerkt afvalwater.
Figuur 2 een schematische afbeelding van een slibontwateringsinrichting volgens figuur 1, in het bijzonder een zeefbandpers,
Figuur 3 en 4 een perspectivisch aanzicht respectievelijk een zijaanzicht van een flotatie-inrichting volgens figuur 1.
10 In alle figuren duiden gelijke verwijzingscijfers gelijke onderdelen aan. Figuur 1 toont een inrichting 1 volgens de uitvinding, welke inrichting 1 ingericht is voor het verwerken van afvalwater, en in het bijzonder voor het verwerken van afvalwater dat sterke verontreinigingen omvat, en/of waarbij stoffen in een afvalvloeistof opgenomen zijn die niet als afvalwater in het riool geloosd mogen worden. In plaats daarvan wordt 15 het afvalwater, op locaties waarop het afvalwater geproduceerd wordt, bijvoorbeeld in een niet getoonde put verzameld en opgespaard totdat de hoeveelheid om economische redenen voldoende is op getransporteerd te worden, bijvoorbeeld middels een niet getoonde vrachtwagen die voorzien is van een tank en een tankinrichting voor het laden van het afvalwater van de put in de tank op de 20 vrachtwagen.
Nadat de vrachtwagen, waarvan de tank met het afvalwater gevuld is, bij de stortput 10 van de inrichting 1 volgens de uitvinding aangekomen is, is het lossen van het in de tank van de vrachtwagen aanwezig afvalwater mogelijk middels een storting 100, waarbij het afvalwater in de stortput 10 terechtkomt. In het afvalwater aanwezige 25 grove vaste delen worden op bekende wijze middels een van liggers voorziene transportband uit de stortput 10 verwijderd. Het in de stortput 10 aanwezige afvalwater wordt vervolgens naar een opslaginrichting 2 gevoerd, welke opslaginrichting 2 in dit voorbeeld een eerste en een tweede opslagelement 21, 25 omvat. Toevoer van het afvalwater aan de opslaginrichting 2 vindt van bovenaf plaats, waarbij het afvalwater in 30 dit voorbeeld middels een pomp 11 en via een geleidingselement 15 naar de toevoer transporteerbaar is.
Zodra de inrichting in werking gesteld is, is een eerste klep 21,26 bedienbaar voor transport van het afvalwater door een eerste geleidingsinrichting 23 naar de slibontwateringsinrichting 3, dat in dit voorbeeld middels een verdere pomp 22, 27 35 aandrijfbaar is. De eerste geleidingsinrichting 23 omvat een ronde buis, zoals een pijp voor transport van vloeistoffen en suspensies, en is bij voorkeur vervaardigd van staal, zoals een roestvaststaal.
8
De opslaginrichting 2, 20, 25 is in hoofdzaak langwerpig en strekt zich tijdens gebruik in hoofdzaak verticaal uit. De opslaginrichting heeft een hartlijn, die zich in de lengterichting van de opslaginrichting uitstrekt. Tijdens gebruik is de hartlijn in hoofdzaak verticaal gericht, waarbij de opslaginrichting tijdens gebruik een zeer klein 5 grondoppervlak inneemt.
De opslaginrichting 2, 20, 25 is voorzien van een menginrichting 24, 29 voor het mengen van het in de opslaginrichting 2, 20, 25 aanwezige afvalwater. De menginrichting 24, 29 reikt met een roer in de opslaginrichting 2, 20, 25 voor het mengen van het in de opslaginrichting aanwezige afvalwater, waardoor bijvoorbeeld 10 het verstopt raken van een middels de eerste klep 21 te openen uitlaat voorkomen wordt.
De eerste geleidingsinrichting 23 mondt uit in een slibontwateringsinrichting 3. De slibontwateringsinrichting 3 is in dit voorbeeld gevormd door een in figuur 2 getoonde zeefbandpers 3 die in de handel verkrijgbaar is voor het ontwateren van 15 suspensies. In dit geval wordt middels de zeefbandpers 3 toegevoerd afvalwater althans ten dele gescheiden in slib 200, en in eerste restwater 300, waarbij het slib 200 de zeefbandpers 3 verlaat via een eerste uitlaat 31, en waarbij het eerste restwater 300 de zeefbandpers 3 verlaat via een tweede uitlaat 36.
De zeefbandpers 3 is een inrichting die voorzien is van een eerste band 301 en 20 een tweede band 302 die eindloos zijn, waterdoorlatend zijn, en langs een reeks naast elkaar geplaatste trommels gewonden zijn voor een gedeeltelijke omvatting, waarbij de eerste en de tweede band 301, 302 een althans ten dele overlappend pad hebben waarbij de eerste en de tweede band 301, 302 op elkaar gedrukt worden.
De zeefbandpers 3 heeft een deel waarin de eerste en de tweede band 301, 25 302 niet tegen elkaar aangedrukt zijn, en waarin de eerste en de tweede band 301, 302 onder een hoek ten opzichte van elkaar geplaatst zijn en wel zodanig dat een trog 39 gevormd is die bestemd is voor het aanvoeren van een suspensie, zoals slibhoudend afvalwater dat, eenmaal aangekomen in een deel van de zeefbandpers 3 waarin de eerste en de tweede band 301, 302 tegen elkaar gedrukt zijn, althans ten 30 dele ontwaterbaar is door uitdrukking van het water, waarbij vaste deeltjes, zoals slibdeeltjes in tussen de eerste en de tweede band 301,302 achterblijven.
De zeefbandpers 3 heeft een verder deel waarin de eerste en de tweede band 301, 302 elkaar loslaten, waarbij tussen de eerste en de tweede band 301, 302 ontwaterd slib vrijkomt en bij omkering van het verloop van de eerste en/of tweede 35 band middels gravitatie via de eerste uitlaat 31 in een eerste opvanginrichting 32. De eerste opvanginrichting 32 is in dit voorbeeld losneembaar voor het laden op bijvoorbeeld een vrachtwagen, zodat de eerste opvanginrichting direct middels 9 transport 201 is af te voeren.
In dit voorbeeld is onder de tweede uitlaat 36 van de zeefbandpers 3 een tweede opvanginrichting 37 geplaatst voor het opnemen van het door de zeefbandpers 3 afgescheiden eerste restwater voor verdere verwerking.
5 Op de eerste geleidingsinrichting 23 mondt een eerste toevoer 50 uit voor het toevoeren van eerste vlokmiddelen, welke eerste vlokmiddelen een flocculant vormen en afzonderlijk afkomstig zijn uit tanks 51, 52, en een eerste aanmaakinrichting 61,62. In dit voorbeeld is de eerste toevoer 50 ingericht voor het aan de eerste geleidingsinrichting 23 afzonderlijk toevoeren van in tank 51 opgeslagen natronloog, in 10 tank 52 opgeslagen ijzerchloride en/of aluminiumchloride, en/of in de eerste aanmaakinrichting 61,62 vervaardigbaar polymeer. Hierdoor wordt het mogelijk om in het afvalwater aanwezige zwevende slibdeeltjes te vangen middels vorming van een vlok rondom het zwevende deeltje, waarbij het vlokvormige slibdeeltje door de ontwateringsinrichting 3 uit het afvalwater scheidbaar is, waardoor een slib verkrijgbaar 15 is dat een verhoogde droge stof gehalte heeft.
De tweede opvanginrichting 37 is in dit voorbeeld voorzien van een schuin geplaatste wand 38 voor het geleiden van een in het eerste restwater 300 aanwezig derde medium 330 dat een groter soortelijk gewicht heeft dan water, waarin de schuine wand 38 tijdens gebruik neerwaarts reikt naar een in de tweede opvanginrichting 37 20 aangebrachte derde afvoer 30 voor het afvoeren van het derde medium 330. Hierdoor wordt het mogelijk om een grove scheiding van het eerste restwater 300 te bereiken, waarbij het derde medium 330 omvattende in het eerste restwater 300 aanwezige deeltjes met een grotere dichtheid dan water, zoals slipdeeltjes, bij het op de schuine wand vallen doorschieten naar een onderste deel van de tweede opvanginrichting 37. 25 Het overige deel van het eerste restwater 300 bevindt zich in een hoger gelegen deel van de tweede opvanginrichting 37, in welk deel zich in hoofdzaak minder deeltjes zoals slib bevinden. In het hoger gelegen deel van de tweede opvanginrichting 37 reikt een inlaat van een tweede geleidingsinrichting 40.
De tweede geleidingsinrichting 40 is ingericht voor het geleiden van het eerste 30 restwater 300 van de zeefbandpers 3 naar een stroomafwaarts gelegen flotatie- inrichting 4, waarvan in figuur 3 een in de handel verkrijgbare illustratie is opgenomen. De flotatie-inrichting 4 is een op zich bekende inrichting die in de inrichting 1 volgens de uitvinding toegepast is voor het ontvangen van het eerste restwater 300, en voor het uit het eerste restwater 300 verkrijgen van tweede restwater 400 door afscheiding van 35 een in het eerste restwater 300 aanwezig eerste medium 310 dat een kleiner soortelijk gewicht heeft dan water, en door afscheiding van een in het eerste restwater 300 aanwezig tweede medium 320 dat een groter soortelijk gewicht heeft dan water.
10
Op de tweede geleidingsinrichting 40 mondt een tweede toevoer 60 uit voor het toevoeren van tweede vlokmiddelen, welke tweede vlokmiddelen een verder flocculant vormen en afzonderlijk afkomstig zijn uit tanks 56, 57, 58, en een tweede aanmaakinrichting 66, 67. In dit voorbeeld is de tweede toevoer 60 ingericht voor het j 5 aan de tweede geleidingsinrichting 40 afzonderlijk toevoeren van een in tank 56 opgeslagen middel voor het onderdrukken van schuimvorming, in tank 57 opgeslagen natronloog, in tank 58 opgeslagen ijzerchloride en/of aluminiumchloride, en/of in de tweede aanmaakinrichting 66, 67 vervaardigbaar polymeer. Hierdoor wordt het mogelijk om in het afvalwater aanwezige zwevende slibdeeltjes te vangen middels 10 vorming van een vlok rondom het zwevende deeltje, waarbij het vlokvormige slibdeeltje door de flotatie-inrichting 4 uit het afvalwater scheidbaar is, waardoor uiteindelijk een slib verkrijgbaar is dat een verhoogde droge stof gehalte heeft.
De flotatie-inrichting 4 is voorzien van middelen 45 voor het afromen van het eerste medium 310, dat in hoofdzaak vetten en/of oliën omvat en dat vanwege een 15 lagere dichtheid op het in de flotatie-inrichting 4 aanwezige tweede restwater 400 drijft.
In dit voorbeeld zijn genoemde middelen 45 boven op de flotatie-inrichting 4 aangebracht en omvatten genoemde middelen 45 een eindloze band die verplaatsbaar opgesteld is middels een aandrijfwiel en een op afstand van het aandrijfwiel opgestelde leidwiel. Op de band is een reeks schrapers 46 aangebracht die zich dwars op de 20 transportrichting uitstrekken, waarbij een naar de flotatie-inrichting 4 toegekeerde einde van de schrapers 46 zodanig neerwaarts reiken dat bij het verplaatsen van de band het eerste medium verplaatst wordt naar de goot 44.
De flotatie-inrichting 4 is voorzien van een niet getoonde overlooprand, zoals een drempel, waar het eerste medium 310, onder invloed van een toevoer van het 25 eerste restwater 300 aan de flotatie-inrichting 4, overheen vloeit, waarna het eerste medium 310 in een goot 44 terechtkomt voor verdere afvoer via een eerste afvoer 41.
Hierdoor wordt het mogelijk om het eerste medium 310 als een bovenste laag van het in de flotatie-inrichting 4 aanwezige eerste restwater te scheiden, in welke bovenste laag 310 zich oliën en vetten hebben opgehoopt.
30 De flotatie-inrichting 4 is voorzien van een tweede afvoer 42 voor het afvoeren van het in de flotatie-inrichting 4 bezonken tweede medium 320. Nabij de bodem van de flotatie-inrichting 4 is een verplaatsingsmiddel 430 opgesteld voor het naar de tweede afvoer 42 wegduwen van het bezonken tweede medium 320. Het verplaatsingsmiddel 430 is in dit voorbeeld een schroef 430 die middels 35 aandrijfmiddelen 432 om een as 43 roteerbaar opgesteld is. Hierdoor wordt het mogelijk om het tweede medium 320 als een onderste laag 320 van het in de flotatie-inrichting 4 aanwezige tweede restwater 400 te scheiden, welke onderste laag 320 in 11 hoofdzaak slib omvat.
De eerste afvoer 41 mondt uit in een eerste tussenreservoir 7 waarin, in dit voorbeeld, een inlaat van een derde geleidingsinrichting 70 uitmondt. Een van de inlaat afgekeerde uitlaat van de derde geleidingsinrichting 70 mondt uit op de eerste 5 geleidingsinrichting 23 op een tussen de opslaginrichting 2, 20, 25 en de eerste toevoer 50 uitstrekkend deel. Hierdoor wordt het mogelijk om het eerste medium 310, waarin zich in hoofdzaak oliën en vetten bevinden, van de flotatie-inrichting 4 af te voeren en aan de eerste geleidingsinrichting 23 toe te voeren voor verdere verwerking, zoals het door de zeefbandpers 3 heen voeren voor het van het afvalwater 100 10 afscheiden van vaste stoffen, waarbij de vetten in het slib 200 achterblijven en in de eerste opvanginrichting 32 terechtkomen.
De tweede en de derde afvoer 42, 30 monden uit in een tweede tussenreservoir 8 waarin, in dit voorbeeld, een inlaat van een vierde geleidingsinrichting 80 steekt. Een van de inlaat afgekeerde uitlaat van de vierde geleidingsinrichting 80 mondt uit in een 15 in de opslaginrichting 2, 20, 25uitmondende toevoer. Hierdoor wordt het mogelijk om het tweede medium 320, waarin zich in hoofdzaak slib bevindt dat afkomstig is van de flotatie-inrichting 4, en het derde medium 330 dat afkomstig is van de tweede opvanginrichting 37, aan de eerste geleidingsinrichting 23 toe te voeren voor verdere verwerking, waarbij het in de opslaginrichting 2, 20, 25 mengbaar is, en waarbij het 20 door de zeefbandpers 3 heen te voeren is voor het van het afvalwater 100 afscheiden van vaste stoffen, waarbij de vetten in het slib 200 achterblijven en in de eerste opvanginrichting 32 terechtkomen.
Samengevat is de inrichting 1 volgens de uitvinding voorzien is van een opslaginrichting 2, 20, 25 voor het verzamelen van het afvalwater 100, een 25 slibontwateringsinrichting 3 voor het ontvangen van het afvalwater 100, welke slibontwateringsinrichting 3 ingericht is voor het althans ten dele scheiden van het afvalwater 100 in slib 200, en in eerste restwater 300, en een flotatie-inrichting 4, waarin de opslaginrichting 2, 20, 25, de slibontwateringsinrichting 3, en de flotatie-inrichting 4 in een fluïdumverbinding opgenomen zijn, zodanig dat de 30 slibontwateringsinrichting 3 zich stroomafwaarts ten opzichte van de opslaginrichting 2, 20, 25 bevindt, en dat de flotatie-inrichting 4 zich stroomafwaarts ten opzichte van de slibontwateringsinrichting 3 bevindt. Hierdoor wordt het mogelijk om op een klein grondoppervlak sneller en efficiënter afvalwater 100 te verwerken dat voorzien is van slib 200 en/of slibdeeltjes 200, waarbij de kwaliteit van het tweede restwater geschikt is 35 voor afvoer naar een riool 500.
De stortput 10 voor het ontvangen van het afvalwater 100 van de inrichting 1 volgens de uitvinding is in de fluïdumverbinding opgenomen, zodanig dat de 12 opslaginrichting 2, 20, 25 zich stroomafwaarts ten opzichte van de stortput 10 bevindt.
Met de inrichting 1 wordt een werkwijze mogelijk voor het verwerken van afvalwater 100, omvattende opeenvolgende stappen van: het verzamelen van het afvalwater 100 in een opslaginrichting 2, 20, 25, 5 - het voeren van het afvalwater 100 van de opslaginrichting 2, 20, 25, naar een slibontwateringsinrichting 3, het middels de slibontwateringsinrichting 3 scheiden van het afvalwater 100 in slib 200 en in eerste restwater 300, het voeren van het eerste restwater 300 naar een flotatie-inrichting 4, 10 - het afscheiden van een in het eerste restwater 400 aanwezig eerste medium 310 dat een kleiner soortelijk gewicht heeft dan water, en het afscheiden van een in het eerste restwater 300 aanwezig tweede medium 320 dat een groter soortelijk gewicht heeft dan water, waarbij uit het eerste restwater tweede restwater verkregen wordt.
15 In het bijzonder omvat het voeren van het afvalwater 100 van de opslaginrichting 2, 20, 25 naar de slibontwateringsinrichting 3 het voeren van in hoofdzaak al het in de opslaginrichting 2, 20, 25 aanwezige afvalwater 100, waarbij de werkwijze erop gericht is om al in gestorte afvalwater 100 door de slibontwateringsinrichting 3 te laten bewerken. Het voeren van het afvalwater 100 van 20 de opslaginrichting 2, 20, 25 naar een slibontwateringsinrichting 3 duurt voort totdat de opslaginrichting 2, 20, 25 althans nagenoeg geledigd is.
Teneinde het rendement van de slibontwateringsinrichting 3 te verbeteren en teneinde het droge stof gehalte van het af te scheiden slib 200 aanzienlijk te vergroten, worden tijdens het voeren van het afvalwater 100 naar de slibontwateringsinrichting 3 25 eerste vlokmiddelen toegevoegd aan het naar de slibontwateringsinrichting 3 toegevoerde afvalwater 100.
Teneinde het rendement van de flotatie-inrichting 4 te verbeteren, worden tijdens het voeren van het eerste restwater 300 naar de flotatie-inrichting 4 een middel voor het onderdrukken van schuimvorming, en/of tweede vlokmiddelen toegevoegd 30 aan het naar de flotatie-inrichting 4 toe te voeren eerste restwater 300.
Voor het verder verkrijgen van een hoge opbrengst van afgescheiden slib 200 wordt in het eerste restwater 300 aanwezig slib teruggevoerd naar de opslaginrichting 2, 20, 25, en/of wordt in de flotatie-inrichting 4 gevormd slib teruggevoerd naar de opslaginrichting 2, 20, 25.
35 De uitvinding is vanzelfsprekend niet beperkt tot de beschreven en getoonde voorkeursuitvoeringsvorm, maar strekt zich tot elke uitvoeringsvorm uit die valt binnen de reikwijdte van de beschermingsomvang, zoals gedefinieerd in de conclusies en 13 bezien in het licht van de voorgaande beschrijving en bijbehorende tekeningen.
103954%

Claims (17)

1. Inrichting voor het verwerken van afvalwater, voorzien van: een opslaginrichting voor het verzamelen van het afvalwater, 5. een slibontwateringsinrichting voor het ontvangen van het afvalwater, welke slibontwateringsinrichting ingericht is voor het althans ten dele scheiden van het afvalwater in slib, en in eerste restwater, een flotatie-inrichting voor het ontvangen van het eerste restwater, welke flotatie-inrichting ingericht is voor het uit het eerste restwater verkrijgen van tweede 10 restwater door afscheiding van een in het eerste restwater aanwezig eerste medium dat een kleiner soortelijk gewicht heeft dan water, en door afscheiding van een in het eerste restwater aanwezig tweede medium dat een groter soortelijk gewicht heeft dan water, waarin de opslaginrichting, de slibontwateringsinrichting, en de flotatie-inrichting 15 in een fluïdumverbinding opgenomen zijn, zodanig dat de slibontwateringsinrichting zich stroomafwaarts ten opzichte van de opslaginrichting bevindt, en dat de flotatie-inrichting zich stroomafwaarts ten opzichte van de slibontwateringsinrichting bevindt.
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarin de fluïdumverbinding een eerste 20 geleidingsinrichting omvat voor het geleiden van het afvalwater van de opslaginrichting naar de slibontwateringsinrichting, waarin op de eerste geleidingsinrichting een eerste toevoer uitmondt voor het toevoeren van eerste vlokmiddelen.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarin de fluïdumverbinding een tweede 25 geleidingsinrichting omvat voor het geleiden van het eerste restwater van de slibontwateringsinrichting naar de flotatie-inrichting, waarin op de tweede geleidingsinrichting een tweede toevoer uitmondt voor het toevoeren van tweede vlokmiddelen.
4. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarin de flotatie- inrichting voorzien is van middelen voor het afromen van het eerste medium, en een eerste afvoer voor het afvoeren van het door de middelen afgeroomd eerste medium.
5. Inrichting volgens conclusie 4, waarin een derde geleidingsinrichting 35 aangebracht is voor het geleiden van het via de eerste afvoer afgevoerd eerste medium, waarin de derde geleidingsinrichting uitmondt in de eerste geleidingsinrichting op een tussen de opslaginrichting en de eerste toevoer uitstrekkend deel. 1 o? 95 49
6. Inrichting volgens conclusie 5, waarin de flotatie-inrichting voorzien is van een tweede afvoer voor het afvoeren van het in de flotatie-inrichting bezonken tweede medium. 5
7. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarin een eerste opvanginrichting plaatsbaar is voor het opnemen van door de slibontwateringsinrichting ontwaterd slib, en/of waarin een tweede opvanginrichting geplaatst is voor het opnemen van het door de slibontwateringsinrichting afgescheiden eerste restwater. 10
8. Inrichting volgens conclusie 7, waarin in de tweede opvanginrichting een schuine wand geplaatst is voor het geleiden van een in het eerste restwater aanwezig derde medium dat een groter soortelijk gewicht heeft dan water, waarin de schuine wand tijdens gebruik neerwaarts reikt naar een in de tweede opvanginrichting 15 aangebrachte derde afvoer voor het afvoeren van het derde medium.
9. Inrichting volgens conclusie 8, waarin een vierde geleidingsinrichting aangebracht is voor het geleiden van het via de tweede afvoer afgevoerd tweede medium en/of voor het geleiden van het via de derde afvoer afgevoerd derde medium, 20 waarin de vierde geleidingsinrichting uitmondt in een in de opslaginrichting uitmondende toevoer.
10. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, verder omvattende een stortput voor het ontvangen van het afvalwater, waarin de stortput in de 25 fluïdumverbinding opgenomen is, zodanig dat de opslaginrichting zich stroomafwaarts ten opzichte van de stortput bevindt.
11. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarin de slibontwateringsinrichting gevormd is door een zeefbandpers, en/of waarin de 30 opslaginrichting in hoofdzaak langwerpig is, welke opslaginrichting tijdens gebruik in hoofdzaak verticaal opgesteld is, zodanig dat een hartlijn van de opslaginrichting, welke hartlijn zich in de lengterichting van de opslaginrichting uitstrekt, tijdens gebruik in hoofdzaak verticaal gericht is, en/of waarin de opslaginrichting voorzien is van een menginrichting voor het mengen van het in de opslaginrichting aanwezige afvalwater, 35 en/of waarin de opslaginrichting voorzien is van een uitlaat die tijdens gebruik neerwaarts gericht is voor het afvoeren van het afvalwater.
12. Werkwijze voor het verwerken van afvalwater, omvattende opeenvolgende stappen van: het verzamelen van het afvalwater in een opslaginrichting, het voeren van het afvalwater van de opslaginrichting naar een 5 slibontwateringsinrichting, het middels de slibontwateringsinrichting scheiden van het afvalwater in slib en in eerste restwater, het voeren van het eerste restwater naar een flotatie-inrichting, het afscheiden van een in het eerste restwater aanwezig eerste medium 10 dat een kleiner soortelijk gewicht heeft dan water, en het afscheiden van een in het eerste restwater aanwezig tweede medium dat een groter soortelijk gewicht heeft dan water, waarbij uit het eerste restwater tweede restwater verkregen wordt.
13. Werkwijze volgens conclusie 12, waarbij het voeren van het afvalwater van 15 de opslaginrichting naar de slibontwateringsinrichting het voeren omvat van in hoofdzaak al het in de opslaginrichting aanwezige afvalwater.
14. Werkwijze volgens conclusie 12, waarbij het voeren van het afvalwater van de opslaginrichting naar een slibontwateringsinrichting voortduurt totdat de 20 opslaginrichting althans nagenoeg geledigd is.
15. Werkwijze volgens conclusie 12, 13 of 14, waarbij tijdens het voeren van het afvalwater naar de slibontwateringsinrichting eerste vlokmiddelen toegevoegd worden aan het naar de slibontwateringsinrichting toegevoerde afvalwater. 25
16. Werkwijze volgens een van de conclusies 12-15, waarbij tijdens het voeren van het eerste restwater naar de flotatie-inrichting een middel voor het onderdrukken van schuimvorming, en/of tweede vlokmiddelen toegevoegd worden aan het naar de flotatie-inrichting toegevoerde eerste restwater. 30
17. Werkwijze volgens een van de conclusies 12-16, waarbij in het eerste restwater aanwezig slib teruggevoerd wordt naarde opslaginrichting, en/of waarbij in de flotatie-inrichting gevormd slib teruggevoerd wordt naar de opslaginrichting. 1039549
NL1039549A 2012-04-19 2012-04-19 Inrichting en werkwijze voor het verwerken van afvalwater. NL1039549C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1039549A NL1039549C2 (nl) 2012-04-19 2012-04-19 Inrichting en werkwijze voor het verwerken van afvalwater.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1039549 2012-04-19
NL1039549A NL1039549C2 (nl) 2012-04-19 2012-04-19 Inrichting en werkwijze voor het verwerken van afvalwater.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1039549C2 true NL1039549C2 (nl) 2013-10-23

Family

ID=52023036

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1039549A NL1039549C2 (nl) 2012-04-19 2012-04-19 Inrichting en werkwijze voor het verwerken van afvalwater.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1039549C2 (nl)

Similar Documents

Publication Publication Date Title
KR100904283B1 (ko) 협잡물 고도 처리장치
KR101729262B1 (ko) 쐐기 봉 스크린을 활용한 협잡물처리기
EP1030951B1 (en) A mobile unit and method for purifying sludge and waste water
KR100779738B1 (ko) 종합 협잡물 처리장치
FR2484286A1 (fr) Appareil pour separer par flottation des matieres en suspension ou en emulsion de liquides
KR101431161B1 (ko) 모래 및 협잡물 여과, 탈수 장치
RU2331587C1 (ru) Способ обработки высокозагрязненных нефтесодержащих вод, осадков и грунтов и аппаратная линия для его осуществления
NL1039549C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het verwerken van afvalwater.
KR101517285B1 (ko) 침전지용 슬러지 일괄처리시스템
BE1008601A6 (nl) Installatie voor het afscheiden van deeltjes met vaste consistentie uit een vloeistof.
CA3093743A1 (en) A system and a method for separating pieces having a second density from granular material
CN115403180A (zh) 一种带有回收可浮粗煤粒的煤泥水处理工艺
KR20160055998A (ko) 건설폐기물 습식 분류장치의 저류-정수조
KR100754247B1 (ko) 협잡물 종합처리기
CN107050937A (zh) 一种煤化工黑水的处理系统及处理方法
KR101886425B1 (ko) Mbr 종합 전처리기
GB2261612A (en) Separation of solids from liquids
RU2086766C1 (ru) Способ осветления воды шахтного притока и обезвоживания шлама
KR101897462B1 (ko) 다단형 슬러지 탈수장치
KR100998074B1 (ko) 슬러지, 유분, 협잡물 및 토사 종합처리장치
KR101192856B1 (ko) 하폐수의 협잡물 처리기
RU2205924C2 (ru) Станция очистки поверхностных стоков
KR200346465Y1 (ko) 하수내 침사및 협잡물 처리를 위한 일체형 스크린 장치
JP4236551B2 (ja) 有機性廃棄物の夾雑物除去装置
US7393456B1 (en) System and method for concentrating and removing sludge at the bottom of a waste water holding tank

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20150501