NL1038354C2 - Babyslaapzak. - Google Patents

Description

Babvslaapzak

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een slaapzak die maatregelen omvat die voorkomen dat baby’s en peuters op hun buik kunnen rollen of zich zodanig in hun 5 bedje kunnen verplaatsen dat het risico bestaat dat zij uit bed kunnen vallen.

Er kunnen diverse redenen zijn waarom ouders zich ongerust maken over hun jonge kinderen terwijl deze liggen te slapen. Wiegendood is in dit geval meestal de grootste bron van zorg. Inmiddels is wel bekend dat het risico op wiegendood met name optreedt 10 als baby’s en peuters op hun buik liggen. Baby’s en peuters slapen het veiligst indien zij op hun rug liggen en moeten nooit op hun buik te slapen worden gelegd. Hoe kan er echter voor worden gezorgd dat een baby of peuter die op zijn/haar rug in bed is gelegd niet tijdens het slapen op zijn/haar buik rolt? Het gebruik van de bekende trappelzakken of slaapzakken biedt op zich geen oplossing.

15 Waar in deze beschrijving en in de conclusies de aanduiding baby wordt gebruikt, heeft deze tevens betrekking op peuters die nog binnen de risicogroep met betrekking tot wiegendood vallen en peuters die dermate actief of onrustig zijn dat zij het risico lopen uit bed te vallen of bij voorbeeld de gewoonte hebben tegen de wens van de ouders in uit bed te klimmen.

20

In de octrooiliteratuur zijn publicaties te vinden waarin slaapzakken worden beschreven die beogen een oplossing te bieden voor het bovengenoemde probleem. Een dergelijke slaapzak volgens de stand van de techniek is beschreven in het octrooi GB2463772. Deze slaapzak is aan de rugzijde voorzien van middelen waarmee de slaapzak kan 25 worden bevestigd aan riemen die aan een wieg, bed of matras kunnen worden bevestigd. Voor de bevestiging van de slaapzak aan de riemen wordt gebruik gemaakt van klittenband.

Er zijn uit de literatuur meerdere slaapzakconcepten bekend, die het probleem van het door een baby met de slaapzak kunnen omrollen kunnen voorkomen. De concepten 30 hebben echter één of meer tekortkomingen met betrekking tot de veiligheid.

Het zal duidelijk zijn dat bij het aan het bed of de ondergrond (hoeslaken/matras) bevestigen van een slaapzak iedere beweging van een in die slaapzak gelegde baby 1038354 2 resulteert in een verandering van de positie van de baby in de slaapzak. De slaapzak kan immers niet worden verplaatst. Een beweging van de baby in de richting van het voeteneinde van de slaapzak kan er derhalve eenvoudig toe leiden dat de baby met het hoofd en uiteindelijk de armen in de slaapzak terecht kan komen met alle risico’s van 5 dien.

De onderhavige uitvinding voorziet in een slaapzak die voorkomt dat een in deze slaapzak op de rug te slapen gelegde baby zich van een rugligging naar een buikligging kan omrollen. De slaapzak omvat tevens middelen om te voorkomen dat de baby in de 10 slaapzak naar beneden kan zakken en met het hoofdje in de slaapzak terecht kan komen. De slaapzak volgens de onderhavige uitvinding zal nu worden besproken aan de hand van schematische weergaven van een mogelijke uitvoeringsvorm van de slaapzak volgens de vinding.

15 Fig. 1 toont een slaapzak omvattende een achterpand 1 waarvan hier slechts een klein gedeelte zichtbaar is en een voorpand 2. De slaapzak is in de hier getoonde uitvoeringsvorm tevens voorzien van een opening voor het hoofd en twee armsgaten.

In het voorpand is in deze uitvoeringsvorm in hoofdzaak in het midden van de slaapzak in de lengterichting van de slaapzak een ritssluiting 3 aangebracht waarmee het 20 voorpand ten minste over een deel van de lengte kan worden gescheiden in een linkerdeel en een rechterdeel. Door de ritssluiting te openen kan een baby eenvoudig in de slaapzak worden gelegd of uit de slaapzak worden gehaald. In de in fig. 1 getoonde uitvoeringsvorm wordt het fixeren van de slaapzak bewerkstelligd met behulp van uit twee losneembare delen bestaande ritssluitingen, hierna te noemen fixeerritssluitingen. 25 Een eerste deel van een eerste fixeerritssluiting 4 is bevestigd aan de, in dit aanzicht, linkerzijde van de slaapzak in de lengterichting van de slaapzak en strekt zich uit over een gedeelte van de lengte van de slaapzak. De lengte van de fixeerritssluitingen is niet kritisch doch in een voorkeursuitvoering is deze lengte ten minste zo groot als de helft van de totale lengte van de slaapzak. Het tweede deel van deze eerste fixeerritssluiting 4 30 is bevestigd aan de ondergrond 5 waaraan de slaapzak moet worden bevestigd. Deze ondergrond kan bijvoorbeeld bestaan uit een hoeslaken dat wordt aangebracht om het matras van het bedje waarop een baby in de slaapzak te slapen wordt gelegd.

3

Aan de, in dit aanzicht, rechterzijde van de slaapzak is de slaapzak voorzien van een eerste deel van de tweede fixeerritssluiting 6. Het tweede deel van deze tweede fixeerritssluiting 6 is bevestigd aan de ondergrond 5 waaraan de slaapzak moet worden bevestigd.

5 In deze uitvoeringsvorm sluiten alle drie aan de slaapzak bevestigde ritssluitingen door hun respectievelijke sluitplaatjes met behulp van de daaraan bevestigde lipjes in de richting van de onderste zijde van de slaapzak te bewegen. Voor het losritsen van de slaapzak dienen de sluitplaatjes van de ritsen 4 en 6 derhalve met behulp van de aan de sluitplaatjes bevestigde lipjes van onder in de richting van het hoofdeinde van de 10 slaapzak te worden bewogen.

Deze wijze van het aanbrengen en sluiten van de ritssluitingen voorkomt dat een baby of peuter die in de slaapzak ligt zelfbij het lipje van de ritssluiting kan komen en de rits zelf kan openen.

15 Naast de in figuur 1 schematisch weergegeven uitvoeringsvorm van de slaapzak volgens de vinding waarbij de slaapzak voor het fixeren is voorzien van twee afzonderlijke ritssluitingen voorziet de uitvinding er tevens in dat de slaapzak slechts één fixeerritssluiting omvat die zich bij voorbeeld langs een groot gedeelte van de omtrek van de slaapzak uitstrekt.

20

Zoals eerder reeds genoemd is, is het fixeren van een babyslaapzak niet nieuw. Met betrekking tot de wijze van fixeren zijn meerdere varianten bekend. Vanuit veiligheidsoverwegingen zijn er wel beperkingen ten aanzien van de fixeermiddelen. Zo is het gebruik van koordjes voor het fixeren van een babyslaapzak in essentie niet 25 toegestaan, vanwege het gevaar van verhanging. Evenmin is het gebruik van knopen toegestaan, daar deze los kunnen raken waarna een baby de knoop kan inslikken en als gevolg daarvan kan stikken.

Het fixeren van een slaapzak met behulp van ritssluitingen onderscheidt zich van de uit de fixeerwijzen volgens de stand van de techniek.

30

Bij het fixeren van een slaapzak is het essentieel dat de slaapzak is voorzien van middelen die kunnen voorkomen dat de baby in de slaapzak wegzakt. Fig. 2 toont een i 4 uitvoeringsvorm van een slaapzak volgens de onderhavige uitvinding waarbij voor de duidelijkheid van de weergave het voorpand van de slaapzak in de figuur niet aanwezig is. In deze figuur wordt schematisch één van de meest eenvoudige, mogelijke uitvoeringsvormen van de middelen ter voorkoming van het wegzakken van de baby 5 getoond. In deze eenvoudige uitvoeringsvorm omvatten deze middelen een eerste, in de breedterichting van de slaapzak aangebrachte, band 7 die met de beide uiteinden zodanig aan het achterpand van de slaapzak, al dan niet losneembaar, is bevestigd dat de omtrek van de ruimte tussen het niet aan het achterpand bevestigde deel van de band en het achterpand van de slaapzak tenminste zo groot is als, doch niet veel groter is dan, de 10 omtrek van het middel van een baby of peuter waarvoor de slaapzak wordt gebruikt.

In hoofdzaak in het midden van de band 7 is een tweede band 8 met één uiteinde min of meer haaks op de lengterichting van de band 7 aan de band 7 bevestigd. Hierdoor ontstaan omsloten door het achterpand, de band 7 en de band 8 twee gescheiden openingen waarbij door elk van deze openingen een beentje van een met zijn middel in 15 de ruimte tussen het achterpand en de band 7 liggende baby kan worden gestoken. In combinatie met de door de armsgaten van de slaapzak gestoken armen voorkomt het samenstel van de twee banden 7 en 8 dat de baby kan wegzakken in de slaapzak.

De onderhavige uitvinding voorziet erin dat tenminste één van de banden 7 of 8 is voorzien van middelen waarmee de lengte van de band kan worden aangepast aan de 20 grootte van de in de slaapzak te leggen baby. Tevens voorziet de uitvinding erin dat ten minste één van de beide banden geheel of gedeeltelijk is vervaardigd uit een elastisch materiaal, waardoor de reactiekracht die de baby bij bewegingen via de banden op het lichaam ondervindt, wordt beperkt.

In een andere uitvoeringsvorm van de slaapzak volgens de uitvinding wordt het 25 wegzakken van de baby niet voorkomen met behulp van banden, maar is in de slaapzak een broekje bevestigd, dat door de baby kan worden aangetrokken. In veel gevallen kan een broekje comfortabeler zijn voor de baby dan het eerder besproken stelsel van banden.

30 Voor de volledigheid dient te worden vermeld dat de in fig. 1 en fig. 2 schematisch weergegeven uitvoeringsvormen van de slaapzak volgens de vinding met betrekking tot bij voorbeeld de verhoudingen tussen de lengte en de breedte van de slaapzak of de 5 positionering van de armsgaten en de opening voor het hoofd niet in overeenstemming behoeven te zijn met de voor concrete uitvoeringsvormen van de slaapzak volgens de vinding beoogde verhoudingen.

5 Daar in de in het voorgaande besproken en in de in de figuren getoonde uitvoeringsvormen van de slaapzak volgens de uitvinding met behulp van ritssluitingen aan een ondergrond zoals een hoeslaken worden bevestigd, voorziet de uitvinding erin dat de slaapzak volgens de vinding tevens een hoeslaken omvat waaraan de voor de bevestiging van de slaapzak benodigde ritssluitingsdelen zodanig zijn aangebracht dat 10 de slaapzak eenvoudig aan het hoeslaken kan worden aangeritst en afgeritst.

Gezien de door een slaapzak volgens de onderhavige uitvinding opgelegde beperking van de bewegingsvrijheid van een in die slaapzak gelegde baby, is het van belang waar mogelijk de baby binnen de grenzen van deze beperking toch zoveel mogelijk 15 bewegingsvrijheid te geven. Een belangrijk aspect is bijvoorbeeld de bewegingsvrijheid voor de beentjes en voetjes van de baby.

De onderhavige uitvinding voorziet erin dat de slaapzak ter hoogte van de plaats waar de beentjes en voetjes van de baby zich bevinden extra ruimte biedt. Er zijn vele mogelijkheden om dit bewerkstelligen. Deze mogelijkheden omvatten, doch zijn niet 20 beperkt tot, bij voorbeeld het ter hoogte van de beentjes en voetjes taps laten uitlopen van de slaapzak zoals schematisch is weergegeven in fig. 3 (b) of, zoals schematisch is weergegeven in fig. 3 (a), het voorzien van dit deel van de slaapzak van inzetstukken van geplooide stof 9 waardoor de slaapzak wanneer deze niet in gebruik is over de gehele lengte in hoofdzaak één breedte heeft, maar naar behoefte, wanneer een baby die 25 in de slaapzak ligt met de beentjes begint te trappelen meer ruimte biedt.

De in deze beschrijving besproken en in de figuren getoonde uitvoeringsvormen van de slaapzak volgens de onderhavige uitvinding zijn slechts enkele van de vele binnen het kader van de uitvinding mogelijke uitvoeringsvormen en dienen derhalve als niet-30 limitatief te worden gezien.

1038354

Claims (7)

1. Slaapzak voor baby’s en peuters die is voorzien van middelen die kunnen voorkomen dat een in de slaapzak op de rug te slapen gelegde baby naar een 5 buikligging kan rollen of uit bed kan vallen, met het kenmerk, dat de middelen één of meer ritssluitingen omvatten waarmee de slaapzak aan de ondergrond waarop de slaapzak wordt gelegd kan worden bevestigd waarbij de slaapzak tevens is voorzien van middelen die verhinderen dat de baby zo ver in de richting van het voeteneinde van de slaapzak kan wegzakken dat het hoofd van 10 de baby in de ruimte die wordt omsloten door het voorpand en het achterpand van de slaapzak terecht kan komen.

2. Slaapzak volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de middelen die verhinderen dat de baby zo ver in de richting van het voeteneinde van de slaapzak kan wegzakken dat het hoofd van de baby in de ruimte die wordt 15 omsloten door het voorpand en het achterpand van de slaapzak terecht kan komen een in de slaapzak bevestigd broekje of een stelsel van bandvormige componenten omvatten die het middel en de bovenbeentjes van de baby omsluiten.

3. Slaapzak volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de ondergrond 20 waaraan de slaapzak wordt bevestigd een laken omvat.

4. Slaapzak volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het laken een hoeslaken omvat.

5. Slaapzak volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de slaapzak is voorzien van maatregelen die de baby in de slaapzak op de plaats 25 waar de beentjes en voetjes van de baby zich bevinden meer bewegingsvrijheid verschaffen.

6. Slaapzak volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de maatregelen een lokale verwijding van de slaapzak omvatten.

7. Slaapzak volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de verwijding het in één of 30 beide panden van de slaapzak aanbrengen van plooien omvat. 1038354