NL1037955C2 - Inrichting voor het inzwachtelen van een lidmaat van een mens of een dier. - Google Patents

Description

Titel: Inrichting voor het inzwachtelen van een lidmaat van een mens of een dier

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het inzwachtelen van een lidmaat van een mens of een dier, bijvoorbeeld een been en voet van een mens.

Bij een groeiende groep patiënten dienen dagelijks zwachtels rond de benen te worden aangelegd. Dit is een arbeidsintensieve klus, die bovendien zwaar is voor 5 het uitvoerend personeel, en die tot rugklachten kan leiden. Een moeilijk punt is het aanbrengen van zwachtels met de juiste druk. De druk kan al snel te laag of te hoog zijn.

Er is daarom behoefte aan een inrichting die het inzwachtelen kan verzorgen, en die door een patiënt zelf bediend kan worden. Met het oog hierop is een inrichting 10 ontwikkeld, die in staat is om het inzwachtelen volledig uit te voeren, dat wil zeggen, vanaf de tenen tot aan een gewenste positie op het been. Hiertoe heeft de inrichting een wikkelring, die op een geleider loopt, en die tevens ten opzichte van de geleider kantelbaar is. De wikkelring kan een velg en een roteerbaar gedeelte hebben, waarbij zich êen zwachtelhouder op het roteerbare gedèelte bevindt. Het is ook mogelijk 15 dat de zwachtelhouder zelf in de wikkelring verplaatsbaar is.

Om een begin met het inzwachtelen te kunnen maken, wordt bijvoorbeeld een voetensteun in de vorm van een dun stokje toegepast. Na het inzwachtelen kan de patiënt de voet van dit stokje laten schuiven, waarbij het stokje uit de zwachtel schuift.

20 Het inzwachtelen vindt plaats vanaf de voet naar een bepaalde positie op het been. De wikkelring is in eerste instantie in een positie voor het omringen van de voet. Wanneer de hiel bereikt wordt, kantelt de wikkelring, en is vervolgens in een juiste stand voor het volgen van het been. De positionering van de geleider is op de gewenste beweging van de wikkelring afgestemd. Een verbindingselement tussen de 25 geleider en de wikkelring is verplaatsbaar, en beweegt tijdens het kantelen om de hiel langs de geleider omlaag, en beweegt daarna bij het volgen van het been weer langs de geleider omhoog.

1 03 7955 2

Tijdens het inzwachtelen wordt continu de druk in de gaten gehouden en geregeld. Met name factoren als de afrolsnelheid van de zwachtel, de zwachtelomloop-snelheid, en de hellingshoek kunnen worden gecontroleerd, en de druk kan steeds zodanig worden ingesteld om constant te zijn over een te behandelen been, en om 5 aan gestelde eisen te voldoen.

Bij de inrichting kan een instelbaar softwarepakket worden geleverd. Hierin kunnen aspecten worden vastgelegd die samenhangen met de diagnose van de desbetreffende patiënt. Zo kunnen de randvoorwaarden van het wikkelproces zo goed mogelijk op de werkelijkheid worden afgestemd, en kunnen gewenste effecten 10 en instellingen worden gerealiseerd.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de hiernavolgende beschrijving van een inrichting die bestemd is om te worden toegepast voor het inzwachtelen van een been en voet van een mens. Er zal hierbij worden verwezen 15 naar de tekening, waarin gelijke verwijzingscijfers gelijke of vergelijkbare onderdelen aanduiden, en waarin: figuur 1 schematisch een zijaanzicht toont van de inzwachtel-inrichting en een onderbeen en voet van een mens; figuur 2 een beweging illustreert die tijdens een inzwachtelproces door een wikkel-20 ring van de in figuur 1 getoonde inzwachtel-inrichting wordt gemaakt; en figuur 3 schematisch een zijaanzicht toont van een onderdeel van de inzwachtel-inrichting die is voorzien van een voetensteun en een element voor het fixeren van een begingedeelte van een zwachtel, en een voet van een mens die op de voetensteun geplaatst is.

25

Een inzwachtel-inrichting 1 die bestemd is om te worden toegepast voor het inzwachtelen van een been 2 en voet 3 van een mens, omvat de volgende onderdelen, zoals getoond in figuur 1: - een wikkelring 4; 30 - een geleider 5 waarmee de wikkelring 4 via een verbindingselement 6 verbonden is, die in het getoonde voorbeeld een enigszins schuine opstelling ten opzichte van de verticaal heeft, in een normale, operationele positie van de inzwachtel-inrichting 1 zoals getoond in figuur 1; - een houder 7 voor een zwachtel, welke houder 7 zich op de wikkelring 4 bevindt; en 3 - een voetensteun 8 voor het ondersteunen van het been 2 en de voet 3 tijdens een inzwachtelproces.

Voor de volledigheid wordt op deze plaats opgemerkt, dat een zwachtel algemeen bekend is. Het betreft doorgaans een meterslang stuk verband, dat in op-5 gerolde vorm wordt verschaft.

Figuur 2 illustreert de werking van de inzwachtel-inrichting 1. In het algemeen is het zo, dat de wikkelring 4 met de houder 7 en daarop een zwachtel vanaf de tenen tot aan een positie op het been 2 langs de voet 3 en het been 2 bewogen wordt, waarbij tevens in een rotatie van de houder 7 met zwachtel om de voet 3 en 10 het been 2 heen wordt voorzien, over een denkbeeldige cirkel die door de wikkelring 4 gedefinieerd wordt.

In het linkergedeelte van figuur 2 is een uitgangspositie van de inzwachtel-inrichting 1 getoond. In deze positie is de wikkelring 4 in een stand om het inzwachtelen van de voet 3 mogelijk te maken. In het getoonde voorbeeld is dit een 15 stand waarin de wikkelring 4 zich in hoofdzaak parallel met de geleider 5 uitstrekt. Vanuit deze stand kantelt de wikkelring 4 ten opzichte van de geleider 5, zoals met een gebogen pijl in het linkergedeelte van figuur 2 is aangeduid, terwijl de wikkelring 4 steeds verder in de richting van de hiel wordt bewogen. Hierbij beweegt het verbindingselement 6 zich langs de geleiding 5 naar beneden, zoals in het midden-20 gedeelte van figuur 2 door middel van een rechte pijl is aangeduid.

Wanneer de wikkelring 4 ter hoogte van de hiel is, kan de wikkelring 4 het been 2 gaan volgen, in een opwaartse richting. De wikkelring 4 wordt steeds verder gekanteld totdat deze zich in hoofdzaak haaks ten opzichte van de geleider 5 uitstrekt. Het verbindingselement 6 beweegt zich langs de geleider 5 omhoog, zoals in 25 het rechtergedeelte van figuur 5 door middel van een rechte pijl is aangeduid.

Gedurende het gehele inzwachtelproces wordt de houder 7 met de zwachtel om de voet 3 en het been 2 heen bewogen, zodat de Zwachtel om de voet 3 en het been 2 heen gewikkeld wordt. Teneinde een begin van de zwachtel te fixeren, kan de inzwachtel-inrichting 1 van een willekeurig geschikt element zijn voorzien, zoals 30 het staafvormige element 9 dat in figuur 3 te zien is. Aan begin van een zwachtel kan een lus zijn voorzien, die dan om het staafvormige element 9 heen geschoven kan worden.

Aan het eind wordt de zwachtel gefixeerd, bijvoorbeeld door middel van tape die mee gewikkeld wordt. Wanneer de zwachtel op de houder 7 wordt aangebracht, 4 dan wordt begonnen met de tape, die met plakzijde naar buiten op de houder 7 gewikkeld wordt, en daarna volgt de rest van de zwachtel. Wanneer de zwachtel dan op de voet 3 en het been 2 wordt aangebracht, en het einde van de zwachtel wordt bereikt, dan volgt automatisch de tape, die dan met de plakkant op de zwachtel 5 terechtkomt, en zodoende het einde van de zwachtel aan een gedeelte van de zwachtel vastmaakt.

De druk van de zwachtel kan met behulp van de inzwachtel-inrichting 1 volgende de uitvinding worden ingesteld. Twee manieren waarop dit kan worden gerealiseerd, zijn de volgende: 10 1) Eenmalige drukinstelling

De druk kan worden beheerst door het regelen van de kracht waarmee wordt afgerold. Hierbij kan bijvoorbeeld van een magnetische koppeling gebruik worden gemaakt. De zwachtel moet de kracht overwinnen, en wordt met de ingestelde kracht afgerold. De kracht kan eenmalig worden ingesteld.

15 2) Continue drukinstelling

De kracht waarmee de zwachtel wordt afgerold, kan worden bepaald met behulp van een aandrijfmotortje, waardoor deze continu te regelen is.

Hieronder volgen een aantal opmerkingen en overwegingen ten aanzien van 20 de inzwachtel-inrichting 1 volgens de uitvinding.

De inzwachtel-inrichting 1 is in staat om te voorzien in het omwikkelen van de voet 3 (begin kleine teen) tot knie, en dat volledig of gedeeltelijk autonoom, waarbij tijdens het wikkelen controle is over de zwachteldrukkracht. De zwachtelhouder 7 kan het proces zelfstanding uitvoeren, en kan in het bijzonder de juiste beweging ten 25 opzichte van de voet 3 en het been 2 uitvoeren. De zwachtel kan een gestandaardiseerde zwachtel zijn, met een lus aan het begin en tape aan het einde. Er kan zijn voorzien in een programmering om de beweging van de zwachtelhouder 7 aan te sturen, welke programmering eventueel een lerend karakter kan hebben.

De inzwachtel-inrichting 1 kan gebruikt worden voor het inzwachtelen van een 30 voet 3 en een onderbeen. Het is ook mogelijk dat de inrichting 1 geschikt is voor het inzwachtelen van andere lichaamsdelen, in het bijzonder alleen een voet 3 vanaf de kleine teen tot aan de enkel, alleen een onderbeen, een volledig been 2, of een arm.

Het maatschappelijk nut van de inzwachtel-inrichting 1 volgens de uitvinding heeft een aantal aspecten. In de eerste plaats zijn minder rugklachten bij verplegend 5 personeel te verwachten. In de tweede plaats kan de zwachtel worden aangelegd met een reproduceerbare/voorspelbare druk. In de derde plaats wordt de zelfstandigheid van de patiënt verhoogd, en kan een tekort aan verplegend personeel worden opgevangen. Dit speelt des te meer aangezien in de nabije toekomst een groei van 5 de patiëntengroep die van zwachtels gebruikt dient te maken, wordt verwacht. Al met al voorziet de uitvinding in een controleerbaar proces en een correcte opvolging van een met een diagnosestelling samenhangend advies.

Bij een inzwachtel-inrichting 1 dat geschikt is om zowel een voet 3 als een gedeelte van een been 2 in te zwachtelen, zoals dat in het aan de hand van de figuren 10 getoonde voorbeeld het geval is, gelden de volgende overwegingen: - De voet 3 dient ongeveer 90° t.o.v. het onderbeen ingezwachteld te worden.

- Het inzwachtelen begint bij de voet 3 (koppeling aan teen).

- De zwachtel wordt middels een schroeflijn vormig patroon mechanisch om de voet 3 en het been 2 gewikkeld. Hierbij worden gangbare voorschriften gevolgd.

15 - De zwachtel wordt vanaf de zwachtelhouder 7 aangebracht, waarbij de baan die wordt gevolgd, de vrijheidsgraden benut om vrijelijk om de voet 3 en het been 2 te roteren.

- Tijdens het inzwachtelen wordt continu de zwachteldruk geregeld, bijvoorbeeld door controle op de afrolsnelheid van de opgerolde zwachtel (afrolweerstand), de 20 zwachtelomloopsnelheid en de hellingshoek. In dit proces bestaat de keuze tussen “vrij” zwachtelen en gecontroleerd zwachtelen.

- Het is mogelijk hulpstukken mee te zwachtelen, zoals drukverdelende watten, sensoriek, kousen, een medicijnpleister, een drain, een prothese, enz. enz.

- Het apparaat kan zijn voorzien van een instelbaar softwarepakket dat afgestemd 25 kan worden op de diagnose van de patiënt.

Ten aanzien van de voetensteun 8 wordt opgemerkt, dat deze primair een component is die de voet 3 tijdens het inzwachtelen ondersteunt, in meer of mindere mate, bijvoorbeeld alleen ter plaatse van de tenen, of ook op een andere positie, eventueel gedurende een deel van het inzwachtelproces. Verder voorkomt de 30 voetensteun 8 dat bij het verlaten van de inzwachtel-inrichting 1 het been 2 op de grond valt. De voetensteun 8 kan een universele component zijn, maar kan ook speciaal op lichaamskenmerken van de patiënt, in het bijzonder de voetvorm, zijn afgestemd. Om de voet 3 in positie te houden, kan desgewenst gebruik gemaakt wor- 6 den van diverse middelen, zoals een soort schoen van stof, of een opblaasbaar element voor het positioneren van een teen of de gehele voet 3.

De zwachtel die gebruikt wordt, kan dubbel geweven zijn, kan openingen hebben, kan rekverschillen over de lengte hebben, kan sensoren in zich hebben, en/of 5 kan van hulpbandjes zijn voorzien. Per zwachtel kan er een bepaalde reklengte zijn. De zwachtel kan variëren in eigenschappen als breedte, dikte en structuur.

Er kan voorzien zijn in een verplaatsbaar plateau dat extra steun aan de voet 3 en het been 2 geeft zodra de wikkelring 4 voorbij de enkel is, door op dat moment omhoog te komen.

10 De zwachtelhouder 7 kan op een willekeurige geschikte manier zijn vorm gegeven om de zwachtel af te geven.

De uitvinding kan als volgt worden samengevat. Een inrichting 1 is verschaft om het inzwachtelen van een lidmaat 2, 3 van een mens of een dier automatisch uit 1.5 te voeren. Hiertoe heeft de inrichting 1 een wikkelring 4, die op een geleider 5 loopt, en die tevens ten opzichte van de geleider 5 kantelbaar kan zijn. De wikkelring 4 kan een velg en een roteerbaar gedeelte hebben, waarbij zich een zwachtelhouder 7 op het roteerbare gedeelte bevindt. Het is ook mogelijk dat de zwachtelhouder 7 zelf in de wikkelring 4 verplaatsbaar is.

20 . Een mens kan de inrichting 1 zelfstandig gebruiken door het in te zwachtelen lidmaat 2, 3 in de juiste positie ten opzichte van de inrichting 1 te houden -waarbij het lidmaat 2, 3 met behulp van een component 8 van de inrichting 1 ondersteund kan zijn- en de inrichting 1 te activeren. De inrichting 1 zorgt er dan voor dat de zwachtel van de zwachtelhouder 7 om het lidmaat 2, 3 heen wordt aangebracht, waarbij de 25 zwachtelhouder 7 met de zwachtel om het lidmaat 2, 3 heen draait, en geleidelijk aan langs het lidmaat 2, 3 wordt verplaatst. Dit kan een richting zijn die in hoofdzaak overeenkomt met een richting waarin een denkbeeldige as van de rotatiebeweging van de zwachtelhouder 7 zich om het lidmaat 2, 3 heen uitstrekt.

30 Het zal voor een deskundige duidelijk zijn dat de omvang van de uitvinding niet is beperkt tot de in het voorgaande besproken voorbeelden, maar dat diverse variaties en modificaties daarvan mogelijk zijn zonder af te wijken van de omvang van de uitvinding zoals gedefinieerd in de aangehechte conclusies.

1 03 79 55

Claims (8)

1. Inrichting (1) voor het inzwachtelen van een lidmaat (2, 3) van een mens of een dier, omvattende: - een wikkelring (4); - een geleider (5) voor het geleiden van de wikkelring (4), waarbij de wikkelring (4) 5 beweegbaar met de geleider (5) is verbonden; en - een houder (7) voor een zwachtel, welke houder (7) zich in de wikkelring (4) bevindt.

2. Inrichting (1) volgens conclusie 1, waarbij de wikkelring (4) kantelbaar is ten 10 opzichte van de geleider (5).

3. Inrichting (1) volgens conclusie 1 of 2, waarbij de wikkelring (4) een velg en een roteerbaar gedeelte heeft, en waarbij de houder (7) voor de zwachtel zich op het roteerbare gedeelte bevindt. 15

4. Inrichting (1) volgens conclusie 1 of 2, waarbij de houder (7) voor de zwachtel verplaatsbaar in de wikkelring (4) is opgesteld.

5. Inrichting (1) volgens een willekeurige der conclusies 1-4, omvattende een 20 steun (8) voor het ondersteunen van het lidmaat (2, 3) tijdens het inzwachtelen.

6. Inrichting (1) volgens conclusie 5, waarbij de steun (8) in hoofdzaak de vorm van een rechte en relatief dunne staaf heeft.

7. Inrichting (1) volgens een willekeurige der conclusies 1-6, omvattende mid delen voor het regelen van de druk waarmee het inzwachtelen tijdens bedrijf en toepassing van de inrichting (1) plaatsvindt.

8. Inrichting (1) volgens een willekeurige der conclusies 1-7, omvattende een in-30 stelbaar softwarepakket voor het vastleggen van gegevens die specifiek zijn voor 1 03 79 55 een mens of dier waarvan het de bedoeling is dat één of meer ledematen (2, 3) met behulp van de inrichting (1) worden ingezwachteld. 1 03 79 55