NL1037427C2 - Melkpompinrichting en werkwijze voor het verplaatsen van een hoeveelheid melk. - Google Patents

Melkpompinrichting en werkwijze voor het verplaatsen van een hoeveelheid melk. Download PDF

Info

Publication number
NL1037427C2
NL1037427C2 NL1037427A NL1037427A NL1037427C2 NL 1037427 C2 NL1037427 C2 NL 1037427C2 NL 1037427 A NL1037427 A NL 1037427A NL 1037427 A NL1037427 A NL 1037427A NL 1037427 C2 NL1037427 C2 NL 1037427C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
pump
milk
stroke
flow
volumetric
Prior art date
Application number
NL1037427A
Other languages
English (en)
Inventor
Gerard Mostert
Jacobus Izaak Walle
Michiel Adriaan Dorp
Original Assignee
Lely Patent Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Patent Nv filed Critical Lely Patent Nv
Priority to NL1037427A priority Critical patent/NL1037427C2/nl
Priority to CA2774135A priority patent/CA2774135A1/en
Priority to PCT/NL2010/000149 priority patent/WO2011053121A2/en
Priority to EP10773163.0A priority patent/EP2494207B1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1037427C2 publication Critical patent/NL1037427C2/nl
Priority to US13/457,518 priority patent/US10123505B2/en

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01JMANUFACTURE OF DAIRY PRODUCTS
    • A01J5/00Milking machines or devices
    • A01J5/007Monitoring milking processes; Control or regulation of milking machines
    • A01J5/01Milkmeters; Milk flow sensing devices
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F04POSITIVE - DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS FOR LIQUIDS OR ELASTIC FLUIDS
    • F04BPOSITIVE-DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS
    • F04B43/00Machines, pumps, or pumping installations having flexible working members
    • F04B43/0009Special features
    • F04B43/0081Special features systems, control, safety measures
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F04POSITIVE - DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS FOR LIQUIDS OR ELASTIC FLUIDS
    • F04BPOSITIVE-DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS
    • F04B43/00Machines, pumps, or pumping installations having flexible working members
    • F04B43/02Machines, pumps, or pumping installations having flexible working members having plate-like flexible members, e.g. diaphragms
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F04POSITIVE - DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS FOR LIQUIDS OR ELASTIC FLUIDS
    • F04BPOSITIVE-DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS
    • F04B49/00Control, e.g. of pump delivery, or pump pressure of, or safety measures for, machines, pumps, or pumping installations, not otherwise provided for, or of interest apart from, groups F04B1/00 - F04B47/00
    • F04B49/06Control using electricity
    • F04B49/065Control using electricity and making use of computers
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F04POSITIVE - DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS FOR LIQUIDS OR ELASTIC FLUIDS
    • F04BPOSITIVE-DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS
    • F04B2201/00Pump parameters
    • F04B2201/02Piston parameters
    • F04B2201/0207Number of pumping strokes in unit time
    • F04B2201/02071Total number of pumping strokes

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Computer Hardware Design (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Reciprocating Pumps (AREA)
  • Measuring Volume Flow (AREA)

Description

I ‘
Melkpompinrichting en werkwijze voor het verplaatsen van een hoeveelheid melk TECHNISCH GEBIED
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een 5 melkpompinrichting volgens de aanhef van conclusie 1. De uitvinding heeft verder betrekking op een melkinrichting, omvattende een dergelijke melkpompinrichting en een werkwijze voor het verplaatsen van een hoeveelheid melk.
STAND VAN DE TECHNIEK
10 Een melkpompinrichting is bekend uit GB2192673A.
Een melkpompinrichting kan gebruikt worden voor het verplaatsen van een hoeveelheid melk, bijvoorbeeld voor het verplaatsen van een in een melkglas verzamelde hoeveelheid melk naar een verdere verwerkingsinrichting of een melkopslag. De melkpompinrichting kan geplaatst worden in een melkleiding. 15 GB2192673 openbaart een melkpompinrichting welke schematisch getoond is in Fig. 1. De melkpompinrichting 1 omvat een doorgangskanaal 10, een eerste eenrichtingsklep 11, een tweede eenrichtingsklep 12 en een membraanpomp 20. De eerste en de tweede eenrichtingsklep 11, 12 zijn in het doorgangskanaal 10 opgenomen en zijn gelijkgericht ten opzichte van elkaar. Op 20 deze wijze wordt een stroomrichting gedefinieerd door het doorgangskanaal in de doorlaatrichting van de eenrichtingskleppen 11, 12. De stroomrichting is aangegeven met pijl A in Fig. 1.
De membraanpomp 20 is geplaatst tussen de eerste eenrichtingsklep 11 en de tweede eenrichtingsklep 12. De membraanpomp 20 25 wordt ook wel membraancompressor of diafragmacompressor genoemd.
De membraanpomp 20 omvat een pompkamer 21, met een daarin opgenomen membraan 22. Het membraan 22 verdeelt de pompkamer 21 in een eerste ruimte 24 en een tweede ruimte 25. Het membraan 22 voorkomt transport van gas- en/of vloeistof tussen de eerste ruimte 24 en de tweede ruimte 25. 30 Doordat hét membraan 22 een bepaalde mate van flexibiliteit heeft, kan het volume van de eerste ruimte 24 en tweede ruimte 25 variëren ten opzichte van elkaar.
1037427 2 , 1 i
De eerste ruimte 24 staat via een opening 23 in een afsluitbare verbinding met een (hoge druk) toevoer (niet getoond), bijvoorbeeld perslucht of een pomp. De tweede ruimte 25 staat in verbinding met het doorgangskanaal 10.
De werking van de membraanpomp 20 zal hieronder kort worden 5 toegelicht. Daarbij wordt uitgegaan van een uitgangspositie van het membraan 22 (eerste positie) waarin het volume van de eerste ruimte 24 nagenoeg maximaal is en het volume van de tweede ruimte 25 nagenoeg minimaal is.
Als de toevoer van hoge druk gas via opening 23 wordt gestopt, stroomt melk de tweede ruimte 25 binnen via de eerste eenrichtingsklep 11 en 10 drukt het membraan 22 weg uit de eerste positie zodat het volume van de eerste ruimte 24 wordt verkleind. Het membraan 22 komt dan in een tweede positie.
De melk kan onder invloed van druk of zwaartekracht de eerste ruimte 24 van de pompkamer 21 instromen. Dit kan ook gebeuren door of geholpen worden door het via opening 23 (of een andere niet getoonde opening) 15 afzuigen van lucht uit de eerste ruimte 24, bijvoorbeeld met behulp van een (vacuüm-)pomp (niet getoond). Het membraan 22 zal nu in de tweede positie gedwongen worden, waarbij het volume van de eerste ruimte 24 nagenoeg minimaal is en het volume van de tweede ruimte 25 nagenoeg maximaal is.
Vervolgens kan de eerste ruimte 24 via opening 23 gevuld worden, 20 waardoor het volume van de eerste ruimte 24 vergroot wordt en het volume van de tweede ruimte 25 verkleind. Het membraan 22 verplaatst dan van de tweede positie (met doorgetrokken lijn getoond in Fig. 1), naar de eerste positie (gestippeld weergegeven in Fig. 1). De in de tweede ruimte 25 aanwezige melk zal door het doorgangskanaal 10 worden afgevoerd in de stroomrichting A. De 25 hierboven beschreven cyclus resulteert in verplaatsing van de melk door het doorgangskanaal 10 in de stroomrichting A.
Het eenmaal doorlopen van een cyclus door het membraan 22, bijvoorbeeld van de eerste positie naar de tweede positie en terug naar de eerste positie, wordt een pompslag genoemd.
30 Zoals hieronder in meer detail besproken zal worden, kan een volumetrische pomp beschreven worden als een pomp die per pompslag of per cyclus een vast volume melk verplaatst. In het hierboven beschreven voorbeeld van een membraanpomp 20 is een pompslag gedefinieerd. Het zal begrepen worden dat ook bij andere volumetrische pompen dergelijke pompslagen kunnen 3 worden gedefinieerd, bijvoorbeeld aan de hand van een rondgang van een motor, tandwiel, zuiger etc.
Er kunnen een aantal pompslagen worden uitgevoerd om een hoeveelheid melk te verplaatsen in de stroomrichting A.
5 De melkpompinrichting kan gebruikt worden voor het verplaatsten van een hoeveelheid melk die bijvoorbeeld net van een melkdier is verkregen.
Daarbij is het van belang dat de hoeveelheid melk die is verkregen met een zekere nauwkeurigheid wordt gemeten. Op deze wijze kan bijvoorbeeld de hoeveelheid verkregen melk per melkdier worden bijgehouden of kan de totale 10 hoeveelheid van een aantal melkdieren verkregen hoeveelheid melk bepaald worden. Dit kan gebeuren door het opmeten van de hoeveelheid melk die is verplaatst.
Doel van de onderhavige uitvinding is om een melkpompinrichting te verschaffen waarmee de hoeveelheid verplaatste melk relatief nauwkeurig kan 15 worden gemeten.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
Dit doel is bereikt met een melkpompinrichting, zoals gedefinieerd in conclusie 1.
20 Door combinatie van een melkpompinrichting met een volumetrische pomp en een tweede debietmeter is het mogelijk de hoeveelheid door de melkpompinrichting verplaatste melk relatief nauwkeurig te bepalen. Dit kan gebeuren door te bepalen hoeveel (volledige) pompslagen de volumetrische pomp nodig heeft voor het verplaatsen van de hoeveelheid melk. De volumetrische 25 pomp wordt dus als eerste debietmeter gebruikt.
De verplaatste hoeveelheid melk per volledige pompslag is nauwkeurig bekend of kan nauwkeurig bepaald worden. Alleen van de laatste pompslag is de door de volumetrische pomp verplaatste hoeveelheid melk onbekend, aangezien dit in het algemeen een onvolledige pompslag zal zijn, 30 waarbij de volumetrische pomp een minder grote hoeveelheid melk zal verplaatsen. De hoeveelheid door de laatste pompslag verplaatste hoeveelheid melk kan met de tweede debietmeter worden bepaald. De totale hoeveelheid verplaatste melk kan nu relatief nauwkeurig worden bepaald aan de hand van het É * f 4 aantal uitgevoerde pompslagen en de door de debietmeter bepaalde hoeveelheid verplaatste melk in de laatste pompslag.
Het gebruik van de volumetrische pomp als eerste debietmeter in combinatie met een tweede debietmeter heeft als voordeel dat er niet volledig op 5 de tweede debietmeter hoeft te worden vertrouwd voor wat betreft de hoeveelheid verplaatste melk. Dergelijke tweede debietmeters met de vereiste nauwkeurigheid zijn relatief duur en goedkopere tweede debietmeters zijn relatief onnauwkeurig.
Echter, het verschaffen van een melkpompinrichting met een volumetrische pomp als eerste debietmeter in combinatie met een tweede 10 debietmeter heeft het voordeel dat er met een relatief onnauwkeurige tweede debietmeter toch nauwkeurige metingen verricht kunnen worden aan de hoeveelheid verplaatste melk.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er een melkpompinrichting verschaft, waarbij de volumetrische pomp een membraanpomp is en het 15 doorgangskanaal een eerste eenrichtingsklep, een tweede eenrichtingsklep omvat, waarbij de eerste en de tweede eenrichtingskleppen gelijkgericht zijn ten opzichte van elkaar, en waarbij de membraanpomp tussen de eerste eenrichtingsklep en de tweede eenrichtingsklep geplaatst is.
Het gebruik van een membraanpomp heeft als voordeel dat er geen 20 luchtinslag optreedt, waardoor er geen of althans weinig lucht bij de melk kan komen. Een verder voordeel van het gebruik van een membraanpomp is dat de melk niet beschadigt door het pompen en bijvoorbeeld in de melk aanwezige vetstructuren niet beschadigd worden.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er een melkpompinrichting 25 verschaft, waarbij de melkpompinrichting verder een besturingsinrichting omvat, die is ingericht voor het aansturen van de volumetrische pomp voor het doorlopen van een aantal pompslagen voor het verplaatsen van een hoeveelheid melk, waarbij de besturingsinrichting is ingericht voor het registreren van de eerste debietmeting welke een indicatie is van het aantal benodigde 30 volledige pompslagen van de volumetrische pomp en de tweede debietmeting welke een indicatie is voor een door een restpompslag van de volumetrische pomp verplaatst debiet.
De debietmeting van de restpompslag, dat wil zeggen de laatste pompslag, en het aantal doorlopen volledige pompslagen kunnen door de
I I
5 besturingsinrichting worden opgeslagen en/of beschikbaar worden gehouden voor verdere verwerking. Aan de hand van deze gegevens kan de hoeveelheid verplaatste melk relatief nauwkeurig worden vastgesteld.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er een melkpompinrichting 5 verschaft, waarbij de besturingsinrichting verder is ingericht voor het bepalen van de verplaatste hoeveelheid melk op basis van de eerste debietmeting en de tweede debietmeting.
Op deze wijze kan de hoeveelheid verplaatste melk nauwkeurig worden bepaald. De volumetrische pomp verplaatst namelijk per volledige 10 pompslag een vaste hoeveelheid melk, welke sterk gerelateerd is aan de opbouw van de volumetrische pomp, bijvoorbeeld het volume van de pompkamer. Deze hoeveelheid kan bekend zijn uit de specificaties van de volumetrische pomp of kan met een hoge mate van nauwkeurigheid bepaald worden. Een typische waarde is bijvoorbeeld 3,25 liter per volledige pompslag. De laatste pompslag zal in praktijk 15 niet een volledige pompslag zijn, aangezien de resterende hoeveelheid melk niet precies gelijk zal zijn aan 3,25 liter. Deze pompslag wordt de restpompslag genoemd. In theorie kan de restpompslag een debiet van 0 liter hebben.
Zodoende hoeft alleen voor het meten van de door de restpompslag verplaatste hoeveelheid melk de tweede debietmeter gebruikt te worden. Voor het 20 verplaatsen van de hoeveelheid melk kunnen bij wijze van voorbeeld twee volledige pompslagen nodig zijn en een restpompslag waarin nog eens 1,1 liter verplaatst wordt, zoals gemeten kan worden door de tweede debietmeter.
De eerste debietmeting is dan 2 volledige pompslagen, wat een debiet van 6,50 betekent. De tweede debietmeting is dan 1,1 liter. In totaal is dan 25 dus 7.60 liter melk verplaatst. Aangezien er slechts een kleine hoeveelheid melk met de relatief onnauwkeurige tweede debietmeter wordt gemeten, is de nauwkeurigheid van de totale bepaalde hoeveelheid verplaatste melk hoger, dan in het geval de totale hoeveelheid melk met de tweede debietmeter zou zijn gemeten.
30 Volgens een uitvoeringsvorm wordt er een melkpompinrichting verschaft, waarbij de besturingsinrichting is ingericht voor het vaststellen dat een pompslag de restpompslag is. In reactie op het vaststellen van de restpompslag kan de besturingsinrichting bijvoorbeeld de tweede debietmeting initiëren en/of registreren.
6
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er een melkpompinrichting verschaft, waarbij de besturingsinrichting is ingericht om bij elke pompslag een door de tweede debietmeter gegenereerde debietmeting in te lezen. Dit kan voordelig zijn omdat in bepaalde gevallen de restpompslag pas kan worden 5 vastgesteld nadat deze heeft plaatsgevonden of nadat de door de restpompslag verplaatste hoeveelheid melk de tweede debietmeter al is gepasseerd.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er een melkpompinrichting verschaft, waarbij de besturingsinrichting is ingericht om door de tweede debietmeter gegenereerde debietmetingen onderling te vergelijken of te 10 vergelijken met een standaardwaarde en een restpompslag te identificeren indien een door de tweede debietmeter gegenereerde debietmeting meer dan een vooraf bepaalde drempelwaarde verschilt van de standaardwaarde.
De standaardwaarde is gelijk aan de hoeveelheid per volledige pompslag door de volumetrische pomp verplaatste hoeveelheid melk. Als de 15 tweede debietmeter elke pompslag registreert, kan worden vastgesteld dat de verplaatste hoeveelheid melk bij een bepaalde pompslag afwijkt, en kan de besturingsinrichting de restpompslag voor het verplaatsen van de hoeveelheid melk vaststellen. De afwijkende debietmeting kan vervolgens als tweede debietmeting worden aangemerkt. Afhankelijk van de positie van de tweede 20 debietmeter is de restpompslag de laatstelijk uitgevoerde pompslag of de op dat moment uitgevoerde pompslag.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er een melkpompinrichting verschaft, waarbij de door de tweede debietmeter gegenereerde debietmeting als tweede debietmeting wordt aangemerkt als de overeenkomstige pompslag de 25 restpompslag is.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er een melkpompinrichting verschaft, waarbij de besturingsinrichting is ingericht om de tweede debietmeter aan te sturen voor het uitvoeren van de tweede debietmeting indien is vastgesteld dat de komende of huidige pompslag de restpompslag is.
30 De restpompslag kan op een aantal hieronder in meer detail besproken manieren worden vastgesteld. Als de restpompslag kan worden vastgesteld alvorens deze door de tweede debietmeter kan worden gemeten, kan de besturingsinrichting de tweede debietmeter aansturen een debietmeting uit te voeren alleen met betrekking tot de restpompslag. In een dergelijke 7 uitvoeringsvorm is het niet nodig om voor elke pompslag de tweede debietmeter een debietmeting te laten uitvoeren.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er een melkpompinrichting verschaft, waarbij de melkpompinrichting is ingericht om detectiesignalen te 5 ontvangen van detectiemiddelen en aan de hand van de ontvangen detectiesignalen de restpompslag vast te stellen.
De detectiemiddelen kunnen onderdeel zijn van de melkpompinrichting, maar kunnen ook apart worden verschaft, bijvoorbeeld als onderdeel van een in de nabijheid van de melkpompinrichting verschafte 10 inrichting, zoals een melkglas welke zich stroomopwaarts van de volumetrische pomp bevindt of een melkopslag welke zich stroomafwaarts van de volumetrische pomp bevindt. Op deze wijze kan op eenvoudige en betrouwbare wijze de restpompslag worden vastgesteld.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er een melkpompinrichting 15 verschaft, waarbij de detectiemiddelen een op een meetpositie geplaatste vloeistofsensor omvatten voor het genereren van een vloeistofsignaal, waarbij het vloeistofsignaal een indicatie vormt voor de aanwezigheid of afwezigheid van melk op de meetpositie.
De vloeistofsensor kan langs het doorgangskanaal geplaatst zijn. 20 Aan de hand van het door de besturingsinrichting ontvangen vloeistofsignaal kan de besturingsinrichting vaststellen of er op de meetpositie wel of geen melk aanwezig is. Afhankelijk van de positie van de vloeistofmeter en het moment van uitvoeren van de meting is de restpompslag de laatstelijk uitgevoerde pompslag, de op dat moment uitgevoerde pompslag of de eerst volgende uit te voeren 25 pompslag.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er een melkpompinrichting verschaft, waarbij de volumetrische pomp een membraanpomp is en de detectiemiddelen een membraansensor omvatten voor het genereren van een positiesignaal, waarbij het positiesignaal een indicatie vormt voor een positie van 30 het membraan.
De besturingsinrichting kan zijn ingericht om het positiesignaal in te lezen en aan de hand daarvan de restpompslag vast te stellen. Als het membraan namelijk niet geheel terugkeert naar de tweede positie en de tweede ruimte dus niet geheel meer volstroomt met melk, dan zal de op dat moment uitgevoerde 8 pompslag de laatste, onvolledige restpompslag zijn. Alternatief kan de besturingsinrichting vaststellen dat het membraan na het uitvoeren van een pompslag in de eerste positie blijft omdat er geen nieuwe melk de tweede ruimte instroomt. In dat geval was de laatstelijk uitgevoerde pompslag de restpompslag.
5 Volgens een uitvoeringsvorm wordt er een melkpompinrichting verschaft, waarbij de volumetrische pomp een membraanpomp is en de membraanpomp een pompkamer omvat, met een daarin opgenomen membraan, waarbij het membraan de pompkamer in een eerste ruimte en een tweede ruimte verdeelt, waarbij de eerste ruimte in verbinding staat met een (hoge druk) toevoer, 10 en de tweede ruimte in verbinding staat met het doorgangskanaal door middel van een instroomopening en een uitstroomopening.
In een dergelijke uitvoeringsvorm vormt de tweede ruimte dus onderdeel van het doorgangskanaal in de zin dat alle te verplaatsen melk door de tweede ruimte stroomt.
15 Een dergelijke melkpompinrichting heeft als voordeel dat als het membraan in de eerste positie is gebracht door het vullen van de eerste ruimte, het membraan het doorgangskanaal zal afsluiten. Op deze manier wordt een afsluiting van het doorgangskanaal bewerkstelligd in twee richtingen, zonder dat daarvoor een extra klep of iets dergelijke benodigd is.
20 Het membraan kan zo dus dienst doen als afsluitklep en er hoeft geen aparte afsluitklep aangebracht te worden. Dit heeft verder als voordeel dat een als afsluitklep functionerend membraan eenvoudig gereinigd kan worden, omdat deze slechts aan een zijde contact maakt met de melk. Een afsluitklep volgens de stand van de techniek is lastiger te reinigen, omdat deze vaak een 25 schaduwkant en een klepsteel hebben, welke lastig te reinigen zijn.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er een melkpompinrichting verschaft, waarbij het membraan gevormd is als een slang, welke met een eerste uiteinde is aangesloten op de instroomopening en met een tweede uiteinde is aangesloten op de uitstroomopening.
30 Zodoende vormt het als slang gevormde membraan onderdeel van het doorgangskanaal.
Een dergelijke uitvoeringsvorm heeft wederom als voordeel dat als het membraan in de eerste positie is gebracht door het vullen van de eerste ruimte met een vloeistof of gas, het membraan het doorgangskanaal afsluit doordat het 9 membraan dichtgedrukt zal worden over ten minste een deel van de lengte. Volgens een verder aspect van de uitvinding wordt er een melkinrichting verschaft, omvattende een melkpompinrichting zoals hierboven beschreven.
Volgens een verder aspect van de uitvinding wordt er een werkwijze 5 verschaft voor het verplaatsen van een hoeveelheid melk door een doorgangskanaal door middel van een in het doorgangskanaal opgenomen volumetrische pomp, waarbij de werkwijze omvat: het aansturen van de volumetrische pomp voor het doorlopen van een aantal pompslagen, 10 waarbij de werkwijze verder omvat: het met behulp van een eerste debietmeter vormende volumetrische pomp genereren van een eerste debietmeting welke een indicatie is van een aantal benodigde volledige pompslagen voor het verplaatsen van de hoeveelheid melk, het met behulp van een tweede debietmeter genereren van een tweede 15 debietmeting van een door een restpompslag van de volumetrische pomp verplaatst debiet, en het bepalen van de hoeveelheid verplaatste melk op basis van de eerste debietmeting en de tweede debietmeting.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er een melkpompinrichting 20 verschaft, waarbij de werkwijze verder omvat: het vaststellen van de restpompslag.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er een melkpompinrichting verschaft, waarbij de werkwijze wordt toegepast met een melkpompinrichting zoals hierboven besproken, waarbij de werkwijze verder omvat: 25 - het vullen van de eerste ruimte voor het afsluiten van het doorgangskanaal.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN
De uitvinding zal nader worden uitgelegd aan de hand van bijgevoegde tekeningen. De tekeningen vormen een praktische uitvoering van de 30 uitvinding, die niet mogen worden beschouwd in beperkende zin. Specifieke detailkenmerken kunnen ook los van het uitvoeringsvoorbeeld in generale zin als kenmerkend voor de uitvinding worden gezien, waarin
Fig. 1 schematisch een melkpompinrichting toont volgens de stand van de techniek, 10
Figuren 2a - 5 schematisch uitvoeringsvormen tonen,
Figuur 6 schematisch een werkwijze toont,
Figuren 7 en 8 schematische verdere uitvoeringsvormen tonen.
5 GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING
Figuren 2a en 2b tonen een melkpompinrichting 1 volgens uitvoeringsvormen. De in Fig. 2b getoonde melkpompinrichting vertoont overeenkomsten met de melkpompinrichting zoals deze hierboven besproken is met betrekking tot Fig. 1.
10 De melkpompinrichting 1, getoond in Fig. 2a toont een doorgangskanaal 10 met daarin opgenomen een volumetrische pomp 20 welke een eerste debietmeter vormt en een tweede debietmeter 30.
Fig. 2b toont een uitvoeringsvorm in meer detail, waarbij de volumetrische pomp 20 wordt gevormd door een membraanpomp 20. Fig. 2b toont 15 zodoende een doorgangskanaal 10, een eerste eenrichtingsklep 11, een tweede eenrichtingsklep 12 en de membraanpomp 20. De eerste en de tweede eenrichtingskleppen 11, 12 zijn in het doorgangskanaal 10 opgenomen en zijn gelijkgericht ten opzichte van elkaar. De membraanpomp 20 is gelegen tussen de eerste eenrichtingsklep 11 en de tweede eenrichtingsklep 12.
20 De volumetrische pomp of membraanpomp 20 vormt een eerste debietmeter voor het genereren van een eerste debietmeting met betrekking tot een aantal volledige pompslagen van de membraanpomp 20.
De volumetrische pomp 20 kan zijn vormgegeven als een membraanpomp 20 zoals hierboven besproken is met betrekking to Fig. 1.
25 In het algemeen kan een volumetrische pomp beschreven worden als een pomp die per pompslag of per cyclus een vast volume melk verplaatst, uiteraard alleen als er voldoende melk beschikbaar is. Volumetrische pompen welke met een motor zijn uitgerust verplaatsten dus per omwenteling van de motor een in hoofdzaak vast volume, dat wil zeggen een vaste hoeveelheid melk. Een 30 volumetrische pomp wordt ook wel aangeduid met de term vaste volume pomp. Het zal duidelijk zijn dat ook andere volumetrische pompen kunnen worden toegepast naast het in Fig. 2b getoonde voorbeeld van een membraanpomp 20. Voorbeelden van volumetrische pompen 20 zijn een membraanpomp, 11 lobbenpomp, peristaltische pomp of slangenpomp, plunjerpomp, rollerpomp, schottenpomp, tandwielpomp, vacuümpomp, zuigerpomp, cellenpomp.
In de voorbeelden hieronder zal met name gerefereerd worden aan een membraanpomp 20, maar het zal duidelijk zijn dat ook andere volumetrische 5 pompen 20 gebruikt kunnen worden.
De melkpompinrichting 1 omvat verder een tweede debietmeter 30 voor het uitvoeren van een tweede debietmeting met betrekking tot een restpompslag. De tweede debietmeter 30 is schematisch weergegeven in Fig. 2a en 2b. De tweede debietmeter 30 kan op elke geschikte plek zijn geplaatst waar 10 het mogelijk is om een door een pompslag van de membraanpomp 20 verplaatste hoeveelheid melk te meten. De tweede debietmeter 30 kan bijvoorbeeld in het doorgangskanaal 10 geplaatst zijn.
In de in Fig. 2b getoonde uitvoeringsvorm is de tweede debietmeter 30 stroomopwaarts van de volumetrische pomp 20, in dit geval stroomopwaarts 15 van de eerste eenrichtingsklep 11 geplaatst. Echter, de tweede debietmeter 30 kan ook stroomafwaarts van de volumetrische pomp 20, in dit geval stroomafwaarts van de tweede eenrichtingsklep 12 zijn geplaatst. De tweede debietmeter 30 kan ook tussen de eerste eenrichtingsklep 11 en de tweede eenrichtingsklep 12 in geplaatst zijn. De stroomafwaartse richting wordt hier 20 gedefinieerd als de stroomrichting A.
De tweede debietmeter 30 kan elke debietmeter 30 zijn die geschikt is voor het meten van een hoeveelheid verplaatste melk door het doorgangskanaal 10. De tweede debietmeter 30 kan bijvoorbeeld een volumestroommeter, een massastroommeter en/of een snelheidsmeter zijn. De 25 snelheid van de verplaatste melk kan in combinatie met een tijdsmeting worden omgerekend naar een volume of massa.
Voorbeelden van een debietmeter 30 zijn een verschildrukmeter, een snelheidsmeter (Pitotbuis, anemometer), een verdringingsmeter, een turbine of schoepenrad, een ultrasone debietmeter, een elektromagnetische debietmeter en 30 een Coriolis massadebietmeter.
Fig. 3 toont schematisch een verdere uitvoeringsvorm. De in Fig. 3 getoonde uitvoeringsvorm omvat verder een besturingsinrichting 40 voor het besturen van de melkpompinrichting 1. Fig. 3 toont een membraanpomp 20 als 12 volumetrische pomp, maar het zal begrepen worden dat elke geschikte volumetrisch pomp gebruikt kan worden.
Fig. 3 toont verder een melkglas 50 van waaruit de melk verplaatst moet worden naar een verdere verwerkingsinrichting of een melkopslag.
5 De besturingsinrichting 40 kan zijn uitgevoerd als een computer, en kan hardware en software onderdelen omvatten welke de besturingsinrichting 40 de benodigde functionaliteit geven. De besturingsinrichting 40 is hier weergegeven als een enkel onderdeel. Het zal echter begrepen worden dat de besturingsinrichting 40 gevormd kan worden door meerdere op afstand van elkaar 10 geplaatste, samenwerkende onderdelen, of juist onderdeel kan zijn van een grotere besturingsinrichting, bijvoorbeeld een besturingsinrichting voor het besturen van een melkinrichting, welke meerdere melkpompinrichtingen 1 omvat.
Fig. 3 toont verder een (hoge druk) toevoer 26. De toevoer 26 kan een verdere pomp omvatten of een opslag met hoge druk gas of vloeistof en staat 15 in verbinding met de eerste ruimte 24 via opening 23. De toevoer 26 kan de eerste ruimte vol laten stromen met gas of vloeistof om zo de met melk gevulde tweede ruimte 25 leeg te drukken. De toevoer 26 kan worden aangestuurd door de besturingsinrichting 40. De besturingsinrichting 40 kan zijn ingericht om de membraanpomp 20 aan te sturen voor het doorlopen van een aantal pompslagen 20 voor het verplaatsen van een hoeveelheid melk.
De eerste ruimte 24 kan verder een niet getoonde uitgang omvatten waardoor de eerste ruimte leeg gemaakt kan worden. Deze uitgang kan ook gevormd worden door opening 23.
De besturingsinrichting 40 is ingericht voor het registreren van: 25 - de eerste debietmeting welke een indicatie is voor het aantal benodigde volledige pompslagen van de membraanpomp 20 en de tweede debietmeting welke een indicatie is voor een door een restpompslag van de membraanpomp 20 verplaatst debiet.
Met behulp van de eerste en tweede debietmeting kan de 30 besturingsinrichting 40 de verplaatste hoeveelheid melk bepalen. Verder kan de besturingsinrichting 40 vaststellen dat een bepaalde pompslag de restpompslag is.
Dat laatste is van belang zodat het aantal volledige pompslagen kan worden vastgesteld en met behulp van de tweede debietmeter 30 de tweede debietmeting van de restpompslag kan worden geregistreerd.
13
De besturingsinrichting 40 kan dit op een aantal manieren doen, waarvan er hier een paar besproken zullen worden.
De besturingsinrichting 40 kan eenvoudigweg bij elke pompslag een debietmeting door de tweede debietmeter 30 laten uitvoeren en deze inlezen. 5 Door de waardes van de tweede debietmeter 30 te vergelijken met elkaar of met een referentiewaarde kan de restpompslag worden vastgesteld. Immers, de restpompslag zal een afwijkende hoeveelheid melk door het doorgangskanaal 10 verplaatsen.
De besturingsinrichting 40 kan de restpompslag ook op andere 10 wijzen vast stellen. Zo kunnen er detectiemiddelen verschaft worden die de restpompslag kunnen detecteren. De detectiemiddelen kunnen vaststellen of er op een bepaalde meetpositie wel of geen melk aanwezig is, bijvoorbeeld met een vloeistofsensor, welke een vloeistofsignaal kan genereren dat aangeeft of er wel of geen melk aanwezig is op een bepaalde positie. De vloeistofsensor kan gevormd 15 worden door een geleidbaarheidssensor.
Als bijvoorbeeld er geen melk meer aanwezig is stroomopwaarts van de membraanpomp 20 zal dat een indicatie vormen dat de huidige of komende (afhankelijk van positie van detectiemiddelen en moment van uitvoeren van de detectie) pompslag de restpomslag is. Ook kunnen de detectiemiddelen een 20 membraansensor omvatten voor het meten van de positie van het membraam 22. Een dergelijke membraansensor kan gevormd worden door een afstandsmeter, zoals een ultrasoonsensor, voor het bepalen van de afstand van het membraan 20 en een bepaalde referentiepositie. Zo kan worden vastgesteld of het membraan 22 bij het vullen van de tweede ruimte 25 volledig zal terugkeren naar de tweede 25 positie. Als dat niet het geval is, kan worden vastgesteld dat de huidige pompslag de restpompslag is.
Fig. 4 toont schematisch een verdere uitvoeringsvorm. Deze uitvoeringsvorm omvat een als membraanpomp 20 gevormde volumetrische 30 pomp, waarbij de tweede ruimte 25 een instroomopening 61 en een uitstroomopening 62 omvatten, waarbij de instroomopening 61 en de uitstroomopening 62 op het doorgangskanaal 10 zijn aangesloten. De tweede - debietmeter 30 is in deze uitvoeringsvorm stroomafwaarts ten opzichte van de 14 tweede eenrichtingsklep 12 geplaatst, maar het zal begrepen worden dat ook andere posities mogelijk zijn.
Deze uitvoeringsvorm heeft het voordeel dat als de eerste ruimte 24 gevuld wordt door toevoer 26 (niet getoond in Fig. 4) via de opening 23, het 5 membraan 22 het doorgangskanaal 10 zal afsluiten. In de in Fig. 4 getoonde uitvoeringsvorm zal het membraan tegen ten minste een van de instroomopening 61 en/of uitstroomopening 62 aan gedrukt worden en zodoende het doorgangskanaal 10 afsluiten.
Fig. 5 toont schematisch een verdere uitvoeringsvorm welke een 10 variant is van de in Fig. 4 getoonde uitvoeringsvorm. Bij de in Fig. 5 getoonde uitvoeringsvorm is het membraan 22 gevormd als een slang. Het membraan 22 kan in hoofdzaak cilindervormig zijn en kan voorzien zijn van een eerste en een tweede uiteinde. De tweede ruimte 25 omvat de instroomopening 61 en de uitstroomopening 62. Het membraan 22 kan nu met zijn beide uiteindes aan de 15 instroomopening 61 en de uitstroomopening 62 worden aangesloten. Op deze wijze wordt de eerste ruimte 24 en de tweede ruimte 25 gevormd. De tweede ruimte 25 wordt gevormd door de binnenzijde van het als slang gevormde membraan 22.
Als in deze uitvoeringsvorm de eerste ruimte 24 gevuld zal worden, 20 wordt de door het membraan 22 gevormde slang dichtgedrukt en vormt zodoende een afsluiting van het doorgangskanaal 10.
De tweede debietmeter 30 is in deze uitvoeringsvorm tussen de tweede eenrichtingsklep 12 en de membraanpomp 20 geplaatst, maar het zal begrepen worden dat ook andere posities mogelijk zijn.
25 Uiteraard kunnen alle getoonde uitvoeringsvormen gecombineerd worden met de besturingsinrichting 40 zoals deze besproken is onder verwijzing naar Fig. 3.
Werkwijze
Fig. 6 toont schematisch de stappen welke volgens een 30 uitvoeringsvorm van de melkpompinrichting 1 onder aansturing van de besturingsinrichting 40 kunnen worden uitgevoerd. Zoals hierboven aangegeven werd, kan de besturingsinrichting 40 gevormd worden als een computer. De besturingsinrichting kan een centrale verwerkingseenheid (CPU) omvatten en een geheugen. Het geheugen kan instructies omvatten die leesbaar en uitvoerbaar zijn 15 door de verwerkingseenheid en zodoende de besturingsinrichting van de functionaliteit kan voorzien in overeenstemming met de hier besproken uitvoeringsvormen.
De werkwijze kan starten, wat schematisch is aangegeven met een 5 startstap 100.
Vervolgens kan in een volgende stap 101 de membraanpomp 20 aangestuurd worden voor het gaan verplaatsen van een hoeveelheid melk, bijvoorbeeld van het melkglas 50 naar een verdere opslag.
In een volgende stap 102 kan een eerste debietmeting worden 10 uitgevoerd met behulp van een eerste debietmeter vormende membraanpomp 20. De eerste debietmeting kan een indicatie zijn van een aantal benodigde volledige pompslagen voor het verplaatsen van de hoeveelheid melk.
In een volgende stap 103 kan een tweede debietmeting worden uitgevoerd met behulp van de tweede debietmeter 30. De tweede debietmeting 15 kan een indicatie zijn van een door een restpompslag van de membraanpomp 20 verplaatst debiet.
Verder kan in een volgende stap 104 de hoeveelheid verplaatste melk bepaald worden op basis van de eerste debietmeting en de tweede debietmeting. De bepaalde hoeveelheid verplaatste melk is in Fig. 6 schematisch 20 weergegeven met verwijzingscijfer 70. De bepaalde hoeveelheid verplaatste melk kan worden uitgevoerd of opgeslagen voor later gebruik. De bepaalde hoeveelheid verplaatste melk kan bijvoorbeeld worden gepresenteerd aan een gebruiker via een beeldscherm. Ook kan de bepaalde hoeveelheid verplaatste melk worden opgeslagen in een geheugen, zodat deze op een later moment kan worden 25 gepresenteerd aan een gebruiker of kan worden verwerkt.
Het zal duidelijk zijn dat in Fig. 6 schematisch de membraanpomp 20 als eerste debietmeter, de tweede debietmeter 30 en een bepaalde hoeveelheid verplaatste melk 70 zijn weergegeven ter verduidelijking, maar dat deze geen 30 onderdeel van het stroomdiagram vormen.
De werkwijze kan verder een actie omvatten voor het vaststellen van de restpompslag. De restpompslag kan op verschillende manieren bepaald worden, zoals al besproken is. Het vaststellen van de restpompslag kan 16 plaatsvinden als onderdeel van stap 101, of kan als aparte stap worden uitgevoerd.
In aansluiting op stap 103 of 104 kan de werkwijze een afsluitstap omvatten (niet getoond), waarbij het doorgangskanaal 10 wordt afgesloten door de 5 eerste ruimte 24 te vullen. Dit is van toepassing voor de met betrekking tot Fig. 4 en 5 getoonde uitvoeringsvormen, waarbij het membraan 20 gebruikt kan worden voor het afsluiten van het doorgangskanaal 10.
De werkwijze kan verder een stap omvatten voor het bepalen of ijken van de door een volledige pompslag verplaatste hoeveelheid melk.
10 Dit kan op een aantal manieren gebeuren.
Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door het gedurende een groot aantal volledige pompslagen met behulp van de tweede debietmeter 30 bepalen van de hoeveelheid verplaatste melk en aan de hand daarvan een gemiddelde berekenen van de per volledige pompslag verplaatste hoeveelheid melk. Op deze manier 15 worden toevallige meetfouten van de tweede debietmeter 30 uitgemiddeld.Een andere manier waarop het ijken kan plaatsvinden is door middel van het volledig vullen van de volumetrische pomp en het vast stellen van een gewichtsverschil tussen een gevulde en een lege volumetrische pomp.
20 Verdere alternatieven
De in Figuren 4 en 5 getoonde melkpompinrichtingen kunnen ook toegepast worden zonder tweede debietmeter 30. Voorbeelden hiervan worden getoond in Fig. 7 en 8. Dergelijke melkpompinrichtingen kunnen voordelig worden gebruikt, ook los van de hierboven beschreven toepassingen waarbij de 25 membraanpomp 20 als eerste debietmeter werd ingezet.
Fig. 7 toont schematisch een melkpompinrichting 1, omvattende een doorgangskanaal 10, een eerste eenrichtingsklep 11, een tweede eenrichtingsklep 12 en een membraanpomp 20, waarbij de eerste en de tweede eenrichtingskleppen 11, 12 in het doorgangskanaal 10 zijn opgenomen en 30 gelijkgericht zijn ten opzichte van elkaar, en waarbij de membraanpomp 20 tussen de eerste eenrichtingsklep 11 en de tweede eenrichtingsklep 12 geplaatst is, waarbij de membraanpomp 20 een pompkamer 21 omvat, met een daarin opgenomen membraan 22, waarbij het membraan 22 de pompkamer 21 in een eerste ruimte 24 en een tweede ruimte 25 verdeelt, waarbij de eerste ruimte 24 in 17 verbinding staat met een toevoer 26, en de tweede ruimte in verbinding staat met het doorgangskanaal 10 door middel van een instroomopening 61 en een uitstroomopening 62.
Fig. 8 toont verder een variant, waarbij het membraan 22 gevormd is 5 als een slang, welke met een eerste uiteinde is aangesloten op de instroomopening 61 en met een tweede uiteinde is aangesloten op de uitstroomopening 62.
Het gebruik melkpompinrichtingen zoals getoond in Fig. 7 en 8 heeft als voordeel dat het doorgangskanaal 10 na het verplaatsen van de hoeveelheid 10 melk op eenvoudige wijze kan worden afgesloten, zonder dat daarvoor extra onderdelen benodigd zijn, zoals extra afsluiters of kleppen.
1037427

Claims (18)

1. Melkpompinrichting (1), omvattende een doorgangskanaal (10) en een volumetrische pomp (20) voor het verplaatsen van melk door het 5 doorgangskanaal (10) met het kenmerk dat de volumetrische pomp (20) een eerste debietmeter vormt voor het genereren van een eerste debietmeting met betrekking tot een aantal volledige pompslagen van de volumetrische pomp (20), en de melkpompinrichting (1) verder een tweede debietmeter (30) omvat voor het uitvoeren van een tweede debietmeting met betrekking tot een restpompslag.
2. Melkpompinrichting (1) volgens conclusie 1, waarbij de volumetrische pomp (20) een membraanpomp is en het doorgangskanaal (10) een eerste eenrichtingsklep (11), een tweede eenrichtingsklep (12) omvat, waarbij de eerste en de tweede eenrichtingskleppen (11, 12) gelijkgericht zijn ten opzichte van elkaar, en waarbij de membraanpomp (20) tussen de eerste eenrichtingsklep (11) 15 en de tweede eenrichtingsklep (12) geplaatst is.
3. Melkpompinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de melkpompinrichting (1) verder een besturingsinrichting (40) omvat, die is ingericht voor het aansturen van de volumetrische pomp (20) voor het doorlopen van een aantal pompslagen voor het verplaatsen van een hoeveelheid melk, 20 waarbij de besturingsinrichting (40) is ingericht voor het registreren van de eerste debietmeting welke een indicatie is voor het aantal benodigde volledige pompslagen van de volumetrische pomp (20) en de tweede debietmeting welke een indicatie is voor een door een restpompslag van de volumetrische pomp (20) verplaatst debiet.
4. Melkpompinrichting volgens conclusie 3, waarbij de besturingsinrichting (40) verder is ingericht voor het bepalen van de verplaatste hoeveelheid melk op basis van de eerste debietmeting en de tweede debietmeting.
5. Melkpompinrichting (1) volgens een van de conclusies 3-4, waarbij 30 de besturingsinrichting (40) is ingericht voor het vaststellen dat een pompslag de restpompslag is.
6. Melkpompinrichting (1) volgens een van de conclusies 3-5, waarbij de besturingsinrichting (40) is ingericht om bij elke pompslag een door de tweede debietmeter (30) gegenereerde debietmeting in te lezen. 1037427 / ' «
7. Melkpompinrichting (1) volgens conclusie 6, waarbij de besturingsinrichting (40) is ingericht om door de tweede debietmeter (30) gegenereerde debietmetingen onderling te vergelijken of te vergelijken met een standaardwaarde en een restpompslag te identificeren indien een door de tweede 5 debietmeter (30) gegenereerde debietmeting meer dan een vooraf bepaalde drempelwaarde verschilt van de standaardwaarde.
8. Melkpompinrichting volgens een van de conclusies 1 - 7, waarbij de door de tweede debietmeter (30) gegenereerde debietmeting als tweede debietmeting wordt aangemerkt als de overeenkomstige pompslag de 10 restpompslag is.
9. Melkpompinrichting (1) volgens conclusie 5, waarbij de besturingsinrichting (40) is ingericht om de tweede debietmeter (30) aan te sturen voor het uitvoeren van de tweede debietmeting indien is vastgesteld dat de komende of huidige pompslag de restpompslag is.
10. Melkpompinrichting (1) volgens conclusie 5, waarbij de melkpompinrichting (1) is ingericht om detectiesignalen te ontvangen van detectiemiddelen en aan de hand van de ontvangen detectiesignalen de restpompslag vast te stellen.
11. Melkpompinrichting (1) volgens conclusie 10, waarbij de 20 detectiemiddelen een op een meetpositie geplaatste vloeistofsensor omvatten voor het genereren van een vloeistofsignaal, waarbij het vloeistofsignaal een indicatie vormt voor de aanwezigheid of afwezigheid van melk op de meetpositie.
12. Melkpompinrichting (1) volgens conclusie 10, waarbij de volumetrische pomp een membraanpomp is en de detectiemiddelen een 25 membraansensor omvatten voor het genereren van een positiesignaal, waarbij het positiesignaal een indicatie vormt voor een positie van het membraan (22).
13. Melkpompinrichting (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de volumetrische pomp (20) een membraanpomp is en de membraanpomp (20) een pompkamer (21) omvat, met een daarin opgenomen 30 membraan (22), waarbij het membraan (22) de pompkamer (21) in een eerste ruimte (24) en een tweede ruimte (25) verdeelt, waarbij de eerste ruimte (24) in verbinding staat met een toevoer (26), en de tweede ruimte in verbinding staat met het doorgangskanaal (10) door middel van een instroomopening (61) en een uitstroomopening (62). t * *
14. Melkpompinrichting volgens conclusie 13, waarbij het membraan (22) gevormd is als een slang, welke met een eerste uiteinde is aangesloten op de instroomopening (61) en met een tweede uiteinde is aangesloten op de uitstroomopening (62).
15. Melkinrichting, omvattende een melkpompinrichting (1) volgens een van de voorgaande conclusies.
16. Werkwijze voor het verplaatsen van een hoeveelheid melk door een doorgangskanaal (10) door middel van een in het doorgangskanaal (10) opgenomen volumetrische pomp (20), waarbij de werkwijze omvat: 10. het aansturen van de volumetrische pomp (20) voor het doorlopen van een aantal pompslagen, gekenmerkt doordat de werkwijze verder omvat: het met behulp van een eerste debietmeter vormende volumetrische pomp (20) genereren van een eerste debietmeting welke een indicatie is van een aantal 15 benodigde volledige pompslagen voor het verplaatsen van de hoeveelheid melk, het met behulp van een tweede debietmeter (30) genereren van een tweede debietmeting van een door een restpompslag van de volumetrische pomp (20) verplaatst debiet, en het bepalen van de hoeveelheid verplaatste melk op basis van de eerste 20 debietmeting en de tweede debietmeting.
17. Werkwijze volgens conclusie 16, waarbij de werkwijze verder omvat: het vaststellen van de restpompslag.
18. Werkwijze volgens een van de conclusies 16 - 17, waarbij de werkwijze wordt toegepast met een melkpompinrichting volgens een van de 25 conclusies 13 - 14 of een melkinrichting volgens conclusie 15, waarbij de werkwijze verder omvat: het vullen van de eerste ruimte (24) voor het afsluiten van het doorgangskanaal (10). 1037427
NL1037427A 2009-10-30 2009-10-30 Melkpompinrichting en werkwijze voor het verplaatsen van een hoeveelheid melk. NL1037427C2 (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1037427A NL1037427C2 (nl) 2009-10-30 2009-10-30 Melkpompinrichting en werkwijze voor het verplaatsen van een hoeveelheid melk.
CA2774135A CA2774135A1 (en) 2009-10-30 2010-10-21 Milk pump device and method for displacing an amount of milk
PCT/NL2010/000149 WO2011053121A2 (en) 2009-10-30 2010-10-21 Milk pump device and method for displacing an amount of milk
EP10773163.0A EP2494207B1 (en) 2009-10-30 2010-10-21 Milk pump device and method for displacing an amount of milk
US13/457,518 US10123505B2 (en) 2009-10-30 2012-04-27 Milk pump device and method for displacing an amount of milk

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1037427A NL1037427C2 (nl) 2009-10-30 2009-10-30 Melkpompinrichting en werkwijze voor het verplaatsen van een hoeveelheid melk.
NL1037427 2009-10-30

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1037427C2 true NL1037427C2 (nl) 2011-05-03

Family

ID=42270452

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1037427A NL1037427C2 (nl) 2009-10-30 2009-10-30 Melkpompinrichting en werkwijze voor het verplaatsen van een hoeveelheid melk.

Country Status (5)

Country Link
US (1) US10123505B2 (nl)
EP (1) EP2494207B1 (nl)
CA (1) CA2774135A1 (nl)
NL (1) NL1037427C2 (nl)
WO (1) WO2011053121A2 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN106370240B (zh) * 2016-08-17 2018-11-09 山东成城物联网科技股份有限公司 自校正电导率流量计

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4231324A (en) * 1978-03-10 1980-11-04 Dec Gmbh Milk quantity meter
DE3216537A1 (de) * 1982-05-03 1983-11-03 Ultrakust Gerätebau GmbH & Co KG, 8375 Ruhmannsfelden Milchmengen-messvorrichtung
WO1985003409A1 (en) * 1984-02-03 1985-08-15 Lauri Ojala Means for measuring milk obtained by milking
NL1002969C2 (nl) * 1996-04-29 1997-11-06 Prolion Bv Melkhoeveelheidsmeter.

Family Cites Families (13)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3250225A (en) * 1964-07-13 1966-05-10 John F Taplin Mechanical system comprising feed pump having a rolling diaphragm
AU459745B2 (en) * 1970-09-02 1975-03-19 Seaborne, T.L. Pumping apparatus for milk or other liquids
AT307907B (de) * 1970-10-10 1973-06-12 Walter Leifermann Verfahren und Vorrichtung zum automatischen Dosieren von vorgegebenen Flüssigkeitsmengen
US4305281A (en) * 1979-06-04 1981-12-15 Rockwell International Corporation Self-correcting self-checking turbine meter
GB2192673A (en) 1986-06-02 1988-01-20 Thomas Leslie Seaborne Improved diaphragm milk pump
DE3707186A1 (de) * 1987-03-06 1988-09-15 Heinrich David Vorrichtung zum messen oder dosieren von stroemenden medien
US5056036A (en) * 1989-10-20 1991-10-08 Pulsafeeder, Inc. Computer controlled metering pump
US5720236A (en) * 1996-01-16 1998-02-24 Dec International, Inc. Milk meter
US5846061A (en) * 1996-11-08 1998-12-08 Board Of Trustees Of Michigan State University Peristaltic metering pump
WO2005020674A1 (en) * 2003-08-29 2005-03-10 David Eric Akerman Milk sampling and testing
US20050058548A1 (en) * 2003-09-11 2005-03-17 U.S. Filter/Stranco Products Method of controlling fluid flow
WO2008141664A1 (de) * 2007-05-22 2008-11-27 Bartec Gmbh Verfahren und vorrichtung zur mengenbestimmung bei der übergabe einer flüssigkeit
US8185237B2 (en) * 2007-12-28 2012-05-22 Malema Engineering Corporation Dispense verification meters

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4231324A (en) * 1978-03-10 1980-11-04 Dec Gmbh Milk quantity meter
DE3216537A1 (de) * 1982-05-03 1983-11-03 Ultrakust Gerätebau GmbH & Co KG, 8375 Ruhmannsfelden Milchmengen-messvorrichtung
WO1985003409A1 (en) * 1984-02-03 1985-08-15 Lauri Ojala Means for measuring milk obtained by milking
NL1002969C2 (nl) * 1996-04-29 1997-11-06 Prolion Bv Melkhoeveelheidsmeter.

Also Published As

Publication number Publication date
US10123505B2 (en) 2018-11-13
CA2774135A1 (en) 2011-05-05
WO2011053121A3 (en) 2011-09-15
WO2011053121A2 (en) 2011-05-05
WO2011053121A8 (en) 2012-11-01
EP2494207B1 (en) 2019-04-17
US20120244016A1 (en) 2012-09-27
EP2494207A2 (en) 2012-09-05

Similar Documents

Publication Publication Date Title
RU2544271C1 (ru) Устройство для определения положения вытеснителя в калибровочном устройстве для расходомера и способ его использования
US20090171502A1 (en) Dispense Verification Meters
RU2566602C2 (ru) Система и способ для предотвращения неверных измерений потока в вибрационном расходомере
US10480968B2 (en) Pump system and method for determining the flow in a pump system
US20120260717A1 (en) Small volume prover apparatus and method for providing variable volume calibration
EP0619874B1 (en) Apparatus for determining emptying characteristics
EP3332118B1 (fr) Dispositif de dosage proportionnel supervise et procedes de supervision d'une pompe doseuse
CA2912807C (en) Arrangement and method for measuring a delivery volume and a delivery rate of an intermittently operating pump
JP2016180756A (ja) 流体の流動プロセスを時間分解方式で測定するためのシステム
NL1037427C2 (nl) Melkpompinrichting en werkwijze voor het verplaatsen van een hoeveelheid melk.
US20130073242A1 (en) Small volume prover apparatus and method for measuring flow rate
CN108444563A (zh) 基于压力平衡式的油箱油量检测装置
US10240967B2 (en) Systems and methods to obtain diagnostic information related to a bi-directional prover
EP3224600B1 (en) Drop and drip measurement
CN110291406A (zh) 自动分析装置
US6644133B2 (en) Flow meter module for a controller
JP2010077931A (ja) 被検査物の流量計測検査装置並びに被検査物の流量計測による検査方法
RU2807007C1 (ru) Способ измерения объема, массы, объемного и массового расхода жидкости и газа и поршневой расходомер-счетчик для его реализации
WO2023237650A1 (en) Method for determining operational information of a metering pump
US20160069343A1 (en) Sludge flow measuring system
RU163176U1 (ru) Измеритель массового расхода топлива
RU2208312C1 (ru) Способ измерения количества молока в потоке и устройство для его осуществления
RU2192126C2 (ru) Способ измерения количества жидкости в потоке
CN105136226A (zh) 一种敞口液体流量计
AU2002243954A1 (en) A flow meter module for a controller

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20191101