NL1036285C2 - Selectiesysteem en werkwijze voor het selecteren van een tochtig dier. - Google Patents

Selectiesysteem en werkwijze voor het selecteren van een tochtig dier. Download PDF

Info

Publication number
NL1036285C2
NL1036285C2 NL1036285A NL1036285A NL1036285C2 NL 1036285 C2 NL1036285 C2 NL 1036285C2 NL 1036285 A NL1036285 A NL 1036285A NL 1036285 A NL1036285 A NL 1036285A NL 1036285 C2 NL1036285 C2 NL 1036285C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
animal
space
passage space
parameter
selection system
Prior art date
Application number
NL1036285A
Other languages
English (en)
Inventor
Leendert Kool
Original Assignee
Lely Patent Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Patent Nv filed Critical Lely Patent Nv
Priority to NL1036285A priority Critical patent/NL1036285C2/nl
Priority to PCT/NL2009/000209 priority patent/WO2010064892A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1036285C2 publication Critical patent/NL1036285C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61DVETERINARY INSTRUMENTS, IMPLEMENTS, TOOLS, OR METHODS
    • A61D17/00Devices for indicating trouble during labour of animals ; Methods or instruments for detecting pregnancy-related states of animals
    • A61D17/002Devices for indicating trouble during labour of animals ; Methods or instruments for detecting pregnancy-related states of animals for detecting period of heat of animals, i.e. for detecting oestrus

Landscapes

  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Veterinary Medicine (AREA)
  • Biophysics (AREA)
  • Pregnancy & Childbirth (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Wood Science & Technology (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Animal Behavior & Ethology (AREA)
  • General Health & Medical Sciences (AREA)
  • Public Health (AREA)
  • Catching Or Destruction (AREA)
  • Investigating Or Analysing Biological Materials (AREA)

Description

i »
Selectiesysteem en werkwijze voor het selecteren van een tochtig dier
De uitvinding heeft betrekking op een selectiesysteem voor het selecteren van een 5 tochtig dier.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het selecteren van een tochtig dier.
De uitvinding heeft ook betrekking op een stalsysteem.
10 Selectiesystemen voor het selecteren van een tochtig dier zijn bekend. Dergelijke bekende selectiesystemen omvatten detectiesystemen welke fysiek contact maken met het betreffend dier om te meten of het betreffende dier tochtig is, en/of welke detectiesystemen bevestigd zijn aan of op die dieren van wie verwacht wordt dat ze op afzienbare tijd tochtig zullen worden.
15 Een dergelijk selectiesysteem is bijvoorbeeld bekend uit de
Amerikaanse octrooiaanvrage US 2008/0066693 waarin een apparaat getoond wordt voor het detecteren van het paargedrag van dieren. Het betreffende apparaat wordt aan het mannelijke dier bevestigd en registreert de pogingen van het mannelijke dier om vrouwelijke dieren te bespringen. Het apparaat registreert 20 tevens welke vrouwelijke dieren door het mannelijke dier besprongen worden en zo worden de vrouwelijke dieren welke tochtig zijn of op korte termijn tochtig worden geselecteerd.
Ook in andere Amerikaans octrooien, bijvoorbeeld US 4,247,758, US 4,618,861, US 5,542,431 en US 5,566,679 worden systemen getoond waarmee 25 aangetoond kan worden welk vrouwelijk dier besprongen is door een mannelijk dier of door een ander vrouwelijk dier. Dergelijke systemen omvatten in de regel sensoren welke gevoelig zijn voor druk en welke in de regel op de rug van het vrouwelijke dier bevestigd worden.
Een nadeel van de hierboven beschreven selectiesystemen, is dat 30 de systemen aan of op de individuele dieren bevestigd moeten worden wat onprettig voor het betreffende dier is en waardoor er een relatief groot aantal selectiesystemen nodig zijn, wat het detecteren en selecteren van tochtige dieren relatief duur maakt.
1036285 « 2
De uitvinding beoogt een selectiesysteem voor het selecteren van tochtige dieren, waarbij het aanbrengen van een meetsysteem op de individuele dieren vermeden kan worden.
Het doel wordt bereikt met een selectiesysteem voor het selecteren 5 van een tochtig dier als beschreven in conclusie 1. Het selectiesysteem volgens conclusie 1 omvat een doorgangsruimte voor het leiden van een dier van een eerste ruimte naar een tweede ruimte, waarbij de doorgangsruimte een lokmiddel omvat voor het lokken van een tochtig dier en voldoende grote afmetingen heeft om het dier in de doorgangsruimte te kunnen laten rondlopen, waarbij het 10 selectiesysteem een identificatiesysteem voor het identificeren van het dier omvat, alsmede registratiemiddelen die zijn ingericht voor het registreren en/of meten van een parameter indicatief voor het gedrag van het dier dat zich door de doorgangsruimte beweegt en voor het vergelijken van deze parameter met een referentie om te bepalen of het dier tochtig is.
15
In het selectiesysteem volgens de uitvinding wordt in de doorgangsruimte een lokmiddel geplaatst voor het lokken van een tochtig dier. Door de aanwezigheid van het lokmiddel zal het gedrag van het tochtige dier of van een dier dat binnen afzienbare tijd tochtig wordt, beïnvloed worden. Hierdoor 20 zal het gedrag van het tochtige dier afwijken van haar gebruikelijke gedrag en/of van het gedrag van de overige dieren van een kudde. Doordat de doorgangsruimte voorzien is van registratiemiddelen voor het meten van een parameter die indicatief is voor het gedrag van het dier, kan een afwijkend gedrag geregistreerd en/of gemeten worden. Door deze gemeten parameter te vergelijken 25 met een referentie, kan beoordeeld worden of het geregistreerde afwijkende gedrag voldoende is om een indicatie te geven of het betreffende dier tochtig is, of dat het betreffende dier binnen afzienbare tijd tochtig zal worden.
De parameter en de referentie omvatten in de regel waarden die het gedrag van het dier beschrijven of waaruit een bepaald gedrag van het dier 30 afgeleid kan worden. Dergelijke parameter en referentie zijn bij voorkeur waarden die gemeten, opgeslagen en met elkaar vergeleken kunnen worden, zodat bijvoorbeeld computersystemen de parameters en/of referentiewaarden met elkaar kunnen vergelijken om te bepalen of een dier tochtig is of tochtig wordt. Bij voorkeur is het verschil tussen de gemeten parameter en de referentie significant.
% 3
Dit zou bijvoorbeeld gewaarborgd kunnen worden door een verschilwaarde tussen de parameter en de referentie te definiëren. Wanneer het verschil tussen de parameter en de referentie kleiner is dan een minimale verschilwaarde of groter is dan een maximale verschilwaarde, dan is het verschil niet significant genoeg en 5 zal het betreffende dier waarschijnlijk niet tochtig zijn. Wanneer het verschil tussen de parameter en de referentie groter of gelijk is dan de minimale verschilwaarde of kleiner of gelijke is dan de maximale verschilwaarde, dan is het verschil wel significant en dan is de kans relatief groot dat het betreffende dier tochtig is. Bij voorkeur kan de verschilwaarde tussen de parameter en de referentie per dier en 10 per parameter ingesteld worden om zo de betrouwbaarheid van het selectiesysteem te verbeteren. Het instellen van de verschilwaarde zou, bijvoorbeeld, gebaseerd kunnen zijn op eerdere registraties en/of metingen van de parameter van het betreffende dier. De verschilwaarde zou dan, bijvoorbeeld, gebaseerd kunnen zijn op variaties van eerdere gemeten of geregistreerde 15 parameters. Wanneer de referentie, bijvoorbeeld, bepaald is in een tijd dat het dier niet tochtig was, zal de verschilwaarde tussen de gemeten parameter en de referentie groter moeten zijn dan de minimale verschilwaarde om aan te geven dat het dier meer dan gemiddeld afwijkt van zijn normale gedrag en dus waarschijnlijk tochtig is. Wanneer de referentie, bijvoorbeeld, bepaald is in een tijd dat het dier 20 tochtig was, zal de verschilwaarde tussen de gemeten parameter en de referentie kleiner moeten zijn dan de maximale verschilwaarde om aan te geven dat het dier binnen de gemiddelde afwijking een tochtig gedrag vertoont, waardoor het dier mogelijk tochtig is of binnenkort tochtig zal worden.
Eerste ruimte, tweede ruimte en doorgangsruimte hoeven geen 25 overdekte ruimten te zijn zoals een stal of delen van een stal. De ruimten kunnen ook afgebakende stukken van een weiland zijn of een mix tussen overdekte ruimten en weiland. Het systeem kan nagenoeg zonder problemen in het natuurlijke milieu van de dieren geïntegreerd worden zodat het natuurlijke gedrag van de dieren zo min mogelijk verstoord wordt en het dier zich daardoor in een zo 30 natuurgetrouwe omgeving bevindt. Dit zal het welbehagen van de dieren verder verbeteren.
De locatie van het lokmiddel in de doorgangsruimte zou bijvoorbeeld zodanig gekozen kunnen zijn dat het dier significant moet afwijken van een normaal looppatroon door de doorgangsruimte om bij het lokmiddel te komen om 4 het, bijvoorbeeld, te inspecteren. Hierdoor zal de gemeten parameter significant afwijken van de referentie zodat de betrouwbaarheid van het selectiesysteem verbeterd wordt.
De doorgangsruimte is bij voorkeur een verbindingsruimte tussen de 5 eerste ruimte en de tweede ruimte, bijvoorbeeld een gang waardoorheen de dieren van de eerste naar de tweede ruimte lopen. Deze doorgangsruimte kan voorzien worden van het selectiesysteem. Het voordeel van het gebruik van de verbindingsruimte tussen de eerste en tweede ruimte voor het selecteren van een tochtig dier uit een kudde is dat de dieren veelvuldig gebruik maken van de 10 verbindingsruimte waardoor er relatief snel een nagenoeg standaard gedrag voor elk dier door de verbindingsruimte ontstaat. Hierdoor wordt de betrouwbaarheid van het selectiesysteem verbeterd, aangezien het “normale” gedrag van de dieren door de verbindingsruimte goed bekend is en afwijkingen van dit “normale” gedrag duidelijk eruit zullen springen. Tevens is een dergelijke doorgangsruimte goed 15 bekend bij de dieren van de kudde en zullen de dieren niet extra schichtig of schuw zijn wanneer ze de doorgangsruimte betreden wat wederom de betrouwbaarheid van het selecteren van tochtige dieren verbetert: afwijkend gedrag van de dieren zal minder aan schichtigheid of schuwheid van de dieren te wijten zijn, en duidelijker aan het wel of niet tochtig zijn van de dieren. Ten slotte 20 heeft het gebruikt van de verbindingsruimte als doorgangsruimte het voordeel dat er geen of nauwelijks extra ruimte nodig is in de stallen of weidegebieden van een boerenbedrijf voor de selectie van de tochtige dieren. Het selectiesysteem kan volledig geïntegreerd worden in de verbindingsruimte die toch al noodzakelijk is om de dieren van de eerste ruimte naar de tweede ruimte te verplaatsen.
25 Uit het Europese octrooischrift EP 1 300 119 is een inrichting bekend voor het detecteren van een bronsttoestand bij een dier. De bekende inrichting omvat een frame om de ruimte waarin het dier zich bevindt af te bakenen en af te schermen van de overige ruimten. Het dier dat zich in de inrichting bevindt heeft hierdoor geen last van andere dieren in de stal. De bekende inrichting van EP 1 30 300 119 kan slechts één dier tegelijk omvatten. Tevens worden drukmiddelen gebruikt voor het aanbrengen van een stimulans op het dier, waardoor het dier in de bekende inrichting niet of nauwelijks kan en mag bewegen. De bekende inrichting kan daardoor slechts één dier tegelijk detecteren en neemt door de aanwezigheid van het frame relatief veel plek in in de stallen.
5
Het selectiesysteem volgens de uitvinding is anders dan deze bekende inrichting van EP 1 300 119 doordat het selectiesysteem van de uitvinding de doorgangsruimte omvat waardoorheen de dieren van de eerste ruimte naar de tweede ruimte worden geleid. De doorgangsruimte heeft 5 afmetingen zodanig dat het dier in de doorgangsruimte kan rondlopen en omvat registratiemiddelen voor het meten van een parameter indicatief voor het gedrag van het dier. Nagenoeg elk boerenbedrijf heeft een verbindingsruimte tussen, bijvoorbeeld, twee delen van een stal waarin het selectiesysteem geïntegreerd kan worden. Hierdoor is er niet of nauwelijks extra ruimte nodig voor het 10 selectiesysteem volgens de uitvinding. Tevens kunnen meerdere dieren tegelijk door de doorgangsruimte bewegen en zou het gedrag van de meerdere dieren nagenoeg tegelijk geregistreerd kunnen worden waardoor de registratietijd per dier behoorlijk gereduceerd wordt. Ten slotte zorgt het gebruik van de doorgangsruimte ervoor dat het dier niet afgezonderd wordt van de rest van de 15 kudde waardoor het dier zijn “normale” gedrag blijft vertonen. Het dier zal deel uit blijven maken van de kudde en zal niet schichtig of schuw worden door de veranderende omstandigheden van, bijvoorbeeld, een afsluitend frame of een drukmiddel zoals in de bekende inrichting van EP 1 300 119 vereist is.
In een uitvoeringsvorm van het selectiesysteem volgens conclusie 2 20 zijn de registratiemiddelen gekozen uit een lijst omvattend: • het identificatiesysteem voor het registreren van het dier, en/of • een verder identificatiesysteem voor het registreren van het dier in de nabijheid van het lokmiddel, en/of • een camerasysteem voor het registreren en/of meten van het gedrag van 25 het dier, en/of • een beeldbewerkingsysteem in combinatie met het camerasysteem voor het analyseren van het gedrag geregistreerd en/of gemeten door het camerasysteem, en/of • een positieregistratiesysteem, en/of 30 · een meetsysteem voor het registreren en/of meten van de loopsnelheid, loopsnelheidverandering en/of looprichtingverandering van het dier door de doorgangsruimte, en/of • een meetsysteem voor het meten van de temperatuur van het dier.
κ \ 6
Het identificatiesysteem wordt, bijvoorbeeld, gebruikt om dieren toegang te verschaffen tot de doorgangsruimte, bijvoorbeeld, door middel van een toegangspoort die registreert welke dieren doorgelaten worden. Een dergelijk identificatiesysteem zou, bijvoorbeeld, RFID etiketten of optische etiketten kunnen 5 omvatten voor het identificeren van de individuele dieren. Het identificatiesysteem zou, bijvoorbeeld, een aantal meetposities in de doorgangsruimte kunnen omvatten waar de aanwezigheid van een bepaald dier gemeten wordt. De tijdsduur tussen de verschillende meetposities zou als parameter gebruikt kunnen worden. Door het lokmiddel op een bepaalde positie in de doorgangsruimte te 10 plaatsen zou, bijvoorbeeld, een afwijking van de tijdsduur tussen twee meetposities in de nabijheid van het lokmiddel erop kunnen duiden dat het dier tochtig is aangezien het dier tijd nodig zal hebben om het lokmiddel te inspecteren. Tevens zou de doorgangsruimte een verder identificatiesysteem kunnen omvatten, bijvoorbeeld, met een zeer beperkte reikwijdte zodat alleen dieren in de 15 directe nabijheid van het lokmiddel geïdentificeerd worden door het verdere identificatiesysteem, terwijl dieren die de gebruikelijke route nemen door de doorgangsruimte niet door het verdere identificatiesysteem geregistreerd worden. De registratiemiddelen zouden, bijvoorbeeld, een camerasysteem kunnen omvatten om het verplaatsen van de dieren door de doorgangsruimte te laten zien 20 of op te nemen en later af te spelen. Door naar het verplaatsen van de dieren van de eerste ruimte naar de tweede ruimte door de doorgangsruimte te kijken kan afwijkend gedrag van een bepaald dier door de aanwezigheid van het lokmiddel geregistreerd worden. Vooral bij het verplaatsen van een kudde zal het dier zich bij voorkeur conform als de rest van de kudde gedragen. Door de aanwezigheid 25 van het lokmiddel zou het dier zich anders dan de rest van de kudde gaan gedragen wat relatief gemakkelijk geregistreerd kan worden. De camera zou tevens voorzien kunnen worden door een beeldbewerkingsysteem. Een dergelijk beeldbewerkingsysteem zou, bijvoorbeeld, het gedrag van de kudde kunnen analyseren en individuele dieren kunnen identificeren die zich anders gedragen en 30 die mogelijk tochtig zijn of binnen afzienbare tijd tochtig worden.
De registratiemiddelen van het selectiesysteem zouden ook een positieregistratiesysteem kunnen omvatten voor het nauwkeurig vastleggen van de positie van individuele dieren in de kudde. Dit vastleggen van de positie zou per tijdseenheid kunnen gebeuren waaruit relatief eenvoudig een snelheid, 7 snelheidverandering, bewegingsrichting en bewegingsrichtingverandering bepaald kunnen worden. Dergelijke positieregistratiesystemen omvatten, bijvoorbeeld, bekende Global Positioning System sensoren (verder ook wel aangeduid als GPS sensoren) voor het nauwkeurig bepalen van de positie van een betreffend dier.
5 De registratiemiddelen van het selectiesysteem zouden ook andere meetinrichtingen kunnen omvatten voor het registreren van de loopsnelheid, looprichting, loopsnelheidverandering en/of looprichtingverandering van de diverse dieren. Uit deze parameters kan worden geanalyseerd of een dier afwijkend gedrag vertoont in de nabijheid van het lokmiddel. Dit zou een duidelijke indicator 10 kunnen zijn dat het betreffende dier tochtig is of gaat worden. Dergelijke registratiemiddelen zouden, bijvoorbeeld, snelheidsdetectors kunnen omvatten voor het meten van de loopsnelheid en/of loopsnelheidveranderingen van de dieren, of, bijvoorbeeld, stappentellers.
Ook de temperatuur van het dier kan een indicator zijn voor het al 15 dan niet tochtig zijn van het dier. De registratiemiddelen zouden dan ook een temperatuursensor kunnen omvatten, bijvoorbeeld een infrarood camera.
In een uitvoeringsvorm van het samenstel volgens conclusie 3 is de parameter gekozen uit een lijst omvattend: • een tijdsduur dat een dier zich in de doorgangsruimte bevindt, 20 · een snelheid waarmee het dier zich door de doorgangsruimte beweegt, • een snelheidsvariatie van het dier terwijl het dier zich door de doorgangsruimte beweegt, • een bewegingsrichting van het dier terwijl het zich in de doorgangsruimte beweegt, 25 · een variatie in de bewegingsrichting van het dier terwijl het zich door de doorgangsruimte beweegt, • een registratie van het dier door het verdere identificatiesysteem, • een temperatuur van het dier.
De tijdsduur dat een dier zich in de doorgangsruimte bevindt en een 30 gemiddelde snelheid waarmee het dier zich door de doorgangsruimte beweegt zijn relatief eenvoudig te meten door, bijvoorbeeld, meetposities van een identificatiesysteem op te stellen bij de ingang en uitgang van de doorgangsruimte. Een snelheidsvariatie zal, bijvoorbeeld gemeten kunnen worden door het nagenoeg continu meten van de snelheid van een dier terwijl het door de > 8 doorgangsruimte beweegt. Voor een dergelijke meting zou nagenoeg elke meetinrichting voor het meten van de loopsnelheid van een dier gebruikt kunnen worden, inclusief de GPS sensor. Tevens zijn dergelijke parameters relatief eenvoudig door een computer te bewerken om de registratie van alwijkend gedrag 5 verder te automatiseren. De gemeten snelheid zou, bijvoorbeeld, vergeleken kunnen worden met een referentie en bij een afwijking van de parameter ten opzichte van de referentie met een waarde groter of gelijk aan de minimale verschilwaarde zou het betreffende dier aangeduid kunnen worden als mogelijk tochtig of binnenkort tochtig.
10 Ook de registratie van het dier door het verdere identificatiesysteem kan als parameter dienen om te bepalen of het dier welk geïdentificeerd is door het verdere identificatiesysteem mogelijk tochtig is of binnenkort tochtig wordt. Wanneer het dier regelmatig bij het verdere identificatiesysteem geregistreerd wordt zal het geïnteresseerd zijn in het lokmiddel en is de kans groot dat het dier 15 tochtig is of gaat worden.
In een uitvoeringsvorm van het samenstel volgens conclusie 4 is de referentie gekozen uit een lijst omvattend: • een eerdere registratie en/of meting van de parameter van het dier, en/of • een gemiddelde van eerdere registraties en/of metingen van de parameter 20 van het dier, en/of • een gemiddelde van eerdere registraties en/of metingen van de parameter van andere dieren, en/of • eerder gedrag van het dier toen bekend was dat het dier tochtig was.
In een dergelijk selectiesysteem wordt, bijvoorbeeld, de historie van 25 een betreffende parameter gebruikt om de referentie te bepalen. Dergelijke referentie gebaseerd op historie zou, bijvoorbeeld een gemiddelde van de historische waarden van alle dieren uit een kudde kunnen omvatten, of, alternatief, de referentie zou dier-specifiek kunnen zijn en dus gebaseerd kunnen zijn op de historie van een van de dieren van de kudde. Hierbij zou, bijvoorbeeld, gedrag 30 tijdens een periode waarvan bekend is dat het dier tochtig was, niet gebruikt kunnen worden om de referentie niet te verstoren. Door het gebruik van historische waarden van een betreffend dier wordt de referentie specifiek gemaakt voor het betreffende dier en worden foutregistraties verminderd.
9
De periode waarover gemiddeld wordt over historische waarden om de referentie te bepalen zou, bijvoorbeeld, beperkt kunnen worden om bijvoorbeeld trendveranderingen in het gedrag van een kudde of een bepaald dier op te nemen in de referentie. Dit om de nauwkeurigheid van het selecteren van 5 een tochtig dier uit een kudde verder te verbeteren.
Alternatief zou natuurlijk het gedrag van het dier toen bekend was dat het dier tochtig was gebruikt kunnen worden als referentie. In een dergelijk geval zou een dier mogelijk tochtig zijn wanneer de parameter van het betreffende dier relatief dicht bij de referentie ligt. Het dier zou waarschijnlijk tochtig zijn 10 wanneer het verschil tussen de parameter en de referentie kleiner is dan een maximale verschilwaarde.
In een uitvoeringsvorm van het samenstel volgens conclusie 5 omvat de eerdere registratie en/of meting van de parameter een registratie en/of meting zonder het lokmiddel in de doorgangsruimte en/of waarbij een gemiddelde van 15 eerdere registraties en/of metingen van de parameter registraties en/of metingen omvatten zonder het lokmiddel in de doorgangsruimte. Hierdoor kan het effect van het lokmiddel op de kudde en/of op individuele dieren in de kudde relatief nauwkeurig bepaald worden waardoor de nauwkeurigheid van het selectiesysteem verbeterd wordt.
20 In een uitvoeringsvorm van het samenstel volgens conclusie 6 omvat het lokmiddel ten minste een van de volgende elementen: • een kunstmatig geurmiddel, • tochtslijm, • sperma 25 · in bedrijf, een mannelijk dier.
Een voordeel van het gebruik van kunstmatige geurmiddelen is dat ze relatief eenvoudig te verkrijgen zijn. Ook tochtslijm van soortgenoten wordt door tochtige dieren of dieren die binnenkort tochtig worden opgemerkt waardoor het gedrag van deze dieren zal veranderen in de buurt van het tochtslijm. Een 30 voordeel van het gebruik van een mannelijk dier als lokmiddel is dat niet alleen het gedrag van de dieren van de kudde beïnvloed wordt om tochtige dieren te selecteren, maar dat de aanwezigheid van het mannelijke dier tevens kan leiden tot natuurlijke dekking van het tochtige dier. Hiervoor zou, bijvoorbeeld, het tochtige dier dat aandacht heeft voor het mannelijke dier achterblijven in de 10 doorgangsruimte waardoor de twee dieren voor een bepaalde tijd afgezonderd kunnen worden van de rest van de kudde. Dit afzonderen zou geregistreerd kunnen worden door het identificatiesysteem waardoor de natuurlijke dekking van het dier geregistreerd kan worden.
5 In een uitvoeringsvorm van het samenstel volgens conclusie 7, waarbij, in bedrijf, het lokmiddel een mannelijk dier is, en waarbij het selectiesysteem is ingericht voor het registreren van een tweede parameter indicatief voor het gedrag van het mannelijke dier dat zich door de doorgangsruimte kan bewegen. Ook het gedrag van het mannelijke dier dat zich 10 door de ruimte beweegt kan indicatief zijn voor het wel of niet tochtig zijn van een van de dieren van de kudde. Het mannelijk dier zou zich dan, bijvoorbeeld, vrij door de doorgangsruimte kunnen bewegen en doordat het mannelijk dier waarschijnlijk meer dan gemiddelde aandacht aan tochtige dieren besteedt, dit gebruiken om de tochtige dieren te selecteren. In een dergelijk systeem zou, 15 bijvoorbeeld, het mannelijk dier en elk dier uit de kudde een GPS sensor kunnen omvatten waardoor de GPS sensor van het mannelijk dier de tochtige dieren of dieren die binnenkort tochtig worden “aanwijst" door, bijvoorbeeld, aan deze dieren van de kudde meer dan gemiddeld aandacht te besteden. Ook hier zou het bijhouden van een referentie en een minimale of maximale verschilwaarde voor 20 het gedrag van het mannelijke dier de selectie van het selectiesysteem kunnen verbeteren.
In een uitvoeringsvorm van het samenstel volgens conclusie 8, waarbij het selectiesysteem een derde ruimte omvat welke in contact staat met de doorgangsruimte en waarin, in bedrijf, zich een mannelijk dier kan bevinden als 25 lokmiddel. Het tochtige dier zou, bijvoorbeeld, naar de derde ruimte kunnen gaan en de tijdsduur dat het tochtige dier zich in de derde ruimte bevindt zou, bijvoorbeeld, geregistreerd kunnen worden. Een dergelijke derde ruimte zou gebruikt kunnen worden om dieren af te zonderen zodat er natuurlijke dekking kan plaatsvinden tijdens het zogenaamde samenweiden van het mannelijke dier met 30 een tochtig dier. De registratie van welk tochtig dier naar de derde ruimte is gegaan en de registratie van de tijdsduur dat het tochtige dier in de derde ruimte is geweest zou gebruikt kunnen worden voor het registreren van natuurlijke dekking. In de derde ruimte zouden eventueel verdere registratiemiddelen aanwezig kunnen zijn om natuurlijke dekking van het tochtige dier te registreren.
« 11
Ook de derde ruimte hoeft geen overdekte ruimte te zijn zoals een stal of een deel van een stal. De derde ruimte kan ook een afgebakend stuk van een weiland zijn of een mix tussen overdekte ruimte en weiland.
In een uitvoeringsvorm van het samenstel volgens conclusie 9 is een 5 doorgang tussen de derde ruimte en de doorgangsruimte afgesloten met een toegangshek en waarbij het selectiesysteem is ingericht om een dier toegang te verlenen tot de derde ruimte afhankelijk van de geregistreerde en/of gemeten parameter van het betreffende dier. In een dergelijk systeem zouden, bijvoorbeeld, alleen dieren die mogelijk tochtig zijn of die binnenkort tochtig worden toegang 10 verschaft kunnen worden tot de derde ruimte. Het selectiesysteem zou, bijvoorbeeld, op grond van gemeten parameters van een van de dieren van de kudde en op grond van het vergelijken van de gemeten parameters met een referentie een indicatie kunnen geven of het betreffende dier mogelijk tochtig is of binnenkort tochtig zal zijn. Na de selectie van een dergelijk dier door het 15 selectiesysteem zou het mogelijk tochtige dier een specifiek etiket kunnen ontvangen welk aangeeft dat het dier mogelijk tochtig is. Dit specifieke etiket zou, bijvoorbeeld, een softwarematig etiket kunnen omvatten welk in een besturingssysteem voor veebeheer gebruikt zou kunnen worden. Vervolgens zou het selectiesysteem of het besturingssysteem het toegangshek tot de derde ruimte 20 kunnen beheren en enkel de dieren toegang verschaffen tot de derde ruimte die mogelijk tochtig zijn. Wederom kan geregistreerd worden welk tochtig dier naar de derde ruimte is gegaan en kan de tijdsduur geregistreerd worden dat het tochtige dier in de derde ruimte is geweest als indicator voor het registreren van natuurlijke dekking.
25 Het toegangshek naar de derde ruimte biedt tevens de mogelijkheid om te voorkomen dat bepaalde dieren die, bijvoorbeeld, familiare banden met het mannelijke dier hebben, toegang tot de derde ruimte krijgen.
In een uitvoeringsvorm van het samenstel volgens conclusie 10 verschaft de doorgangsruimte toegang tot meerdere derde ruimten afgesloten met 30 een toegangshek en welke elk een mannelijk dier kan omvatten, en waarbij het selectiesysteem is ingericht om een dier selectief toegang te verschaffen tot een van de derde ruimten. In een dergelijk systeem zou, bijvoorbeeld, een tochtig dier welke familiare banden heeft met het ene mannelijke dier, alleen toegang verschaft kunnen worden tot een ander mannelijk dier.
« 12
De uitvinding heeft ook betrekking op een werkwijze voor het selecteren van een tochtig dier waarbij de werkwijze de stappen omvat van: • het plaatsen van een lokmiddel voor het lokken van het tochtige dier in een 5 doorgangsruimte, waarbij de doorgangsruimte is ingericht voor het leiden van een dier van een eerste ruimte naar een tweede ruimte en waarbij de doorgangsruimte voldoende grote afmetingen heeft om het dier in de doorgangsruimte te kunnen laten rondlopen, • het verschaffen van toegang van het dier tot de doorgangsruimte, 10 · het registreren en/of meten van een parameter indicatief voor het gedrag van het dier dat zich door de doorgangsruimte beweegt, en • het vergelijken van de geregistreerde en/of gemeten parameter met een referentie om te bepalen of het dier tochtig is..
In een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens conclusie 12 omvat 15 de stap van het plaatsen van het lokmiddel: • het plaatsen van een kunstmatig geurmiddel in de doorgangsruimte, of • het plaatsen van tochtslijm in de doorgangsruimte, of • het plaatsen van sperma in de doorgangsruimte, of • het plaatsen van een mannelijk dier in de doorgangsruimte, of 20 · het leiden van het mannelijke dier naar een derde ruimte welke in contact staat met de doorgangsruimte.
In een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens conclusie 13 omvat de stap van het registreren en/of meten van een parameter: • het registreren en/of meten van een tijdsduur dat een dier zich in de 25 doorgangsruimte bevindt, en/of • het registreren en/of meten van een snelheid waarmee het dier zich door de doorgangsruimte beweegt, en/of • het registreren en/of meten van een snelheidsvariatie van het dier terwijl het dier zich door de doorgangsruimte beweegt, en/of 30 · het registreren en/of meten van een bewegingsrichting van het dier terwijl het zich in de doorgangsruimte beweegt, en/of • het registreren en/of meten van een variatie in de bewegingsrichting van het dier terwijl het dier zich door de doorgangsruimte beweegt, en/of 13 » • het registreren en/of meten van een registratie van het dier door een verder identificatiesysteem, en/of • het registreren en/of meten van een temperatuur van het dier.
In een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens conclusie 14 omvat 5 de doorgangsruimte een toegangshek om toegang tot een derde ruimte te verschaffen, waarbij het mannelijk dier zich in de derde ruimte kan bevinden, de werkwijze omvat tevens de stap: het verlenen van de toegang tot de derde ruimte voor het dier afhankelijk van de geregistreerde en/of gemeten parameter van het betreffende dier.
10 In een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens conclusie 15, waarbij de doorgangsruimte toegang verschaft tot meerdere derde ruimten welke elk een mannelijk dier kan omvatten en welke elk afgesloten kan worden met een toegangshek, en waarbij de stap van het verlenen van de toegang tot de derde ruimte tevens omvat: 15 · het selectief verlenen van toegang van het dier tot een van de derde ruimten.
Dergelijke werkwijze kan wederom gebruik worden om, bijvoorbeeld, te voorkomen dat een tochtig dier welk familiaire banden heeft met een stier, gedekt wordt door de betreffende stier.
20
De uitvinding heeft ook betrekking op een stalsysteem waarbij het stalsysteem een eerste ruimte en een tweede ruimte omvat, en een selectiesysteem omvat volgens de uitvinding.
25 Deze en andere aspecten van de uitvinding worden verduidelijkt door en zullen worden toegelicht met betrekking tot hierna beschreven uitvoeringsvormen.
Figuur 1 toont schematisch een uitvoeringsvorm van een selectiesysteem volgens de uitvinding, 30 Figuur 2 toont schematisch een uitvoeringsvorm van een selectiesysteem volgens de uitvinding waarbij het lokmiddel een mannelijk dier is,
Figuur 3 toont schematisch een uitvoeringsvorm van een selectiesysteem volgens de uitvinding waarbij het selectiesysteem een derde ruimte omvat en waarbij het mannelijk dier zich in de derde ruimte bevindt, en 14
Figuur 4 toont een stroomschema welk stappen aangeeft van de werkwijze voor het selecteren van een tochtig dier.
De figuren zijn schematisch en niet op schaal getekend. Sommige afmetingen zijn overdreven vergroot om een en ander te verduidelijken. Gelijke 5 elementen in de tekeningen worden zoveel mogelijk aangeduid met dezelfde referentiecijfers.
Figuur 1 toont schematisch een uitvoeringsvorm van een selectiesysteem 10 volgens de uitvinding. Het selectiesysteem 10 zoals getoond in 10 Fig. 1 omvat een doorgangsruimte 30 voor het leiden van een dier 20,...28 van een eerste ruimte 40 naar een tweede ruimte 50. De eerste ruimte 40 en de tweede ruimte 50 zouden, bijvoorbeeld, afgesloten delen van een stal kunnen zijn, of twee verschillende stallen of afgesloten delen van een weiland. De doorgangsruimte 30 vormt de verbinding tussen de eerste ruimte 40 en de tweede 15 ruimte 50 en omvat afmetingen zodanig dat het dier 20,...28 in de doorgangsruimte 30 kan rondlopen. Verder omvat de doorgangsruimte 30 een lokmiddel 60 voor het lokken van een tochtig dier 20. Een dier 20 dat tochtig is of dat binnenkort tochtig zal zijn zal geïnteresseerd zijn in het lokmiddel 60 en het willen gaan bekijken of onderzoeken. Doordat het selectiesysteem 10 tevens een 20 identificatiesysteem 70, 72 omvat voor het identificeren van het dier 20,...28, registreert het selectiesysteem 10 welk dier 20,...28 zich in de doorgangsruimte 30 bevindt. Tevens omvat het selectiesysteem 10 registratiemiddelen 70, 72, 170, 172; 174 voor het registreren en/of meten van een parameter welke indicatief is voor het gedrag van het dier 20,...28 dat zich door de doorgangsruimte 30 25 beweegt. Door deze gemeten parameter te vergelijken met een referentie kan bepaald worden of het dier 20,...28 tochtig is.
Door de aanwezigheid van het lokmiddel 60 zal het gedrag van het tochtige dier 20 of van een dier 20 dat binnen afzienbare tijd tochtig wordt, beïnvloed worden. Hierdoor zal het gedrag van het tochtige dier 20 afwijken van 30 zijn gebruikelijke gedrag en/of van het gedrag van de overige dieren 21,...28 van een kudde 20,...28. Doordat de doorgangsruimte 30 voorzien is van registratiemiddelen 70, 72, 170, 172; 174 voor het meten van de parameter die indicatief is voor het gedrag van het dier 20,...28, kan een afwijkend gedrag * 15 geregistreerd en/of gemeten worden door deze gemeten parameter te vergelijken met de referentie.
De parameter en referentie zijn bij voorkeur waarden die gemeten, opgeslagen en met elkaar vergeleken kunnen worden, zodat bijvoorbeeld 5 computersystemen de parameters en/of referentiewaarden met elkaar kunnen vergelijken om te bepalen of een dier 20,...28 tochtig is of tochtig wordt. Het verschil tussen de gemeten parameter en de referentie is bijvoorkeur significant, bijvoorbeeld, door het definiëren van een minimale of maximale verschilwaarde. Bij voorkeur kan de verschilwaarde tussen de parameter en de referentie per dier 10 en per parameter ingesteld worden om zo de betrouwbaarheid van het selectiesysteem te verbeteren.
Het lokmiddel zou, bijvoorbeeld, kunstmatig geurmiddel 60, tochtslijm 60 of sperma 60 kunnen zijn, aangeboden op een specifieke locatie binnen de doorgangsruimte 30. De locatie van het lokmiddel 60 in de 15 doorgangsruimte 30 zou bijvoorbeeld zodanig gekozen kunnen zijn dat het tochtige dier 20 significant moet afwijken van een normaal looppatroon om het lokmiddel 60 te inspecteren.
De doorgangsruimte 30 is bij voorkeur een verbindingsruimte tussen de eerste ruimte 40 en de tweede ruimte 50, bijvoorbeeld een gang 30 20 waardoorheen de dieren 20,...28 van de eerste 40 naar de tweede ruimte 50 lopen. Het voordeel van het gebruik van de verbindingsruimte 30 is dat de dieren 20.. ..28 veelvuldig gebruik maken van de verbindingsruimte 30 waardoor er relatief snel een nagenoeg standaard gedrag voor elk dier 20,...28 door de verbindingsruimte 30 ontstaat. Hierdoor wordt de betrouwbaarheid van het 25 selectiesysteem 10 verbeterd, aangezien het “normale” gedrag van de dieren 20.. ..28 door de verbindingsruimte 30 goed bekend is en afwijkingen van dit “normale” gedrag duidelijk eruit zullen springen. Tevens is een dergelijke verbindingsruimte 30 goed bekend bij de dieren 20,...28, waardoor ze zich op hun gemak zullen voelen en niet extra schichtig of schuw zullen zijn. Ten slotte heeft 30 het gebruik van de verbindingsruimte 30 als doorgangsruimte 30 in het selectiesysteem 10 het voordeel dat er geen of nauwelijks extra ruimte nodig is in de stallen of weidegebieden van een boerenbedrijf.
De registratiemiddelen 70, 72, 170, 172, 174 zouden, bijvoorbeeld, een identificatiesysteem 70, 72 voor het identificeren van de dieren 20,...28 die de * 16 doorgangruimte 30 in- en/of uitgaan kunnen omvatten. Dergelijk identificatiesysteem 70, 72 is aangeduid in Fig. 1 als antennes 70, 72 welke een schematische weergave zijn van draadloze identificatiesystemen 70, 72, zoals zogenaamde RFIDs (Radio Frequency IDentifation). Echter, ook andere 5 identificatiesystemen 70, 72, zoals optische identificatiesystemen 70, 72 zijn mogelijk. De registratiemiddelen 70, 72, 170, 172, 174 zouden ook een verder identificatiesysteem 170 kunnen omvatten voor het registreren van het dier 20,...28 in de nabijheid van het lokmiddel 60. Hier kan, bijvoorbeeld, de reikwijdte van het verdere identificatiesysteem 170 zodanig beperkt worden dat alleen dieren 10 20 die afwijken van het normale looppatroon door de doorgangsruimte 30 geïdentificeerd worden. De registratiemiddelen 70, 72, 170, 172, 174 zouden ook een camerasysteem 172 met of zonder beeldbewerkingsysteem 174 kunnen omvatten. Tevens zouden de registratiemiddelen 70, 72, 170, 172, 174 een positieregistratiesysteem (niet getoond) kunnen omvatten, zoals een systeem welk 15 in staat is de positie van individuele dieren 20,...28 te bepalen met behulp van het Global Positioning System. Het registratiesysteem 70, 72, 170, 172, 174 zou ook een meetsysteem 176 kunnen omvatten welk de loopsnelheid, looprichting, loopsnelheidverandering en/of looprichtingverandering van een dier 20,...28 kan bepalen. Hiermee kan ook een afwijkend gedrag van een tochtig dier 20 ten 20 opzichte van een referentie bepaald worden om te bepalen of een dier tochtig is of binnenkort tochtig zal worden.
De parameter zou, bijvoorbeeld, een tijdsduur kunnen omvatten dat een dier 20,...28 zich in de doorgangsruimte 30 bevindt, en/of een snelheid waarmee en/of bewegingsrichting waarin het dier 20,...28 zich door de 25 doorgangsruimte 30 beweegt. Deze gemeten tijdsduur, snelheid of bewegingsrichting zou, bijvoorbeeld, meer dan een verschilwaarde van een referentiewaarde moeten verschillen om een indicatie te geven of het dier 20,...28 tochtig is. De parameter zou, bijvoorbeeld, ook een snelheidsvariatie of variatie in de bewegingsrichting kunnen omvatten die een indicatie geeft over het wel of niet 30 tochtig zijn van een dier 20,...28. Deze parameters zijn relatief eenvoudig te meten en relatief eenvoudig met elkaar te vergelijken om te bepalen of de geregistreerde parameter significant afwijkt van de referentie.
Ook de registratie van het dier 20 door het verdere identificatiesysteem 170 kan als parameter dienen om te bepalen of het 11 17 geïdentificeerde dier mogelijk tochtig is. Wanneer het dier 20 regelmatig bij het verdere identificatiesysteem 170 geregistreerd wordt, zal het geïnteresseerd zijn in het lokmiddel 60 en is de kans groot dat het dier 20 tochtig is of gaat worden.
De referentie zou, bijvoorbeeld, een eerdere registratie en/of meting 5 van de parameter van het dier 20,...28 kunnen omvatten, en/of een gemiddelde van eerdere registraties en/of metingen van de parameter. Deze eerdere registratie van de parameter zou, bijvoorbeeld, een registratie van de parameter kunnen omvatten terwijl het dier 20,...28 niet tochtig was of niet binnenkort tochtig zou worden. Als de nu geregistreerde parameter meer afwijkt dan de minimale 10 verschilwaarde van een dergelijke referentie, is er een kans dat het dier tochtig is. Als de eerdere registratie van de parameter voor het bepalen van de referentie, bijvoorbeeld, is gebeurd toen het dier 20,...28 tochtig was of binnenkort tochtig zou worden, dan zou een afwijking van de nu gemeten parameter die groter is dan een maximale verschilwaarde erop duiden dat het dier waarschijnlijk niet tochtig is 15 of niet binnenkort tochtig zal worden. In een dergelijk selectiesysteem 10 wordt, bijvoorbeeld, de historie van een betreffende parameter gebruikt om de referentie te bepalen. Dergelijke historische waarden zouden waarden van alle dieren 20,...28 uit een kudde 20,...28 kunnen omvatten, of, alternatief, de historische waarden zou dier-specifiek kunnen zijn en dus gebaseerd kunnen zijn op de 20 historie van een van de dieren 20,...28 van de kudde 20,...28.
Figuur 2 toont schematisch een uitvoeringsvorm van een selectiesysteem 12 volgens de uitvinding waarbij het lokmiddel 65 een mannelijk dier 65 is. Elementen van een selectiesysteem 12 zoals getoond in Fig. 2 die 25 hetzelfde zijn of een vergelijkbare functie vervullen als elementen uit Fig. 1 hebben dezelfde referentienummers en zullen in de beschrijving van Fig. 2 niet verder toegelicht worden. Het mannelijk dier 65 zou zich, bijvoorbeeld, ook redelijk vrij door de doorgangsruimte 30 kunnen bewegen. Hierbij zou een tweede parameter geregistreerd en/of gemeten kunnen worden, waarbij de tweede parameter 30 indicatief is voor het gedrag van het mannelijke dier 65 dat zich door de doorgangsruimte 30 beweegt. Ook het gedrag van het mannelijke dier 65 kan indicatief zijn voor het wel of niet tochtig zijn van een van de dieren 20,...28 van de kudde 20,...28. Het mannelijk dier 65 zou zich dan, bijvoorbeeld, vrij door de doorgangsruimte 30 kunnen bewegen maar niet de doorgangsruimte 30 kunnen % 18 verlaten. Doordat het mannelijk dier 65 waarschijnlijk meer dan gemiddelde aandacht aan een tochtig dier 20 besteedt, zou dit gebruikt kunnen worden om het tochtige dier 20 uit de kudde 20,...28 te selecteren.
5 Figuur 3 toont schematisch een uitvoeringsvorm van een selectiesysteem 14 volgens de uitvinding waarbij het selectiesysteem een derde ruimte 80, 82 omvat en waarbij het mannelijk dier 65, 66 zich in de derde ruimte 80, 82 bevindt. Wederom hebben elementen van een selectiesysteem 12 zoals getoond in figuren 1 en 2 die hetzelfde zijn of een vergelijkbare functie vervullen 10 als elementen uit Fig. 1 dezelfde referentienummers en zullen in de beschrijving van Fig. 3 niet verder toegelicht worden. In het selectiesysteem 14 als getoond in Fig. 3, bevindt het mannelijk dier 65, 66 zich in de derde ruimte 80, 82 welke in contact staat met de doorgangsruimte 30. Het tochtige dier 20 zou, bijvoorbeeld, naar de derde ruimte 80, 82 kunnen gaan en de tijdsduur dat het tochtige dier 20 15 zich in de derde ruimte 80, 82 bevindt zou, bijvoorbeeld, geregistreerd kunnen worden. Ook de derde ruimte 80, 82 hoeft geen overdekte ruimte te zijn zoals een stal of een deel van een stal. De derde ruimte 80, 82 kan ook een afgebakend stuk van een weiland zijn of een mix tussen overdekte ruimte en weiland. In de uitvoeringsvorm van het selectiesysteem 14 zoals getoond in Fig. 3 omvat het 20 selectiesysteem 14 een tweetal derde ruimten 80, 82, elk afgesloten met een toegangshek 90, 92. Het verdere identificatiesysteem 170 wordt gebruikt als selectiesysteem om een dier 20,...28 toegang te verlenen tot de derde ruimten 80, 82 afhankelijk van de geregistreerde en/of gemeten parameter van het betreffende dier 20,...28. Zo zou, bijvoorbeeld, het verder identificatiesysteem 170 alleen 25 tochtige dieren toegang verlenen dieren tot de derde ruimte 80, 82. Het toegangshek 90, 92 naar de derde ruimte 80, 82 biedt tevens de mogelijkheid om te voorkomen dat bepaalde dieren 20,...28 die, bijvoorbeeld, familiare banden met het mannelijke dier 65, 66 hebben, toegang tot de derde ruimte 80, 82 krijgen waar het familiare mannelijke dier 65,66 zich bevindt.
30
Figuur 4 toont een stroomschema welk stappen aangeeft van de werkwijze voor het selecteren van een tochtig dier 20 uit een kudde 20,...28. Een eerste stap 200 in het stroomschema omvat het plaatsen van het lokmiddel 60; 65, 66 in de doorgangsruimte 30. Het plaatsen van het lokmiddel 60; 65, 66 omvat het 19 plaatsen van een kunstmatig geurmiddel 60, van tochtslijm 60, van sperma 60 in de doorgangsruimte 30, of het leiden van een mannelijk dier 65, 66 naar de doorgangsruimte 30, of het leiden van het mannelijk dier 65, 66 naar een derde ruimte 80, 82 welke in contact staat met de doorgangsruimte 30.
5 Een volgende stap 210 in het stroomschema omvat het leiden van de dieren 20,...28 of het leiden van individuele dieren 20;...28 door de doorgangsruimte 30.
Vervolgens zal in stap 220 de dieren 20,...28 die door de doorgangsruimte 30 gaan of zijn gegaan, worden geregistreerd met behulp van 10 een identificatiesysteem 70, 72.
Aangezien nu bekend is welke dieren 20,...28 zich in de doorgangsruimte 30 bevinden, zal van elk van de dieren 20,...28 een parameter geregistreerd worden of gemeten worden in een volgende stap 230 van het stroomschema. De stap 230 van het registreren en/of meten van een parameter 15 zou, bijvoorbeeld, het registreren en/of meten van een tijdsduur kunnen omvatten dat een dier 20,...28 zich in de doorgangsruimte 30 bevindt, en/of het registreren en/of meten van een snelheid en/of bewegingsrichting waarmee het dier 20,...28 zich door de doorgangsruimte 30 beweegt. De stap 230 van het registreren en/of meten van een parameter zou ook, bijvoorbeeld, het registreren en/of meten van 20 een snelheidsvariatie en/of van een variatie van de bewegingsrichting van het dier 20.. ..28 kunnen omvatten, terwijl het zich in de doorgangsruimte 30 beweegt. De stap 230 van het registreren en/of meten van een parameter zou ook, bijvoorbeeld, het registreren en/of meten van een registratie van het dier 20,...28 door een verder identificatiesysteem 170 kunnen omvatten.
25 Vervolgens wordt in stap 240 de geregistreerde en/of gemeten parameter vergeleken met een referentie om te bepalen of het dier 20,...28 tochtig is of binnenkort tochtig zal worden. In deze stap 240 zal gekeken worden of de parameter significant afwijkt van de referentie. Wanneer de parameter bijvoorbeeld meer dan minimale verschilwaarde afwijkt van de referentie, wordt de 30 gemeten afwijking van het gedrag gezien als significant. In een dergelijk geval wordt het dier 20 aangeduid als mogelijk tochtig.
Stap 250 in het stroomschema kijkt naar de uitkomst van de vergelijk-stap 240. Wanneer de uitkomst van de vergelijk-stap 240 is dat het dier 20.. ..28 mogelijk tochtig is, dan wordt het dier geregistreerd in stap 260. De *· % 20 registratiestap 260 omvat het aangeven van het mogelijk tochtig zijn van het betreffende dier 20,...28 in een dier-specifiek bestand in een veebeheer systeem (niet getoond). Wanneer de uitkomst van de vergelijk-stap 240 is dat het dier 20,...28 waarschijnlijk niet tochtig is, dan wordt geen actie ondernomen.
5 Alternatief, zou in een dergelijk geval, de geregistreerde en/of gemeten parameter toegevoegd kunnen worden in een algoritme voor het bepalen van een referentie van het betreffende dier 20,...28.
In een alternatieve uitvoeringsvorm (niet getoond) zou natuurlijk ook het feit dat een dier 20,...28 mogelijk niet tochtig is, geregistreerd kunnen worden 10 in tegenstelling tot de beschreven uitvoeringsvorm waarin het mogelijk tochtig zijn van het dier 20,...28 geregistreerd wordt.
Vervolgens wordt gekeken of het laatste dier 20,...28 door de doorgangsruimte 30 is gegaan in stap 270. Wanneer het laatste dier 20,...28 door de doorgangsruimte 30 is gegaan, stopt het stroomschema met stap 300. 15 Wanneer nog niet van alle dieren een parameter is geregistreerd en/of gemeten, worden de stappen van het stroomschema herhaald vanaf de stap 210 en wordt het volgende dier door de doorgangsruimte 30 geleidt.
Alternatief kunnen natuurlijk ook meerdere dieren 20,...28 door de doorgangsruimte 30 bewegen en is het selectiesysteem 10, 12, 14 in staat de 20 parameters van de verschillende dieren 20,...28 sequentieel of tegelijk te bepalen en te vergelijken met een algemene referentie of met de individuele referenties van de verschillende dieren 20,...28.
Het stroomschema van Fig. 4 omvat nog extra stappen 280, 290, 295 welke mogelijk een tochtig dier 20 selectief toegang kunnen verlenen tot een derde 25 ruimte 80, 82. De stap 280 vergelijkt de gegevens van het betreffende tochtige dier 20 met de gegevens van een mannelijk dier 65, 66 dat zich in de derde ruimte 80, 82 bevindt waar het betreffende tochtige dier 20 naartoe is. Heeft het betreffende mannelijke dier 65 in de betreffende derde ruimte 80, 82 familiare banden met het tochtige dier 20, dan wordt de toegang tot de betreffende derde 30 ruimte 80, 82 geweigerd en zou het tochtige dier 20 toegang verleend kunnen worden tot een volgende derde ruimte 82, 80 in stap 295. Als er geen familiare banden tussen het mannelijke dier 65 en het betreffende tochtige dier 20 zijn, dan wordt het tochtige dier 20 toegang verleend tot de derde ruimte 80, 82 in stap 290.
* 21
Het hierboven beschreven selectiesysteem 10 en werkwijzen voor het selecteren van een tochtig dier 20 volgens de uitvinding kunnen zowel in hardware als ook in software uitgevoerd worden. Vooral de werkwijze stappen zoals hierboven beschreven kunnen geprogrammeerd worden en door een 5 geschikte besturingsinrichting zoals een geschikte microprocessor uitgevoerd worden.
Er wordt opgemerkt dat bovengenoemde uitvoeringsvormen de uitvinding beschrijven en niet beperken, en dat het voor de vakman mogelijk is 10 vele alternatieve uitvoeringsvormen te ontwerpen zonder van de essentie af te wijken van de bijgevoegde conclusies.
Referentiecijfers, die tussen haakjes bijgevoegd zijn in de conclusies, mogen niet opgevat worden als beperkingen in de conclusies. Het gebruik van het werkwoord “omvatten” en zijn vervoegingen sluit de aanwezigheid 15 van andere elementen of stappen, dan welke in de conclusies genoemd zijn, niet uit. Het lidwoord “een” voorafgaand aan een element of stap sluit de aanwezigheid van een veelvoud van zulke elementen of stappen niet uit. Meerdere middelen die opgesomd zijn in een apparaat conclusie, kunnen uitgevoerd zijn in een en hetzelfde apparaat. Het enkele feit dat bepaalde maatregelen opgesomd worden 20 in verschillende afhankelijke conclusies geeft niet aan dat een combinatie van deze maatregelen niet tot voordeel strekt.
1036285

Claims (16)

1. Selectiesysteem (10; 12; 14) voor het selecteren van een tochtig dier 5 (20), waarbij het selectiesysteem (10; 12; 14) een doorgangsruimte (30; 32; 34) voor het leiden van een dier (20,...28) van een eerste ruimte (40) naar een tweede ruimte (50) omvat, waarbij de doorgangsruimte (30; 32; 34) een lokmiddel (60; 65, 66) omvat voor het lokken van een tochtig dier (20) en voldoende grote afmetingen heeft om het dier (20,...28) in de doorgangsruimte (30; 32; 34) te 10 kunnen laten rondlopen, waarbij het selectiesysteem (10; 12; 14) een identificatiesysteem (70, 72) voor het identificeren van het dier (20,...28) omvat, alsmede registratiemiddelen (70, 72; 170; 172; 174) die zijn ingericht voor het registreren en/of meten van een parameter indicatief voor het gedrag van het dier (20,...28) dat zich door de doorgangsruimte (30; 32; 34) beweegt en voor het 15 vergelijken van deze parameter met een referentie om te bepalen of het dier (20,...28) tochtig is.
2. Selectiesysteem (10; 12; 14) volgens conclusie 1, waarbij de registratiemiddelen (70, 72; 170; 172; 174) gekozen zijn uit een lijst omvattend: 20. het identificatiesysteem (70, 72) voor het registreren van het dier (20,...28), en/of • een verder identificatiesysteem (170) voor het registreren van het dier (20,...28) in de nabijheid van het lokmiddel (60; 65, 66), en/of • een camerasysteem (172) voor het registreren en/of meten van het gedrag 25 van het dier (20,...28), en/of • een beeldbewerkingsysteem (174) in combinatie met het camerasysteem (172) voor het analyseren van het gedrag geregistreerd en/of gemeten door het camerasysteem (172), en/of • een positieregistratiesysteem, en/of 30. een meetsysteem (176) voor het registreren en/of meten van de loopsnelheid, loopsnelheidverandering en/of looprichtingverandering van het dier (20,...28) door de doorgangsruimte (30; 32; 34), en/of • een meetsysteem voor het meten van de temperatuur van het dier (20,...28). 1 Ω 3 fi 9 fl * ♦
3. Selectiesysteem (10; 12; 14) volgens conclusie 1 of 2, waarbij de parameter gekozen is uit een lijst omvattend: • een tijdsduur dat het dier (20,...28) zich in de doorgangsruimte (30; 32; 34) 5 bevindt, • een snelheid waarmee het dier (20,... 28) zich door de doorgangsruimte (30; 32; 34) beweegt, • een snelheidsvariatie van het dier (20,...28) terwijl het dier (20,...28) zich door de doorgangsruimte (30; 32; 34) beweegt, 10. een bewegingsrichting van het dier (20,...28) terwijl het zich in de doorgangsruimte (30; 32; 34) beweegt, • een variatie in de bewegingsrichting van het dier (20,...28) terwijl het zich door de doorgangsruimte (30; 32; 34) beweegt, • een registratie van het dier (20,...28) door het verdere identificatiesysteem 15 (170), • een temperatuur van het dier (20,...28).
4. Selectiesysteem (10; 12; 14) volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij de referentie gekozen is uit een lijst omvattend: 20. een eerdere registratie en/of meting van de parameter van het dier (20,-28), • een gemiddelde van eerdere registraties en/of metingen van de parameter van het dier (20,...28), • een gemiddelde van eerdere registraties en/of metingen van de parameter 25 van andere dieren (21,...28), en/of • eerder gedrag van het dier toen bekend was dat het dier tochtig was.
5. Selectiesysteem (10; 12; 14) volgens conclusie 4, waarbij de eerdere registratie en/of meting van de parameter een registratie en/of meting omvat 30 zonder het lokmiddel (60; 65, 66) in de doorgangsruimte (30; 32; 34) en/of waarbij een gemiddelde van eerdere registraties en/of metingen van de parameter registraties en/of metingen omvatten zonder het lokmiddel (60; 65, 66) in de doorgangsruimte (30; 32; 34). v 4
6. Selectiesysteem (10; 12; 14) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het lokmiddel (60; 65, 66) ten minste een van de volgende elementen omvat: • een kunstmatig geurmiddel (60), 5. tochtslijm (60), • sperma (60), • in bedrijf, een mannelijk dier (65, 66).
7. Selectiesysteem (10; 12; 14) volgens conclusie 6, waarbij, in bedrijf, 10 het lokmiddel (60; 65, 66) een mannelijk dier (65, 66) is, en waarbij het selectiesysteem (10; 12; 14) is ingericht voor het registreren van een tweede parameter indicatief voor het gedrag van het mannelijke dier (65, 66) dat zich door de doorgangsruimte (30; 32; 34) kan bewegen.
8. Selectiesysteem (10; 12; 14) volgens conclusie 1, waarbij het selectiesysteem (10; 12; 14) een derde ruimte (80, 82) omvat welke in contact staat met de doorgangsruimte (30; 32; 34) en waarin, in bedrijf, zich een mannelijk dier (65, 66) kan bevinden als lokmiddel (60; 65, 66).
9. Selectiesysteem (10; 12; 14) volgens conclusie 8, waarbij een doorgang tussen de derde ruimte (80, 82) en de doorgangsruimte (30; 32; 34) afgesloten is met een toegangshek (90) en waarbij het selectiesysteem (10; 12; 14) is ingericht om een dier (20,...28) toegang te verlenen tot de derde ruimte (80, 82) afhankelijk van de geregistreerde en/of gemeten parameter van het 25 betreffende dier (20,... 28).
10. Selectiesysteem (10; 12; 14) volgens conclusie 8 of 9, waarbij de doorgangsruimte (30; 32; 34) toegang verschaft tot meerdere derde ruimten (80, 82) afgesloten met een toegangshek (90) en welke elk een mannelijk dier (65, 66) 30 kan omvatten, en waarbij het selectiesysteem (10; 12; 14) is ingericht om een dier (20,...28) selectief toegang te verschaffen tot een van de derde ruimten (80, 82).
11. Werkwijze voor het selecteren van een tochtig dier (20), de werkwijze omvat de stappen: ,ν * • het plaatsen van een lokmiddel (60; 65, 66) voor het lokken van het tochtige dier (20) in een doorgangsruimte (30; 32; 34), waarbij de doorgangsruimte (30; 32; 34) is ingericht voor het leiden van een dier (20,...28) van een eerste ruimte (40) naar een tweede ruimte (50) en waarbij de 5 doorgangsruimte (30; 32; 34) voldoende grote afmetingen heeft om het dier (20,...28) in de doorgangsruimte (30; 32; 34) te kunnen laten rondlopen, • het verschaffen van toegang van het dier (20,...28) tot de doorgangsruimte (30; 32; 34), • het identificeren van de dieren (20,...28) door een identificatiesysteem (70, 10 72) van de doorgangsruimte (30; 32; 34), • het registreren en/of meten van een parameter indicatief voor het gedrag van het dier (20,...28) dat zich door de doorgangsruimte (30; 32; 34) beweegt, en • het vergelijken van de geregistreerde en/of gemeten parameter met een 15 referentie om te bepalen of het dier (20,...28) tochtig is.
12. Werkwijze volgens conclusie 11, waarbij de stap van het plaatsen van het lokmiddel (60; 65, 66): • het plaatsen van een kunstmatig geurmiddel (60) in de doorgangsruimte 20 (30; 32; 34) omvat, of • het plaatsen van tochtslijm (60) in de doorgangsruimte (30; 32; 34) omvat, of • het plaatsen van sperma (60) in de doorgangsruimte (30; 32; 34) omvat, of • het plaatsen van een mannelijk dier (65, 66) in de doorgangsruimte (30; 32; 25 34) omvat, of • het leiden van het mannelijke dier (65, 66) naar een derde ruimte (80, 82) omvat welke in contact staat met de doorgangsruimte (30; 32; 34).
13. Werkwijze volgens conclusie 11 of 12, waarbij de stap van het 30 registreren en/of meten van een parameter: • het registreren en/of meten van een tijdsduur omvat dat een dier (20,...28) zich in de doorgangsruimte (30; 32; 34) bevindt, en/of • het registreren en/of meten van een snelheid omvat waarmee het dier (20,...28) zich door de doorgangsruimte (30; 32; 34) beweegt, en/of r t * • het registreren en/of meten van een snelheidsvariatie van het dier (20,...28) omvat terwijl het dier (20,...28) zich door de doorgangsruimte (30; 32; 34) beweegt, en/of • het registreren en/of meten van een bewegingsrichting van het dier 5 (20,...28) omvat terwijl het zich in de doorgangsruimte (30; 32; 34) beweegt, en/of • het registreren en/of meten van een variatie in de bewegingsrichting van het dier (20,...28) omvat terwijl het dier (20,...28) zich door de doorgangsruimte (30; 32; 34) beweegt, en/of 10. het registreren en/of meten van een registratie van het dier (20,...28) door een verder identificatiesysteem (170), en/of • het registreren en/of meten van een temperatuur van het dier (20,...28).
14. Werkwijze volgens conclusie 11, 12 of 13, waarbij de 15 doorgangsruimte (30; 32; 34) een toegangshek (90) omvat om toegang tot een derde ruimte (80, 82) te verschaffen, waarbij het mannelijk dier (65, 66) zich in de derde ruimte (80, 82) kan bevinden, de werkwijze omvat tevens de stap: • het verlenen van de toegang tot de derde ruimte (80, 82) voor het dier (20,...28) afhankelijk van de geregistreerde en/of gemeten parameter van 20 het betreffende dier (20,...28).
15. Werkwijze volgens conclusie 14, waarbij de doorgangsruimte (30; 32; 34) toegang verschaft tot meerdere derde ruimten (80, 82) welke elk een mannelijk dier (65, 66) kan omvatten en welke elk afgesloten kan worden met een 25 toegangshek (90), en waarbij de stap van het verlenen van de toegang tot de derde ruimte (80, 82) tevens omvat: • het selectief verlenen van toegang van het dier (20,...28) tot een van de derde ruimten (80, 82).
16. Stalsysteem (100,110,120), waarbij het stalsysteem (100,110,120) een eerste ruimte (40) en een tweede ruimte (50) omvat en een selectiesysteem (10; 12; 14) omvat volgens een van de conclusies 1 tot 12. 1036285
NL1036285A 2008-12-05 2008-12-05 Selectiesysteem en werkwijze voor het selecteren van een tochtig dier. NL1036285C2 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1036285A NL1036285C2 (nl) 2008-12-05 2008-12-05 Selectiesysteem en werkwijze voor het selecteren van een tochtig dier.
PCT/NL2009/000209 WO2010064892A1 (en) 2008-12-05 2009-11-04 Selection system and method of selecting an oestrous animal

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1036285A NL1036285C2 (nl) 2008-12-05 2008-12-05 Selectiesysteem en werkwijze voor het selecteren van een tochtig dier.
NL1036285 2008-12-05

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1036285C2 true NL1036285C2 (nl) 2010-06-08

Family

ID=40875058

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1036285A NL1036285C2 (nl) 2008-12-05 2008-12-05 Selectiesysteem en werkwijze voor het selecteren van een tochtig dier.

Country Status (2)

Country Link
NL (1) NL1036285C2 (nl)
WO (1) WO2010064892A1 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US9044297B2 (en) * 2011-03-17 2015-06-02 Technologies Holdings Corp. System and method for estrus detection using real-time location
US20240074412A1 (en) * 2021-02-02 2024-03-07 Signify Holding B.V. System and method for analyzing meting behavior of an animal species

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3844273A (en) * 1972-04-24 1974-10-29 Contel Corp Method and apparatus for animal heat detection and recording
EP0499428A1 (en) * 1991-02-11 1992-08-19 Dec International, Inc. Livestock sorting system
EP1300119A2 (en) * 2001-10-04 2003-04-09 Lely Enterprises AG A device for detecting the condition of heat on an animal, a positioning device, a stable provided with a positioning device and a method of detecting a condition of heat
US20080125670A1 (en) * 2003-09-04 2008-05-29 Walter Signorini Method for monitoring estrus, ovulation of animals, for planning a useful fertilization time zone and a preferred fertilization time zone

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3844273A (en) * 1972-04-24 1974-10-29 Contel Corp Method and apparatus for animal heat detection and recording
EP0499428A1 (en) * 1991-02-11 1992-08-19 Dec International, Inc. Livestock sorting system
EP1300119A2 (en) * 2001-10-04 2003-04-09 Lely Enterprises AG A device for detecting the condition of heat on an animal, a positioning device, a stable provided with a positioning device and a method of detecting a condition of heat
US20080125670A1 (en) * 2003-09-04 2008-05-29 Walter Signorini Method for monitoring estrus, ovulation of animals, for planning a useful fertilization time zone and a preferred fertilization time zone

Also Published As

Publication number Publication date
WO2010064892A1 (en) 2010-06-10

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1017354C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het melken van een dier, inrichting voor het bewaken van een dier.
US6405672B1 (en) System and a method for monitoring the physical condition of a herd of livestock
AU2013350867B2 (en) Systems and methods for predicting the outcome of a state of a subject
CN111726986B (zh) 系统与方法
KR102035672B1 (ko) 가축의 행동과 위치를 모니터링하는 장치 및 방법
KR101806521B1 (ko) 열화상 카메라를 이용하는 가축의 방역 시스템
US10349630B2 (en) System and a method for real time detection of the position and behavior of a plurality of animals
AU2013240637B2 (en) System and method for grooming-related farm decision support
US20150366169A1 (en) Honeybee behavior monitoring sevice and honeybee behavior monitoring system
Arcidiacono et al. Moving mean-based algorithm for dairy cow’s oestrus detection from uniaxial-accelerometer data acquired in a free-stall barn
NL1036285C2 (nl) Selectiesysteem en werkwijze voor het selecteren van een tochtig dier.
Vafidis et al. Supplemental food alters nest defence and incubation behaviour of an open‐nesting wetland songbird
NL1031625C2 (nl) Diagnosewerkwijze alsmede diagnose-inrichting voor een dieridentificatiesysteem, in het bijzonder een dieridentificatiesysteem van een melkinstallatie en melkinstallatie met een dieridentificatiesysteem.
KR20220014507A (ko) 반려동물 모니터링 정보를 이용한 보험료 산정 방법 및 시스템
KR20200013127A (ko) 빅데이터 기술을 이용한 가축관리시스템 및 빅데이터 기술을 이용한 가축관리방법
KR101687787B1 (ko) 과산계 선별 시스템
Czerwinski et al. Sampling maternal care behaviour in domestic dogs: What’s the best approach?
CN111768877A (zh) 体温检测方法、装置、设备及计算机存储介质
Dallmann et al. iButton® temperature loggers effectively determine prairie grouse nest absences
US20220192171A1 (en) Pest control system and method for use thereof
Beyer et al. Enhancing septoria leaf blotch forecasts in winter wheat II: Model architecture and validation results
NL2019375B1 (nl) Melkdierbewakingssysteem met hittestressverminderingsmiddelen
NL2013609B1 (nl) Veediermanagementsysteem.
KR101984550B1 (ko) 가축 건강 관리 장치 및 이를 적용한 가축 건강 관리 시스템
KR101687782B1 (ko) 과산계 선별 방법

Legal Events

Date Code Title Description
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20140701