NL1035558C2 - Verlichtingsinrichting alsmede samenstel van verlichtingseenheden. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Verlichtingsinrichting alsmede samenstel van verlichtings- eenheden.

GEBIED VAN DE UITVINDING

5 De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een verlichtingsinrichting omvattende een armatuur en een lichtbron, waarin de lichtbron een verlïchtingsoppervlak omvat voor het in bedrijf verschaffen van licht door het verlichtingsoppervlak. Voorts heeft de uitvinding betrekking op een samenstel van ten minste twee verlichtingseenheden zoals hierboven beschreven.

10 Het verlichten van ruimten met sfeerverlichting is sinds mensenheugenis bekend. Reeds ruim voor de uitvinding van de gloeilamp bestond sfeerverlichting uit armaturen voorzien van een lichtbron (bijvoorbeeld een kroonluchter voorzien van kaarsen) welke een zodanige vorm had dat een dergelijke verlichtingsinrichting een ruimte op een manier kon verlichten die door de 15 aanwezigen in de ruimte als sfeervol werd ervaren. Ook waren bijvoorbeeld windlichten en lantaarns bekend, welke werden gevormd door een gedeeltelijk transparant omhulsel waarin een kaars geplaatst kon worden.

Na de uitvinding van de gloeilamp, en met name in de tweede helft van de 20e eeuw, is de verscheidenheid aan armaturen voor het voortbrengen van 20 sfeerverlichting sterk vergroot. Met name in de periode na de tweede wereldoorlog heeft de belangstelling voor woninginrichting deze ontwikkeling aangewakkerd. Sfeerverlichting is sindsdien beschikbaar in vele soorten en maten, kleuren, lichtsterkten, lichttypen, etc.

Hoewel sfeerverlichting in staat is een ruimte zodanig te verlichten 25 dat een bepaalde, doorgaans als aangenaam ervaren sfeer ontstaat, is het een nadeel van de moderne verlichtingsarmaturen dat de mogelijkheden van het aanpassen van de sfeer aan de actuele omstandigheden beperkt blijven. Lampen kunnen ingeschakeld of uitgeschakeld worden, en tevens is het meestal mogelijk het licht te dimmen tot een bepaalde gewenste lichtsterkte. Bijzondere sfeerverlichting 30 verschaft nog de mogelijkheid om de kleur ervan aan te passen. Echter, met bovengenoemde aanpassingen is de veelzijdigheid van sfeerverlichting grotendeels uitgehold.

1035558 2

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

Het is een doel van de onderhavige uitvinding sfeerverlichting ter verschaffen waarmee de gebruiker in staat gesteld wordt de verlichting zo veel mogelijk aan te passen aan de actuele omstandigheden, zoals de tijd van het jaar, 5 het humeur van de gebruiker(s), het tijdstip van de dag, de behoefte aan licht, etc.

Dit doel wordt door de onderhavige uitvinding bereikt doordat deze een verlichtingsinrichting verschaft, omvattende een armatuur en een lichtbron, waarin de lichtbron een verlichtingsoppervlak omvat voor het in bedrijf verschaffen van licht door het verlichtingsoppervlak, waarbij het verschaffen van het licht 10 plaatsafhankelijk op het verlichtingsoppervlak bedienbaar is, en waarin het verlichtingsoppervlak is voorzien van een met de lichtbron werkzaam gekoppelde plaatsafhankelijke aanraakgevoelige interface voor het plaatsafhankelijk bedienbaar verschaffen van het licht door het verlichtingsoppervlak, voor het vrijgeven van het voortbrengen van een lichtpatroon op het verlichtingoppervlak middels aanraking 15 van het verlichtingsoppervlak.

De onderhavige uitvinding omvat een verlichtingsoppervlak met een plaatsafhankelijke aanraakgevoelige interface. Door aanraking van de interface kan het verschaffen van licht plaatsafhankelijk worden ingesteld. Hierdoor is het bijvoorbeeld mogelijk een lichtpatroon op het verlichtingsoppervlak voort te brengen 20 door middel van aanraking van het verlichtingsoppervlak. Het door het verlichtingsoppervlak verschafte licht is plaatsafhankelijk instelbaar. De wijze waarop het armatuur licht verspreidt kan zo worden aangepast aan de actuele omstandigheden. Plaatsafhankelijk kan bijvoorbeeld het in- en uitschakelen van licht, de lichtsterkte, de kleur van het licht, de hardheid of diffuusheid van het licht 25 e.d. worden ingesteld, afhankelijk van de actuele omstandigheden.

De gebruiker van de verlichtingsinrichting is op deze wijze in staat een lichtpatroon op het verlichtingsoppervlak te tekenen, dat vervolgens door de verlichtingsinrichting weergegeven wordt. Het getekende lichtpatroon kan bijvoorbeeld het humeur uitdrukken van de gebruiker, een boodschap bevatten, of 30 zodanig zijn getekend dat licht plaatsafhankelijk onder bijvoorbeeld een bepaalde hoek wordt weergegeven.

Overeenkomstig een uitvoeringsvorm van de uitvinding omvat de lichtbron een veelheid met behulp van de interface afzonderlijk bedienbare lichtbroneenheden, welke aangrenzend aan het verlichtingsoppervlak gelegen zijn.

3

In deze uitvoeringsvorm kunnen de verschillende lichtbroneenheden zijn gemonteerd op een printplaat en zijn afgedekt met het verlichtingsoppervlak. Het licht dat door de lichtbroneenheden wordt voortgebracht treedt naar buiten door het verlichtingsoppervlak. Door het aanraken van de aanraakgevoelige interface zijn de 5 lichtbroneenheden plaatsafhankelijk afzonderlijk bedienbaar, voor het voortbrengen van het patroon.

In een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding omvat de lichtbron een elektroluminescente laag. Elektroluminescentie is een materiaaleigenschap, een opto-elektrisch fenomeen, waarbij onder invloed van een elektrische stroom 10 welke door een materiaal treedt, het materiaal licht gaat voortbrengen. De elektroluminescente laag kan een plaatsafhankelijk bekrachtigbare elektroluminescente laag omvatten, voor het plaatsafhankelijk bedienbaar verschaffen van het licht door het verlichtingsoppervlak. In deze uitvoeringsvorm kan het elektroluminescente materiaal plaatsafhankelijk worden “aangeslagen” door 15 plaatsafhankelijk een stroom door het materiaal te laten lopen. Dit kan op verschillende wijze worden geïmplementeerd.

In één uitvoeringsvorm van de uitvinding is de elektroluminescente laag gelegen tussen een eerste en een tweede elektrodelaag, waarbij een elektrische potentiaal van ten minste één van de eerste en tweede elektrodelagen 20 met behulp van de interface plaatsafhankelijk instelbaar is voor het plaatsafhankelijk verschaffen van een potentiaalverschil tussen de eerste en de tweede elektrodelaag over de elektroluminescente laag. Hierbij is ten minste één van de eerste en tweede elektrodelagen ten minste gedeeltelijk lichtdoorlatend voor het doorlaten van licht naar het verlichtingsoppervlak. Zo kan bijvoorbeeld een elektrode-inrichting, 25 bestaande uit een veelheid elektrode-elementjes, plaatsafhankelijk op een bepaalde elektrische potentiaal worden gebracht. Tegenover deze elektrode-inrichting bestaande uit de veelheid elektrode-elementjes is een tweede elektrodelaag gelegen welke over het gehele oppervlak eenvoudig op een enkele elektrische potentiaal dient te worden gehouden. Tussen deze elektrode-inrichting bestaande 30 uit de veelheid elektrode-elementjes en de tweede elektrodelaag (welke op de enkele elektrische potentiaal wordt gehouden), kan het elektroluminescente materiaal aanwezig zijn. Wanneer nu één van de elektrode-elementjes onder het elektroluminescente materiaal op een potentiaal wordt gebracht die afwijkt van de vaste potentiaal op de tweede elektrodelaag, zal er een stroom lopen door de 4 elektroluminescente laag en zal de elektroluminescente laag lokaal licht verschaffen. Door nu de tweede elektrodelaag van een transparant elektrisch geleidend materiaal te maken, bijvoorbeeld indium tinoxide (ln2.xSnx03), kan het licht uit het elektroluminescente materiaal treden, in de richting van het 5 verlichtingsoppervlak.

Bovenstaande uitvoeringsvormen zijn er van uitgegaan dat de verlichtingsinrichting gebruik maakt van een lichtbron, waarbij de werking van de lichtbron en het verschaffen van licht plaatsafhankelijk kan worden ingesteld of bediend. Een technisch omgekeerde, en equivalente wijze van het plaatsafhankelijk 10 verschaffen van licht is door gebruik te maken van een verduisteringslaag, waarvan bijvoorbeeld de transparantie plaatsafhankelijk instelbaar is. De verduisteringslaag kan dan bijvoorbeeld de lichtbron bedekken, en door de transparantie van de verduisteringslaag plaatsafhankelijk te wijzigen, bijvoorbeeld met behulp van de plaatsafhankelijke aanraakgevoelige interface, is het verschaffen van licht door het 15 verlichtingsoppervlak plaatsafhankelijk instelbaar en bedienbaar. De verduisteringslaag kan bijvoorbeeld een scherm van het vloeibarekristaltype omvatten (“liquid crystal display” - LCD), welke werkzaam is verbonden met de interface voor het afhankelijk van het beroeren van de interface, plaatsafhankelijk wijzigen van de transparantie van de beeldpunten of pixels van het 20 plaatsafhankelijke beeldscherm van het vloeibarekristaltype.

Hoewel de uitvinding op deze wijze kan worden uitgevoerd, heeft deze uitvoeringsvorm wel het nadeel dat zowel de LCD-eenheid, als de lichtbroneenheden waarvan het licht wordt verduisterd, energie verbruiken. Hierdoor verbruikt deze verlichtingsinrichting meer energie dan dat er voor de verlichting zelf 25 wordt gebruikt. Niet alleen is dit minder milieuvriendelijk, maar bovendien zal de verlichtingsinrichting relatief veel energie dissiperen.

De interface kan, overeenkomstig een uitvoeringsvorm, een veelheid aanraakgevoelige oppervlakte-elementen omvatten. Bij beroering van één van deze oppervlakte-elementen kan plaatsafhankelijk het licht van de lichtbron 30 worden ingesteld, of kan de transparantie van een verduisteringslaag worden gewijzigd.

Voorts kan een verlichtingsinrichting geheugenmiddelen omvatten voor het opslaan van het lichtpatroon dat wordt verschaft door de verlichtingsinrichting. Hiertoe kan de verlichtingsinrichting bijvoorbeeld 5 verwerkingsmiddelen omvatten welke de instellingen van de “verlichtingsmatrix” analyseren en kunnen opslaan in de geheugenmiddelen. Overeenkomstig een verdere uitvoeringsvorm kan de verlichtingsinrichting voorts selectiemiddelen omvatten voor het selecteren van een lichtpatroon uit de geheugenmiddelen en het 5 voortbrengen daarvan op het verlichtingsoppervlak. Dit verschaft het voordeel voor de gebruiker dat eerder gemaakte lichtpatronen kunnen worden hergebruikt op andere tijdstippen.

Overeenkomstig een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding omvat de verlichtingsinrichting communicatiemiddelen voor het verzenden of 10 ontvangen van het lichtpatroon via een telecommunicatienetwerk, bijvoorbeeld aan een verdere verlichtingsinrichting. Deze verdere verlichtingsinrichting zal bij voorkeur een verlichtingsinrichting van het zelfde type zijn, dat eveneens in staat is een lichtpatroon op het verlichtingsoppervlak te verschaffen. Het verrassende effect van deze communicatiemiddelen is daarin gelegen dat met de verlichtingsinrichting 15 overeenkomstig de onderhavige uitvinding een gevoel, sfeer, boodschap of ander lichtpatroon kan worden overgebracht aan een andere verlichtingsinrichting naar keuze van de gebruiker. Wanneer bijvoorbeeld een tweetal gebruikers, elk in het bezit zijnde van een verlichtingsinrichting overeenkomstig de uitvinding, zich gescheiden van elkaar in verschillende ruimtes bevinden, en de ene gebruiker wenst 20 een gevoel of gedachte over te brengen aan de andere gebruiker, dan kan deze ene gebruiker dit eenvoudig doen door een geschikt patroon voort te brengen op het verlichtingsoppervlak van de verlichtingsinrichting, en dit lichtpatroon te communiceren aan de andere gebruiker. De verlichtingsinrichting van de andere gebruiker zal het lichtpatroon dan ontvangen en voortbrengen op het 25 verlichtingsoppervlak. Ook is het mogelijk om bijvoorbeeld een lichtpatroon te verzenden vanaf een ander medium, bijvoorbeeld een computer of mobiele telefoon, via short messaging service (SMS) of e-mail.

Overeenkomstig een verdere uitvoeringsvorm zijn de communicatiemiddelen gekozen uit een groep omvattende draadloze communicatiemiddelen, 30 zoals een module voor het communiceren via digital enhanced cordless telecommunications (digitaal verbeterde draadloze telecommunicatie (DECT)), global system for mobile communications (wereldwijd systeem voor mobiele communicatie (GSM)), general packet radio services (algemene pakketgedreven radiodiensten (GPRS)), universal mobile telecommunications system (universeel 6 mobiel telecommunicatie systeem (UMTS)), daardgebonden communicatiemiddelen, zoals een module voor circuit geschakelde of pakket geschakelde communicatiediensten.

5 De onderhavige uitvinding is gericht op een verlichtingsinrichting.

Een verlichtingsinrichting kenmerkt zich doordat deze primair bedoeld is om licht te verschaffen aan zijn omgeving en derhalve licht verschaft van een ruim voldoende intensiteit voor verlichting van de omgeving.

10 BEKNOPTE OMSCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

De onderhavige uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van niet als beperkend bedoelde bijzondere uitvoeringsvormen daarvan, onder verwijzing naar de bijgevoegde tekeningen, waarin: figuur 1 een uitvoeringsvorm toont van een verlichtingsinrichting 15 overeenkomstig de onderhavige uitvinding; figuur 2 een uitvoeringsvorm toont waarin twee verlichtings-inrichtingen overeenkomstig de onderhavige uitvinding communicatief met elkaar zijn verbonden; figuur 3 een schematische opbouw toont van een verlichtings-20 inrichting overeenkomstig de onderhavige uitvinding; figuur 4 een schematische opbouw toont van een verdere uitvoeringsvorm van een verlichtingsinrichting overeenkomstig de onderhavige uitvinding; figuur 5 een toepassing toont waarin een uitvoeringsvorm van de 25 uitvinding is gebruikt; figuur 6 een verdere toepassing toont waarin een uitvoeringsvorm van de uitvinding is toegepast.

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE UITVOERINGSVORMEN 30 Figuur 1 toont een verlichtingsinrichting 1 overeenkomstig de onderhavige uitvinding. De verlichtingsinrichting 1 omvat een verlichtingsoppervlak 3 waarachter zich een lichtbron (niet getoond) bevindt. Voorts is verlichtingsoppervlak 3 voorzien van een interface voor het plaatsafhankelijk bedienbaar maken van het verschaffen van licht door het verlichtingsoppervlak 3.

7

De interface (3) is daartoe plaatsafhankelijk aanraakgevoelig, zodat door middel van aanraking met bijvoorbeeld vinger 8 op locatie 9 de lichtbron welke zich achter het verlichtingsoppervlak bevindt plaatselijk kan worden ingeschakeld. Door dus met vinger 8 over het verlichtingsoppervlak 3 te bewegen zullen de achter het 5 verlichtingsoppervlak 3 gelegen lichtbroneenheden plaatsafhankelijk worden ingeschakeld. Op deze wijze wordt bijvoorbeeld patroon 10 weergegeven dat het spoor representeert dat de vinger 8 heeft afgelegd over het verlichtingsoppervlak 3. Op andere locaties van het verlichtingsoppervlak 3, bijvoorbeeld op locatie 11, blijft de lichtbron uitgeschakeld, en is de verlichtingsinrichting 1 donker.

10 De verlichtingsinrichting is opgenomen in behuizing 4 welke bijvoorbeeld met behulp van staander 5 kan worden opgericht voor het plaatsen van de verlichtingsinrichting 1. Alternatief kan de verlichtingsinrichting worden opgehangen aan een wand. De verlichtingsinrichting kan natuurlijk elke gewenste vorm hebben, afhankelijk van de keuze van de vakman.

15 Het aanzetten van de verlichtingsinrichting vindt plaats met behulp van bekrachtigingsknop 6. Bij het aanzetten van de verlichtingsinrichting 1 kan deze bijvoorbeeld automatisch in de “stand-by” modus geschakeld worden, zodat de lichtbron slechts in werking treedt wanneer het verlichtingsoppervlak 3 wordt beroerd.

20 Verlichtingsinrichting 1 is voorts voorzien van een “verzend”-knop 14. Door op de “verzend”-knop 14 te drukken wordt het lichtpatroon 10 dat door de gebruiker op het verlichtingsoppervlak 3 is gemaakt, verzonden aan een verdere verlichtingsinrichting, met behulp van communicatiemiddelen (niet getoond). De verlichtingsinrichting 1 is gekoppeld aan één enkele verlichtingsinrichting, zodat 25 beide verlichtingsinrichtingen samen een set vormen. Tevens is het mogelijk om op de verlichtingsinrichting 1 keuzeknoppen 15 aan te brengen, waarmee bijvoorbeeld een identificatiecode van de verdere verlichtingsinrichting op het communicatienetwerk kan worden ingevoerd. Op deze wijze kan het lichtpatroon aan elke gewenste verlichtingsinrichting worden verzonden, mits de gebruiker bekend is met 30 de identificatiecode van de verdere verlichtingsinrichting.

Figuur 2 toont een tweetal verlichtingsinrichtingen 16 en 17 overeenkomstig de onderhavige uitvinding, en identiek aan de verlichtingsinrichting welke is getoond in figuur 1. Op verlichtingsinrichting 16 heeft een gebruiker een lichtpatroon 18 voortgebracht, waarmee hij/zij wil aangeven in opgetogen stemming 8 te zijn. Deze stemming die is weergegeven met lichtpatroon 8 wil de gebruiker van verlichtingsinrichting 16 versturen aan een andere gebruiker welke het beheer voert over verlichtingsinrichting 17. De gebruiker van verlichtingsinrichting 16 voert daartoe de identificatiecode van verlichtingsinrichting 17 in met behulp van keuze-5 toetsen 15, en drukt vervolgens op de “verzend"-knop. Het lichtpatroon wordt nu verzonden aan verlichtingsinrichting 17, zoals schematisch is weergegeven met pijl 20. Het lichtpatroon 18 wordt weergegeven als lichtpatroon 22 op verlichtingsinrichting 17. De pijl 20 geeft de indruk dat communicatie via de verlichtingsinrichtingen 16 en 17 draadloos verloopt. Dit is één van de mogelijke 10 uitvoeringsvormen van de uitvinding. De communicatie kan echter tevens via een draadgebonden telecommunicatienetwerk plaatsvinden. Voorts zal de vakman begrijpen dat voor het verzenden van het lichtpatroon 18 aan verlichtingsinrichting 17 elk gewenst netwerk kan worden gebruikt, zoals digital enhanced cordless telecommunication (DECT), global system for mobile communications (GSM), 15 general packet radio services (GPRS), universal mobile telecommunications system (UMTS), en draadgebonden communicatiemiddelen. Voorts kunnen de gebruikte communicatiemiddelen zijn ingesteld op communicatie via circuit geschakelde netwerken of pakket geschakelde netwerken, overeenkomstig de keuze van de vakman.

20 Figuur 3 toont een mogelijke opbouw van een verlichtingsinrichting van de onderhavige uitvinding. De verlichtingsinrichting bestaat uit een lichtbron welke wordt gevormd door een printplaat 25 waarop zich een veelheid lichtbroneenheden 26 bevinden, bijvoorbeeld licht emitterende dioden (LED’s). De lichtbroneenheden 26 zijn afzonderlijk te bekrachtigen, en voorts kan mogelijk de 25 lichtsterkte van de lichtemiterende dioden worden ingesteld. Voor het bedienen van de lichtbroneenheden 26 bevindt zich onder het verlichtingsoppervlak 30 een plaatsafhankelijk aanraakgevoelige interface 29. Wanneer een gebruiker het verlichtingsoppervlak 30 beroert, zal de plaatsafhankelijke aanraakgevoelige interface 29 een signaal afgeven aan verwerkingsmiddelen 34, welke voor het in- of 30 uitschakelen van de juiste lichtbroneenheid 26 op printplaat 25 zorgdragen. De interface 29 kan bijvoorbeeld een capacitaire interface betreffen, waarbij aanraking van het verlichtingsoppervlak 30 wordt waargenomen op de interface 29 als gevolg van een capaciteitsverandering. Natuurlijk zijn ook andere interfaces mogelijk, naar keuze van de vakman. Schematisch is het uittreden van licht door lichtoppervlak 30 9 in figuur 3 aangegeven met behulp van pijlen 31.

De verlichtingsinrichting is voorts voorzien van geheugenmiddelen 37, waarmee het lichtpatroon dat door de verlichtingsinrichting op het verlichtingsoppervlak 30 wordt weergegeven kan worden opgeslagen. Een 5 opgeslagen verlichtingspatroon kan later worden teruggeroepen. Tevens omvat de verlichtingsinrichting communicatiemiddelen 35, waarmee het lichtpatroon dat op verlichtingsoppervlak 30 wordt weergegeven kan worden verzonden aan een verdere verlichtingsinrichting. De communicatiemiddelen 35 zijn in figuur 3 voorzien van een antenne 36 voor draadloze communicatie.

10 Figuur 4 toont een alternatieve uitvoeringsvorm van een verlichtingsinrichting overeenkomstig de onderhavige uitvinding. Deze verlichtingsinrichting is gebaseerd op het gebruik van een laag 43 van elektroluminescent materiaal. De elektroluminescente laag 43 is gelegen tussen een eerste elektrodeplaat 42 en een tweede elektrodeplaat 44. De eerste elektrodeplaat 15 42 is plaatsafhankelijk instelbaar op een elektrische potentiaal te brengen, doordat de plaat 42 bijvoorbeeld uit een veelheid elektrode-elementen bestaat welke zijn verdeeld over het oppervlak van 42. Deze elektrode-elementen kunnen met behulp van de verwerkingsmiddelen 34 op een bepaalde potentiaal worden gebracht. Doordat de elektrodeplaat 44 is geaard, en zich dus altijd op dezelfde potentiaal 20 bevindt, zal door het instellen van een geschikte elektrische potentiaal op de plaat 42 (potentiaal afwijkend van 0 V) een stroom gaan lopen door het elektroluminescente materiaal 43, als gevolg waarvan deze licht zal voortbrengen.

Elektrodelaag 44 is een elektrisch geleidende transparante laag, bijvoorbeeld gevormd door indium tinoxide. Hierdoor kan het licht dat wordt 25 voortgebracht door elektroluminescente laag 43 worden doorgegeven in de richting van verlichtingsoppervlak 30. Tussen de elektroden 44 en verlichtingsoppervlak 30 bevindt zich het plaatsafhankelijke aanraakgevoelige interface 29, welke bijvoorbeeld identiek kan zijn aan de interface 29 van figuur 3. Het uittreden van licht is schematisch met pijlen 31 in figuur 4 aangeduid.

30 Net als in figuur 3 omvat de verlichtingsinrichting geheugen middelen 37, alsmede communicatiemiddelen 35 voorzien van antenne 36 voor draadloze communicatie.

Figuren 5 en 6 tonen twee toepassingen van uitvoeringsvormen van de uitvinding. Figuur 5 toont een (schemerlampvormige) lamp 48, bestaande uit een 10 lampvoet 49 en een kapdeel 50. Onder het kapdeel 50 bevindt zich een (niet getoonde) lichtbron welke plaatsafhankelijk bedienbaar is. Een deel 54 van het verlichtingsoppervlak 51 is donker, omdat de lichtbronnen gelegen onder het oppervlak ter plaatse daarvan niet zijn ingeschakeld. De gebruiker heeft echter een 5 willekeurig deel 55 van de lichtbronnen wél ingeschakeld zodat de cirkel-symmetrische lamp 48 slechts in een bepaalde richting licht afgeeft. Dit is weergegeven met behulp van pijlen 56.

Figuur 6 toont een verdere toepassingsvorm van de uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding. De verlichtingsinrichting 60 bestaat uit een lampvoet 10 61 en een verlichtingsoppervlak 63. Op het verlichtingsoppervlak 63 heeft de gebruiker een tweetal vlakken 65 en 66 ingeschakeld voor het verschaffen van licht door deze delen 65 en 66 van het verlichtingsoppervlak 63. Vanuit deel 65 valt een lichtstraal 70 op tijdschrift 68. Tijdschrift 68 kan bijvoorbeeld informatie verschaffen bij een film die de gebruiker op dat moment aan het bekijken is op zijn tv.

15 Vanuit deel 66 valt licht (schematisch weergegeven met pijlen 73, 74 en 75) op schilderij 69 voor het verlichten van het schilderij 69. Op deze wijze kan de gebruiker ervoor zorgen dat het bekijken van de film niet wordt verstoord door strooilicht van de verlichtingseenheid 60, maar dat wél de programmagids 68 en het schilderij 69 zijn verlicht.

20 Voorts is het mogelijk om, in afhankelijkheid van de intensiteit of duur waarmee de aanraakgevoelige interface wordt beroerd, de vorm en/of lichtsterkte van het lichtpatroon aan te passen. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om bij aanhoudende aanraking van de interface een cirkel met steeds groter wordende straal op het verlichtingsoppervlak in te schakelen. Ook is het mogelijk om de 25 lichtsterkte aan te passen aan hoe hard er gedrukt wordt op het interface.

De vakman zal begrijpen dat de uitvinding niet wordt beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen. De omvang van de uitvinding wordt slechts beperkt door de navolgende conclusies.

30 1035558

Claims (15)

1. Verlichtingsinrichting, omvattende een armatuur en een lichtbron, waarin de lichtbron een verlichtingsoppervlak omvat voor het in bedrijf verschaffen 5 van licht door het verlichtingsoppervlak, waarbij het verschaffen van het licht plaatsafhankelijk op het verlichtingsoppervlak bedienbaar is, en waarin het verlichtingsoppervlak is voorzien van een met de lichtbron werkzaam gekoppelde plaatsafhankelijke interface voor het plaatsafhankelijk bedienbaar verschaffen van het licht door het verlichtingsoppervlak, voor het vrijgeven van het voortbrengen van 10 een lichtpatroon op het verlichtingoppervlak middels aanraking van het verlichtingsoppervlak.

2. Verlichtingsinrichting volgens conclusie 1, waarin de plaatsafhankelijke interface een aanraakgevoelig interface omvat.

3. Verlichtingsinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarin de lichtbron 15 een veelheid met behulp van de interface afzonderlijk bedienbare lichtbroneenheden omvat welke aangrenzend aan het verlichtingsoppervlak gelegen zijn.

4. Verlichtingsinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarin de lichtbron een elektroluminescente laag omvat.

5. Verlichtingsinrichting volgens conclusie 4, waarin de elektro luminescente laag een plaatsafhankelijk bekrachtigbare elektroluminescente laag omvat, voor het plaatsafhankelijk bedienbaar verschaffen van het licht door het verlichtingsoppervlak.

6. Verlichtingsinrichting volgens conclusie 5, waarbij de elektro-25 luminescente laag is gelegen tussen een eerste en een tweede elektrodelaag, waarbij een elektrische potentiaal van ten minste één van de eerste en tweede elektrodelagen met behulp van de interface plaatsafhankelijk instelbaar is voor het plaatsafhankelijk verschaffen van een potentiaalverschil tussen de eerste en tweede elektrodelaag over de elektroluminescente laag, en waarbij ten minste één van de 30 eerste en tweede elektrodelagen ten minste gedeeltelijk lichtdoorlatend is voor het doorlaten van licht naar het verlichtingsoppervlak.

7. Verlichtingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarin de lichtbron is voorzien van een verduisteringslaag, waarbij de verduisteringslaag is ingericht voor het plaatsafhankelijk bedienbaar instellen van de 1035558 lichtdoorlaatbaarheid, voor het plaatsafhankelijk bedienbaar verschaffen van het licht door het verlichtingsoppervlak.

8. Verlichtingsinrichting volgens conclusie 7, waarin de verduisteringslaag een scherm van het vloeibare kristaltype omvat, van het 5 lichtdoorlatende type.

9. Verlichtingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarin de interface een veelheid aanraakgevoelige oppervlakte-elementen omvat.

10. Verlichtingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, verder omvattende geheugenmiddelen voor het opslaan van een lichtpatroon.

11. Verlichtingsinrichting volgens conclusie 10, verder omvattende selectiemiddelen voor het selecteren van een lichtpatroon opgeslagen in de geheugenmiddelen, en het voortbrengen daarvan op het verlichtingsoppervlak.

12. Verlichtingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, verder omvattende communicatiemiddelen voor het verzenden of ontvangen van 15 een lichtpatroon met behulp van een telecommunicatienetwerk.

13. Verlichtingsinrichting volgens conclusie 12, waarin de communicatiemiddelen zijn gekozen uit een groep omvattende draadloze communicatiemiddelen, zoals een module voor het communiceren via digital enhanced cordless telecommunications (digitaal verbeterde draadloze 20 telecommunicatie (DECT)), global system for mobile communications (wereldwijd systeem voor mobiele communicatie (GSM)), general packet radio services (algemene pakketgedreven radiodiensten (GPRS)), universal mobile telecommunications system (universeel mobiel telecommunicatie systeem (UMTS)), daardgebonden communicatiemiddelen, zoals een module voor circuit geschakelde 25 of pakket geschakelde communicatiediensten.

14. Verlichtingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, verder omvattende middelen voor het instellen van een lichtkleur van het licht in afhankelijkheid van een vorm van het lichtpatroon.

15. Samenstel van ten minste twee verlichtingseenheden volgens één 30 der voorgaande conclusies, waarbij de verlichtingseenheden werkzaam met elkaar zijn verbonden voor het uitwisselen van lichtpatronen. 1035558