NL1034820C2 - Houder voor het opkweken van gewassen en met houder uitvoerbare werkwijzer. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Houder voor het opkweken van gewassen en met houder uitvoerbare werkwijzer.

BESCHRIJVING

5 De uitvinding heeft betrekking op een houder voor het opkweken van gewassen in uit kweekmateriaal bestaande lichamen.

Uit de Nederlandse octrooiaanvrage 7909047 is een samenstel voor het kweken van planten bekend, waarbij een hoeveelheid kweekmateriaal is aangebracht in een kartonnen doos, die aan de binnenzijde bekleed is met een folie. 10 Aan de bovenzijde van de doos is een opening aangebracht voor het aanbrengen van een plantbakje met behulp van een aan het andere einde van het plantbakje te bevestigen doorboringsorgaan, dat in te steken is in het in de kartonnen doos aangebrachte kweekmateriaal. Een nadeel van dit samenstel is het gebruik van een aantal los van elkaar staande delen, die uit verschillende materialen zijn 15 vervaardigd.

Bij het opkweken van jong plantgoed voor substraatteelt wordt momenteel op grote schaal gebruik gemaakt van steenwolsubstraat als groeimedium waarin het plantgoed wordt opgekweekt.

Daarbij is de verwerking van het steenwolsubstraat tijdens de 20 opkweekprocessen volledig geautomatiseerd, waarbij de inrichtingen voor het verwerken van het steenwolsubstraat zijn afgesteld op substraatblokken uit steenwol, waarvan het basisvlak gemiddeld een afmeting heeft van 9,9 cm x 9,9 cm en waarvan de hoogte 65 mm bedraagt.

In het algemeen wordt op een plantenkwekerij het plantgoed in deze 25 substraatblokken uit steenwol opgekweekt tot jonge planten van 5 è 6 weken oud.

T·

Vervolgens worden deze opgegroeide jonge planten bevattende steenwolblokken afgeleverd bij een tuinder die de de jonge planten bevattende blokken uit steenwolsubstraat op gewenste afstanden van elkaar plaatst op matten uit steenwolsubstraat voor de verdere opgroei van de planten.

30 Het gebruik van steenwolsubstraat voor het opkweken en telen van gewassen leidt echter tot een enorme hoeveelheid met wortelresten vervuild steenwolafval. De wortelresten maken het steenwol ongeschikt voor recycling en dit steenwolafval leidt dan ook tot ernstige milieuproblemen.

Om hieraan tegemoet te komen is wel voorgesteld om dergelijke 1034820 ' 2 blokken uit steenwolsubstraat voor het opkweken van plantmateriaal te vervangen door bijvoorbeeld uit organisch kweekmateriaal bestaande blokken. Dergelijke uit organisch kweekmateriaal bestaande blokken zijn bijvoorbeeld beschreven in het Nederlandse octrooi 1003364. In de praktijk is echter gebleken, dat dergelijke uit 5 organisch materiaal en dergelijke bestaande blokken, die een niet vormvast substraat vormen, tijdens de verplaatsing met mechanische hulpmiddelen althans aan de zijkant afbrokkelen, hetgeen niet alleen de verdere verwerking van dergelijke blokken met behulp van de mechanische hulpmiddelen problematisch maakt, maar ook bijvoorbeeld kan leiden tot problemen in het bij het opkweken van de planten op 10 de plantenkwekerijen gebruikte draineersysteem, daar het organische materiaal in dit draineersysteem kan terechtkomen en bijvoorbeeld verstoppingen kan veroorzaken.

Met de uitvinding wordt beoogd een eenvoudige houder voor het opkweken van planten te verkrijgen, waarbij de aan de tot nu toe toegepaste 15 kweekmethoden klevende nadelen kunnen worden vermeden en waarbij gebruik kan worden gemaakt van kweekmateriaal in de vorm van niet vormvaste substraten, zoals bijvoorbeeld organisch materiaal, perliet en dergelijke.

Volgens de uitvinding is de uit een stuk bestaande houder voor het opkweken van gewassen in een uit kweekmateriaal bestaand lichaam voorzien van 20 een bekervormig lichaam voor het opnemen van een uit kweekmateriaal bestaand lichaam en is het bekervormig lichaam aan zijn boveneinde verbonden met het boveneinde van een een deel van de houder vormend draagorgaan, welk draagorgaan aan zijn ondereinde is voorzien van een omlopende verticaal staande wand met een in een horizontaal vlak in hoofdzaak vierkante doorsnede en is de 25 verticaal staande wand met het boveneinde van het bekervormig lichaam verbonden door zich vanaf de verticaal staande wand naar boven uitstrekkende, deel van het draagorgaan vormende verbindingsdelen, een en ander zodanig, dat in bovenaanzicht op de houder gezien het bekervormige lichaam binnen de buitenzijde van de omlopende verticaal staande wand is gelegen en dat een bodem van het 30 bekervormige lichaam op afstand boven de onderrand van het draagorgaan is gelegen.

Bij toepassing van de houder volgens de uitvinding wordt het uit kweekmateriaal bestaande lichaam, waarin bijvoorbeeld een zaailing wordt opgekweekt, aangebracht in de uit een stuk bestaande houder, die te vervaardigen 3 is uit een stevig materiaal, bijvoorbeeld recyclebare kunststof, waarbij de afmetingen van de omlopende verticaal staande wand bij het ondereinde van de houder in overeenstemming kunnen zijn gebracht met de afmetingen van de omtrek van de bovengenoemde tot nu toe algemeen gebruikte blokken steenwolsubstraat.

5 De houder, die het kweekmateriaal bestaande lichaam opneemt, kan dus zonder problemen worden verwerkt met de tot nu toe voor het verwerken van de steenwolblokken toegepaste mechanische inrichtingen, terwijl een afbrokkelen van een uit niet vormvast substraatmateriaal bestaand lichaam, bijv. een lichaam uit organisch materiaal of perliet, wordt vermeden, daar het uit dergelijk niet vormvast 10 kweekmateriaal bestaande lichaam op geschikte wijze afgeschermd in de houder is opgenomen.

Een verder aspect van de uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het opkweken van gewassen in uit kweekmateriaal bestaande lichamen, waarbij gebruik wordt gemaakt van een hierboven beschreven houder 15 volgens de uitvinding, waarbij niet vormvast kweekmateriaal wordt ingebracht in het bekervormige lichaam van de houder.

Hierbij wordt een goede ondersteuning van het uit niet vormvast, bijv. organisch materiaal bestaand lichaam verkregen, waarbij de houder met het kweekmateriaal kan worden verwerkt met behulp van tot nu toe gebruikelijke 20 inrichtingen, die worden toegepast voor het verwerken van gebruikelijke voor het opkweken van gewassen gebruikte blokken steenwolsubstraat.

Door de houder bijvoorbeeld te vervaardigen uit te recyclen kunststof kan de houder na gebruik worden gerecycled, zodat het onder meer bij het toepassen van blokken steenwolsubstraat optredende afvalprobleem hier wordt 25 vermeden.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een in bijgaande figuren weergegeven mogelijke uitvoeringsvorm van een houder volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont in perspectief een aanzicht op een houder volgens de 30 uitvinding.

Figuur 2 toont een zijaanzicht op de in figuur 1 weergegeven houder.

Figuur 3 toont een bovenaanzicht op de in figuren 1 en 2 weergegeven houder.

4

Figuur 4 toont een doorsnede over de in figuur 3 weergegeven houder, gezien volgens de lijn IV-IV in figuur 3, waarbij achter het doorsnedevlak gelegen delen van de houder zijn weggelaten.

Figuur 5 toont een doorsnede over de in figuur 3 weergegeven 5 houder, gezien volgens de lijn V-V.

Figuur 6 toont een doorsnede over de in figuur 3 weergegeven houder, gezien in de richting volgens de lijn VI-VI in figuur 3.

Figuur 7 toont een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een houder volgens de uitvinding in perspectief.

10 Figuur 6 toont in perspectief een onderaanzicht op de houder volgens figuur 7.

Figuur 9 toont een doorsnede over de houder volgens figuur 7 en 8.

De in figuur 1 weergegeven houder 1 is aan zijn ondereinde voorzien van een omlopende verticaal staande wand 2, die opgebouwd is uit een 15 viertal haaks op elkaar staande, een gelijke lengte bezittende wanddelen 3, die onderling verbonden zijn door afgeronde wanddelen 4. De uit de wanddelen 3 en 4 opgebouwde verticaal staande wand 2 heeft dus in een horizontale vlak een in hoofdzaak vierkante doorsnede welke, ter aanpassing aan de inrichtingen waarmede tot nu toe gebruikelijke blokken steenwolsubstraat worden verwerkt, een 20 afmeting heeft van 9,9 cm x 9,9 cm.

Het zal duidelijk zijn dat de uitdrukkingen ‘’verticaal” en ‘’horizontaal” betrekking hebben op de normale gebruiksstand van de houder 1.

Bij de vier hoekpunten van de rondlopende verticaal staande wand 2 sluiten op de bovenrand van de wand 2 zich vanaf de wand 2 omhoog 25 uitstrekkende verbindingsdelen 5 aan, die ieder zijn opgebouwd uit een tweetal zich vanaf een tweetal wanddelen 3 omhoog verlopende wanddelen 6 en 7 en een deze wanddelen 6 en 7 verbindend wanddeel 8, dat zich vanaf het wanddeel 4 omhoog uitstrekt. De boveneinden van de verbindingsdelen 5 sluiten aan op een raamvormig deel 9, dat uitwendig eveneens een vierkante vorm met afgeronde hoeken heeft. 30 Daarbij is echter de uitwendige afmeting van het raamvormig deel 9 een weinig kleiner dan de uitwendige afmeting van de rondlopende wand 2 en strekken zich dan ook de wanddelen 6-8 van de verbindingsdelen 5 zich enigszins schuin omhoog uit in de richting van een tegenover liggend verbindingsdeel 5.

Op de een achthoekige vorm bezittende binnenste begrenzingsrand 5 10 van het raamvormig deel 9 sluit het boveneinde van een bekervormig lichaam 11 aan, dat zichtbaar is via de in de weergegeven uitvoeringsvorm tussen de verbindingsdelen 5 gelegen openingen 12. De wand 13 van het bekervormig lichaam 12 strekt zich vanaf de omtreksrand 10 enigszins taps toelopend naar beneden toe 5 uit en sluit aan zijn ondereinde aan op een bodem 14 van het bekervormige lichaam 11. Zoals daarbij in het bijzonder uit figuur 3 duidelijk zal zijn zijn in de wand 13 een viertal over 90° ten opzichte van elkaar versprongen naar binnen gedrukte gewelfde delen 16' gevormd ter verstijving van de wand 13. Zoals verder uit figuren 4-6 duidelijk zal zijn ligt daarbij de bodem 14 van het bekervormige lichaam 11 enigszins 10 hoger dan de onderrand 16 van de omlopende wand 2. Deze onderrand 16 kan, zoals in het bijzonder duidelijk is weergegeven in figuur 2, voorzien zijn van gewelfde gedeelten 17, zodat onder deze gewelfde gedeelten water of dergelijke vloeistof kan stromen. Verder is de bodem 14 voorzien van in de bodem aangebrachte spleten 18 voor het doorlaten van vloeistof.

15 Voor het gebruiken van de houder 1 voor het opkweken van plantgoed kan in het bekervormige lichaam 11 een uit kweekmateriaal, bijvoorbeeld organisch materiaal, bestaand lichaam worden aangebracht en/of gevormd. Tijdens het opkweken van het plantgoed kan de houder met het daarin aangebrachte uit bijv. organisch kweekmateriaal bestaande lichaam met dezelfde mechanische 20 inrichtingen worden verwerkt als de inrichtingen, die algemeen worden gebruikt bij het verwerken van uit steenwol bestaande substraatblokken. Daarbij zullen deze inrichtingen in het bijzonder aangrijpen op de verticaal staande wand 2 van de houder 1. Deze wand 2 kan daarbij bijvoorbeeld een hoogte hebben van ± 2 cm bij een totale hoogte van de houder van ± 7 cm.

25 Het uit niet vormvast materiaal bestaande kweekmateriaal: zoals bijv. organisch materiaal, perliet en derg. is dus beschermd tegen aangrijpen door de mechanische inrichtingen, die worden gebruikt voor de verwerking van de houders 1, zodat dit kweekmateriaal niet zal afbrokkelen.

Indien de jonge planten in voldoende mate zijn opgegroeid, 30 bijvoorbeeld na verloop van 5 a 6 weken, kan het uit bijv. organisch materiaal bestaande lichaam met het daarin gewortelde plantgoed uit de houder worden verwijderd en worden geplaatst in bij voorkeur uit organisch materiaal, bijv. kokos, bestaande substraatmatten, waarin voor het opnemen van de uit bijv. organisch materiaal bestaande lichamen overeenkomstig gevormde gaten zijn aangebracht.

6

Zowel de aanvankelijk uit bijv. organisch materiaal bestaande lichamen, waarin in aanvang de gewassen worden opgekweekt, alsmede de bij voorkeur uit organisch materiaal bestaande substraatmatten, waarin de uiteïndelijke groei van de gewassen plaatsvindt kunnen nu na afloop van de groeiperiode zonder veroorzaken 5 van milieuproblemen worden opgeruimd. De uit kunststof of dergelijk materiaal vervaardigde houders 1 kunnen worden gerecycled of na reiniging eventueel opnieuw worden gebruikt.

De in de figuren 7-9 weergegeven houder komt in hoofdzaak overeen met de in de voorgaande figuren 1-6 weergegeven houder en 10 overeenkomstige onderdelen zijn in de figuren van dezelfde verwijzingscijfers voorzien.

Zoals uit de figuren duidelijk zal zijn ligt bij de uitvoeringsvorm volgens figuren 7-9 de bodem 14 wat hoger t.o.v. de onderrand van de houder dan bij de uitvoeringsvorm volgens figuren 1-6. Verder zijn bij de uitvoeringsvorm 15 volgens figuren 7-9 in de bodem 14 een zevental gaten 19 aangebracht, een in het hart van de bodem en een zestal rondom dit in het hart aangebrachte gat.

De helling van de wand van het bekervormig lichaam is bij de uitvoeringsvorm volgens figuren 7-9 een weinig stijler dan bij de uitvoeringsvorm volgens figuren 1-6.

20 Tevens is bij de uitvoeringsvorm volgens figuren 7-9 de verbindingsborst 20 tussen de bovenrand van de verticaal staande wand 2 en de verbindingsdelen 5, welke verbindingsborst ook aansluit op tussen de verbindingsdelen verlopende, verticaal staande ruggen 21, een weinig breder uitgevoerd dan bij de uitvoeringsvorm volgens figuren 1-6, voor het verkrijgen van 25 een grotere stevigheid.

Hoewel in de in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen de wand 2 met behulp van zich vanaf de hoekpunten van de wand omhoog uitstrekkende verbindingsdelen 5 met het het bekervormige lichaam 11 dragende deel 9 is verbonden zal het duidelijk zijn dat de verbinding tussen de wand 2 en het 30 raamvormige deel 9 ook op andere wijze kan zijn uitgevoerd.

Zo behoeven de verbindingsdelen niet nabij de hoekpunten van de wand 2 te zijn aangebracht, hoewel dit in het algemeen de voorkeur zal verdienen uit bijvoorbeeld sterkteoverwegingen.

Verder zal het bijvoorbeeld denkbaar zijn de- tussen de 7 verbindingsdelen 5 gelegen openingen 12 weg te laten, zodat de wand 2 met het raamvormig deel 9 verbonden is met behulp van verbindingsdelen, die worden gevormd door zich tussen de wand 2 en het raamvormig deel 9 uitstrekkende althans in hoofdzaak dichte wanddelen.

5 1034820

Claims (10)

1. Houder voor het opkweken van gewassen in uit kweekmateriaal bestaande lichamen, waarbij de uit een stuk bestaande houder voorzien is van een 5 bekervormig lichaam voor het opnemen van een uit kweekmateriaal bestaand lichaam en het bekervormige lichaam aan zijn boveneinde is verbonden met het boveneinde van een een deel van de houder vormend draagorgaan, welk draagorgaan aan zijn ondereinde is voorzien van een omlopende verticaal staande wand met een in een horizontaal vlak in hoofdzaak vierkante doorsnede, en de 10 verticaal staande wand met het boveneinde van het bekervormige lichaam verbonden is door zich vanaf de verticaal staande wand naar boven uitstrekkende, deel van het draagorgaan vormende verbindingsdelen, een en ander zodanig, dat in bovenaanzicht op de houder gezien het bekervormige lichaam binnen de buitenzijde van de omlopende verticaal staande wand is gelegen en dat een bodem van het 15 bekervormige lichaam op afstand boven de onderrand van het draagorgaan is gelegen.

2. Houder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de grootte van de vierkante doorsnede van de omlopende verticale wand ± 98 mm x 98 mm bedraagt.

3. Houder volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de verbindingsdelen zijn opgesteld nabij de hoekpunten van de omlopende verticaal staande wand en tussen de verbindingsdelen openingen in de houder aanwezig zijn.

4. Houder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de verbindingsdelen aan hun boveneinden zijn verbonden met een raamvormig 25 deel, dat een opening omgeeft op de binnenste begrenzingsrand waarvan het boveneinde van het bekervormige lichaam aansluit.

5. Houder volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat in bovenaanzicht op de houder gezien het raamvormige deel op enige afstand binnen de buitenomtrek van de omlopende verticaal staande wand is gelegen.

6. Houder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het bekervormige lichaam neerwaarts taps toeloopt en aan zijn ondereinde is voorzien van een bodem waarin tenminste een opening is aangebracht.

7. Houder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de onderrand van de omlopende verticaal staande wand althans een of meer 1034820 uitsparing(en) begrenst voor het onder de houder doorlaten van vloeistof.

8. Houder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de houder vervaardigd is uit recyclebare kunststof.

9. Werkwijze voor het opkweken van gewassen in uit kweekmateriaal 5 bestaande lichamen, waarbij gebruik wordt gemaakt van een houder volgens een der voorgaande conclusies, en waarbij niet vormvast kweekmateriaal wordt ingebracht in het bekervormige lichaam van de houder.

10 1034820