NL1034166C2 - Kaars voorzien van een folie en werkwijze voor het vervaardigen van een kaars. - Google Patents

Description

Titel: Kaars voorzien van een folie en werkwijze voor het vervaardigen van een kaars

De uitvinding heeft betrekking op een kaars voorzien van een te verbruiken lichaam omvattende een brandstof, zoals paraffine, en een pit, waarbij een te branden deel van de pit zich in gebruik aan een bovenvlak van het te verbruiken lichaam bevindt.

5 Dergelijke kaarsen zijn op zich bekend. Voorbeelden van dergelijke kaarsen zijn bijvoorbeeld stompkaarsen, blokkaarsen, drijfkaarsen en waxinelichtjes. In tegenstelling tot dinerkaarsen en dompelkaarsen, die bij het te branden deel van de pit zijn voorzien van een spits einde, bezitten de bekende stompkaarsen, blokkaarsen, drijfkaarsen en waxinelichtjes, etc. het 10 bovenvlak dat bijvoorbeeld in hoofdzaak vlak, enigszins convex of enigszins concaaf kan zijn uitgevoerd.

Het is bekend dat het bovenvlak van de bekende kaarsen bij het branden van de kaars ten dele of geheel kan smelten, om de vlam van de kaars bij de pit van brandstof, bijvoorbeeld in de vorm van gesmolten 15 paraffine, te voorzien. Met name bij de bekende waxinelichtjes, ook wel aangeduid als theelichtjes, die zijn voorzien van een, veelal aluminium, houder voor het daarin houden van het te verbruiken lichaam van paraffine, kan het gehele bovenvlak van de kaars in gebruik zijn gesmolten.

Dit gegeven heeft ertoe geleid, dat het bovenvlak van de bekende 20 kaars in de praktijk een weinig tot de verbeelding sprekend uiterlijk heeft. Meestal is het bovenvlak in hoofdzaak vlak, enigszins convex of enigszins concaaf uitgevoerd, waarbij eventueel de brandstof, bijvoorbeeld de paraffine in een kleur is verschaft, hetgeen een eentonig bovenvlak oplevert. Er zijn ook pogingen bekend, waarbij het bovenvlak is voorzien van een 25 reliëfpatroon, bijvoorbeeld een afbeelding, om een minder eentonig bovenvlak te verschaffen. Het zal echter duidelijk zijn dat na het smelten 1034166 2 van, althans een deel van, het bovenvlak het originele bovenvlak vervormd zal zijn, waardoor het originele uiterlijk, bijvoorbeeld de afbeelding, vervormd zal zijn.

Het is een doel van de uitvinding om aan ten minste een van de 5 hierboven genoemde nadelen tegemoet te komen.

Daartoe wordt volgens de uitvinding een kaars verschaft voorzien van een te verbruiken lichaam omvattende een brandstof, zoals paraffine, en een pit, waarbij een te branden deel van de pit zich in gebruik aan een bovenvlak van het te verbruiken lichaam bevindt, die wordt gekenmerkt 10 doordat de kaars voorts is voorzien van een folie die althans ten dele aanligt tegen het bovenvlak van het te verbruiken lichaam, waarbij de folie is ingericht om uitsluitend te worden gedragen door het te verbruiken lichaam.

Aldus kan de folie, aangezien deze althans ten dele aanligt tegen 15 het bovenvlak, initieel, dat wil zeggen voordat de kaars wordt gebrand, aan het bovenvlak van de kaars een gewenst uiterlijk geven, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van een bedrukking op de folie. Aangezien de folie is ingericht om uitsluitend te worden gedragen door het te verbruiken lichaam, zal de folie, bij verbruik van het te verbruiken lichaam een dalend 20 niveau van het bovenvlak van het te verbruiken lichaam volgen, zonder in dit volgen te worden belemmerd. De folie zal, bijvoorbeeld in zijn geheel, het bovenvlak van de kaars volgen, bijvoorbeeld wanneer dit zakt door het verbranden van de brandstof. De folie wordt immers uitsluitend gedragen door het, in gebruik, slinkende, te verbruiken lichaam en niet door andere, 25 eventueel niet of anders slinkende delen van de kaars, zoals de pit. Hiertoe kan bijvoorbeeld de folie zich op enige afstand van de pit bevinden. Bijgevolg zal de folie niet, althans nauwelijks, vervormen in gebruik. Aldus blijft het originele uiterlijk van het bovenvlak van voor het verbruik van het te verbruiken lichaam in hoge mate intact tijdens gebruik van de kaars.

3

Bij voorkeur ligt de folie uitsluitend aan tegen het te verbruiken lichaam. Aldus wordt op eenvoudige wijze bewerkstelligd dat de folie uitsluitend wordt gedragen door het te verbruiken lichaam.

Bij voorkeur is de folie uitsluitend verbonden met het te verbruiken 5 lichaam. Aldus wordt op eenvoudige wijze bewerkstelligd dat de folie uitsluitend wordt gedragen door het te verbruiken lichaam.

Bij voorkeur is de folie ingericht om te drijven op de brandstof, wanneer deze zich in vloeibare vorm bevindt. Aldus kan de folie ook, in gebruik, bijvoorbeeld bij gesmolten lichaam, en zelfs na (gedeeltelijk) 10 verbruik, bijvoorbeeld na wederom stollen van het lichaam, het bovenvlak het gewenste uiterlijk geven.

Er wordt opgemerkt dat uit FR 2 687 408 een kaars bekend is, waarbij een bovenvlak van het te verbruiken lichaam van paraffine en een bovenrand van een houder waarin het te verbruiken lichaam is opgenomen 15 zijn bedekt met een laag lak die op gesmolten paraffine kan drijven, teneinde een uit de houder stromen van gesmolten paraffine, bij geneigde houder, tegen te gaan. Het zal duidelijk zijn dat de laklaag bij de kaars uit FR 2 687 408 sterk vervormt bij verbruik van de kaars aangezien de laklaag tevens met de bovenrand van de houder is verbonden, zodat het originele 20 uiterlijk van de laklaag in gebruik verloren gaat. Bovendien neemt een afmeting van een opening in de laklaag waardoor de pit zich uitstrekt bij de kaars van FR 2 687 804 toe naarmate de kaars verder wordt opgebrand. Dit staat toe dat in de paraffine opgenomen ingrediënten, zoals anti-geur of anti-insect bestanddelen, in toenemende mate door de groter wordende 25 opening verdampen op ongewenste tijdstippen dat de kaars niet wordt gebrand.

Het zal duidelijk zijn dat de kaars volgens de uitvinding voor dit laatste tevens een oplossing biedt, aangezien de folie uitsluitend wordt gedragen door het te verbruiken lichaam en daardoor niet, althans 30 nauwelijks, zal vervormen, zodat een eventuele opening in de folie waar 4 doorheen zich de pit uitstrekt niet, althans nauwelijks zal vervormen, en gedurende het verbruik van de kaars niet of nauwelijks in afmeting zal toenemen.

Bij voorkeur is de folie onbrandbaar. Dit biedt het voordeel dat een 5 veilige kaars wordt verschaft, waarbij het uiterlijk van het bovenvlak niet wordt aangetast door het verbranden van de folie. Onder onbrandbaar wordt hier verstaan dat de folie in gebruik in hoofdzaak niet wordt verwoest door de warmte van de vlam van de kaars. Bij voorkeur geldt dat de folie ten minste onbrandbaar is in de directe nabijheid van de pit, alwaar de 10 temperatuur van de folie ten gevolge van de hitte van de vlam anders een ontvlamtemperatuur van de folie zou overstijgen.

Bij voorkeur is de folie bedrukbaar en/of bedrukt. Dit biedt het voordeel dat het bovenvlak van de kaars kan worden voorzien van een gewenste uiterlijk, zoals een gewenste afbeelding.

15 Bij voorkeur is de folie in hoofdzaak niet-vervormbaar in het vlak waarin zich de folie uitstrekt. De folie kan bijvoorbeeld inelastisch zijn. Dit biedt het voordeel dat het originele uiterlijk van de folie, bijvoorbeeld de daarop aangebrachte afbeelding, niet in het vlak van de folie wordt vervormd, zodat het originele uiterlijk behouden blijft. De folie kan 20 eventueel dusdanig flexibel zijn dat de folie dwars op het vlak waarin zich de folie uitstrekt kan worden vervormd.

In een uitvoeringsvorm bestaat de folie uit een laag inkt, lak en/of toner. Aldus kan de inkt, lak en/of toner op het lichaam worden aangebracht en worden gedroogd en/of uitgehard tot de folie. Hiermee kan op eenvoudige 25 wijze de folie worden aangebracht op het lichaam.

In een uitvoeringsvorm omvat de folie een kunststoffolie of metaalfolie. Een dergelijke folie kan goedkoop worden vervaardigd en hiermee kan het bovenvlak worden voorzien van gewenste effecten zoals metaalglans, glitter, kleur, etc.

5

In een uitvoeringsvorm omvat de folie een poreuze folie, zoals van papier of stof, die is gedrenkt in een, bij voorkeur onbrandbare, substantie zoals een, bij voorkeur onbrandbare, lijm en/of een, bij voorkeur onbrandbare, lak. Aldus wordt op eenvoudige wijze de, bij voorkeur 5 onbrandbare, folie verschaft, waarbij de poreuze folie uit een goedkoop uitgangsmateriaal kan worden gevormd. In een uitvoeringsvoorbeeld kan de poreuze folie bijvoorbeeld zijn verkregen uit een, eventueel voorbedrukte, servet, hetgeen als voordeel biedt dat dergelijke servetten commercieel verkrijgbaar zijn met de meest uiteenlopende bedrukkingen, die 10 bijvoorbeeld goed aansluiten bij gelegenheden waarvoor de kaars met de folie op het bovenvlak wordt verschaft, zoals festiviteiten, zoals kerstmis, Pasen, verjaardagen, etc.

Indien de folie een goede warmtegeleiding heeft, kan de folie tevens bijdragen aan het smelten van de brandstof, zodat op efficiënte wijze de 15 brandstof aan de pit kan worden toegevoerd.

Bij voorkeur strekt de pit zich uit door een opening in de folie.

Aldus kan een gebied rondom de pit zijn voorzien van de folie, hetgeen een fraai uiterlijk van het bovenvlak ten goede kan komen. Ook hierbij kan de folie zich op afstand van de pit bevinden. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat 20 een afmeting, zoals een diameter, van de opening groter is dan een afmeting, zoals een diameter, van een dwarsdoorsnede van de pit in een vlak waarin zich de folie uitstrekt. De diameter van de opening is bij voorkeur meer dan 0.1 en minder dan 10 mm, meer bij voorkeur ongeveer 4 mm, groter dan de diameter van de dwarsdoorsnede van de pit. Hierdoor 25 kan de folie zeer goed vrij ten opzichte van de pit bewegen, bijvoorbeeld in een neerwaartse richting bij het branden van de kaars.

In een uitvoeringsvorm is het bovenvlak in hoofdzaak cirkelvormig, zoals bijvoorbeeld bij cilindrische stompkaarsen, drijfkaarsen en waxinelichtjes.

6

Het is mogelijk dat de folie in hoofdzaak het gehele bovenvlak rondom de pit bedekt, bijvoorbeeld het gehele bovenvlak rondom de pit.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een samenstel van een kaars volgens de uitvinding en een houder voor het daarin houden van het 5 te verbruiken lichaam van de kaars, zoals bijvoorbeeld het geval is bij het waxinelichtje. Bij voorkeur is hierbij de folie vrij van verbinding met de houder.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een kaars.

10 Volgens de uitvinding wordt een werkwijze verschaft voor het vervaardigen van een kaars, omvattende het verschaffen van een te verbruiken lichaam omvattende een brandstof, zoals paraffine, en een pit, het aanbrengen van een folie op een bovenvlak van het te verbruiken lichaam, zodanig dat de folie althans ten dele aanligt tegen het bovenvlak 15 van het lichaam, en dat de folie uitsluitend wordt gedragen door het te verbruiken lichaam, en het aanbrengen van de pit op, aan of in het te verbruiken lichaam, zodanig dat een te branden deel van de pit zich, in gebruik, aan het bovenvlak van het te verbruiken lichaam bevindt.

Aldus wordt een werkwijze verschaft voor het vervaardigen van 20 een kaars volgens de uitvinding. Het zal duidelijk zijn dat het mogelijk is dat hierbij de folie is ingericht om te drijven op de brandstof, wanneer deze zich in vloeibare vorm bevindt.

Bij voorkeur omvat het aanbrengen van de folie op het bovenvlak van het te verbruiken lichaam het uitsluitend tegen het te verbruiken 25 lichaam aanlegen van de folie. Aldus wordt op eenvoudige wijze bewerkstelligd dat de folie uitsluitend wordt gedragen door het te verbruiken lichaam.

Bij voorkeur omvat het aanbrengen van de folie op het bovenvlak van het te verbruiken lichaam het uitsluitend met het te verbruiken 30 lichaam verbinden van de folie. Aldus wordt op eenvoudige wijze 7 bewerkstelligd dat de folie uitsluitend wordt gedragen door het te verbruiken lichaam.

In een uitvoeringsvorm omvat het aanbrengen van de folie het aanbrengen van een laag inkt, lak en/of toner op het lichaam, en het drogen 5 en/of uitharden van de inkt, lak en/of toner.

In een uitvoeringsvorm omvat de werkwijze voorts het verschaffen van de folie als gerede folie voordat de folie wordt aangebracht op het lichaam. Aldus kan de folie als halffabrikaat worden verschaft en met het te verbruiken lichaam en de pit worden samengevoegd tot de kaars volgens de 10 uitvinding. Hierbij kan een afmeting en/of vorm van de folie wordt aangepast aan een afmeting en/of vorm van de kaars, voordat de folie op het lichaam wordt aangebracht. Derhalve kan de folie bijvoorbeeld worden gesneden of gestanst voordat de folie wordt aangebracht op het lichaam.

Bij voorkeur komt de afmeting en/of vorm van de folie in hoofdzaak 15 overeenkomt met de afmeting en/of vorm van het bovenvlak van de het verbruikbare lichaam. Aldus kan het in hoofdzaak het gehele bovenvlak worden bedekt met de folie.

Bij voorkeur omvat de werkwijze het verschaffen van een opening in de folie voor het daar doorheen voeren van, althans een deel van, de pit. 20 Bij voorkeur omvat de werkwijze het behandelen van de folie met een substantie voor het onbrandbaar maken van de folie, althans dat deel van de folie dat zich in gebruik in de directe nabijheid van de pit bevindt.

In een uitvoeringsvorm omvat het aanbrengen van de folie voorts het aanbrengen van een, bij voorkeur onbrandbaar, adhesiemiddel aan het 25 te verbruiken lichaam en/of aan de folie. Aldus kan de folie eenvoudig op middels het adhesiemiddel op het te verbruiken lichaam worden gekleefd. Hierbij kan de foüe een poreuze folie zijn, zoals van papier of stof, en kan het aanbrengen van de folie voorts omvatten het in contact brengen van de poreuze folie en het adhesiemiddel wanneer het adhesiemiddel vloeibaar is, 8 voor het in de poreuze folie opnemen van, althans een deel van, het adhesiemiddel. Aldus kan de poreuze folie onbrandbaar worden gemaakt.

De uitvinding zal thans, bij wijze van niet-beperkend voorbeeld, 5 nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. Hierin toont

Fig. la een schematische weergave van eerste uitvoeringsvorm van een kaars volgens de uitvinding;

Fig. lb een geëxplodeerd aanzicht van de kaars getoond in Fig. la;

Fig. lc een dwarsdoorsnede van de kaars getoond in Fig. la; 10 Fig. ld een dwarsdoorsnede van een samenstel van de kaars getoond in Fig. la-lc en een houder; en

Figg. 2a-2f schematische weergaven van een tweede tot en met zevende uitvoeringsvorm van een kaars volgens de uitvinding.

15 Fig. la toont een schematische weergave van eerste uitvoeringsvorm van een kaars 1 volgens de uitvinding. Fig. lb toont een geëxplodeerd aanzicht van de kaars 1 getoond in Fig. la. Fig. lc toont een dwarsdoorsnede van de kaars 1 getoond in Fig. la. De kaars 1 omvat een te verbruiken lichaam 2. Het te verbruiken lichaam omvat een brandstof voor 20 de kaars, welke brandstof wordt verbruikt bij het branden van de kaars 1.

In dit voorbeeld omvat het te verbruiken lichaam 2 paraffine. In dit voorbeeld is het te verbruiken lichaam 2 vervaardigd van paraffine. Het te verbruiken lichaam kan echter ook een andere brandstof omvatten, zoals bijvoorbeeld bijenwas of een andere wassoort, of een gel.

25 De kaars 1 omvat voorts een pit 4. In dit voorbeeld is de pit 4 uitgevoerd als een lont, bijvoorbeeld van katoen. In Fig. lb is te zien dat in dit voorbeeld de pit 4 tevens is voorzien van een voet 6 voor het rechtop houden van de pit. De voet 6 kan bijvoorbeeld zijn vervaardigd van een metaal, zoals aluminium. In Fig. la is te zien dat een te branden deel van de 30 pit 4 zich in gebruik aan een bovenvlak 8 van het lichaam 2 bevindt. In dit 9 voorbeeld strekt de pit zich uitwendig van het lichaam 2 uit vanaf het boenvlak 8. In dit voorbeeld bevindt de pit 4 zich in hoofdzaak op de hartlijn L van de kaars 1. In dit voorbeeld is het bovenvlak 8 in hoofdzaak cirkelvormig.

5 In het voorbeeld van Fig. la en lb is de kaars 1 voorts is voorzien van een folie 10. De folie 10 is op het bovenvlak 8 van het lichaam 2 geplaatst, zodanig dat de folie 10 uitsluitend door het te verbruiken lichaam 2 wordt gedragen. De folie 10 ligt hierbij aan tegen het bovenvlak 8. In het voorbeeld van Figg. la-lc strekt de pit 4 zich uit door een opening 12 in de 10 folie 10. In dit voorbeeld bedekt de folie 10 het gehele bovenvlak 8 rondom de pit 4.

In dit voorbeeld omvat het te verbruiken lichaam 2 paraffine. In gebruik, zal de pit 4 worden verhit, bijvoorbeeld met een lucifer voor het doen smelten van de paraffine. Nabij de pit 4 zal een deel van het lichaam 2 15 smelten en door de pit worden opgezogen door capillaire werking. Aldus wordt de brandstof aan de pit toegevoerd om aldaar een vlam te voeden.

In dit voorbeeld is de folie 10 onbrandbaar, dat wil zeggen dat de folie bestand is tegen de hitte van de vlam van de kaars, en daardoor in hoofdzaak niet wordt verwoest. Het zal duidelijk zijn dat in zijn 20 algemeenheid geldt dat bij voorkeur de folie ten minste onbrandbaar is in de directe nabijheid van de pit, alwaar de temperatuur van de folie ten gevolge van de hitte van de vlam anders een ontvlamtemperatuur van de folie zou overstijgen. Daartoe kan de folie bijvoorbeeld geheel of gedeeltelijk zijn vervaardigd van een voor dit doel onbrandbare kunststof of een metaal, 25 zoals aluminium. In dit voorbeeld echter is de folie 10 uitgevoerd als de poreuze folie vervaardigd van papier, dat is gedrenkt, in dit voorbeeld verzadigd, in een onbrandbare substantie zoals een onbrandbare lijm en/of een onbrandbare lak, zoals bijvoorbeeld waterglas.. Het zal duidelijk zijn dat het eveneens mogelijk is dat slechts het deel van de poreuze folie dat zich in 30 gebruik in de directe nabijheid van de pit bevindt kan zijn gedrenkt in de 10 onbrandbare substantie. Alternatief kan voor de folie bijvoorbeeld een bakpapier worden gebruikt dat relatief goed bestand is tegen de warmte van de vlam van de kaars.

In dit voorbeeld is de folie 10 ingericht om te drijven op de 5 brandstof, wanneer deze zich in vloeibare vorm bevindt. Aldus zal de folie zowel worden gedragen door het bovenvlak 8 wanneer dit vast is als wanneer dit vloeibaar is.

De folie 10 kan bijvoorbeeld zijn bedrukt met een afbeelding om het bovenvlak 8 van de kaars 1 een fraai uiterlijk te geven. In dit geval zal de 10 afbeelding zichtbaar zijn wanneer het lichaam vast is en wanneer het lichaam vloeibaar is. Bovendien zal, wanneer de folie onbrandbaar is, de afbeelding, eventueel onvervormd, zichtbaar blijven, zelfs totdat de kaars is op gebruikt.

In dit voorbeeld is de folie 10 in hoofdzaak niet-vervormbaar in het 15 vlak waarin zich de folie uitstrekt. De folie kan vervormbaar zijn dwars op het vlak waarin zich de folie uitstrekt. De folie kan aldus bijvoorbeeld flexibel en inelastisch zijn. Aldus zal de folie 10, in gebruik, kunnen aanliggen tegen het bovenvlak 8 en een contour van het bovenvlak in zekere mate volgen. Een afmeting van de opening 12 in de folie 10 zal bijvoorbeeld 20 echter in hoofdzaak constant blijven, zodat de folie, in dit voorbeeld, het gehele bovenvlak blijft bedekken. Aldus kan uiterlijk dat het bovenvlak had voor een eerste gebruik van de kaars 1, bijvoorbeeld een eventuele afbeelding op de folie, in hoofdzaak onvervormd blijven worden waargenomen tijdens gebruik van de kaars 1.

25 Fig. ld toont een dwarsdoorsnede van een samenstel 14 van de kaars 1 getoond in Figg. la-lc en een houder 16. In dit voorbeeld is de houder 16 uitgevoerd als een dunwandig bakje, bijvoorbeeld van metaal, zoals aluminium. Aldus kan het samenstel 14 bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als een waxinelichtje. In zijn algemeenheid geldt voor het waxinelichtje dat 30 de kaars 1 los in de houder 16 is gestoken. Er is derhalve geen gefixeerde 11 mechanische verbinding tussen de kaars 1 en de houder 16. Om de kaars 1 los in de houder 16 te kunnen steken, zal er in radiale richting enige speling 18 zijn tussen een buitenomtrek van het lichaam 2 van de kaars 1 en een binnenzijde van een omtrekswand 20 van de houder 16.

5 In het voorbeeld van Fig. ld geldt dat de folie 10 vrij is van verbinding met de houder 16. De folie 10 is aldus niet gefixeerd verbonden met de houder 16. De folie wordt aldus niet gedragen door de houder 16. De folie is in dit voorbeeld evenmin verbonden met de pit 4. De folie wordt aldus niet gedragen door de pit 4. Derhalve geldt in dit voorbeeld dat de folie 10 uitsluitend wordt gedragen door het te verbruiken lichaam 2 van de kaars 1. Dit biedt het voordeel dat indien de kaars 1 wordt gebruikt, waarbij een hoogte van het te verbruiken lichaam, bijvoorbeeld een niveau van de brandstof in de houder 16, afneemt, de folie 10, drijvend op het bovenvlak 8 van het in hoogterichting slinkende te verbruiken lichaam, het bovenvlak 15 kan volgen en daarbij naar een onderzijde van het lichaam, bijvoorbeeld naar een bodem 24 van de houder 16 kan bewegen. Hierdoor zal de folie 10 zich, bij gebruik van de kaars 1, bijvoorbeeld in de houder 16, te allen tijde aan het bovenvlak 8 van het te verbruiken lichaam 2 bevinden, terwijl het lichaam slinkt. Hierbij kan, zoals hierboven met betrekking tot Figg. la-lc 20 aangegeven, de folie in hoofdzaak vrij van vervorming op het bovenvlak aanliggen, zodat bijvoorbeeld een eventuele afbeelding op de folie, gedurende in hoofdzaak de gehele gebruiksduur van de kaars 1, eventueel in de houder 16, onvervormd kan worden waargenomen.

De tot dusver beschreven kaars 1 kan als volgt worden 25 vervaardigd.

Het te verbruiken lichaam 2, bijvoorbeeld omvattende paraffine, wordt verschaft. Hierbij is in dit voorbeeld het te verbruiken lichaam 2 reeds voorzien van een boring 26 voor het daar doorheen voeren van de pit 4. Vervolgens wordt het bovenvlak 8 van het lichaam 2 voorzien van een 30 laag van een, bij voorkeur onbrandbaar, adhesiemiddel, zoals een lijmlaag 12 en/of laklaag. Daarna wordt de folie 10 op de laag adhesiemiddel geplaatst. Het zal duidelijk zijn dat als alternatief, of additioneel, het ook mogelijk is om een onderzijde van de folie 10 te voorzien van het adhesiemiddel.

Bij voorkeur is de folie 10 reeds voorbereid voor de kaars 1. Hiertoe 5 kan een afmeting en/of vorm van de folie 10 reeds zijn aangepast aan een afmeting en/of vorm van de kaars 1, voordat de folie 10 op het lichaam 2 wordt aangebracht. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat de afmeting en vorm van de folie in hoofdzaak overeenkomen met de afmeting en vorm van het bovenvlak 8 van de kaars. Aldus is de folie 10 voorbereid om in hoofdzaak 10 het gehele bovenvlak 8 te bedekken. Hierbij is bij voorkeur de folie 10 reeds voorzien van de opening 12 voor het daar doorheen voeren van, althans een deel van, de pit 4 voordat de folie op het lichaam 2 wordt geplaatst. Nadat de folie 10 op het lichaam is aangebracht, kan de pit 4 worden aangebracht in de boring 26 en de opening 12. Het zal duidelijk zijn dat het ook mogelijk 15 is om de boring 26 en/of de opening 12 aan te brengen nadat de folie 10 op het bovenvlak 8 is geplaatst. Ook is het mogelijk om de folie 10 aan te brengen nadat de pit 4 is aangebracht aan het te verbruiken lichaam 2.

Indien gewenst kan de aldus verkregen kaars 1 in de houder 16 worden geplaatst voor het vormen van het samenstel 14. Zoals hierboven 20 uiteengezet biedt het voordelen om te zorgen dat de folie uitsluitend is verbonden met het lichaam.

In een bijzondere variant is de folie 10 een poreuze folie, bijvoorbeeld van papier of stof. In dat geval is het zeer wenselijk dat het adhesiemiddel het onbrandbare adhesiemiddel is. Indien de poreuze folie 10 25 op de laag van het adhesiemiddel wordt geplaatst wanneer de laag van het adhesiemiddel nat is, kan de poreuze folie 10, althans een deel van, het adhesiemiddel opnemen. Hierdoor raakt de poreuze folie gedrenkt, bijvoorbeeld verzadigd, in het, bij voorkeur onbrandbare, vloeibare adhesiemiddel van de adhesielaag. Aldus wordt, bijvoorbeeld na uitharden 30 en/of drogen van de laag van het adhesiemiddel de onbrandbare folie 13 verkregen. Een bijzonder geschikte poreuze folie kan worden verkregen uit, eventueel voorbedrukte, servetten. Bijvoorbeeld door het stansen of snijden van de folie die is aangepast aan de vorm en/of afmeting van het bovenvlak uit het servet. De voorbedrukte servetten zijn commercieel verkrijgbaar met 5 de meest uiteenlopende bedrukkingen, die bijvoorbeeld goed aansluiten bij gelegenheden waarvoor de kaars 1 met de folie 10 op het bovenvlak 8 wordt verschaft, zoals festiviteiten, zoals kerstmis, Pasen, verjaardagen, etc.

Figg. 2a-2f tonen schematische weergaven van een tweede tot en met zevende uitvoeringsvorm van een kaars 1 volgens de uitvinding.

10 In Fig. 2a is de opening 12 in de folie 10 uitgevoerd als een sleuf die zich uitstrekt van de pit 4 tot aan een omtreksrand 28 van de folie. De sleuf biedt het voordeel dat de folie eenvoudig ten opzichte van de pit kan worden gepositioneerd indien de pit reeds aanwezig is bij het plaatsen van de folie.

In Fig. 2b is de folie uitgevoerd als een samenstel van een eerste 15 deelfolie 10a en een tweede deelfolie 10b. De deelfolies 10a en 10b liggen in dit voorbeeld zijdelings tegen elkaar aan langs naden 30a en 30b. Aldus bedekken de deelfolies 10a, 10b in dit voorbeeld in hoofdzaak het gehele bovenvlak 8, en kunnen de deelfolies 10a, 10b eenvoudig worden geplaatst indien de pit reeds aanwezig is bij het plaatsen van de deelfolies.

20 In Fig. 2c is de folie eveneens uitgevoerd als een samenstel van een eerste deelfolie 10a en een tweede deelfolie 10b. In dit voorbeeld bedekken de deelfolies 10,10b tezamen niet het gehele bovenvlak.

In Fig. 2d is de folie eveneens uitgevoerd als een samenstel van een eerste deelfolie 10a en een tweede deelfolie 10b. In dit voorbeeld bedekken 25 de deelfolies 10,10b tezamen niet het gehele bovenvlak. In dit voorbeeld zijn de deelfolies voorzien van een figuratieve vorm, hier een hartvorm. Het zal duidelijk zijn dat aangezien in dit voorbeeld de deelfolies 10a, 10b zich op relatief grotere afstand van de pit 4 bevinden, het van minder belang kan zijn dat de deelfolies 10a, 10b onbrandbaar zijn. Ook zal duidelijk zijn dat de 30 deelfolies 10a, 10b ten opzichte van elkaar kunnen bewegen in het vlak van 14 het bovenvlak 8 indien ten minste een deelfolie drijft op het gesmolten verbruikbare lichaam. In dat geval zal het originele uiterlijk van het bovenvlak 8 van voor het eerste gebruik van de kaars 1 verloren kunnen gaan.

5 In Fig. 2e strekt de folie 10 zich uit over in hoofdzaak het gehele bovenvlak 8 van het lichaam 2. De folie 10 strekt zich in dit voorbeeld tevens, althans ten dele, uit over het cilinderoppervlak 32 van het lichaam. Aldus kan een andere uitstraling van de kaars 1 worden verschaft, et zal duidelijk zijn dat ook in het voorbeeld van Fig. 2e de folie uitsluitend wordt 10 gedragen door het te verbruiken lichaam 2, zelfs indien het te verbruiken lichaam met de folie conform Fig. 2e in de houder 16 wordt geplaatst.

In Fig. 2f strekt de folie 10 zich niet uit over het gehele bovenvlak 8, maar sterkt zich wel uit rondom de pit 4.

De uitvinding is geenszins beperkt tot de hierboven beschreven 15 voorbeelden. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat de houder 16 wordt verschaft in een kleur en/of patroon dat aansluit bij een kleur en/of patroon van de folie. De houder, bijvoorbeeld het dunwandige aluminium bakje, kan bijvoorbeeld zijn gelakt of in kleur geanodiseerd.

In de voorbeelden is het te verbruiken lichaam weergegeven als een 20 in hoofdzaak cilindervormig lichaam met een in hoofdzaak vlak bovenvlak. Het zal duidelijk zijn dat eveneens andere vormen van het lichaam mogelijk zijn, zoals bijvoorbeeld, maar niet uitsluitend, een balkvorm. Het is eveneens mogelijk dat het bovenvlak enigszins convex (zoals bijvoorbeeld het geval kan zijn bij drijfkaarsen) of enigszins concaaf is. Ook andere 25 vormen van het bovenvlak zijn niet uitgesloten.

In het voorbeeld wordt de folie verbonden met het bovenvlak middels de laag van het adhesiemiddel. Het zal duidelijk zijn dat het eveneens mogelijk is dat de folie los aanligt op het bovenvlak. Hierbij kan bijvoorbeeld de folie zijdelings gepositioneerd blijven doordat de pit 4 zich 30 uitstrekt door de opening 12 zoals getoond in Fig. la en lb.

15

In de voorbeelden wordt de folie als separaat onderdeel van de kaars verschaft en als geheel, of in delen, op het bovenvlak geplaatst, het is echter eveneens mogelijk dat de folie op het bovenvlak wordt aangebracht door het aanbrengen van een laag inkt, lak en/of toner op het bovenvlak van 5 het te verbruiken lichaam, en het drogen en/of uitharden van de inkt, lak en/of toner, zodat de gedroogde en/of uitgeharde inkt, lak en/of toner de folie vormt die uitsluitend wordt gedragen door het te verbruiken lichaam.

Al dergelijke varianten worden geacht binnen het kader van de uitvinding te vallen.

1034166

Claims (31)

1. Kaars voorzien van een te verbruiken lichaam omvattende een brandstof, zoals paraffine, en een pit, waarbij een te branden deel van de pit zich in gebruik aan een bovenvlak van het te verbruiken lichaam bevindt, waarbij de kaars voorts is voorzien van een folie die althans ten dele aanligt 5 tegen het bovenvlak van het te verbruiken lichaam waarbij de folie is ingericht om uitsluitend te worden gedragen door het te verbruiken lichaam.

2. Kaars volgens conclusie 1, waarbij de folie uitsluitend aanligt tegen het te verbruiken lichaam.

3. Kaars volgens conclusie 1 of 2, waarbij de folie uitsluitend is verbonden met het te verbruiken lichaam.

4. Kaars volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de folie is ingericht om te drijven op de brandstof, wanneer deze zich in vloeibare vorm bevindt.

5. Kaars volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de folie onbrandbaar is.

6. Kaars volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de folie althans in de directe nabijheid van de pit onbrandbaar is.

7. Kaars volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de folie 20 bedrukbaar is.

8. Kaars volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de folie in hoofdzaak niet-vervormbaar is in het vlak waarin zich de folie uitstrekt.

9. Kaars volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de folie bestaat uit een laag inkt, lak en/of toner.

10. Kaars volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de folie een kunststoffolie of metaalfolie omvat. 1034166

11. Kaars volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de folie een poreuze folie omvat, zoals van papier of stof, die is gedrenkt in een, bij voorkeur onbrandbare, substantie zoals een, bij voorkeur onbrandbare, lijm en/of een, bijvoorkeur onbrandbare, lak.

12. Kaars volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de pit zich uitstrekt door een opening in de folie.

13. Kaars volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het bovenvlak in hoofdzaak cirkelvormig is.

14. Kaars volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de folie in 10 hoofdzaak het gehele bovenvlak rondom de pit bedekt.

15. Samenstel van een kaars volgens een der voorgaande conclusies, en een houder voor het daarin houden van het te verbruiken lichaam van de kaars.

16. Samenstel volgens conclusie 15, waarbij de folie vrij is van 15 verbinding met de houder.

17. Werkwijze voor het vervaardigen van een kaars, omvattende het verschaffen van een te verbruiken lichaam omvattende een brandstof, zoals paraffine, en een pit, het aanbrengen van een folie op een bovenvlak van het te 20 verbruiken lichaam, zodanig dat de folie althans ten dele aanligt tegen het bovenvlak van het te verbruiken hchaam, en dat de folie uitsluitend wordt gedragen door het te verbruiken hchaam, en het aanbrengen van de pit op, aan of in het te verbruiken hchaam, zodanig dat een te branden deel van de pit zich, in gebruik, aan het 25 bovenvlak van het te verbruiken hchaam bevindt.

18. Werkwijze volgens conclusie 17, waarbij het aanbrengen van de fohe op het bovenvlak van het te verbruiken hchaam omvat het uitsluitend tegen het te verbruiken hchaam aanlegen van de fohe.

19. Werkwijze volgens conclusie 17 of 18, waarbij het aanbrengen van de folie op het bovenvlak van het te verbruiken lichaam omvat het uitsluitend met het te verbruiken lichaam verbinden van de folie.

20. Werkwijze volgens een der conclusies 17-19, waarbij de folie is ingericht om te drijven op de brandstof, wanneer deze zich in vloeibare vorm bevindt.

21. Werkwijze volgens een der conclusies 17-20, waarbij het aanbrengen van de folie omvat het aanbrengen van een laag inkt, lak en/of 10 toner op het te verbruiken lichaam, en het drogen en/of uitharden van de inkt, lak en/of toner.

22. Werkwijze volgens een der conclusies 17-20, voorts omvattende het verschaffen van de folie als gerede folie voordat de folie wordt aangebracht op het te verbruiken lichaam.

23. Werkwijze volgens conclusie 22, waarbij een afmeting en/of vorm van de folie wordt aangepast aan een afmeting en/of vorm van de kaars, voordat de folie op het te verbruiken lichaam wordt aangebracht.

24. Werkwijze volgens conclusie 23, waarbij de afmeting en/of vorm van de folie in hoofdzaak overeenkomt met de afmeting en/of vorm van het 20 bovenvlak van het verbruikbare lichaam.

25. Werkwijze volgens een der conclusies 17-24, omvattende het verschaffen van een opening in de folie voor het daar doorheen voeren van, althans een deel van, de pit.

26. Werkwijze volgens een der conclusies 17-25, waarbij de folie, 25 althans in de directe nabijheid van de pit, onbrandbaar is.

27. Werkwijze volgens een der conclusies 17-26, voorts omvattende het behandelen van de folie met een substantie voor het onbrandbaar maken van de folie, althans dat deel van de folie dat zich in gebruik in de directe nabijheid van de pit bevindt.

28. Werkwijze volgens een der conclusies 17-27, waarbij het aanbrengen van de folie voorts omvat het aanbrengen van een, bij voorkeur onbrandbaar, adhesiemiddel aan het te verbruiken lichaam en/of aan de folie.

29. Werkwijze volgens conclusie 28, waarbij de folie een poreuze folie is, zoals van papier of stof, en het aanbrengen van de folie voorts omvat het in contact brengen van de poreuze folie en het adhesiemiddel wanneer het adhesiemiddel vloeibaar is, voor het in de poreuze folie opnemen van, althans een deel van, het adhesiemiddel.

30. Werkwijze voor het vervaardigen van een samenstel volgens conclusie 15 of 16, omvattende het vervaardigen van de kaars volgens een der conclusies 17-29 en het plaatsen van de kaars in de houder.

31. Werkwijze volgens conclusie 30, waarbij de folie vrij is van verbinding met de houder. 1034166