NL1034084C2 - Luchtventilatieleiding met buiskoppeling. - Google Patents

Luchtventilatieleiding met buiskoppeling. Download PDF

Info

Publication number
NL1034084C2
NL1034084C2 NL1034084A NL1034084A NL1034084C2 NL 1034084 C2 NL1034084 C2 NL 1034084C2 NL 1034084 A NL1034084 A NL 1034084A NL 1034084 A NL1034084 A NL 1034084A NL 1034084 C2 NL1034084 C2 NL 1034084C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
air ventilation
pipe
clamping
band
strip
Prior art date
Application number
NL1034084A
Other languages
English (en)
Inventor
Frans Gerrit Ravestein
Original Assignee
Ubbink Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Ubbink Bv filed Critical Ubbink Bv
Priority to NL1034084A priority Critical patent/NL1034084C2/nl
Priority to AT08159639T priority patent/ATE467793T1/de
Priority to DE602008001220T priority patent/DE602008001220D1/de
Priority to EP08159639A priority patent/EP2025989B1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1034084C2 publication Critical patent/NL1034084C2/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16LPIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16L33/00Arrangements for connecting hoses to rigid members; Rigid hose connectors, i.e. single members engaging both hoses
    • F16L33/22Arrangements for connecting hoses to rigid members; Rigid hose connectors, i.e. single members engaging both hoses with means not mentioned in the preceding groups for gripping the hose between inner and outer parts
    • F16L33/23Arrangements for connecting hoses to rigid members; Rigid hose connectors, i.e. single members engaging both hoses with means not mentioned in the preceding groups for gripping the hose between inner and outer parts the outer parts being segmented, the segments being pressed against the hose by tangentially arranged members
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24FAIR-CONDITIONING; AIR-HUMIDIFICATION; VENTILATION; USE OF AIR CURRENTS FOR SCREENING
    • F24F13/00Details common to, or for air-conditioning, air-humidification, ventilation or use of air currents for screening
    • F24F13/02Ducting arrangements
    • F24F13/0209Ducting arrangements characterised by their connecting means, e.g. flanges

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Duct Arrangements (AREA)
  • Clamps And Clips (AREA)
  • Branch Pipes, Bends, And The Like (AREA)
  • Joints Allowing Movement (AREA)

Description

Luchtventilatieleiding met buiskoppelinq
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
De uitvinding heeft betrekking op een luchtventilatieleiding omvattend ten minste twee opeenvol-5 gende buisdelen die vervaardigd zijn van samendrukbaar kunststof materiaal, en een buiskoppeling voor onderlinge koppeling van de buisdelen.
Bij een bekende luchtventilatieleiding zijn de buisdelen vervaardigd van geëxpandeerd polyethyleen. Dit 10 materiaal heeft goede warmte-isolerende eigenschappen. Bij de expansie van het polyethyleen komt pentaangas vrij. De afgifte van het pentaangas gaat na de vorming van de buisdelen nog enige tijd door, waardoor onrondheden en diame-terverschillen kunnen ontstaan in de buisdelen. Tijdens 15 gebruik van de luchtventilatieleiding kunnen de buisdelen in enige mate krimpen, afhankelijk van de hoogte van de temperatuur van de doorgevoerde lucht. Verbindingsmoffen die klemmend aangrijpen om de buitenwand van de buisdelen raken daardoor op de lange duur plaatselijk los van de 20 buitenwand. De kieren die bij deze relaxatie ontstaan leiden plaatselijk tot ongewenst drukverlies, energieverlies, vuilophoping of condensvorming.
Een doel van de uitvinding is een luchtventilatieleiding te verschaffen omvattend ten minste 1034084 2 twee opeenvolgende buisdelen die duurzaam afgesloten aan elkaar gekoppeld zijn.
Een doel van de uitvinding is een luchtventilatieleiding te verschaffen omvattend ten minste 5 twee opeenvolgende buisdelen die eenvoudig met slechts één of twee handen te koppelen zijn.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
10
De uitvinding verschaft een luchtventilatieleiding omvattend ten minste twee opeenvolgende buisdelen die vervaardigd zijn van samendrukbaar kunststof materiaal, en een buiskoppeling voor onderlinge koppeling van de samenko-15 mende uiteinden van de buisdelen, waarbij de buiskoppeling een vormvast insteekdeel met een insteekrichting omvat voor plaatsing tegen de binnenzijde van een buisdeel, al dan niet met het insteekdeel verbonden knelband voor plaatsing tegen de buitenzijde van het buisdeel, en sluitmiddelen 2 0 voor het vormen van een knelsluiting voor de knelband om het buisdeel.
Het vormvaste insteekdeel kan diameterverschillen, in het bijzonder diameterverkleining van het buiseind ter plaatse van de knelband tegengaan, waardoor een duur-25 zame omsluiting door de knelband mogelijk is. Een diameterverkleining kan bovendien leiden tot een strakkere aansluiting op het insteekdeel. Een diametertoename kan door de knelsluiting worden tegengegaan.
Het insteekdeel kan rondom aanliggen tegen de 30 binnenwand van het buisdeel indien het insteekdeel is ingericht voor een dwars op de insteekrichting gerichte, omlopende aanligging tegen de binnenzijde van het buisdeel.
Het insteekdeel kan in het bijzonder geschikt zijn voor buisdelen met een ronde doorsnede indien het 35 insteekdeel een cilinder omvat voor opname in het buisdeel.
Het buisdeel kan strak aanliggend worden opgespannen om het insteekdeel indien het insteekdeel een 3 insteekeind met aan de buitenzijde een schuin op de in-steekrichting gerichte zoekrand omvat.
Alternatief of in aanvulling daarop zijn de buitenmaat van het insteekdeel en de binnenmaat van het 5 buisdeel dwars op de insteekrichting onderling afgestemd voor een getrompte plaatsing van het uiteinde over het insteekdeel, waarbij de binnenmaat door het trompen bij voorkeur ongeveer 1-5 millimeter toeneemt.
Indien het insteekdeel aan de binnenzijde een 10 doorvoerkanaal met een gladde binnenwand bezit, dan kan het insteekdeel een voortzetting van de buisdelen vormen waaraan bijvoorbeeld vuildeeltjes in de lucht zich lastig hechten.
In een uitvoeringsvorm omvat het insteekdeel een 15 zich vanaf het insteekdeel in hoofdzaak radiaal uitstrekkende aanslagrand voor aanligging tegen een kopvlak van het buisdeel, waarbij de aanslagrand zich in omtreksrichting van het buisdeel bij voorkeur omlopend uitstrekt om het insteekdeel. De aanslagrand kan een rechte plaatsing van 20 het insteekdeel in het buisdeel verzorgen.
In een uitvoeringsvorm omvat de buiskoppeling twee tegengesteld gerichte insteekdelen voor plaatsing in de samenkomende buiseinden.
De leidingkoppeling kan tussen de leidingdelen 25 thermische isolatie verzorgen indien de aanslagrand vrij ligt van de knelband voor het vrijhouden van een luchtkamer tussen de samenkomende uiteinden van de buisdelen.
De leidingkoppeling is eenvoudig te hanteren en te plaatsen indien het insteekdeel en de klemband als één 30 geheel zijn gevormd.
In een uitvoeringsvorm omvat de buiskoppeling een zich dwars op de insteekrichting uitstrekkende brug die het insteekdeel met de knelband verbindt.
De brug houdt het insteekdeel en de knelband bij 35 voorkeur op een vaste onderlinge afstand ter plaatse van het brugdeel, waarbij de onderlinge afstand is afgestemd op de dikte van de ömtrekswand van het buisdeel om het samen- 4 drukbare buiswand materiaal tussen het insteekdeel en de knelband ter plaatse van de brug in een enigszins samengedrukte toestand te brengen en/of te houden. De samendruk-king kan plaatsvinden bij het plaatsen van het insteekdeel 5 in het buisdeel, waardoor de koppeling ook aan de onderzijde van een verticaal buisdeel tijdelijk kan blijven hangen. De samendrukking kan voorts de klemming tegen het insteekdeel verzorgen, daar ter plaatse van de brug de klemband niet meer verder naar het insteekdeel wordt ge-10 drukt bij bediening van de sluitmiddelen.
In een eenvoudige uitvoeringsvorm vormt de brug een zich in radiale richting uitstrekkende voortzetting van de aanslagrand.
De knelband kan in aanvulling op een krachtgeslo-15 ten knelsluiting een vormgesloten aansluiting van het buisdeel op de buiskoppeling aangaan indien de knelband aan zijn zich in langsrichting uitstrekkende zijrand is voorzien van een naar het insteekdeel gerichte steekrand voor het binnen de knelsluiting vormen van een houdgroef in het 20 samendrukbare buiswandmateriaal.
De voornoemde samendrukking ter plaatse van de brug kan zonder hinder van de steekrand plaatsvinden indien de steekrand in omtreksrichting begint voorbij de uiteinden het brugdeel.
25 In een uitvoeringsvorm is de knelband ingericht voor plaatsing om beide uiteinden. De vormgesloten aansluiting kan tegelijk op beide samenkomende buisdelen worden aangegaan indien de knelband aan beide zich in langsrichting uitstrekkende zijranden is voorzien van een steekrand. 30 De knelband kan voldoende worden opengezet voor het plaatsen van het insteekdeel in het buisdeel indien de knelband open is en de sluitmiddelen zijn voorzien aan een eerste respectievelijk tweede eind van de knelband.
De buiskoppeling kan gereedschaploos, met de hand 35 worden geïnstalleerd indien de sluitmiddelen zijn voorzien van handaangrijpdelen die aan of op korte afstand van het eerste respectievelijk tweede eind uitsteken van de knel- 5 band voor het tussen vingers en duim naar elkaar toe bewegen van het eerste en tweede eind.
Bij voorkeur omvatten de sluitmiddelen met elkaar samenwerkende centreermiddelen voor het dwars op de lengte-5 richting van de knelband recht boven of naar elkaar richten van het eerste en tweede eind.
De leidingkoppeling kan in stappen in de gewenste knelstand worden gebracht indien de sluitmiddelen zijn ingericht voor het in opeenvolgende sluitstanden met afne-10 mende binnendiameter sluiten van de knelband, bij voorkeur slechts in de richting van deze opeenvolgende knelstanden. Ook bij optreden van krimp of relaxatie in de wand van het buisdeel kan de knelband op de lange duur weer in de gewenste knelstand worden gebracht door een volgende knel-15 stand te kiezen.
In een uitvoeringsvorm daarvan omvatten de sluitmiddelen met elkaar samenwerkende inhaakdelen aan het eerste en tweede eind van de knelband, waarbij de inhaakdelen bij voorkeur onderling zijn afgestemd om de onderling 20 ingegrepen toestand te borgen.
De onderling ingegrepen toestand kan worden geborgd indien de sluitmiddelen een vertanding aan het eerste en/of het tweede eind, en een met de vertanding samenwerkende tand aan het tweede respectievelijk eerste 25 eind omvatten, waarbij de vertanding door aanligging met elkaar samenwerkende aanslagvlakken omvatten die overhellen ten opzichte van de sluitrichting.
In een ontwikkeling van de leidingkoppeling is een eerste en een tweede eind van de knelband voorzien van 30 een eerste respectievelijk tweede bandeindrand die elkaar aangrijpen. De bandeindranden kunnen een eindstand van de knelband bepalen.
In een verdere uitvoeringvorm daarvan omvatten de sluitmiddelen spanmiddelen voor het naar elkaar, in het 35 bijzonder tegen elkaar, spannen van de beide bandeindranden. In een verdere ontwikkeling daarvan zijn de spanmiddelen ingericht voor activering door beweging in een vlak 6 loodrecht op de insteekrichting.
De spanmiddelen vormen daarbij bij voorkeur een doorklikverbinding, waardoor montage en demontage eenvoudig is. De spanmiddelen kunnen een doorklikstrook omvatten die 5 verbonden is met de knelband nabij het eerste eind daarvan en voorzien is van eerste haakmiddelen voor samenwerking met tweede haakmiddelen die voorzien zijn nabij het tweede eind van de knelband.
De doorklikstrook kan als een geheel gevormd zijn 10 met de knelband. Alternatief is de doorklikstrook apart vervaardigd en middels een snapverbinding bevestigd is op de knelband. De doorklikstrook kan daardoor universeel gebruikt worden voor buiskoppelingen voor verschillende buisdiameters.
15 Bij voorkeur is de doorklikstrook middels een buigstijve pendelstrook scharnierbaar verbonden met het eerste knelbandeind, en aan de van het eerste knelbandeind afgekeerde zijde daarvan voorzien is van eerste snapmidde-len die samenwerken met tweede snapmiddelen op de knelband. 20 Hiermee kan met een eenvoudig beweging sluiting en opening van de knelverbinding plaatsvinden. De doorklikstrook is blijvend verbonden met de mofband.
De pendelstrook is bij voorkeur beweegbaar tussen een montagestand waarin de pendelstrook in de richting naar 25 het tweede knelbandeind beschouwd van de mofband buitenwaarts gericht is en een sluitstand waarin de pendelstrook in de richting naar het tweede knelbandeind beschouwd van de knelband binnenwaarts gericht is en door een dood punt bewogen is. Hiermee wordt de klikwerking versterkt en kan 30 een grote spankracht worden uitgeoefend in de knelsluiting. Eventueel kan daarbij afgezien worden van de snapmiddelen.
De realisatie van de knelsluiting, in het bijzonder zonder de beweging van de doorklikstrook, wordt vergemakkelijkt indien de eerste en tweede bandeindrand respec-35 tievelijk bol en hol gevormd zijn om in elkaar te kunnen grijpen. Zij zijn dan als het ware voorgepositioneerd.
Bij voorkeur bezitten de buisdelen aan de uitein- 7 den een binnendiameter bezitten binnen een bereik van 100-250 millimeter, in het bijzonder in hoofdzaak 125, 150, 160, 180, 200 of 250 millimeter. De leidingkoppeling kan daaraan zijn aangepast. Dergelijke diameters zijn in de 5 handel gebruikelijk en specifiek voor luchtventilatie-leidingen.
De vorming van een koudebrug tussen de leidingde-len kan worden tegengegaan indien de leidingkoppeling is vervaardigd van een spuitgietbaar of extrudeerbaar kunst-10 stof.
De wanden van de leidingdelen zijn in het bijzonder thermisch isolerend als de leidingdelen zijn vervaardigd van schuimmateriaal, bij voorkeur polyethyleen.
De uitvinding heeft voorts betrekking op een 15 leidingkoppeling kennelijk geschikt en bestemd voor een luchtventilatieleiding volgens de uitvinding.
De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar 20 mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.
25
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand 30 van een aantal in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in:
Figuren IA en 1B respectievelijk een aanzicht in perspectief en een centrale dwarsdoorsnede van een eerste uitvoeringsvorm van een buiskoppeling volgens de uitvin-3 5 ding;
Figuren 1C en 1D respectievelijk een langsdoor-snede en een vooraanzicht van de buiskoppeling volgens 8 figuren IA en 1B, geïnstalleerd tussen twee buiseinden, met gedeeltelijke uitsnede in een van de buiseinden;
Figuren 2A en 2B een vooraanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van een buiskoppeling volgens de uitvin-5 ding, respectievelijk tijdens en na het installeren tussen verder niet getoonde buiseinden;
Figuur 3 een aanzicht in perspectief van een gedeelte van een derde uitvoeringsvorm van een buiskoppeling volgens de uitvinding; en 10 Figuur 4 een vooraanzicht respectievelijk een detail van een vierde uitvoeringsvorm van een buiskoppeling volgens de uitvinding;
15 GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De kunststof buiskoppeling 1 volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding zoals weergegeven in figuren 1A-1D is door spuitgieten vervaardigd, en omvat een 20 holle, in hoofdzaak rechte insteekcilinder 10 met een cirkelronde dwarsdoorsnede. De buitenzijde van de insteekcilinder 10 loopt naar de beide uiteinden enigszins taps toe, waardoor de buiskoppeling kan worden gelost uit de spuitgietmal. Het binnenvlak 14 van de insteekcilinder 10 2 5 is glad, en aan de beide uiteinden is een omlopende, schuine zoekrand 13 voorzien.
De buiskoppeling 1 omvat een zich aan de buitenzijde van de insteekcilinder 10 omlopend uitstrekkende centreerrand 11, waarvan een ten opzichte van de hartlijn S
30 in radiale richting breder gedeelte een brug 12 vormt naar een klemband 20. De insteekcilinder 10, de brug 12 en de klemband 20 vormen door het spuitgieten één geheel. De centreerrand 11 bepaald het symmetrievlak van de buiskoppeling 1.
3 5 De klemband 20 omvat een zich vanaf de brug 12 uitstrekkende eerste klembandhelft 21 en tweede klemband-helft 25 die zijn opgebouwd met een langsstrook 22 en aan 9 de langszij randen gevormde steekranden 23 die naar de insteekcilinder 10 zijn gericht. Het schuin oplopende begin 24 van de steekranden is in omtreksrichting van de insteekcilinder 10 gezien buiten de brug 12 gelegen. Aan het 5 uiteinde van de klembandhelften 21, 25 is een gespsluiting 40 voorzien.
De gespsluiting 40 omvat aan de tweede klemband-helft een gesp 41 voor plaatsing over een sluitstrook 42 aan de andere klembandhelft 21. De gesp 41 omvat een ach-10 terwand 43 en twee naar de insteekcilinder 10 gerichte zijwanden 45 die in vorm de kromming van de klembandhelften 21, 25 volgen. De gesp 41 omvat aan de binnenzijde twee zich dwars op de lengterichting van de klembandhelf ten 21, 25 uitstrekkende eerste tanden 44. De sluitstrook 42 is aan 15 de buitenzijde voorzien van meerdere zich dwars op de lengterichting van de klembandhelften 21, 25 uitstrekkende tweede tanden 46 voor samenwerking met de eerste tanden 44.
De eerste en tweede tanden 44, 46 omvatten schuin op de sluitrichting gerichte aangrijpvlakken die overhel-20 len, zodat de normaal van deze vlakken is afgericht van de tegengestelde tand 44, 46 waarmee de betreffende eerste of tweede tand 44, 46 samenwerkt. De gespsluiting 40 is daar door zelfborgend, waarbij de gesp 41 in de sluitstand tegen de sluitstrook 42 wordt gedwongen.
25 De sluitstrook 42 omvat aan de binnenzijde een naar de insteekcilinder 10 gerichte centreerplaat 47 met een afgeronde distale zoekrand 50. De gesp 41 en de sluitstrook 42 zijn aan de buitenzijde voorzien van respectievelijk een gekromd vingeraangri jpdeel 4 8 en een recht 30 duimaangrijpdeel 49. In de vrije toestand wordt de gespsluiting 40 open gehouden doordat de klembandhelften 21, 25 zijn gevormd om open te staan, met vanaf het brugdeel 12 een toenemende afstand ten opzichte van de insteekcilinder 10.
35 Figuren IA en 1B tonen de buiskoppeling 1 vóór de installatie ervan in de in figuren 1C en 1D weergegeven luchtventilatieleiding 70.
10
De luchtventilatieleiding 70 is opgebouwd met meerdere buisdelen 71 die zijn vervaardigd van geëxpandeerd polyethyleen, waardoor deze goede thermisch isolerende eigenschappen bezitten. De diameters zijn gelegen binnen 5 een bereik van 100-250 millimeter, en bedragen in het bijzonder in hoofdzaak 125, 150, 160, 180, 200 of 250 millimeter. In dit voorbeeld is de binnendiameter 150 millimeter. De buisdelen 71 worden in standaardlengten van ruim 2 meter, in dit voorbeeld 2,25 meter vervaardigd en 10 aangevoerd naar de plaats van installatie. De buisdelen 71 kunnen recht lopen dan wel een bocht vormen.
In figuur 1C zijn de uiteinden van de buisdelen 71 over de insteekcilinder 10 geschoven, waarbij de kop-vlakken 72 aanliggen tegen de centreerrand 11 en de brug 15 12. De buitendiameter van de insteekcilinder 10 verloopt langs de zoekrand 13 van 149 naar 151 millimeter, en door de coniciteit vervolgens naar 152 millimeter, waardoor de uiteinden van de buisdelen 71 via de zoekranden 13 ongeveer 2 millimeter in diameter zijn getrompt of opgerekt. De 20 buisdelen 71 liggen daardoor reeds luchtdicht sluitend aan tegen de insteekcilinder 10, waarbij het binnenvlak 14 van de insteekcilinder 10 praktisch een voortzetting vormt van het binnenvlak 73 van de buisdelen 71. De afstand tussen de insteekcilinder 10 en de klemband 2 0 is ter plaatse van de 25 brug 12 zodanig dat de wand van de buisdelen 71 daartussen al enigszins is samengedrukt.
Het hiervoor besproken plaatsen van de buisdelen 71 en het daartussen aanbrengen van de buiskoppeling 1 kan met twee handen worden uitgevoerd. In de nog geopende 30 toestand van de gespsluiting 40 volgens figuur 1C vormen de buisdelen 71 met de buiskoppeling 1 een in zichzelf stabiel en samenhangend geheel, dat met twee handen kan worden nagesteld om de gewenste vorm van de uiteindelijke luchtventilatieleiding 70 te verkrijgen.
35 In figuur 1D is de gespsluiting 40 gesloten weergegeven. Daartoe zijn het vingeraangrijpdeel 48 en het duimaangrijpdeel 49 tussen vingers en duim aangegrepen en 11 in richting A dwars op de hartlijn S naar elkaar toe geknepen, waardoor de centreerplaat 47 tussen de door de cen-treerrand 11 op vaste afstand van elkaar gehouden kopvlak-ken 72 is geraakt en de gesp 41 vervolgens over de sluit-5 strook is bewogen. Bij het sluiten worden de steekranden 23 in de wand van de buisdelen 71 gedrukt totdat de langs-strook 22 stevig aanligt tegen de wand. De insteekcilinder 10 verzorgt daarbij de tegenkracht op de wand, waarbij onder de steekranden 23 een groef wordt gevormd in het 10 meegevende materiaal van de buisdelen 71. Hierdoor wordt een vormvaste sluiting bewerkstelligd in aanvulling op de klemmende getrompte toestand van de buisdelen 71 over de insteekcilinder 10.
De gespsluiting 40 kan na verloop van tijd worden 15 nagesteld door het vingeraangrijpdeel 48 en het duimaan-grijpdeel 49 tussen vingers en duim in richting A verder en naar elkaar toe te knijpen. Evenzo kan de gespsluiting 40 met een gecombineerde knijp- en wegtrekbeweging weer worden geopend om bijvoorbeeld de binnenzijde van de buisdelen 71 20 te inspecteren.
De hierna besproken verdere uitvoeringsvormen va buiskoppelingen volgens de uitvinding bezitten dezelfde insteekcilinder 10, centreerrand 11, brug 12 en klemband 20 met de twee klembandhelften 21, 25. De klembandsluiting aan 25 de klembandhelf ten 21, 25 is per uitvoeringsvorm verschil lend.
De buiskoppeling 101 volgens de tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding zoals weergegeven in figuren 2A en 2B bezit een klembandsluiting 140 omvattend 3 0 een steuneindrand 107 met een hol oppervlak aan de eerste klembandhelf t 21 en een steuneindrand 108 met een bol oppervlak aan de tweede klembandhelft 25. Op afstand van de holle steuneindrand 107 is een daarvan afgekeerde haakrand 112 gevormd. Aan de tweede klembandhelft 25 is als een 35 geheel een sluiter 109 verbonden, met een gebogen sluit-strook 110, die aan één eind voorzien is van een haakrand 113, die kan samenwerken met de haakrand 112 aan de eerste 12 klembandhelft 21, en aan het andere eind voorzien is van een aangrijprand 114. Nabij de aangrijprand 114 is aan de naar de tweede klembandhelft 25 gekeerde zijde een ribbe 115 aangevormd aan de sluit strook 10, die via meegevend 5 scharnier 117 overgaat in een stijve pendel-strook 111, welke pendelstrook 111 aan de andere rand met meegevend scharnier 116 verbonden is met de steuneindrand 108.
Bij het aanbrengen van de buiskoppeling 101 kan de klemband 20 geheel open gezet worden. Na het insteken 10 van de insteekcilinder 10 zullen bij kanteling van de sluitstrook 109 in de richting C, loodrecht op de hartlijn S, de eindranden 107, 108 onder de hefboomwerking verder naar elkaar toe gedwongen worden in richting B, door enerzijds de haakwerking tussen de haakranden 112 en 113, en 15 anderzijds de kracht uitgeoefend via de scharnierbare pendelstrook 111. Wanneer de eindranden 107, 108 onder het klemmen van de klembandhelften 21, 25 tegen de wanden van de buisdelen 71 tegen elkaar zijn gebracht, kan door verdere beweging van de sluitstrook 110 in de richting C de 2 0 pendelstrook 111 in zijn vlak door een tangentiaal aan de met S concentrische cirkel, die door meegevend scharnier 116 loopt, heen gedwongen worden, en naar de in figuur 2B weergegeven, naar binnen toe, door het dode punt heen gekantelde stand worden geklapt, waarin de klemstand van de 25 klemband 20 vastgelegd is. Hierbij kunnen grote krachten worden uitgeoefend op de wanden van de buisdelen 71. Voor demontage kan de sluitstrook 10 in tegengestelde richting C door het dode punt worden teruggeklapt.
In figuur 3 is een leidingkoppeling 201 volgens 30 een derde uitvoeringsvorm getoond, met een vergelijkbare klappende klembandsluiting 240 als volgens de tweede uitvoeringsvorm. Hierbij is nu echter de pendelstrook 111 niet door een dode stand geplaatst, doch wordt voor het vastleg-gen van de sluiting gebruik gemaakt van een klikrand 119 3 5 aan de tweede klembandhelft 25 die samenwerkt met een snaprand 121 die aangevormd is aan een van de sluitstrook 110 neerhangende ribbe 122.
13
De buiskoppeling 301 volgens de vierde uitvoeringsvorm van de uitvinding zoals weergegeven in figuur 4 bezit een klappende klembandsluiting 340 die vergelijkbaar is met de voornoemde klappende klembandslui-5 tingen 140, 240. De klembandsluiting 340 omvat een steuneindrand 307 met een hol oppervlak aan de eerste klembandhelft 21 en een steuneindrand 308 met een bol oppervlak aan de tweede klembandhelft 25. Op afstand van de holle steuneindrand 107 is ribbe 328 gevormd waaraan een 10 sluiter 309 als aanvankelijk los onderdeel is vastgesnapt. De sluiter 309 omvat een gebogen sluitstrook 310, die aan één eind voorzien is van een haakrand 313, die kan samenwerken met de haakrand 308 aan de tweede klembandhelft 21, en aan het andere eind voorzien is van een aangrijprand 15 314. Nabij de aangrijprand 314 is aan de naar de eerste klembandhelft 21 gekeerde zijde een ribbe 315 aangevormd aan de sluitstrook 310, die via meegevend scharnier 317 overgaat in een stijve pendelstrook 311, welke pendelstrook 311 aan de andere rand met meegevend scharnier 316 verbon-20 den is met een gleufvormige rand 329 die op de complementair gevormde ribbe 328 op de eerste klemband 21 gesnapt is. Ten opzichte van de tweede en derde uitvoeringsvorm ligt de pendelstrook 311 meer op afstand van de tegen elkaar te klemmen eindranden 307, 308.
25 De klemband 20 met de bijgehorende sluiting van de buiskoppeling 1, 101, 201, 301 kunnen vervaardigd zijn van buigbaar materiaal, in het bijzonder kunststof zoals polypropyleen of ABS. De buig- of filmscharnieren en snapranden kunnen daarbij zijn vervaardigd van een thermo-30 plastisch elastomeer, in het bijzonder PPE, PU, PVC, TPE of TPU.
Met de buiskoppeling 1, 101, 201, 301 van kunst - stofmateriaal wordt condens voorkomen. Een koudebrug is afwezig. De ruimte tussen centreerrand 11, de sluitband 20 35 en de kopvlakken 72 van de buisdelen 71 vormt een luchtkamer die warmte-isolatie verzorgt ter plaatse van de over-gang tussen de buisdelen 71.
14
Alle buiskoppelingen 1, 101, 201, 301 kunnen met de hand geplaatst en gedemonteerd worden, zonder gebruik van gereedschap. De buiskoppelingen kunnen zeer dun worden uitgevoerd, zodat de totale diameter van de leiding 70 niet 5 veel groter wordt.
De kunststof mof kan verder in diverse kleuren worden geleverd, om naar wens opvallend dan wel onopvallend te zijn.
De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de 10 werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties evident zijn die vallen onder de geest en de reikwijdte van de onderhavige 15 uitvinding.
1 0 34 084

Claims (43)

1. Luchtventilatieleiding omvattend ten minste twee opeenvolgende buisdelen die vervaardigd zijn van samendrukbaar kunststof materiaal, en een buiskoppeling voor onderlinge koppeling van de samenkomende uiteinden van 5 de buisdelen, waarbij de buiskoppeling een vormvast in-steekdeel met een insteekrichting omvat voor plaatsing tegen de binnenzijde van een buisdeel, een met het insteek-deel verbonden knelband voor plaatsing tegen de buitenzijde van het buisdeel, en sluitmiddelen voor het vormen van een 10 knelsluiting voor de knelband om het buisdeel.
2. Luchtventilatieleiding volgens conclusie 1, waarbij het insteekdeel is ingericht voor een dwars op de insteekrichting gerichte, omlopende aanligging tegen de binnenzijde van het buisdeel.
3. Luchtventilatieleiding volgens conclusie 1 of 2, waarbij het insteekdeel een cilinder omvat voor opname in het buisdeel.
4. Luchtventilatieleiding volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het insteekdeel een insteekeind 20 met aan de buitenzijde een schuin op de insteekrichting gerichte zoekrand omvat.
5. Luchtventilatieleiding volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het insteekdeel aan de buitenzijde in insteekrichting taps toeloopt.
6. Luchtventilatieleiding volgens een der voor gaande conclusies, waarbij de buitenmaat van het insteekdeel en de binnenmaat van het buisdeel dwars op de insteekrichting onderling zijn afgestemd voor een getrompte plaatsing van het uiteinde over het insteekdeel, waarbij de 30 binnenmaat door het trompen bij voorkeur ongeveer 1-5 millimeter toeneemt. 1034084-
7. Luchtventilatieleiding volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het insteekdeel aan de binnenzijde een doorvoerkanaal met een gladde binnenwand bezit.
8. Luchtventilatieleiding volgens een der voor-5 gaande conclusies, waarbij het insteekdeel een zich vanaf het insteekdeel in hoofdzaak radiaal uitstrekkende aan-slagrand omvat voor aanligging tegen een kopvlak van het buisdeel.
9. Luchtventilatieleiding volgens conclusie 8, 10 waarbij de aanslagrand zich in omtreksrichting van het buisdeel omlopend uitstrekt om het insteekdeel.
10. Luchtventilatieleiding volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de buiskoppeling twee tegengesteld gerichte insteekdelen omvat voor plaatsing in de 15 samenkomende buiseinden.
11. Luchtventilatieleiding volgens conclusie 10 en conclusie 8 of 9, waarbij de aanslagrand vrij ligt van de knelband voor het vrijhouden van een luchtkamer tussen de kopvlakken van de buisdelen.
12. Luchtventilatieleiding volgens een der voor gaande conclusies, waarbij het insteekdeel en de klemband als één geheel zijn gevormd.
13. Luchtventilatieleiding volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de buiskoppeling een zich dwars 25 op de insteekrichting uitstrekkende brug omvat die het insteekdeel met de knelband verbindt.
14. Luchtventilatieleiding volgens conclusie 13, waarbij de brug het insteekdeel en de knelband op een vaste onderlinge afstand houdt ter plaatse van het brugdeel, 30 waarbij de onderlinge afstand is afgestemd op de dikte van de omtrekswand van het buisdeel om het samendrukbare buis-wandmateriaal tussen het insteekdeel en de knelband ter plaatse van de brug in een enigszins samengedrukte toestand te brengen en/of te houden.
15. Luchtventilatieleiding volgens conclusies 8 en 13, waarbij de brug een zich in radiale richting uitstrekkende voortzetting van de aanslagrand vormt.
16. Luchtventilatieleiding volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de knelband aan zijn zich in langsrichting uitstrekkende zijrand is voorzien van een naar het insteekdeel gerichte steekrand voor het binnen de 5 knelsluiting vormen van een houdgroef in het samendrukbare buiswandmateriaal.
17. Luchtventilatieleiding volgens conclusies 13 en 16, waarbij de steekrand in omtreksrichting begint voorbij de uiteinden het brugdeel.
18. Luchtventilatieleiding volgens conclusie 16 of 17, waarbij de knelband aan beide zich in langsrichting uitstrekkende zijranden is voorzien van een steekrand.
19. Luchtventilatieleiding volgens een der voorgaande conclusies, waarbij knelband is ingericht voor 15 plaatsing om beide uiteinden.
20. Luchtventilatieleiding volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de knelband open is en de sluitmiddelen zijn voorzien aan een eerste respectievelijk tweede eind van de knelband.
21. Luchtventilatieleiding volgens conclusie 20, waarbij de sluitmiddelen zijn voorzien van handaangrijp-delen die aan of op korte afstand van het eerste respectievelijk tweede eind uitsteken van de knelband voor het tussen vingers en duim naar elkaar toe bewegen van het 25 eerste en tweede eind.
22. Luchtventilatieleiding volgens conclusie 20 of 21, waarbij de sluitmiddelen met elkaar samenwerkende centreermiddelen omvatten voor het dwars op de lengterichting van de knelband recht boven of naar elkaar richten van 30 het eerste en tweede eind.
23. Luchtventilatieleiding volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de sluitmiddelen zijn ingericht voor het in opeenvolgende sluitstanden met afnemende binnendiameter sluiten van de knelband, bij 35 voorkeur slechts in de richting van deze opeenvolgende knelstanden.
24. Luchtventilatieleiding volgens een der conclusies 20-23, waarbij de sluitmiddelen met elkaar samenwerkende inhaakdelen omvatten aan het eerste en tweede eind van de knelband.
25. Luchtventilatieleiding volgens conclusie 24, 5 waarbij de inhaakdelen onderling zijn afgestemd om de onderling ingegrepen toestand te borgen.
26. Luchtventilatieleiding volgens een der conclusies 20-25, waarbij de sluitmiddelen een vertanding aan het eerste en/of het tweede eind, en een met de vertan- 10 ding samenwerkende tand aan het tweede respectievelijk eerste eind omvatten, waarbij de vertanding door aanligging met elkaar samenwerkende aanslagvlakken omvatten die overhellen ten opzichte van de sluitrichting.
27. Luchtventilatieleiding volgens een der 15 conclusies 20-26, waarbij een eerste en een tweede eind van de knelband is voorzien van een eerste respectievelijk tweede bandeindrand die elkaar aangrijpen.
28. Luchtventilatieleiding volgens conclusie 27, waarbij de sluitmiddelen spanmiddelen omvatten voor het 20 naar elkaar, in het bijzonder tegen elkaar, spannen van de beide bandeindranden.
29. Luchtventilatieleiding volgens conclusie 28, waarbij de spanmiddelen ingericht zijn voor activering door beweging in een vlak loodrecht op de insteekrichting.
30. Luchtventilatieleiding volgens conclusie 29, waarbij de spanmiddelen een doorklikverbinding vormen.
31. Luchtventilatieleiding volgens conclusie 30, waarbij de spanmiddelen een doorklikstrook omvatten die verbonden is met de knelband nabij het eerste eind daarvan 30 en voorzien is van eerste haakmiddelen voor samenwerking met tweede haakmiddelen die voorzien zijn nabij het tweede eind van de knelband.
32. Luchtventilatieleiding volgens conclusie 31, waarbij de doorklikstrook als een geheel gevormd is met de 35 knelband.
33. Luchtventilatieleiding volgens conclusie 31, waarbij de doorklikstrook apart vervaardigd is en middels een snapverbinding bevestigd is op de knelband.
34. Luchtventilatieleiding volgens een der conclusies 31-33, waarbij de doorklikstrook middels een buigstijve pendelstrook scharnierbaar verbonden is met het 5 eerste knelbandeind, en aan de van het eerste knelbandeind afgekeerde zijde daarvan voor-izien is van eerste snapmidde-len die samenwerken met tweede snapmiddelen op de knelband.
35. Luchtventilatieleiding volgens conclusie 34, waarbij de pendelstrook beweegbaar is tussen een montage- 10 stand waarin de pendelstrook in de richting naar het tweede knelbandeind beschouwd van de mofband buitenwaarts gericht is en een sluitstand waarin de pendelstrook in de richting naar het tweede knelbandeind beschouwd van de knelband binnenwaarts gericht is en door een dood punt bewogen is.
36. Luchtventilatieleiding volgens conclusie 34 of 35, waarbij de pendelstrook middels meegevormde scharnieren verbonden is met de doorklikstrook en met de knelband.
37. Luchtventilatieleiding volgens een der 20 conclusies 34-36, waarbij de eerste snapmiddelen van relatief zacht materiaal meegevormd zijn met de doorklikstrook en de tweede snapmiddelen van het materiaal van de mofband zijn.
38. Luchtventilatieleiding volgens een der 25 conclusies 27-37, waarbij de eerste en tweede bandeindrand respectievelijk bol en hol gevormd zijn om in elkaar te kunnen grijpen.
39. Luchtventilatieleiding volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de buisdelen aan de uiteinden 30 een binnendiameter bezitten binnen een bereik van 100-250 millimeter, in het bijzonder in hoofdzaak 125, 150, 160, 180, 200 of 250 millimeter.
40. Luchtventilatieleiding volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de leidingkoppeling is vervaar- 35 digd van een spuitgietbaar of extrudeerbaar kunststof.
41. Luchtventilatieleiding volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de leidingdelen zijn vervaardigd van schuimmateriaal, bij voorkeur polyethyleen.
42. Leidingkoppeling kennelijk geschikt en bestemd voor een luchtventilatieleiding volgens een der voorgaande conclusies.
43. Luchtventilatieleiding voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen . -o-o-o-o-o-o-o-o- 1034084
NL1034084A 2007-07-03 2007-07-03 Luchtventilatieleiding met buiskoppeling. NL1034084C2 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1034084A NL1034084C2 (nl) 2007-07-03 2007-07-03 Luchtventilatieleiding met buiskoppeling.
AT08159639T ATE467793T1 (de) 2007-07-03 2008-07-03 Lüftungskanal mit rohrmuffe
DE602008001220T DE602008001220D1 (de) 2007-07-03 2008-07-03 Lüftungskanal mit Rohrmuffe
EP08159639A EP2025989B1 (en) 2007-07-03 2008-07-03 Air ventilation duct with tube coupling

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1034084 2007-07-03
NL1034084A NL1034084C2 (nl) 2007-07-03 2007-07-03 Luchtventilatieleiding met buiskoppeling.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1034084C2 true NL1034084C2 (nl) 2009-01-06

Family

ID=39304604

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1034084A NL1034084C2 (nl) 2007-07-03 2007-07-03 Luchtventilatieleiding met buiskoppeling.

Country Status (4)

Country Link
EP (1) EP2025989B1 (nl)
AT (1) ATE467793T1 (nl)
DE (1) DE602008001220D1 (nl)
NL (1) NL1034084C2 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB2511497B (en) * 2013-03-04 2019-02-20 Nuaire Ltd Ventilation ducting connector

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5909904A (en) * 1998-07-24 1999-06-08 Shea Technology Flange joint assemblies
US20040061335A1 (en) * 2002-10-01 2004-04-01 Mills Mark S. Coupling assembly for connecting corrugated conduit
US20060061104A1 (en) * 2004-09-22 2006-03-23 Jungers Jon W Method and apparatus for assembling HVAC ductwork components

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5909904A (en) * 1998-07-24 1999-06-08 Shea Technology Flange joint assemblies
US20040061335A1 (en) * 2002-10-01 2004-04-01 Mills Mark S. Coupling assembly for connecting corrugated conduit
US20060061104A1 (en) * 2004-09-22 2006-03-23 Jungers Jon W Method and apparatus for assembling HVAC ductwork components

Also Published As

Publication number Publication date
DE602008001220D1 (de) 2010-06-24
EP2025989A1 (en) 2009-02-18
EP2025989B1 (en) 2010-05-12
ATE467793T1 (de) 2010-05-15

Similar Documents

Publication Publication Date Title
RU2359166C2 (ru) Трубный зажим
US10221968B2 (en) Pipe support
US20050184523A1 (en) Quick-connect/quick-disconnect conduit connectors
RU2295666C2 (ru) Соединительное устройство, состоящее из двух половин
US9566740B2 (en) Bend fixture
US7784745B2 (en) Tube clip
US6543629B1 (en) Decorative curtain rod end cover
KR100787262B1 (ko) 호스 클램프
US6276729B1 (en) Connection element for connecting neighboring connection sections on tubes and/or container openings, in particular on laboratory apparatus
US7014225B1 (en) Snap connector for the coupling of pipes
US20200072392A1 (en) Clamp and work apparatus having said clamp
US20050184524A1 (en) Quick-connect/quick-disconnect conduit connectors
NL1034084C2 (nl) Luchtventilatieleiding met buiskoppeling.
JP7012869B2 (ja) クランプ
KR20060122777A (ko) 결합되는 2개의 유체 라인의 동축방향 단부 부분에 대한연결 시스템
JPH0436942B2 (nl)
US7603792B1 (en) Dryer hose attachment apparatus
KR101296171B1 (ko) 해제클립
KR101516126B1 (ko) 덕트의 외경크기에 상관없이 견고하게 체결되는 덕트용 고정밴드
EP2158424A1 (en) Pipe clip
CZ252998A3 (cs) Trubní objímka
JP2008537081A5 (nl)
EP1624237B1 (en) Device for fixing pipes and the like
NL1020864C2 (nl) Luchtventilatieleiding.
IT201800006297A1 (it) Dispositivo di trattenimento di una zona di piegata di un elemento allungato, flessibile

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20120201