NL1034048C2 - Inrichting voor het identificeren van bagagestukken die zijn voorzien van een RFID-tag. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Inrichting voor het identificeren van bagagestukken die zijn voorzien van een RFID-tag.

BESCHRIJVING

5 De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het identificeren van producten, zoals bagagestukken of pakketten, die zijn voorzien van een RFID-tag, omvattende een transporteur voor het volgens een transporttraject transporteren van de producten, een tunnel door het inwendige waarvan het transporttraject zich uitstrekt, ten minste één RFID-antenne binnen de 10 tunnel voor het lezen van informatie opgeslagen op een RFID-tag behorende bij een product in de tunnel.

Voor het bewaken van het logistieke proces bij de verwerking van bagagestukken, met name op luchthavens, maar ook bij de verwerking van pakketten in sorteercentra voor zogenaamde express parcel distributie, ziet men 15 momenteel een ontwikkeling om dergelijke producten te voorzien van een RFID-tag, zeker nu de prijs van dergelijke RFID-tags de laatste jaren aanmerkelijk is gedaald. Unieke codes en daarmee informatie samenhangend met het betreffende product kunnen aldus met behulp van radiogolven worden gelezen door een RFID-lezer, die ten minste één RFID-antenne alsmede een decoder omvat. Ten opzichte van 20 barcodes bieden RFID-tags een aantal belangrijke voordelen zoals het wegvallen van de noodzaak van een directe zichtlijn tussen de RFID-antenne en de RFID-tag, lagere gevoeligheid voor vuil of vouwen en grotere afstanden waarover informatie kan worden overgedragen. Samenhangend met deze voordelen is de betrouwbaarheid waarmee producten kunnen worden geïdentificeerd met behulp 25 van RFID-tags typisch hoger dan bij toepassing van barcodes.

Een inrichting volgens de aanhef is bekend uit de internationale octrooiaanvrage WO-A1-02/15115. In deze publicatie wordt een bagage-verwerkingssysteem omschreven waarbij een bandtransporteur voor bagagestukken verloopt door een tunnel. De tunnel heeft twee vlakke verticale zijwanden en een de 30 zijwanden verbindende vlakke horizontale bovenwand. Aan één van de zijwanden is een vlakke rechthoekige RFID-antenne voorzien. Alhoewel de betrouwbaarheid waarmee bagagestukken die van een RFID-tag zijn voorzien kunnen worden geïdentificeerd met een dergelijke inrichting hoger is dan bij identificatie van bagagestukken die zijn voorzien van een barcode door een barcode-lezer, beoogt 1034048 2 de onderhavige uitvinding de betrouwbaarheid van de waarnemingen nog verder te verhogen. Hierbij speelt een rol dat het waarneemgebied van de RFID-antenne zich in de praktijk ook wel eens tot buiten de tunnel uitstrekt, waardoor bagagestukken buiten de tunnel worden geïdentificeerd in plaats van eventuele bagagestukken in 5 de tunnel, hetgeen kan leiden tot foutieve identificatie. Vanwege deze problematiek is het bekend bij de in- en/of uitgang van de tunnel gordijnen toe te passen. Deze gordijnen blijken op zich een oorzaak van verstoring van signalen te zijn. Tevens is het bekend om absorberend materiaal in de tunnel toe te passen om reflecties binnen de tunnel te minimaliseren. Bovendien blijken bagagestukken zelf maar ook 10 metaal, zoals dat deel uit kan maken van het bagagestuk, het door de RFID-antenne opgewekte veld van radiogolven te kunnen verstoren waardoor het moeilijker is om de RFID-tags te lezen.

De onderhavige uitvinding kenmerkt zich nu doordat ten minste een deel van ten minste één, het inwendige van de tunnel bepalende, wand van de 15 tunnel naar ten minste één uiteinde van de tunnel een taps toelopend verloop heeft. Door het genoemde taps toelopende verloop wordt bereikt dat de radiogolven als het ware worden opgesloten in de tunnel doordat deze als het ware naar het inwendige van de tunnel terug worden gereflecteerd. Aldus wordt het risico dat producten buiten de tunnel worden waargenomen aanmerkelijk kleiner, terwijl 20 bovendien de kans op waarneming binnen de tunnel juist wordt versterkt waardoor er een verhoogde kans van detectie en correcte uitlezing van de RFID-tag in de tunnel zal optreden. Voor een goed begrip van de strekking van de onderhavige uitvinding dient te worden begrepen dat onder het begrip “wand” niet alleen de verticale wanden van een tunnel dienen te worden begrepen maar ook horizontale 25 wanden zoals met name het plafond van de tunnel en de bodem van de tunnel.

Het opsluiten van de radiogolven in het inwendige van de tunnel wordt verder verbeterd indien ten minste een deel van ten minste één, het inwendige van de tunnel bepalende wand van de tunnel naar twee tegen over elkaar gelegen uiteinden van de tunnel een taps toelopend verloop heeft en/of ten minste twee 30 delen van twee respectievelijke tegen over elkaar gelegen, het inwendige van de tunnel bepalende, wanden van de tunnel naar ten minste één uiteinde van de tunnel een taps toelopend verloop heeft.

In aanmerking nemende dat radiogolven in beginsel min of meer loodrecht worden uitgezonden vanaf de RFID-antenne geniet het de verdere 3 voorkeur dat de ten minste ene RFID-antenne is voorzien aan één wand van de tunnel waarbij ten minste een deel van de daar tegenover gelegen wand van de tunnel naar ten minste één uiteinde van de tunnel een taps toelopend verloop heeft.

Met name ten einde met een verhoogde betrouwbaarheid RFID-tags 5 te kunnen lezen die zich aan de onderzijde van een product bevinden, is het ook voordelig indien onder het niveau van een product tijdens passage door de tunnel een RFID-antenne is voorzien.

Uit constructief oogpunt is het voordelig indien de tunnel over een op afstand van de uiteinden van de tunnel gelegen deel van de lengte er van een 10 constante dwarsdoorsnede heeft. Aldus is er van het genoemde taps toelopende verloop alleen sprake aan de uiteinden van de tunnel.

De vervaardiging van de tunnel kan verder op eenvoudige wijze worden gerealiseerd indien het taps toelopend verloop een rechtlijnig verloop betreft, waardoor de wanden met relatief eenvoudige gereedschappen uit vlak plaat 15 materiaal kan worden vervaardigd.

De uitvinding zal navolgend nader worden toegelicht aan de hand van de beschrijving van een aantal voorkeursuitvoeringsvormen van een inrichting volgens de uitvinding onder verwijzing naar de navolgende figuren:

Figuur 1 toont in perspectivisch aanzicht een eerste 20 voorkeursuitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding;

Figuren 2a, 2b en 2c tonen respectievelijk in bovenaanzicht, zijaanzicht en vooraanzicht de inrichting volgens figuur 1;

Figuur 3 toont in perspectivisch aanzicht een tweede voorkeursuitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding; 25 Figuur 4 toont het vooraanzicht van de inrichting volgens figuur 3;

Figuur 5 toont in perspectivisch aanzicht een tunnel deel uitmakend van een derde voorkeursuitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding;

Figuren 6a en 6b tonen respectievelijk in bovenaanzicht en zijaanzicht de derde voorkeursuitvoeringsvorm; 30 Figuur 7 toont in perspectivisch aanzicht een tunnel deel uitmakend van een vierde voorkeursuitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding; en

Figuren 8a en 8b tonen respectievelijk in bovenaanzicht en zijaanzicht de vierde voorkeursuitvoeringsvorm.

4

Figuur 1 toont een inrichting 1 voor het identificeren van bagagestukken 2 die zijn voorzien van een RFID-tag 3 die deel uitmaakt van een label 4 die is vastgemaakt aan handvat 5 van bagagestukken 2 tijdens het inchecken van bagagestukken 2.

5 Inrichting 1 omvat een bandtransporteur 6 alsmede een tunnel 7.

Bandtransporteur 6 transporteert bagagestukken 2 in transportrichting 15 door tunnel 7 heen. Tunnel 7 omvat twee verticale tegenover elkaar gelegen zijwanden 8, 9 en een bovenwand 10 die de bovenranden van de zijwanden 8, 9 met elkaar verbindt. In of aan de wanden 8, 9 en 10 zijn vlakke RFID-antennes 11, 12, 13 10 voorzien die deel uitmaken van een RFID lezer in combinatie met een decoder. De decoder kan als het ware geïntegreerd zijn in een RFID antenne maar kan ook een apart deel betreffen dat zich buiten de tunnel 7 kan bevinden. RFID-lezers zijn de vakman op zich bekend en behoeven hier geen nadere toelichting.

Tunnel 7 omvat verder een vlakke bodemplaat 14 van kunststof die 15 direct onder de bovenste slag van bandtransporteur 6 is voorzien. Bodemplaat 14 vormt een lokale verhoging voor de bandtransporteur 6. Bodemplaat 14 strekt zich uit over de volledige breedte van de band behorende bij transporteur 6 alsmede over (vrijwel) de volledige lengte van tunnel 7. In de bodem is een niet nader getoonde verdere RFID-antenne gemonteerd die navolgend zal worden aangeduid met 20 verwijzingscijfer 16.

In transportrichting 15 gezien kunnen voor de wanden 8, 9, 10 en daarmee voor tunnel 7 als geheel drie zones worden onderscheiden die in figuur 2a zijn aangeduid met de Romeinse cijfers I, II en III. Tunnel 7 heeft in de middelste zone II gezien in de transportrichting 15 een constante dwarsdoorsnede. In de zones 25 I en III lopen de wanden 8, 9, 10 taps toe naar het bijbehorende uiteinde van tunnel 7. Binnen zones I en III hebben de wanden 8, 9, 10 een rechtlijnig verloop. Vanwege het bovengenoemde taps toelopende verloop van zones I en III van wanden 8, 9, 10 loopt ook tunnel 7 als geheel in de genoemde zones I, III taps toe.

Dientengevolge blijkt in de praktijk dat de radiogolven die worden 30 uitgezonden door RFID-antennes 11, 12, 13 en 16 aanmerkelijk beter binnen het inwendige van tunnel 7 opgesloten blijven waardoor er een aanmerkelijk kleiner risico aanwezig is dat bagagestukken 2 die zich eventueel buiten tunnel 7 bevinden, of althans de RFID-tags 3 daarvan worden waargenomen en gelezen door RFID-antennes 11, 12, 13 en 16, terwijl er een verhoogde kans bestaat dat de RFID-tags 3 5 behorende bij een bagagestuk 2 dat zich in het inwendige van tunnel 7 bevindt wei wordt waargenomen en gelezen. Deze informatie kan uiteraard zoals bekend verder worden benut voor het beheersen van het logistieke proces voor bagagestukken 2. Tevens wordt terzijde opgemerkt dat, zoals de vakman bekend, de aanwezigheid 5 van de bagagestukken 2 met niet nader getoonde sensoren kan worden waargenomen zodat de RFID-antennes 11, 12, 13 en 16 op een geschikt tijdstip, namelijk wanneer een bagagestuk 2 zich in het inwendige van tunnel 7 bevindt, kunnen worden geactiveerd.

Figuren 3 en 4 hebben betrekking op een tweede uitvoeringsvorm 10 van een inrichting 21 volgens de onderhavige uitvinding. Inrichting 21 omvat een dubbele riemtransporteur 22 zoals de vakman op zich bekend met parallelle transportriemen 23, 24. Transportriemen 23, 24 of althans de bovenste slag daarvan ondersteunen een bagagebak 29 die een bagagestuk 2 draagt zoals bij inrichting 1 volgens figuur 1. Inrichting 21 omvat verder een tunnel 25 waarvan de wanden 26, 15 27, 28 overeenkomstig zijn gevormd als wanden 8, 9, 10 van inrichting 1 volgens figuur 1. Tunnel 25 omvat tussen de transportriemen 23, 24 verder een bodemplaat 29 die net als wanden 26, 27, 28 kan worden beschouwd als verdeeld te zijn in drie zones waarbij de middelste zone een horizontaal verloop heeft terwijl de zones gelegen aan de respectievelijke uiteinden van tunnel 25 een taps toelopend 20 rechtlijnig verloop hebben naar het bijbehorende uiteinde van tunnel 25. Aldus heeft bodemplaat 29, althans gezien in een verticaal vlak parallel aan de transportrichting voor transporteur 22 een althans in hoofdzaak holle vorm. Ter plaatse van de middelste zone van bodemplaat 29 is een vlakke RFID-antenne 30 voorzien voor het lezen van een RFID-tag 3 behorende bij een bagagestuk 2.

25 Figuur 5 toont een tunnel 41 deel uitmakend van een derde voorkeursuitvoeringsvorm van een inrichting 42 die schematisch in boven- en zijaanzicht is weergegeven in de figuren 6a en 6b. Zowel de zijwanden 43, 44 als de bovenwand 45 hebben in de transportrichting 46 voor transporteur 47 gezien gebogen vorm waarmee een vergelijkbaar effect kan worden bereikt als met tunnel 7 30 of tunnel 25, namelijk dat radiogolven die worden uitgezonden door één of een aantal niet nader getoonde RFID-antennes opgesloten blijven in het inwendige van de tunnel 41.

Een zelfde voordeel wordt bereikt bij toepassing van tunnel 51 volgens figuur 7 deel uitmakend van een inrichting 52 volgens een vierde 6 voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding, welke inrichting 52 schematisch een boven- en zijaanzicht is weergegeven in figuren 8a en 8b inclusief bijbehorende transporteur 53. In de transportrichting 54 gezien kan tunnel 51 worden beschouwd als opgebouwd zijnde uit vijf achtereenvolgende zones I, II, III, IV en V (zie figuren 5 8a en 8b). De middelste zone 3 heeft in de transportrichting gezien een constante dwarsdoorsnede, terwijl de zones II, IV en I, V een naar het bijbehorende uiteinde van de tunnel 51 taps toelopend verloop hebben, waarbij de tapsheid van zones I, V groter is dan die van zones II, IV. Verder wordt nog opgemerkt dat de hoogte en breedte van zones II, IV kleiner zijn dan of hoogstens gelijk zijn aan de hoogte en 10 breedte van zone III. Zones II, IV enerzijds en zone III anderzijds sluiten op elkaar aan via verticale wanddelen 55 die een verdere positieve bijdrage leveren aan het opsluiten van radiosignalen binnen het inwendige van tunnel 51.

Alhoewel bovenstaand de uitvinding nader is toegelicht aan de hand van de identificatie van bagagestukken moge het duidelijk zijn dat met behulp van 15 de uitvinding ook identificatie van andersoortige producten kan plaatsvinden zoals van pakketten in distributiecentra.

20 103404e

Claims (7)

1. Inrichting voor het identificeren van producten, zoals bagagestukken of pakketten, die zijn voorzien van een RFID-tag, omvattende een 5 transporteur voor het volgens een transporttraject transporteren van de producten, een tunnel door het inwendige waarvan het transporttraject zich uitstrekt, ten minste één RFID-antenne binnen de tunnel voor het lezen van informatie opgeslagen op een RFID-tag behorende bij een product in de tunnel, met het kenmerk, dat ten minste een deel van ten minste één, het inwendige van de tunnel bepalende, wand 10 van de tunnel naar ten minste één uiteinde van de tunnel een taps toelopend verloop heeft.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat ten minste een deel van ten minste één, het inwendige van de tunnel bepalende wand van de tunnel naar twee tegen over elkaar gelegen uiteinden van de tunnel een taps toelopend 15 verloop heeft.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat ten minste twee delen van twee respectievelijke tegen over elkaar gelegen, het inwendige van de tunnel bepalende, wanden van de tunnel naar ten minste één uiteinde van de tunnel een taps toelopend verloop heeft.

4. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de ten minste ene RFID-antenne is voorzien aan één wand van de tunnel waarbij ten minste een deel van de daar tegenover gelegen wand van de tunnel naar ten minste één uiteinde van de tunnel een taps toelopend verloop heeft.

5. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het 25 kenmerk, dat onder het niveau van een product tijdens passage door de tunnel een RFID-antenne is voorzien.

6. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de tunnel over een op afstand van de uiteinden van de tunnel gelegen deel van de lengte er van een constante dwarsdoorsnede heeft.

7. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het taps toelopend verloop een rechtlijnig verloop betreft. 103404e