NL1032081C2 - Drankbereidingssysteem, -houder en -apparaat. - Google Patents

Drankbereidingssysteem, -houder en -apparaat. Download PDF

Info

Publication number
NL1032081C2
NL1032081C2 NL1032081A NL1032081A NL1032081C2 NL 1032081 C2 NL1032081 C2 NL 1032081C2 NL 1032081 A NL1032081 A NL 1032081A NL 1032081 A NL1032081 A NL 1032081A NL 1032081 C2 NL1032081 C2 NL 1032081C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
wall part
fluid
storage space
mixing chamber
holder
Prior art date
Application number
NL1032081A
Other languages
English (en)
Inventor
Ka Cheung Tsang
Gerbrand Kristiaan De Graaff
Hendrik Cornelis Koeling
Ralf Kamerbeek
Original Assignee
Sara Lee De Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from NL1031622A external-priority patent/NL1031622C2/nl
Application filed by Sara Lee De Nv filed Critical Sara Lee De Nv
Priority to NL1032081A priority Critical patent/NL1032081C2/nl
Priority to EP07747389A priority patent/EP2012629A2/en
Priority to US12/226,401 priority patent/US20100147154A1/en
Priority to PCT/NL2007/050165 priority patent/WO2007120048A2/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1032081C2 publication Critical patent/NL1032081C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A47FURNITURE; DOMESTIC ARTICLES OR APPLIANCES; COFFEE MILLS; SPICE MILLS; SUCTION CLEANERS IN GENERAL
    • A47JKITCHEN EQUIPMENT; COFFEE MILLS; SPICE MILLS; APPARATUS FOR MAKING BEVERAGES
    • A47J31/00Apparatus for making beverages
    • A47J31/40Beverage-making apparatus with dispensing means for adding a measured quantity of ingredients, e.g. coffee, water, sugar, cocoa, milk, tea
    • A47J31/41Beverage-making apparatus with dispensing means for adding a measured quantity of ingredients, e.g. coffee, water, sugar, cocoa, milk, tea of liquid ingredients
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A47FURNITURE; DOMESTIC ARTICLES OR APPLIANCES; COFFEE MILLS; SPICE MILLS; SUCTION CLEANERS IN GENERAL
    • A47JKITCHEN EQUIPMENT; COFFEE MILLS; SPICE MILLS; APPARATUS FOR MAKING BEVERAGES
    • A47J31/00Apparatus for making beverages
    • A47J31/40Beverage-making apparatus with dispensing means for adding a measured quantity of ingredients, e.g. coffee, water, sugar, cocoa, milk, tea
    • A47J31/405Beverage-making apparatus with dispensing means for adding a measured quantity of ingredients, e.g. coffee, water, sugar, cocoa, milk, tea with one or more infusion chambers moving successively between loading, infusing and dumping stations
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A47FURNITURE; DOMESTIC ARTICLES OR APPLIANCES; COFFEE MILLS; SPICE MILLS; SUCTION CLEANERS IN GENERAL
    • A47JKITCHEN EQUIPMENT; COFFEE MILLS; SPICE MILLS; APPARATUS FOR MAKING BEVERAGES
    • A47J31/00Apparatus for making beverages
    • A47J31/40Beverage-making apparatus with dispensing means for adding a measured quantity of ingredients, e.g. coffee, water, sugar, cocoa, milk, tea
    • A47J31/407Beverage-making apparatus with dispensing means for adding a measured quantity of ingredients, e.g. coffee, water, sugar, cocoa, milk, tea with ingredient-containing cartridges; Cartridge-perforating means
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B67OPENING, CLOSING OR CLEANING BOTTLES, JARS OR SIMILAR CONTAINERS; LIQUID HANDLING
    • B67DDISPENSING, DELIVERING OR TRANSFERRING LIQUIDS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B67D1/00Apparatus or devices for dispensing beverages on draught
    • B67D1/0015Apparatus or devices for dispensing beverages on draught the beverage being prepared by mixing at least two liquid components
    • B67D1/0021Apparatus or devices for dispensing beverages on draught the beverage being prepared by mixing at least two liquid components the components being mixed at the time of dispensing, i.e. post-mix dispensers
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B67OPENING, CLOSING OR CLEANING BOTTLES, JARS OR SIMILAR CONTAINERS; LIQUID HANDLING
    • B67DDISPENSING, DELIVERING OR TRANSFERRING LIQUIDS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B67D1/00Apparatus or devices for dispensing beverages on draught
    • B67D1/0042Details of specific parts of the dispensers
    • B67D1/0043Mixing devices for liquids
    • B67D1/0044Mixing devices for liquids for mixing inside the dispensing nozzle
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B67OPENING, CLOSING OR CLEANING BOTTLES, JARS OR SIMILAR CONTAINERS; LIQUID HANDLING
    • B67DDISPENSING, DELIVERING OR TRANSFERRING LIQUIDS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B67D1/00Apparatus or devices for dispensing beverages on draught
    • B67D1/08Details
    • B67D1/0895Heating arrangements
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B67OPENING, CLOSING OR CLEANING BOTTLES, JARS OR SIMILAR CONTAINERS; LIQUID HANDLING
    • B67DDISPENSING, DELIVERING OR TRANSFERRING LIQUIDS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B67D1/00Apparatus or devices for dispensing beverages on draught
    • B67D1/08Details
    • B67D1/0801Details of beverage containers, e.g. casks, kegs

Description

Titel: Drankbereidingssysteem, -houder en -apparaat.
De uitvinding heeft betrekking op een verwisselbare houder ingericht om te worden verbonden met een apparaat voorzien van een fluïdumafgifte-inrichting voor het onder druk afgeven van ten minste een eerste fluïdum zoals een gas en/of vloeistof aan de verwisselbare houder 5 voor het bereiden van een voor consumptie geschikte drank, waarbij de verwisselbare houder is voorzien van ten minste een eerste opslagruimte die is gevuld met een tweede fluïdum zoals een concentraat waarbij de houder verder is voorzien van ten minste een eerste mengkamer, ten minste een uitstroomopening die in fluïdumverbinding staat met de eerste mengkamer 10 voor het afgeven van de drank uit de eerste mengkamer, ten minste een eerste fluïdumverbinding tussen de eerste opslagruimte en de eerste mengkamer voor het afgeven van het tweede fluïdum aan de eerste mengkamer en ten minste een inlaatopening die, in gebruik, losmakelijk is verbonden met een uitlaatopening van de fluïdumafgifte- inrichting voor het 15 toevoeren van het eerste fluïdum aan de eerste mengkamer, waarbij de eerste opslagruimte, althans voor een deel, deel uitmaakt van een doseerinrichting die is ingericht voor het gedoseerd toevoeren van het tweede fluïdum vanuit de eerste opslagruimte aan de eerste mengkamer, waarbij, in gebruik, het eerste fluïdum onder druk eveneens aan de eerste 20 mengkamer wordt toegevoerd zodat het tweede fluïdum en het eerste fluïdum met elkaar mengen voor het verkrijgen van de drank die vervolgens de houder via de uitstroomopening verlaat.. De uitvinding heeft ook betrekking op een systeem voor het bereiden van een drank voorzien van een dergelijke verwisselbare houder en op een apparaat dat, in gebruik, 25 samenwerkt met de houder.
Een dergelijke houder, systeem en apparaat is bekend uit WO
10 32081·' 2
Omdat de houder een verwisselbare houder is die na eenmalig gebruik voor het bereiden van een voorafbepaalde hoeveelheid voor consumptie geschikte drank, zoals een kop koffie, door een gebruiker uit het systeem verwijderd wordt en in het afvalcircuit terechtkomt, is het van 5 belang dat de houder compact en goedkoop te vervaardigen is.
Het is een doel van de uitvinding een oplossing te verschaffen volgens welke een houder ten gebruike in een dergelijk systeem compact en goedkoop kan worden vervaardigd zo men dit wil.
Hiertoe wordt volgens de uitvinding een houder van de initieel aangeduide 10 soort gekenmerkt in dat de houder is voorzien van een eerste wanddeel en een tweede wanddeel die zich althans in hoofdzaak langs een zelfde denkbeeldig plat vlak uitstrekken waarbij het eerste wanddeel een eerste deel van de eerste mengkamer begrenst en het tweede wanddeel een eerste deel van de eerste opslagruimte begrenst en waarbij de houder verder is 15 voorzien van een derde wanddeel dat een tweede deel van de eerste mengkamer begrenst en een vierde wanddeel dat een tweede deel van de eerste opslagruimte begrenst waarbij een hoogte van de eerste mengkamer ten opzichte van het eerste wanddeel kleiner is dan een hoogte van de eerste opslagruimte ten opzichte van het tweede wanddeel.
20 Doordat de hoogte van de eerste mengkamer ten opzichte van het eerste wanddeel kleiner is dan een hoogte van de eerste opslagruimte ten opzichte van het tweede wanddeel waarbij het eerste en tweede wanddeel zich althans in hoofdzaak langs een zelfde denkbeeldig plat vlak uitstrekken kan de houder compact wordt uitgevoerd.
25 Het uitwendige volume van de houder kan dan, zo men dit wil hoofdzakelijk door de tenminste ene eerste opslagruimte worden bepaald. Dit geldt in het bijzonder wanneer het eerste wanddeel langgerekt is uitgevoerd waarbij een lijn loodrecht op een lengterichting van het eerste wanddeel, door een midden van de lengte van het eerste wanddeel in de 30 lengterichting van het eerste wanddeel en gelegen in het vlak van het eerste 3 wanddeel het tweede wanddeel doorkruist en/of het vierde wanddeel doorsnijdt.
Bij voorkeur geldt dat de eerste mengkamer langgerekt is uitgevoerd. Ter compensatie van de kleinere grootste breedte van de eerste 5 mengkamer kan de mengkamer hoger worden uitgevoerd zonder dat dit leidt tot het essentieel vergroten van de houder omdat de genoemde hoogte van de eerste mengkamer kleiner blijft dan de genoemde hoogte van de eerste opslagruimte.
De hiervoor genoemde voordelen wordt nog belangrijker wanneer 10 de houder verder is voorzien van een tweede opslagruimte. Bij voorkeur geldt dan dat de houder verder is voorzien van een tweede opslagruimte die is gevuld met een vierde fluïdum zoals een concentraat en een tweede fluïdumverbinding tussen de tweede opslagruimte en de eerste mengkamer voor het afgeven van het vierde fluïdum aan de eerste mengkamer waarbij 15 de tweede opslagruimte, althans voor een deel, deel uitmaakt van een doseerinrichting die is ingericht voor het gedoseerd toevoeren van het tweede fluïdum vanuit de eerste opslagruimte aan de eerste mengkamer, waarbij, in gebruik, het eerste fluïdum onder druk eveneens aan de eerste mengkamer wordt toegevoerd zodat het tweede fluïdum en/of het vierde 20 fluïdum enerzijds en het eerste fluïdum anderzijds met elkaar mengen voor het verkrijgen van de drank die vervolgens de houder via de uitstroomopening verlaat, waarbij de houder is voorzien van een vijfde wanddeel dat zich althans in hoofdzaak langs het denkbeeldig plat vlak uitstrekt waarbij het vijfde wanddeel een eerste deel van de tweede 25 opslagruimte begrenst en waarbij de houder verder is voorzien van een zesde wanddeel dat een tweede deel van de tweede opslagruimte begrenst waarbij een hoogte van de eerste mengkamer ten opzichte van het eerste wanddeel kleiner is dan een hoogte van de tweede opslagruimte ten opzichte van het vijfde wanddeel. Het tweede fluïdum kan bijvoorbeeld zijn voorzien 4 van koffieconcentraat waarbij het vierde fluïdum is voorzien van melkconcentraat zodat bijvoorbeeld een cappuccino kan worden bereid.
Bij voorkeur geldt hierbij dat de eerste mengkamer zich tussen de eerste opslagruimte en de tweede opslagruimte bevindt. Het gevolg is dat 5 het uitwendige volume van de houder nu in hoofdzaak kan worden bepaald door het volume van de eerste en tweede opslagruimte. De eerste mengkamer kan binnen de uitwendige contouren van de houder liggen die door de eerste en tweede opslagruimte wordt opgespannen.
Indien het gewenst is een systeem voor het bereiden van een drank 10 te verschaffen dat gebruikt maakt van zowel houders die zijn voorzien van slechts een eerste opslagruimte alsook van houders die zijn voorzien van een eerste en een tweede opslagruimte kan de houder met de eerste en tweede opslagruimte compact worden uitgevoerd zoals hiervoor aangegeven terwijl de houder met slechts de eerste opslagruimte kan worden uitgevoerd als de 15 houder met de eerste en tweede opslagruimte onder weglating van de tweede opslagruimte. Anders gezegd kan de positionering van de eerste mengkamer ten opzichte van de eerste opslagruimte bij de houder met slechts de eerste opslagruimte worden uitgevoerd als bij de houder die is voorzien van de eerste en tweede opslagruimte waarbij met name bij deze 20 laatst genoemde houder grote voordelen t.a.v. het compact kunnen uitvoeren van de houder kunnen worden bereikt wanneer de eerste mengkamer tussen de eerste en tweede opslagruimte is opgenomen. De houder met slechts de eerste opslagruimte is dan compatible met de houder die is voorzien van de eerste en tweede opslagruimte.
25 Bij voorkeur geldt voor de houder met de eerste en tweede opslagruimte dat het eerste wanddeel langgerekt is uitgevoerd waarbij een lijn loodrecht op een lengterichting van het eerste wanddeel, door een midden van de lengte van het eerste wanddeel in de lengterichting van het eerste wanddeel en gelegen in het vlak van het eerste wanddeel het vijfde 30 wanddeel doorkruist en/of het zesde wanddeel doorsnijdt 5
Tevens wordt volgens de uitvinding een systeem volgens conclusie 3, alsmede een apparaat volgens conclusie 36 verschaft.
Specifieke uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn neergelegd in 5 de afhankelijke conclusies.
In het volgende wordt de uitvinding nader toegelicht met verwijzing naar de schematische figuren in de bijgevoegde tekening.
Figuur la toont een voorbeeld van een uitvoeringsvorm van een bekend systeem.
10 Figuur lb toont het systeem van figuur la in een operationele toestand.
Figuur lc toont het systeem van figuur la in een andere operationele toestand.
Figuur 2a toont een voorbeeld van een uitvoeringsvorm van een 15 verwisselbare houder volgens de uitvinding.
Figuur 2b toont een voorbeeld van een andere uitvoeringsvorm van een verwisselbare houder volgens de uitvinding.
Figuur 3a toont een doorsnede, in een in Fig. 2a getoond vlak lila, van de houder van Fig. 2a.
20 Figuur 3b toont een doorsnede, in een in Fig. 2b getoond vlak Illb van de houder van Fig. 2b.
Figuur 3c toont een doorsnede, in een in figuren 2a en 2b getoonde vlakken IIIc van de houders van de figuren 2a en 2b.
Figuur 4 toont een aanzicht in perspectief van een gedeelte van de 25 in Fig. 2a getoonde houder.
Figuur 5 toont een vooraanzicht van een houderopneemgedeelte van een apparaat van een systeem volgens de uitvinding.
Verwezen wordt nu eerst naar de Figuren la t/m lc. Daarin is met referentienummer 1 een systeem voor het bereiden van een vooraf bepaalde 6 hoeveelheid voor consumptie geschikte drank aangeduid. Het systeem (zie figuur la) is voorzien van een verwisselbare houder 2.
In de Figuren la t/m lc is de houder 2, ten behoeve van de initiële beschrijving van het systeem en zijn werking, nog slechts uiterst 5 schematisch weergegeven.
Het systeem is voorts voorzien van een apparaat 4 dat onder meer is voorzien van een fluïdumafgifte-inrichting 6 die is ingericht voor het onder druk afgeven van ten minste een hoeveelheid van ten minste een eerste fluïdum zoals een vloeistof en/of een gas, meer in het bijzonder zoals 10 water en/of stoom. In dit voorbeeld geeft de fluïdumafgifte-inrichting 6, in gebruik, water af.
De verwisselbare houder 2 is voorzien van ten minste een eerste opslagruimte 8 die is gevuld met een tweede fluïdum zoals een drank, een concentraat of een poeder. In dit voorbeeld gaat het om een concentraat voor 15 het bereiden van koffie. De houder 2 is verder voorzien van ten minste een eerste mengkamer 10 en ten minste een uitstroomopening 12 die in fluïdumverbinding staat met de eerste mengkamer 10. Verder is de houder 2 voorzien van een fluïdumverbinding 14 tussen de eerste opslagruimte 8 en de eerste mengkamer 10. Voorts is de houder 2 voorzien van ten minste een 20 inlaatopening 16 die losmakelijk is verbonden met een uitlaatopening 18 van de fluïdumafgifte-inrichting 6. In figuur la is de inlaatopening 16 nog niet verbonden met de uitlaatopening 18. Dit is wel het geval in figuur lb.
In dit voorbeeld is de inlaatopening 16 in figuur la nog afgesloten door een afsluiting die kan worden opgeheven zoals een verwijderbaar zegel. Dit 25 geldt ook voor de uitstroomopening 12. In gebruik, worden beide verwijderbare zegels verwijderd waarna de uitlaatopening 18 kan worden verbonden met de inlaatopening 16 zoals getoond in figuur lb.
Het systeem is in dit voorbeeld voorts voorzien van een restrictie 20 die is opgenomen in een fluïdumstroomtraject 22 dat zich via de 30 uitlaatopening 18 van de fluïdumafgifte-inrichting 6, de inlaatopening 16 en 7 de eerste mengkamer 10 uitstrekt van de fluïdum afgifte - inrichting 6 naar de uitstroomopening 12.
Meer in het bijzonder geldt in dit voorbeeld dat de restrictie 20 is op genomen in een fluïdumstroomtraject 22 dat zich via de uitlaatopening 18 5 van de fluïdumafgifte-inrichting 6 en de inlaatopening 16 van de verwisselbare houder 2 uitstrekt van de fluïdumafgifte-inrichting 6 naar de eerste mengkamer 10.
De eerste opslagruimte 8 vormt althans een deel van een doseerinrichting 24 zoals hierna nog verder zal worden uiteengezet. Deze 10 doseerinrichting 24 is in dit voorbeeld verder voorzien van een naald 28 die, in gebruik, door een wand van de eerste opslagruimte 8 wordt geprikt voor het toevoeren van een derde fluïdum aan het tweede fluïdum in de eerste opslagruimte 8 voor het gedoseerd afgeven van het tweede fluïdum aan de eerste mengkamer 10. De doseerinrichting 24 is in dit voorbeeld verder 15 voorzien van een fluïdumafgifte-eenheid 32 die verbonden is met de naald 28. De fluïdumafgifte-eenheid 32 en de naald 28 maken deel uit van doseermiddelen van het apparaat 4. De fluïdumafgifte-eenheid 32 is, in dit voorbeeld ten minste via de naald 28, losmakelijk verbindbaar met de houder 2.
20 Het apparaat 4 is verder nog voorzien van een besturingsinrichting 34 voor het besturen van de fluïdumafgifte-inrichting 6 en de fluïdumafgifte-eenheid 32. Voor het besturen van de fluïdumafgifte-inrichting 6 en de fluïdumafgifte-eenheid 32 genereert de besturingsinrichting 34 stuursignalen s die aan de fluïdumafgifte-inrichting 25 6 en de fluïdumafgifte-eenheid 32 worden toegevoerd. In dit voorbeeld is de besturingsinrichting 34 ingericht voor het onafhankelijk van elkaar besturen van de fluïdumafgifte-inrichting 6 en de fluïdumafgifte-eenheid 32.
Het tot op dit punt omschreven systeem 1 werkt als volgt. Ten behoeve van het bereiden van een vooraf bepaalde hoeveelheid voor 30 consumptie geschikte drank wordt de verwisselbare houder 2 in het 8 apparaat 4 geplaatst. Hierbij wordt de eerste opslagruimte 8 van de verwisselbare houder 2 onder de naald 28 geplaatst. Tevens wordt, zoals getoond in figuur lb, de uitlaatopening 18 met de inlaatopening 16 verbonden. Het apparaat is thans gereed voor gebruik. Bijvoorbeeld door het 5 drukken op een knop 36 van de besturingsinrichting 34 bewerkstelligt de besturingsinrichting dat de fluïdumafgifte-eenheid 32 de naald 28 in de richting van de pijl Pa gaat bewegen. Het gevolg hiervan is dat de naald 28 door een wand van de eerste opslagruimte 8 wordt geprikt en het derde fluïdum onder druk aan het tweede fluïdum in de opslagruimte wordt 10 toegevoerd. Hierdoor zal het derde fluïdum een druk en/of kracht uitoefenen op het tweede fluïdum. Hierdoor zal in dit voorbeeld de druk in de eerste opslagruimte 8 toenemen. De fluïdumverbinding 14 kan hierbij bijvoorbeeld nog zijn voorzien van een afdichting 38, bijvoorbeeld in de vorm van een breekbaar vlies 38 dat ten gevolge van het toenemen van de druk in de 15 eerste opslagruimte 8 ten gevolge van het toevoeren van het derde fluïdum, openscheurt. Hierdoor zal in dit voorbeeld het koffieconcentraat op gedoseerde wijze vanuit de opslagruimte 8 via de fluïdumverbinding 14 naar de eerste mengkamer 10 stromen. Tegelijkertijd of iets later bewerkstelligt de besturingsinrichting 34 dat de fluïdumafgifte-inrichting 6 wordt 20 geactiveerd. Dit heeft tot gevolg dat de fluïdumafgifte-inrichting 6 het eerste fluïdum, in dit voorbeeld water, onder druk begint af te geven (Fig. lc). Dit water is in dit voorbeeld heet water met een temperatuur van bijvoorbeeld 80-98 °C. Dit hete water stroomt via het fluïdumstroomtraject 22 naar de restrictie 20. Aangekomen bij de restrictie 20 wordt door middel van de 25 restrictie 20 een straal van het hete water gegenereerd. Deze straal spuit via de uitlaatopening 18 en de inlaatopening 16 in de eerste mengkamer 10. In de eerste mengkamer 10 zal het hete water goed gaan mengen met het concentraat. Hierbij wordt het debiet waarmee het concentraat aan de mengkamer 10 wordt toegevoerd, door de besturingsinrichting 34 geregeld 30 door het besturen van de fluïdumafgifte-eenheid 32. Voorts wordt het debiet 9 waarmee het hete water aan de eerste mengkamer 10 wordt toegevoerd eveneens door de besturingsinrichting 34 geregeld door het besturen van de fluïdumafgifte-inrichting 6. In de eerste mengkamer zal ten gevolge van de straal het concentraat goed mengen met het hete water zodat de drank 5 wordt gevormd. Deze drank kan vervolgens de uitstroomopening 12 verlaten en bijvoorbeeld in een beker 40 worden opgevangen.
Doordat bij het systeem 1 volgens de uitvinding zowel de dosering van het concentraat in de tijd goed kan worden geregeld als de dosering van het hete water in de tijd goed kan wórden geregeld, kan worden 10 bewerkstelligd dat de concentratie van de hoeveelheid concentraat in de drank nauwkeurig kan worden bepaald. Bovendien kan worden bewerkstelligd dat de drank die gedurende het bereiden daarvan de uitstroomopening 12 verlaat, van constante kwaliteit is, dat wil zeggen dat de concentratie van het concentraat in de drank die wordt afgegeven tijdens 15 het afgeven in hoofdzaak constant kan worden gehouden zo men dit wil. Immers, het debiet van het water alsmede het debiet van het concentraat die aan de mengkamer 10 worden toegevoerd kunnen in dit voorbeeld elk, en zo men dit wil, onafhankelijk van elkaar worden geregeld. Er geldt dus in dit voorbeeld dat het systeem 1 dusdanig is ingericht dat de fluïdumafgifte-20 inrichting 6 en de doseerinrichting 24 onafhankelijk van elkaar respectievelijk het eerste fluïdum en het tweede fluïdum kunnen toevoeren aan de eerste mengkamer 10. Dit brengt met zich dat de grootte van het debiet van het eerste fluïdum en de periode gedurende welke het eerste fluïdum wordt afgegeven onafhankelijk is (in dit voorbeeld onder besturing 25 van de besturingsinrichting) van de grootte van het debiet van het tweede fluïdum en de periode gedurende welke het tweede debiet wordt afgegeven.
Voorts geldt in dit voorbeeld dat de doseerinrichting 24 een bestuurbare en actieve doseerinrichting betreft voor het door middel van het uitoefenen van een verhoogde druk of kracht op het tweede fluïdum 30 toevoeren van het tweede fluïdum aan de eerste mengkamer. Onder een 10 actieve doseerinrichting wordt hier verstaan dat het tweede fluïdum door de fluïdumverbinding van de opslagruimte naar de eerste mengkamer stroomt ten gevolge van een aangebrachte overdruk of kracht aan de zijde van de opslagruimte.
5 In het voorbeeld is het systeem 1 verder voorzien van een luchtinlaatopening 42. De luchtinlaatopening 42 zorgt voor het toevoeren van lucht aan de eerste mengkamer 10 zodat, in gebruik, lucht wordt ingeslagen bij de drank ter verkrijging van een drank met een fijnbellige schuimlaag. Aldus kan bijvoorbeeld een café crème worden verkregen. De 10 luchtinlaatopening 42 staat in dit voorbeeld stroomafwaarts van de restrictie 20 in fluïdumverbinding met de eerste mengkamer 10. De luchtinlaatopening 42 mondt in dit voorbeeld via een fluïdumverbinding 44 uit in het fluïdumstroomtraject 22. In dit voorbeeld geldt dus dat de luchtinlaatopening 42 alsmede de restrictie 20 elk deel uitmaken van het 15 apparaat 4. Noodzakelijk is dit echter niet. Het zal duidelijk zijn dat de luchtinlaatopening 42 en/of de restrictie 20 deel kunnen uitmaken van de verwisselbare houder 2.
Nadat de drank, in dit voorbeeld koffie met een fijnbellige schuimlaag, is bereid stopt de besturingsinrichting 34 de fluïdumafgifte-20 inrichting 6. Tevens bewerkstelligt de besturingsinrichting 34 dat het derde fluïdum niet langer aan het tweede fluïdum in de opslagruimte wordt toegevoerd en dat de naald 28 uit de betreffende wand van de eerste opslagruimte 8 wordt teruggetrokken, dat wil zeggen in een richting tegengesteld aan die van de pijl Pa. Hierbij kan het zo zijn dat de 25 besturingsinrichting 34 eerst bewerkstelligt dat het afgeven van het tweede fluïdum aan de eerste mengkamer wordt gestopt en dat daarna het toevoeren van het eerste fluïdum (in dit voorbeeld water) wordt gestopt. Hiermee wordt de kans verkleind dat het tweede fluïdum bijvoorbeeld de restrictie 20 kan vervuilen.
11
Figuur lc toont een situatie wanneer de naald 28 door een wand van de eerste opslagruimte 8 is geprikt en het derde fluïdum onder druk aan het tweede fluïdum in de opslagruimte 8 is toegevoerd. De getoonde situatie is ten tijde van het moment waarop de besturingsinrichting 34 het 5 toevoeren van heet water aan de mengkamer 10 zal gaan stoppen, het derde fluïdum niet langer aan het tweede fluïdum in de opslagruimte 8 zal doen toevoeren en de naald 28 uit de betreffende wand van de opslagruimte 8 zal doen terugtrekken zodat de houder 2 vervolgens weer uit het apparaat 4 kan worden genomen.
10 Hierna kan een gebruiker de verwisselbare houder 2 verwijderen en indien een nieuwe hoeveelheid drank dient te worden bereid, een nieuwe verwisselbare houder in het apparaat 4 plaatsen. De nieuwe verwisselbare houder kan zijn voorzien van een geheel ander type tweede fluïdum zoals bijvoorbeeld een melkconcentraat. Wanneer met behulp van de nieuwe 15 verwisselbare houder melk wordt bereid op vergelijkbare wijze zoals omschreven voor het bereiden van koffie op basis van koffieconcentraat, zal in de bereide melk geen spoor zijn terug te vinden van het type drank dat daarvoor is bereid. Immers, de eerste mengkamer 10 maakt deel uit van de verwisselbare houder en wanneer een nieuwe verwisselbare houder in het 20 apparaat 4 wordt geplaatst, wordt tevens een geheel nieuwe en daarmee schone eerste mengkamer in de houder geplaatst. Van contaminatie kan dan ook geen sprake zijn.
In het voorbeeld van Figg. la-lc is de doseerinrichting 24 ingericht voor het onder druk toevoeren van het derde fluïdum aan het tweede 25 fluïdum in de opslagruimte 8 voor het gedoseerd afgeven van het tweede fluïdum aan de mengkamer 10. Het zal duidelijk zijn dat additioneel of als alternatief, de doseerinrichting 24 kan zijn voorzien van een samendrukeenheid voor het samendrukken van de opslagruimte 8 voor het gedoseerd afgeven van het tweede fluïdum aan de mengkamer 10 zoals 30 bijvoorbeeld is beschreven in WO 2006/043808.
12
In het voorbeeld van Figg. la-lc spuit de straal van het eerste fluïdum in de eerste mengkamer 10. Het is mogelijk dat hierbij de straal inslaat op een binnenwand van de eerste mengkamer 10, waarbij wervelingen in de eerste mengkamer 10 ontstaan met als gevolg dat het 5 tweede fluïdum, het eerste fluïdum en eventueel lucht met elkaar worden gemengd. Het is tevens mogelijk dat de straal inslaat op een straalinslagorgaan in de eerste mengkamer 10. Bij inslag van de straal op het straalinslagorgaan wordt de vloeistof verneveld, waardoor lucht goed kan worden ingeslagen.
10 Zoals eerder vermeld, is de houder 2 in de Figuren la t/m lc ten behoeve van de initiële beschrijving van het systeem en zijn werking, echter nog slechts uiterst schematisch weergegeven. Voor de verdere beschrijving van de houder 2 wordt nu eerst verwezen naar Figuur 2a,3a en 3c waarin deze houder ten gebruike in het in de Figuren la t/m lc getoonde systeem in 15 een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding getoond is.
De in de Figuren la t/m lc getoonde houder 2, opslagruimte 8, eerste mengkamer 10, uitstroomopening 12, fluïdumverbinding 14, inlaatopening 16 en afdichting 38 worden in de Figuren 2a en 3 aangeduid als respectievelijk de houder 102, de eerste opslagruimte 108, de eerste 20 mengkamer 110, de uitstroomopening 112, de fluïdumverbinding 114, de inlaatopening 116 en de fluïdumverbindingsafdichting 138. Opgemerkt wordt dat in het getoonde voorbeeld de houder 102 twee van dergelijke uitstroomopeningen 112 heeft. In dit voorbeeld is de houder 102 uitgevoerd als een blisterverpakking 102. Noodzakelijk is dit echter niet.
25 De blisterverpakking 102 is voorzien van blisterkamers en een afdekking 199 van de blisterkamers. Fig. 2a is een bovenaanzicht op die zijde van de blisterverpakking waar het materiaal 198 waaruit de blisterkamers diepgetrokken zijn, gelegen is. Aan de ommezijde is de afdekking 199 van de blisterkamers gelegen (Fig. 3c). De opslagruimte 108, 30 de eerste mengkamer 110 en de fluïdumverbinding 114 tussen de 13 opslagruimte 108 en de eerste mengkamer 110 worden elk gevormd door een van de blisterkamers. De eerste mengkamer 110 is in dit voorbeeld via twee door verdere blisterkamers van de blisterverpakking 102 gevormde uitstroomkanalen 182 verbonden met de twee uitstroomopeningen 112.
5 De blisterverpakking 102 is verder voorzien van de fluïdum verbindingsafdichting 138 voor het door op heffen van de afdichtende werking van de fluïdumverbindingsafdichting 138 in bedrijf stellen van de fluïdum verb inding 114. In het getoonde voorbeeld is de fluïdumverbindingsafdichting 138 een peel seal 138.
10 De fluïdum verbinding 114 is een kanaal dat, in lengterichting van het kanaal, niet recht is. Zo is in Fig. 2a getoond dat de fluïdumverbinding 114, in lengterichting van het kanaal, een eerste kromming 171 heeft in een vlak parallel aan de afdekking 199.
De blisterverpakking 102 is verder voorzien van een kamer 180 die 15 via de inlaatopening 116 in verbinding staat met de de eerste mengkamer 110. Via deze kamer 180 kan de uitlaatopening 18 van de fluïdum afgifte -inrichting 6 met de inlaatopening 116 verbonden worden bijvoorbeeld met behulp van een naald met de uitlaatopening 18 die prikt door de afdekking 199 tot in de kamer 180.
20 De blisterverpakking 102 is verder voorzien van een blisterkamer 186, die ook getoond is in Fig. 4. Deze blisterkamer 186 staat, via een zone 187 waarin het materiaal 198 waaruit de blisterkamers diepgetrokken zijn niet gehecht is aan de afdekking 199, in verbinding staat met een peel seal 188 dat soortgelijk is aan het bovengenoemde peel seal 138. Het peel seal 25 188 grenst aan de opslagruimte 108. De naald 28 (zie Fig. 1) van de doseerinrichting 24 kan door een wandgedeelte 189 (zie Fig. 4) van de kamer 186 geprikt worden. Aldus kan het derde fluïdum aan de kamer 186 toegevoerd worden, waarna het derde fluïdum onder druk via de zone 187 en de peel seal 188 aan de eerste opslagruimte 108 kan worden toegevoerd. 30 Met behulp van pijlen is in Fig. 4 de stromingsrichting van het derde 14 fluïdum aangegeven. In dit voorbeeld is, met behulp van de zone 187, een relatief groot effectief oppervlak van de peel seal 188 verkregen, op welk oppervlak de druk van het derde fluïdum kan inwerken om het peel seal 188 te openen.
5 Verwezen wordt nu naar Fig. 5. Daarin is getoond een houderopneemgedeelte 157 van het het apparaat 4. Het houderopneemgedeelte 157 is ingericht voor het losmakelijk opnemen van de houder 102 voor het bereiden van een voor consumptie geschikte drank. Het houderopneemgedeelte 157 is voorzien van 10 blisterkameropneemuitsparingen voor het opnemen van blisterkamers van de houder 102. Zo is een eerste blisterkameropneemuitsparing 158 ingericht voor het opnemen van de blisterkamer van de eerste opslagruimte 108, een tweede blisterkameropneemuitsparing 159 voor het opnemen van de blisterkamer van de eerste mengkamer 110, en een derde 15 blisterkameropneemuitsparing 160 voor het opnemen van de blisterkamer van de fluïdum verbinding 114. Deze blisterkameropneemuitsparingen 158, 159 en 160 hebben, gezien in doorsneden door een vlak parallel aan de afdekking 199 van de in het houderopneemgedeelte 157 opgenomen houder 102, contouren die ten minste deels overeenkomen met contouren van 20 genoemde blisterkamers van de opslagruimte 108, de eerste mengkamer 110 en de fluïdum verbinding 114.
Voorts is het houderopneemgedeelte 157 voorzien van verdere uitsparingen, te weten een uitsparing 161 voor het opnemen van de kamer 180, twee uitsparingen 162 voor het opnemen van de uitstroomkanalen 182, 25 een uitsparing 163 voor het opnemen en onder druk laten losgeraken van het peel seal 138, een uitsparing 164 voor het opnemen en onder druk laten losgeraken van de zone 187 en het peel seal 188, en een uitsparing 165 voor het opnemen van de blisterkamer 186.
Opgemerkt wordt dat in Fig. 5 een uitsparing ondieper is naarmate 30 de in die uitsparing weergegeven arceerlijnen dichter bij elkaar liggen. Zo is, 15 in het voorbeeld van Fig. 5 de eerste blisterkameropneemuitsparing 158 (bestemd voor de eerste opslagruimte 108) dieper dan de tweede blisterkameropneemuitsparing 159 (bestemd voor de eerste mengkamer 110), welke op zijn beurt dieper is dan de derde 5 blisterkameropneemuitsparing 160 (bestemd voor de fluïdumverbinding 114). Andere onderlinge diepteverhoudingen voor de verschillende uitsparingen zijn binnen het kader van de uitvinding echter eveneens mogelijk. Verder wordt opgemerkt dat het in Fig. 5 getoonde aanzicht een aanzicht is in de richting van toenemende diepte van de uitsparingen.
10 Voor het bereiden van een voor consumptie geschikte drank kan de in Fig. 2a getoonde houder 102 door een gebruiker in het in Fig. 5 getoonde houderopneemgedeelte 157 van het apparaat 4 geplaatst worden. In geplaatste toestand bevindt de houder 102 zich in hoofdzaak ter plaatse van het in Fig. 5 getoonde midden en rechtergedeelte van het 15 houderopneemgedeelte 157. Aldus kan het bereiden van de drank plaatsvinden zoals bovenstaand aan de hand van de Figuren la-lc beschreven is.
In geplaatste toestand bevindt de houder 102 zich in bedrijf bij voorkeur in een zodanige positie dat de uitstroomopening(en) 112 zich aan 20 een naar beneden gekeerde zijde van de eerste mengkamer 110 bevinden. Bijvoorbeeld kan de houder 102 daarbij zodanig geplaatst zijn dat de afdekking 199 van de blisterverpakking 102 verticaal geplaatst is. Bijvoorbeeld kan de blisterverpakking 102 bij het in het houderopneemgedeelte 157 plaatsen nog met de afdekking 199 van de 25 blisterverpakking 102 horizontaal geplaatst zijn, en kan het houderopneemgedeelte 157 vervolgens, voor het in bedrijfstoestand brengen van het systeem, bijvoorbeeld zodanig verdraaid worden dat de blisterverpakking 102 verticaal geplaatst wordt.
In Fig. 2a wordt met referentienummer 170 het niveau van het 30 tweede fluïdum in de opslagruimte 108 aangegeven wanneer de houder 102 16 geplaatst is en in bedrijfstoestand verkeert. Naar mate, in bedrijf, meer en meer van het tweede fluïdum aan de eerste mengkamer wordt toegevoerd, zakt het niveau 170 meer en meer. Om de opslagruimte 108 zo goed mogelijk te kunnen ledigen, is het voordelig als de plaats waar het tweede 5 fluïdum uit de opslagruimte 108 stroomt, in bedrijf zo ver mogelijk benedenwaarts gelegen is. In het getoonde voorbeeld bevindt de peel seal 138 zich dan ook op een dergelijke zo ver mogelijk benedenwaarts gelegen positie ten opzichte van de opslagruimte 108.
Het bovengenoemde overeenkomen van genoemde contouren van 10 de blisterkameropneemuitsparingen met genoemde contouren van genoemde blisterkamers biedt het voordeel dat het houderopneemgedeelte 157 bijdraagt aan het in bedrijf op de plaats houden van de wanden van de blisterkamers wanneer op die wanden druk wordt uitgeoefend. In dit licht is het voordelig wanneer delen van de contouren van de 15 blisterkameropneemuitsparing 160 van het houderopneemgedeelte 157 ten minste deels overeenkomen met delen van de contouren van de eerste kromming 171 van de fluïdumverbinding 114. Verder is het in dit licht voordelig wanneer delen van de contouren van de blisterkameropneemuitsparing 160 van het houderopneemgedeelte 157 ten 20 minste deels overeenkomen met delen van de contouren van de tweede kromming 172 van de fluïdumverbinding 114 zodat de blisterkameropneemuitsparing 160 ten minste deels S-vormig verloopt.
Verwezen wordt nu naar Fig. 2b, waarin een houder 202 is getoond. Het verschil tussen de houders 102 en 202 is dat de houder 202 een tweede 25 opslagruimte 108B, soortgelijk aan de opslagruimte 108, en een tweede fluïdumverbinding 114B, soortgelijk aan de fluïdumverbinding 114 omvat.
In de twee opslagruimten 108 en 108B kunnen onderling verschillende fluïda zijn op geslagen, bijvoorbeeld in de ene een tweede fluïdum in de vorm van een koffieconcentraat en in de andere een vierde fluïdum in de vorm 30 van een melkconcentraat. Ook omvat de houder 202 een tweede kamer 17 186B, een tweede zone 187B, een tweede peel seal 188B, en een tweede peel seal 138B, elk respectievelijk soortgelijk aan de kamer 186, de zone 187, de peel seal 188 en de peel seal 138. Opgemerkt wordt dat in Fig. 2b de referentienummers die in Fig. 2a zijn opgenomen, terwille van de 5 duidelijkheid van Fig. 2b niet nogmaals zijn op genomen.
De houder 202 die de twee opslagruimten 108 en 108B heeft, kan gebruikt worden in een systeem dat voorzien is van een doseerinrichting die is ingericht voor het gedoseerd afgeven van het tweede en vierde fluïdum aan de eerste mengkamer vanuit de twee verschillende opslagruimten. Ten 10 opzichte van het in Fig. 1 getoonde voorbeeld, kan de doseerinrichting daartoe, additioneel aan de naald 28, bijvoorbeeld een tweede naald omvatten, waarbij de tweede naald dan in de tweede kamer 186B gebracht kan worden. Het apparaat 4 kan dan met behulp van de tweede naald een vijfde fluïdum zoals een gas en/of een vloeistof aan het vierde fluïdum in de 15 tweede opslagruimte toevoeren voor het genoemde gedoseerd toevoeren van het vierde fluïdum vanuit de tweede opslagruimte aan de eerste mengkamer. Het vijfde fluïdum kan hierbij van een zelfde soort zijn als het derde fluïdum dat middels de naald 28 aan de eerste opslagruimte 108 wordt toegevoerd. Het apparaat kan aldus voorzien zijn van een 20 fluïdumafgifte-eenheid 32 voorzien van een eerste naald 28 en een tweede naald 28a via welke onafhankelijk van elkaar het derde fluïdum en het vijfde fluïdumrespectievelijk aan het tweede fluïdum in de eerste opslagruimte 108 en aan het vierde fluïdum in de tweede opslagruimte 108a kunnen worden toegevoerd. Dit gedeelte van het apparaat alsmede de 25 fluïdumafgifte-inrichting 6 is schematisch in figuur 3b getoond.
Voor het bereiden van een voor consumptie geschikte drank, kan ook de houder 202 op het in Fig. 5 getoonde houderopneemgedeelte 157 van het apparaat 4 geplaatst worden. Het in Fig. 5 getoonde houderopneemgedeelte 157 is dus zowel geschikt voor de in Fig. 2a getoonde 30 houder 102 als voor de in Fig. 2b getoonde houder 202.
18
Bij voorkeur bevinden zich de twee opslagruimten 108 en 108B aan weerszijden van de eerste mengkamer 110 en bevinden zich ook de twee fluïdum verbindingen 114 en 114B aan weerszijden van de eerste mengkamer 110, zoals het geval is in het in Fig. 2b getoonde voorbeeld. Op 5 deze wijze wordt compactheid van de houder 202 gerealiseerd, terwijl de bijbehorende houder 102 die slechts één opslagruimte 108 heeft maar wel in hetzelfde houderopneemgedeelte 157 past, dan eveneens compact is.
Meer in het bijzonder kan hierbij het volgende worden opgemerkt. De houder volgens figuur 2a, 3a is voorzien van een eerste wanddeel 202 en 10 een tweede wanddeel 204 die zich, althans in hoofdzaak, langs een zelfde denkbeeldig plat vlak 206 uitstrekken. Hierbij begrenst het eerste wanddeel een eerste deel 208 van de eerste mengkamer 110. Het tweede wanddeel 204 begrenst een eerste deel 210 van de eerste opslagruimte 108. Verder blijkt uit figuur 3a dat de houder verder is voorzien van een derde wanddeel 212 15 dat een tweede deel 214 van de eerste mengkamer 110 begrenst en een vierde wanddeel 216 dat een tweede deel 218 van de eerste opslagruimte 108 begrenst. Hierbij geldt dat de hoogte hl van de eerste mengkamer 110 ten opzichte van het eerste wanddeel 202 kleiner is dan een hoogte h2 van de eerste opslagruimte 108 ten opzichte van het tweede wanddeel 204.
20 Hierdoor kan de houder volgens figuur 3a compact worden uitgevoerd. In het bijzonder geldt hierbij dat het eerste wanddeel 202 langgerekt is uitgevoerd waarbij een grootste breedte bl van het eerste wanddeel loodrecht op een lengterichting 1 van het eerste wanddeel (zie fig. 2a) kleiner is dan een grootste breedte b2 van het tweede wanddeel. Voorts geldt dat 25 het eerste wanddeel 202 langgerekt is uitgevoerd waarbij een grootste lengte 11 van het eerste wanddeel 202 in de lengterichting 1 van het eerste wanddeel 202 kleiner is dan een grootste breedte b2 van het tweede wanddeel 204.
Voorts geldt dat de eerste mengkamer in dit voorbeeld langgerekt 30 is uitgevoerd. Verder geldt dat, zoals gezegd, het eerste wanddeel 202 19 langgerekt is uitgevoerd waarbij een lijn S loodrecht op een lengterichting 1 van de eerste mengkamer 110 welke lijn S voorts door een midden m van de lengte van het eerste wanddeel 202 in de lengterichting 1 van het eerste wanddeel loopt en voorts gelegen is in het vlak van het eerste wanddeel (in 5 dit voorbeeld het vlak 206) de tweede deelwand 204 doorkruist (zie figuur 2a). Ook kan worden gesteld dat de lijn S het vierde wanddeel 216 doorsnijdt. Het punt van doorsnijding P is eveneens in figuur 2a aangeduid. Door aldus de eerste mengkamer ten opzichte van de eerste opslagruimte te positioneren kan de houder bijzonder compact worden uitgevoerd.
10 Voorts geldt dat een lengterichting van de eerste mengkamer (hier eveneens aangeduid met de lijn 1 in figuur 2a) evenwijdig is aan het eerste wanddeel 202 en althans nagenoeg evenwijdig is gericht aan een lijn t gelegen in het vlak van het eerste wanddeel 202 en die een raaklijn is aan het vierde wanddeel 216 op een punt q van het vierde wanddeel waar de 15 afstand dl tussen het derde wanddeel 212 en het vierde wanddeel 216 in het vlak van het eerste wanddeel 202 minimaal is. Bij voorkeur geldt dat genoemde afstand dl althans nagenoeg gelijk is aan genoemde breedte bl. Aldus kan een zeer compacte houder worden uitgevoerd.
Zoals gezegd, geldt bij figuur 2b dat de eerste mengkamer 110 zich 20 tussen de eerste opslagruimte 108 en de tweede opslagruimte 108b bevindt. De genoemde eigenschappen die hiervoor zijn omschreven ten aanzien van de eerste opslagruimte ten opzichte van de eerste mengkamer gelden mutatis mutandis eveneens voor de tweede opslagruimte 108b ten opzichte van de eerste mengkamer 110. Er geldt aldus dat de houder verder is 25 voorzien van een tweede opslagruimte 108b die is gevuld met een vierde fluïdum zoals een concentraat. Voorts is er de tweede fluïdumverbinding tussen de tweede opslagruimte en de eerste mengkamer voor het afgeven van het vierde fluïdum aan de eerste mengkamer 110 waarbij de tweede opslagruimte 108b, althans voor een deel, deel uitmaakt van een 30 doseerinrichting die is ingericht voor het gedoseerd toevoeren van het vierde 20 fluïdum vanuit de tweede opslagruimte aan de eerste mengkamer 110. De houder van figuur 3b is voorzien van een vijfde wanddeel 220 dat zich, althans in hoofdzaak, langs het denkbeeldige vlak 206 uitstrekt waarbij het vijfde wanddeel 220 een eerste deel 202 van de tweede opslagruimte 108b 5 begrenst en waarbij de houder verder is voorzien van een zesde wanddeel 224 dat een tweede deel 226 van de tweede opslagruimte 108b begrenst. Voorts geldt dat de hoogte hl van de eerste mengkamer ten opzichte van het eerste wanddeel 202 kleiner is dan een hoogte h3 van de tweede opslagruimte 108b ten opzichte van het vijfde wanddeel 220 (zie figuur 3b). 10 Tevens geldt, zoals getoond in figuur 2b, dat het eerste wanddeel langgerekt is uitgevoerd waarbij een grootste breedte bl van het eerste wanddeel loodrecht op een lengterichting 1 van het eerste wanddeel kleiner is dan een grootste breedte b3 van het vijfde wanddeel 220. Verder geldt dat een grootste lengte 11 van het eerste wanddeel in een lengterichting 1 van het 15 eerste wanddeel kleiner is dan een grootste breedte b3 van het vijfde wanddeel 220.
Verder geldt dat een lijn S loodrecht op een lengterichting 1 van het eerste wanddeel welke lijn tevens door een midden m van de lengte 11 van het eerste wanddeel in de lengterichting 1 van het eerste wanddeel loopt en 20 welke lijn is gelegen in het vlak van de eerste deelwand 202, het vijfde wanddeel 220 doorkruist. Tevens geldt dat deze lijn het zesde wanddeel 224 doorsnijdt. Het punt van doorsnijding is in figuur 2b met PB aangeduid.
Voorts geldt dat in figuur 2b een lengterichting van de eerste mengkamer evenwijdig is aan het eerste wanddeel en, althans nagenoeg, 25 evenwijdig is gericht aan een lijn tB gelegen in het vlak van het eerste wanddeel 202 en die een raaklijn is aan het zesde wanddeel 224 op een punt qB van het zesde wanddeel waar de afstand d2 tussen het zesde wanddeel en het derde wanddeel 212 minimaal is. In het bijzonder geldt voorts dat de genoemde afstand d2 ongeveer gelijk is aan de genoemde breedte bl. Aldus 30 is een bijzonder compacte houder verkregen zoals getoond in figuur 2b.
21
Voor het voorbeeld in figuur 2 en 3 geldt dat het eerste wanddeel en het tweede wanddeel uit één stuk zijn vervaardigd. Het ene stuk betreft hier de afdekking 199. Deze afdekking kan bijvoorbeeld zijn vervaardigd van een flexibel folie. Tevens geldt voor de houder volgens figuur 2 en 3 dat 5 het derde wanddeel en het vierde wanddeel uit één stuk zijn vervaardigd. Verder geldt dat het eerste wanddeel 202 en het derde wanddeel 212 in combinatie de eerste mengkamer vormen. Voorts geldt dat het tweede wanddeel 204 en het vierde wanddeel 216 in combinatie de eerste opslagruimte vormen. Bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 3 geldt in dit 10 voorbeeld dat het eerste wanddeel 202, het tweede wanddeel 204 en het vijfde wanddeel 220 uit één stuk zijn vervaardigd. Ook hier is het ene stuk de afdekking 199. Voorts geldt hierbij dat het derde wanddeel 212, het vierde wanddeel 216 en het zesde wanddeel 224 uit één stuk zijn vervaardigd. Verder geldt bij figuur 3 dat het vijfde wanddeel en het zesde 15 wanddeel in combinatie de tweede opslagruimte 108b vormen.
Verder geldt zowel voor de houder volgens figuur 2 als voor de houder volgens figuur 3 dat het eerste wanddeel, het tweede wanddeel, het derde wanddeel en het vierde wanddeel elk deel uitmaken van een buitenwand van de houder. Voorts geldt voor de uitvoeringsvorm volgens 20 figuur 3 dat het eerste wanddeel, het tweede wanddeel, het derde wanddeel, het vierde wanddeel, het vijfde wanddeel en het zesde wanddeel elk deel uitmaken van een buitenwand van de houder. Verder geldt bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 2 dat het eerste wanddeel en het tweede wanddeel zijn vervaardigd van een folie en dat het derde wanddeel en het 25 vierde wanddeel zijn vervaardigd van een materiaal dat meer rigide is dan de folie. Verder geldt bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 3 dat het eerste wanddeel, het tweede wanddeel en het vijfde wanddeel zijn vervaardigd van een folie (afdekking 199) en dat het derde wanddeel het vierde wanddeel en het zesde wanddeel zijn vervaardigd van een materiaal dat meer rigide is 30 dan de folie.
22
Er geldt voorts voor de uitvoeringsvorm volgens figuur 2 en 3 dat de houder dusdanig is uitgevoerd dat, in gebruik, door het apparaat bestuurbaar onder druk een derde fluïdum aan het tweede fluïdum in de eerste opslagruimte kan worden toegevoerd voor het gedoseerd afgeven van 5 het tweede fluïdum vanuit de eerste opslagruimte aan de eerste mengkamer. Het is echter eveneens denkbaar dat geldt dat het vierde wanddeel van een flexibel of vervormbaar materiaal is vervaardigd zodat de opslagruimte kan worden samengeknepen voor het genoemde gedoseerd toevoeren van het tweede fluïdum vanuit de eerste opslagruimte aan de 10 eerste mengkamer. In dat geval zal de houder in het algemeen niet worden opgenomen in een houderopneemgedeelte zoals getoond in figuur 5 maar worden leeg geknepen met behulp van een apparaat zoals bijvoorbeeld is omschreven in WO 2006/043808.
Voorts geldt voor de inrichting volgens figuur 3 dat de houder 15 dusdanig is uitgevoerd dat, in gebruik, door het apparaat bestuurbaar onder druk een vijfde fluïdum aan het vierde fluïdum in de tweede opslagruimte kan worden toegevoerd voor het gedoseerd afgeven van het vierde fluïdum vanuit de tweede opslagruimte aan de eerste mengkamer. Het is echter eveneens denkbaar dat voor de uitvoeringsvorm volgens figuur 20 3 geldt dat het zesde wanddeel van een flexibel of vervormbaar materiaal is vervaardigd zodat de tweede opslagruimte kan worden samengeknepen voor het genoemde gedoseerd toevoeren van het vierde fluïdum vanuit de tweede opslagruimte aan de eerste mengkamer. Ook dan zal eerder gebruik worden gemaakt van het leeg knijpen van de tweede opslagruimte 108b van een 25 inrichting van een soort zoals omschreven in WO 2006/043808.
In figuur 3b is voor de volledigheid nog aangegeven dat het apparaat behalve de fluïdumafgifte-eenheid 32 ook nog de fluïdumafgifte-inrichting 6 omvat voorzien van een uitlaatopening 18 die eveneens wordt gevormd door het uiteinde van een naald 29. Deze naald 29 kan door een 30 wand (bijvoorbeeld gevormd door afdekking 299) van de kamer 180 worden 23 geprikt waardoor de uitlaatopening 18 van het apparaat 4 via de kamer 180 losmakelijk wordt verbonden met de inlaatopening 116 van de houder. Dit geldt dan voor beide varianten volgens figuur 2a en 2b waarbij wanneer de houder volgens figuur 2a wordt gebruikt bij het apparaat zoals deze 5 schematisch is getoond in figuur 3b voor het apparaat volgens figuur 3b geldt dat de naald 28a niet wordt gebruikt. Wordt daarentegen de houder volgens figuur 2b bij het apparaat volgens figuur 3b toegepast dan worden elk van de naalden 28, 28a en 29 gebruikt. Hierbij zei opgemerkt dat het apparaat 4 zoals getoond in figuur 3b dan voorts nog voorzien is van het 10 houderopneemgedeelte van het apparaat zoals getoond in figuur 5. De houder getoond in figuur 3b bevindt zich aldus tussen het houderopneemgedeelte van het apparaat zoals getoond in figuur 5 en de fluïdumafgifte-inrichting 6 alsmede de fluïdumafgifte-eenheid 32 met de naalden 28, 28a en 29 zoals getoond in figuur 3b.
15 Zoals genoemd, is de fluïdumverbinding 114 een kanaal dat, in lengterichting van het kanaal, een eerste kromming 171 heeft in een vlak parallel aan de afdekking 199. Het is verder voordelig als het kanaal in genoemde lengterichting een tweede kromming, aangeduid met referentienummer 172 in Fig. 2a, in genoemd vlak heeft, welke tweede 20 kromming tegengesteld is aan de eerste kromming zodat het kanaal een S-vormig gedeelte heeft. De tweede kromming 172 draagt in verdere mate bij aan de eerder genoemde effecten die ook met de eerste kromming 171 bereikt worden, te weten het bijdragen aan een vergrote stromingsweerstand van het kanaal. Daarnaast kan met behulp van de 25 tweede kromming 172 de fluïdumverbinding 114 zodanig vormgegeven worden dat een gunstige instroom van het tweede fluïdum in de eerste mengkamer 110 gerealiseerd kan worden. Zo kan bijvoorbeeld met behulp van de tweede kromming 172 ervoor gezorgd worden dat de fluïdumverbinding 114 onder een min of meer lokaal haakse hoek op de 30 eerste mengkamer 110 aansluit, waardoor het tweede fluïdum bij het 24 binnendringen van de eerste mengkamer 110 enerzijds niet te zeer in de richting van de inlaatopening 116 neigt en anderzijds niet te zeer in de richting van de uitstroomopeningen 112 neigt.
Om te voorkomen dat het tweede fluïdum onvoldoende de kans 5 krijgt om in de eerste mengkamer 110 met het eerste fluïdum te mengen, is het voordelig dat de plaats waar de fluïdumverbinding 114 op de eerste mengkamer aansluit niet te dicht ligt bij de plaats waar de uitstroomkanalen 182 op de eerste mengkamer 110 aansluiten. Als de eerste mengkamer 110 voorzien is van een luchtinlaatopening voor het toevoeren 10 van lucht aan de eerste mengkamer, zodat in gebruik lucht wordt ingeslagen bij de drank ter verkrijging van een drank met een fijnbellige schuimlaag, is het voordelig dat de plaats waar de fluïdumverbinding 114 op de eerste mengkamer aansluit niet te dicht ligt bij de luchtinlaatopening, omdat anders een gunstige toevoer van lucht verstoord kan worden. Door 15 toepassing van de eerste kromming 171 en de tweede kromming 172 kunnen om deze en andere redenen gewenste aansluitingen van de fluïdumverbinding 114 op de eerste mengkamer 110 gerealiseerd worden.
Het is voordelig wanneer de dwarsdoorsnede van een fluïdumverbinding niet te groot is en de lengte van een fluïdumverbinding 20 niet te klein. Bij voorkeur varieert de maximale doorsnede van een fluïdumverbinding bijvoorbeeld van 1 tot 3 mm, meer in het bijzonder van 1,5 tot 2,5 mm. Bij voorkeur varieert de lengte van een fluïdumverbinding bijvoorbeeld van 2 tot 5 cm, meer in het bijzonder van 3 tot 4 cm. Met dergelijke niet te grote doorsneden en niet te korte lengten van een 25 fluïdumverbinding wordt voorkomen dat de opslagruimte ongewenst snel leegstroomt wanneer het tweede fluïdum bijvoorbeeld een laag visceus product is. Met dergelijke niet te grote doorsneden en niet te korte lengten van een fluïdumverbinding kan bereikt worden dat een fluïdumverbinding van een bepaalde afmeting geschikt is om in verschillende houders die 30 diverse soorten tweede fluïda bevatten, te worden toegepast. Voor een 25 dergelijke fluïdumverbinding van een bepaalde afmeting kan dan een daarmee overeenkomende blisterkameropneemuitsparing 160 van het houderopneemgedeelte 157 worden toegepast, zodat de blisterkameropneemuitsparing 160 eveneens geschikt is voor verschillende 5 houders met diverse soorten tweede fluïda.
De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor geschetste uitvoeringsvormen.Zo kan de houder tussen de eerste mengkamer 110 en de uitstroomopening 112 nog zijn voorzien van een tweede mengkamer 111. Hierbij is er een fluïdumverbinding tussen de eerste mengkamer en de 10 tweede mengkamer en zijn de beide uitstroomopeningen fluïdumverbonden met de tweede mengkamer. Het concept van de tweede mengkamer is omschreven in WO 2006/043808. De tweede en/of vierde fluïda zijn bijvoorbeeld mengbaar en/of oplosbaar in het eerste fluïdum. In het voorbeeld waren de genoemde opslagruimten gevuld met koffieconcentraat 15 en/of melkconcentraat. Andere fluïda al of niet op basis van concentraat zijn eveneens denkbaar, hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een siroop of poeder voor het bereiden van een limonade. Ook kan de inrichting nog zijn voorzien van additionele opslagruimten die bijvoorbeeld zijn gevuld met additieven zoals bijvoorbeeld oplosbare poeders of concentraten. Ook deze 20 poeders kunnen bijvoorbeeld door verdringing met behulp van een derde, en/of vijfde fluïdum, of door het leegknijpen van de betreffende opslagruimte, aan de eerste mengkamer worden toegevoerd. Het kan hier bijvoorbeeld gaan om smaakversterker, suikers, cacao en dergelijke. Ook kan worden gedacht aan melkpoeder en/of melkcreamer. In het algemeen 25 geldt dat het tweede en/of vierde fluïdum behalve een vloeistof zoals een concentraat ook een poeder en dergelijke kan zijn dat bijvoorbeeld oplosbaar is in het eerste fluïdum of mengbaar met het eerste fluïdum, bijvoorbeeld oplosbaar in een vloeistof zoals water. Ook kan een tweede en/of vierde fluïdum in de opslagruimte zowel een concentraat als een 30 poeder omvatten al dan niet in gemengde vorm. Ook kan een verwisselbare 26 houder in plaats van één of twee opslagruimten voor tweede fluïda respectievelijk vierde ook meer dan twee opslagruimten voor fluïda omvatten. Bijgevolg kan de houder in plaats van één of twee fluïdumvérbindingen ook meer dan twee fluïdumvérbindingen omvatten.
5 Dergelijke varianten worden elk geacht binnen het kader van de uitvinding te vallen. De temperatuur van het eerste fluïdum kan variëren. Zo kan het eerste fluïdum ook bestaan uit water bij kamertemperatuur of koud water. Ook kan de temperatuur van het eerste fluïdum dat aan de houder wordt toegevoerd voor het bereiden van een drank in de tijd 10 variëren.
Het volume van een opslagruimte kan bijvoorbeeld variëren van 5 tot 150 milliliter meer in het bijzonder van 6 tot 50 milliliter. Een doorlaatopening van de restrictie kan bijvoorbeeld variëren van 0,4 tot 1,5 millimeter meer in het bijzonder van 0,6 tot 1,3 millimeter nog meer in het 15 bijzonder van 0,7 tot 0,9 millimeter. De druk waarmee de vloeistofafgifte-inrichting het eerste fluïdum, in gebruik, afgeeft kan variëren van 0,6 tot 12 bar meer in het bijzonder van 0,7 tot 2 bar en bij voorkeur van 0,9 tot 1,5 bar. De periode gedurende welke voor het bereiden van de drank het eerste fluïdum aan de eerste mengkamer wordt toegevoerd kan variëren van 2 tot 20 90 seconden meer in het bijzonder van 10 tot 50 seconden. De grootte van de luchtinlaatopening kan, indien deze geheel is geopend, bijvoorbeeld variëren van 0,005 tot 0,5 mm2. In dit voorbeeld is de houder volgens figuur 2 en 3 uitgevoerd als een blisterverpakking. Noodzakelijk is dit echter niet. De houder kan ook uit meer delen zijn samengesteld. Bijvoorbeeld is in figuur 25 2b met een stippellijn x aangegeven waar verschillende plastic delen aan elkaar zijn geseald. Aldus is deze verpakking opgebouwd uit vier delen (drie boven de stippellijn en één onder de stippellijn). Geheel analoog kan de houder volgens figuur 3a zijn opgebouwd uit twee delen boven de stippellijn en één deel onder de stippellijn. Dergelijke varianten behoren eveneens tot 30 de uitvinding.
.1032081 '

Claims (39)

1. Verwisselbare houder ingericht om te worden verbonden met een apparaat voorzien van een fluïdumafgifte-inrichting voor het onder druk 5 afgeven van ten minste een eerste fluïdum zoals een gas en/of vloeistof aan de verwisselbare houder voor het bereiden van een voor consumptie geschikte drank, waarbij de verwisselbare houder is voorzien van ten minste een eerste opslagruimte die is gevuld met een tweede fluïdum zoals een concentraat waarbij de houder verder is voorzien van ten minste een eerste 10 mengkamer, ten minste een uitstroomopening die in fluïdumverbinding staat met de eerste mengkamer voor het afgeven van de drank uit de eerste mengkamer, ten minste een eerste fluïdumverbinding tussen de eerste opslagruimte en de eerste mengkamer voor het afgeven van het tweede fluïdum aan de eerste mengkamer en ten minste een inlaatopening die, in 15 gebruik, losmakelijk is verbonden met een uitlaatopening van de fluïdumafgifte- inrichting voor het toevoeren van het eerste fluïdum aan de eerste mengkamer, waarbij de eerste opslagruimte, althans voor een deel, deel uitmaakt van een doseerinrichting die is ingericht voor het gedoseerd toevoeren van het tweede fluïdum vanuit de eerste opslagruimte aan de 20 eerste mengkamer, waarbij, in gebruik, het eerste fluïdum onder druk eveneens aan de eerste mengkamer wordt toegevoerd zodat het tweede fluïdum en het eerste fluïdum met elkaar mengen voor het verkrijgen van de drank die vervolgens de houder via de uitstroomopening verlaat, met het kenmerk, dat de houder is voorzien van een eerste wanddeel en een 25 tweede wanddeel die zich althans in hoofdzaak langs eenzelfde denkbeeldig plat vlak uitstrekken waarbij het eerste wanddeel een eerste deel van de eerste mengkamer begrenst en het tweede wanddeel een eerste deel van de eerste opslagruimte begrenst en waarbij de houder verder is voorzien van een derde wanddeel dat een tweede deel van de eerste mengkamer begrenst 1032081 en een vierde wanddeel dat een tweede deel van de eerste opslagruimte begrenst waarbij een hoogte van de eerste mengkamer ten opzichte van het eerste wanddeel kleiner is dan een hoogte van de eerste opslagruimte ten opzichte van het tweede wanddeel. 5
2. Houder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het eerste wanddeel langgerekt is uitgevoerd waarbij een grootste breedte van het eerste wanddeel loodrecht op een lengterichting van het eerste wanddeel kleiner is dan een grootste breedte van het tweede wanddeel en/of ongeveer 10 gelijk is aan de afstand genoemd in conclusie 6.
3. Houder volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het eerste wanddeel langgerekt is uitgevoerd waarbij een grootste lengte van het eerste wanddeel in een lengterichting van het eerste wanddeel kleiner is 15 dan een grootste breedte van het tweede wanddeel.
4. Houder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de eerste mengkamer langgerekt is uitgevoerd.
5. Houder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, 20 dat het eerste wanddeel langgerekt is uitgevoerd waarbij een lijn loodrecht op een lengterichting van het eerste wanddeel, door een midden van de lengte van het eerste wanddeel in de lengterichting van het eerste wanddeel en gelegen in het vlak van het eerste wanddeel het tweede wanddeel doorkruist en/of het vierde wanddeel doorsnijdt. 25
6. Houder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een lengterichting van de eerste mengkamer evenwijdig is aan het eerste wanddeel en althans nagenoeg evenwijdig is gericht aan een lijn gelegen in het vlak van het eerste wanddeel en die een raaklijn is aan het 30 vierde wanddeel op een punt van het vierde wanddeel waar de afstand tussen het derde wanddeel en het vierde wanddeel in het vlak van het eerste wanddeel minimaal is.
7. Houder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, 5 dat de houder verder is voorzien van een tweede opslagruimte die is gevuld met een vierde fluïdum zoals een concentraat en een tweede fluïdumverbinding tussen de tweede opslagruimte en de eerste mengkamer voor het afgeven van het vierde fluïdum aan de eerste mengkamer waarbij de tweede opslagruimte, althans voor een deel, deel uitmaakt van een 10 doseerinrichting die is ingericht voor het gedoseerd toevoeren van het vierde fluïdum vanuit de tweede opslagruimte aan de eerste mengkamer, waarbij, in gebruik, het eerste fluïdum onder druk eveneens aan de eerste mengkamer wordt toegevoerd zodat het tweede fluïdum en/of het vierde fluïdum enerzijds en het eerste fluïdum anderzijds met elkaar mengen voor 15 het verkrijgen van de drank die vervolgens de houder via de uitstroomopening verlaat, waarbij de houder is voorzien van een vijfde wanddeel dat zich althans in hoofdzaak langs het denkbeeldig plat vlak uitstrekt waarbij het vijfde wanddeel een eerste deel van de tweede opslagruimte begrenst en waarbij 20 de houder verder is voorzien van een zesde wanddeel dat een tweede deel van de tweede opslagruimte begrenst waarbij een hoogte van de eerste mengkamer ten opzichte van het eerste wanddeel kleiner is dan een hoogte van de tweede opslagruimte ten opzichte van het vijfde wanddeel.
8. Houder volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de eerste mengkamer zich tussen de eerste opslagruimte en de tweede opslagruimte bevindt.
9. Houder volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat het eerste 30 wanddeel langgerekt is uitgevoerd waarbij een grootste breedte van het eerste wanddeel loodrecht op een lengterichting van het eerste wanddeel kleiner is dan een grootste breedte van het vijfde wanddeel en/of ongeveer gelijk is aan de afstand genoemd in conclusie 12.
10. Houder volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat het eerste wanddeel langgerekt is uitgevoerd waarbij een grootste lengte van het eerste wanddeel in een lengterichting van het eerste wanddeel kleiner is dan een grootste breedte van het vijfde wanddeel.
11. Houder volgens een der voorgaande conclusies 7-10, met het kenmerk, dat het eerste wanddeel langgerekt is uitgevoerd waarbij een lijn loodrecht op een lengterichting van het eerste wanddeel, door een midden van de lengte van het eerste wanddeel in de lengterichting van het eerste wanddeel en gelegen in het vlak van het eerste wanddeel het vijfde 15 wanddeel doorkruist en/of het zesde wanddeel doorsnijdt.
12. Houder volgens een der voorgaande conclusies 7-11, met het kenmerk, dat een lengterichting van de eerste mengkamer evenwijdig is aan 20 het eerste wanddeel en althans nagenoeg evenwijdig is gericht aan een lijn gelegen in het vlak van het eerste wanddeel en die een raaklijn is aan het zesde wanddeel op een punt van het zesde wanddeel waar de afstand tussen het zesde wanddeel en het derde wanddeel in het vlak van het eerste wanddeel minimaal is. 25
13. Houder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het eerste wanddeel en het tweede wanddeel uit een stuk zijn vervaardigd.
14. Houder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het derde wanddeel en het vierde wanddeel uit een stuk zijn vervaardigd.
15. Houder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het eerste wanddeel en het derde wanddeel in combinatie de eerste mengkamer vormen.
16. Houder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, 10 dat het tweede wanddeel en het vierde wanddeel in combinatie de eerste opslagruimte kamer vormen.
17. Houder volgens een der conclusies 7-12, met het kenmerk, dat het eerste wanddeel, het tweede wanddeel en het vijfde wanddeel uit een stuk 15 zijn vervaardigd.
18. Houder volgens een der conclusies 7-12 of 17, met het kenmerk, dat het derde wanddeel, het vierde wanddeel en het zesde wanddeel uit een stuk zijn vervaardigd. 20
19. Houder volgens een der voorgaande conclusies 7-12, 17 of 18, met het kenmerk, dat het vijfde wanddeel en het zesde wanddeel in combinatie de tweede opslagruimte vormen.
20. Houder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het eerste wanddeel, het tweede wanddeel, het derde wanddeel en het vierde wanddeel elk deel uitmaken van een buitenwand van de houder.
21. Houder volgens een der voorgaande conclusies 7-12 of 17-19, met 30 het kenmerk, dat het eerste wanddeel, het tweede wanddeel, het derde wanddeel en het vierde wanddeel, het vijfde wanddeel en het zesde wanddeel elk deel uitmaken van een buitenwand van de houder.
22. Houder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, 5 dat het eerste wanddeel en het tweede wanddeel zijn vervaardigd van een folie en het derde wanddeel en het vierde wanddeel zijn vervaardigd van een materiaal dat meer rigide is dan de folie.
23. Houder volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de houder is 10 uitgevoerd als een bisterverpakking.
24. Houder volgens een der voorgaande conclusies 7-12,17-19 of 21, met het kenmerk, dat het eerste wanddeel, het tweede wanddeel en het vijfde wanddeel zijn vervaardigd van een folie en het derde wanddeel, het 15 vierde wanddeel en het zesde wanddeel zijn vervaardigd van een materiaal dat meer rigide is dan de folie.
25. Houder volgens conclusie 24, met het kenmerk, dat de houder is uitgevoerd als een blisterverpakking. 20
26. Houder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de houder dusdanig is uitgevoerd dat, in gebruik, door het apparaat bestuurbaar onder druk een derde fluïdum aan het tweede fluïdum in de eerste opslagruimte kan worden toe gevoerd voor het gedoseerd afgeven van 25 het tweede fluïdum vanuit de eerste opslagruimte aan de eerste mengkamer.
27. Houder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het vierde wanddeel van een flexibel of vervormbaar materiaal is 30 vervaardigd zodat de opslagruimte kan worden samengeknepen voor het genoemde gedoseerd toevoeren van het tweede fluïdum vanuit de eerste opslagruimte aan de eerste mengkamer.
28. Houder volgens een der voorgaande conclusies 7-12,17-19, 21, 24 of 5 25, met het kenmerk, dat de houder dusdanig is uitgevoerd dat, in gebruik, door het apparaat bestuurbaar onder druk een vijfde fluïdum aan het vierde fluïdum in de tweede opslagruimte kan worden toegevoerd voor het gedoseerd afgeven van het vierde fluïdum vanuit de tweede opslagruimte aan de eerste mengkamer. 10
29. Houder volgens een der voorgaande conclusies 7-12, 17-19, 21, 24 of 25, met het kenmerk, dat het zesde wanddeel van een flexibel of vervormbaar materiaal is vervaardigd zodat de tweede opslagruimte kan worden samengeknepen voor het genoemde gedoseerd toevoeren van het 15 vierde fluïdum vanuit de tweede opslagruimte aan de eerste mengkamer.
30. Systeem voor het bereiden van een vooraf bepaalde hoeveelheid voor consumptie geschikte drank, voorzien van een verwisselbare houder volgens een der voorgaande conclusies en een apparaat voorzien van een fluïdumafgifte-inrichting die losmakelijk met de houder is verbonden voor het onder druk afgeven van tenminste een hoeveelheid van tenminste het 25 eerste fluïdum zoals een vloeistof en/of een gas, in het bijzonder zoals water en/of stoom, aan de verwisselbare houder, waarbij de tenminste ene inlaatopening losmakelijk is verbonden met een uitlaatopening van de fluïdumafgifte-inrichting voor het toevoeren van het eerste fluïdum aan de eerste mengkamer, waarbij het systeem verder is voorzien van een 30 doseerinrichting die is ingericht voor het gedoseerd toevoeren van het tweede fluïdum vanuit de eerste opslagruimte aan de eerste mengkamer, waarbij de fluïdumafgifte-inrichting is ingericht voor het onder druk aan de eerste mengkamer toevoeren van het eerste fluïdum zodat in de eerste mengkamer het eerste fluïdum en het tweede fluïdum met elkaar mengen 5 voor het verkrijgen van de drank die vervolgens de verwisselbare houder via de uitstroomopening verlaat.
31. Systeem volgens conclusie 30, met het kenmerk, dat de doseerinrichting is ingericht voor het gedoseerd toevoeren van het tweede 10 fluïdum vanuit de eerste opslagruimte aan de eerste mengkamer door middel van het bestuurbaar onder druk toevoeren van het derde fluïdum zoals een gas of een vloeistof aan het tweede fluïdum in de eerste opslagruimte.
32. Systeem volgens conclusie 30, met het kenmerk, dat de doseerinrichting voor het genoemde gedoseerd toevoeren van het tweede fluïdum vanuit de eerste opslagruimte aan de eerste mengkamer voorzien is van een samendrukeenheid voor het samendrukken van de eerste opslagruimte. 20
33. Systeem volgens een der conclusie 30-32, met het kenmerk, dat het systeem is voorzien van een houder volgens een der conclusies 7-12, 17-19, 21, 24, 25, 28 of 29 waarbij het systeem is voorzien van een doseerinrichting 25 die is ingericht voor het gedoseerd toevoeren van het vierde fluïdum vanuit de tweede opslagruimte aan de eerste mengkamer, waarbij de fluïdumafgifte-inrichting is ingericht voor het onder druk aan de eerste mengkamer toevoeren van het eerste fluïdum zodat in de eerste mengkamer het eerste fluïdum en/of het vierde fluïdum enerzijds en het 30 tweede fluïdum anderzijds met elkaar mengen voor het verkrijgen van de drank die vervolgens de verwisselbare houder via de uitstroomopening verlaat.
34. Systeem volgens conclusie 33, met het kenmerk, dat de 5 doseerinrichting is ingericht voor het genoemde gedoseerd toevoeren van het vierde fluïdum vanuit de tweede opslagruimte aan de eerste mengkamer door middel van het bestuurbaar onder druk toevoeren van een vijfde fluïdum zoals een gas of een vloeistof aan het vierde fluïdum in de tweede opslagruimte. 10
35 Systeem volgens conclusie 33, met het kenmerk, dat de doseerinrichting voor het genoemde gedoseerd toevoeren van het vierde fluïdum vanuit de tweede opslagruimte aan de eerste mengkamer voorzien is van een samendrukeenheid voor het samendrukken van de tweede 15 opslagruimte.
36. Apparaat voorzien van een fluïdumafgifte-inrichting voor het onder druk afgeven van tenminste een eerste fluïdum zoals een gas en/of vloeistof aan de verwisselbare houder volgens een der conclusies 1-28, waarbij het 20 apparaat verder is voorzien van een houderopneemgedeelte dat ingericht is voor het losmakelijk opnemen van de houder voor het bereiden van een voor consumptie geschikte drank, welk houderopneemgedeelte voorzien is van uitsparingen voor het opnemen van ten minste de eerste opslagruimte, de eerste mengkamer en de eerste fluïdumverbinding, welke uitsparingen, 25 gezien in doorsneden door een vlak parallel aan het eerste wanddeel van de in het houderopneemgedeelte opgenomen houder, contouren hebben die ten minste deels overeenkomen met contouren van genoemde eerste mengkamer, de eerste opslagruimte en de eerste fluïdumverbinding. 30
37. Apparaat volgens conclusie 36, met het kenmerk, dat het apparaat verder voorzien is van doseermiddelen voor het bestuurbaar onder druk toevoeren van het derde fluïdum zoals een gas of een vloeistof aan het tweede fluïdum in de eerste opslagruimte. 5
38. Apparaat voorzien van een fluïdumafgifte-inrichting voor het onder druk afgeven van tenminste een eerste fluïdum zoals een gas en/of vloeistof aan de verwisselbare houder volgens een der conclusies 7-12, 17-19, 21, 24, of 25 of 28, waarbij het apparaat verder is voorzien van een 10 houderopneemgedeelte dat ingericht is voor het losmakelijk opnemen van de houder voor het bereiden van een voor consumptie geschikte drank, welk houderopneemgedeelte voorzien is van uitsparingen voor het opnemen van ten minste de eerste opslagruimte, de tweede opslagruimte, de eerste mengkamer, de eerste fhiïdumverbinding en de tweede fluïdumverbinding, 15 welke uitsparingen, gezien in doorsneden door een vlak parallel aan het eerste wanddeel van de in het houderopneemgedeelte opgenomen houder, contouren hebben die ten minste deels overeenkomen met contouren van genoemde eerste mengkamer, de eerste opslagruimte, de tweede opneemruimte, de eerste fluïdumverbinding en de tweede 20 fluïdumverbinding.
39. Apparaat volgens conclusie 38, met het kenmerk, dat het apparaat verder voorzien is van doseermiddelen voor het bestuurbaar onder druk toevoeren van het derde fluïdum zoals een gas of een vloeistof aan het 25 tweede fluïdum in de eerste opslagruimte en voor het bestuurbaar onder druk toevoeren van het vijfde fluïdum zoals een gas of een vloeistof aan het vierde fluïdum in de tweede opslagruimte. 1 0320 81 ύ
NL1032081A 2006-04-19 2006-06-29 Drankbereidingssysteem, -houder en -apparaat. NL1032081C2 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1032081A NL1032081C2 (nl) 2006-04-19 2006-06-29 Drankbereidingssysteem, -houder en -apparaat.
EP07747389A EP2012629A2 (en) 2006-04-19 2007-04-19 Beverage preparation system, holder and apparatus
US12/226,401 US20100147154A1 (en) 2006-04-19 2007-04-19 Beverage preparation system, holder adn apparatus
PCT/NL2007/050165 WO2007120048A2 (en) 2006-04-19 2007-04-19 Beverage preparation system, holder and apparatus

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1031622 2006-04-19
NL1031622A NL1031622C2 (nl) 2006-04-19 2006-04-19 Systeem voor het bereiden van een voor consumptie geschikte drank, alsmede verwisselbare houder voor een dergelijk systeem.
NL1032081 2006-06-29
NL1032081A NL1032081C2 (nl) 2006-04-19 2006-06-29 Drankbereidingssysteem, -houder en -apparaat.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1032081C2 true NL1032081C2 (nl) 2007-10-22

Family

ID=38609918

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1032081A NL1032081C2 (nl) 2006-04-19 2006-06-29 Drankbereidingssysteem, -houder en -apparaat.

Country Status (4)

Country Link
US (1) US20100147154A1 (nl)
EP (1) EP2012629A2 (nl)
NL (1) NL1032081C2 (nl)
WO (1) WO2007120048A2 (nl)

Cited By (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US9783361B2 (en) 2013-03-14 2017-10-10 Starbucks Corporation Stretchable beverage cartridges and methods
US9877495B2 (en) 2015-01-09 2018-01-30 Starbucks Corporation Method of making a sweetened soluble beverage product
US10442610B2 (en) 2014-03-11 2019-10-15 Starbucks Corporation Pod-based restrictors and methods

Families Citing this family (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1029155C2 (nl) * 2004-10-19 2006-04-20 Sara Lee De Nv Systeem en werkwijze voor het bereiden van een voor consumptie geschikte drank.
NL1032085C2 (nl) 2006-04-19 2007-10-22 Sara Lee De Nv Systeem voor het bereiden van een voor consumptie geschikte drank, alsmede verwisselbare houder voor een dergelijk systeem en werkwijze voor het vervaardigen van de verwisselbare houder.
NL1032091C2 (nl) 2006-04-19 2007-10-22 Sara Lee De Nv Systeem voor het bereiden van een voor consumptie geschikte drank, alsmede verwisselbare houder voor een dergelijk systeem.
NL1032087C2 (nl) 2006-04-19 2007-10-22 Sara Lee De Nv Drankbereidingssysteem, -houder en -apparaat.
EP2896332B1 (en) * 2014-01-15 2016-08-17 De'Longhi Appliances S.r.l. Device associable with a steam dispensing nozzle of a coffee machine for the production of a milk-based beverage
EP3209170B1 (en) * 2014-10-20 2019-01-02 Bedford Systems LLC Mixing chamber for beverage machine
US10512276B2 (en) * 2015-02-09 2019-12-24 Fbd Partnership, Lp Multi-flavor food and/or beverage dispenser
ES2939370T3 (es) 2016-01-12 2023-04-21 Freezio Ag Sistema de dispensador con soporte para cartucho
ITUB20160477A1 (it) * 2016-02-02 2017-08-02 Caffitaly System Spa Apparecchiatura per la preparazione di bevande utilizzando capsule contenenti una sostanza alimentare
CH712695A1 (de) 2016-07-07 2018-01-15 Mühlemann Ip Gmbh Einportionenpackung zur Herstellung eines Getränks aus einem Getränkekonzentrat.
ES2878377T3 (es) 2017-06-26 2021-11-18 Freezio Ag Dispositivo para producir una bebida

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL7215523A (nl) * 1972-11-16 1974-05-20
WO2002074143A2 (en) * 2001-03-16 2002-09-26 The Procter & Gamble Company Beverage brewing devices for preparing creamy beverages
WO2005070816A1 (en) * 2004-01-21 2005-08-04 Imi Vision Limited Beverage dispenser

Family Cites Families (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5615801A (en) * 1990-06-06 1997-04-01 The Coca-Cola Company Juice concentrate package for postmix dispenser

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL7215523A (nl) * 1972-11-16 1974-05-20
WO2002074143A2 (en) * 2001-03-16 2002-09-26 The Procter & Gamble Company Beverage brewing devices for preparing creamy beverages
WO2005070816A1 (en) * 2004-01-21 2005-08-04 Imi Vision Limited Beverage dispenser

Cited By (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US9783361B2 (en) 2013-03-14 2017-10-10 Starbucks Corporation Stretchable beverage cartridges and methods
US10442610B2 (en) 2014-03-11 2019-10-15 Starbucks Corporation Pod-based restrictors and methods
US9877495B2 (en) 2015-01-09 2018-01-30 Starbucks Corporation Method of making a sweetened soluble beverage product
US10820607B2 (en) 2015-01-09 2020-11-03 Starbucks Corporation Soluble beverages with enhanced flavors and aromas

Also Published As

Publication number Publication date
WO2007120048A3 (en) 2008-01-24
WO2007120048A2 (en) 2007-10-25
US20100147154A1 (en) 2010-06-17
EP2012629A2 (en) 2009-01-14

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1032081C2 (nl) Drankbereidingssysteem, -houder en -apparaat.
NL1032085C2 (nl) Systeem voor het bereiden van een voor consumptie geschikte drank, alsmede verwisselbare houder voor een dergelijk systeem en werkwijze voor het vervaardigen van de verwisselbare houder.
NL1032087C2 (nl) Drankbereidingssysteem, -houder en -apparaat.
NL1032082C2 (nl) Systeem voor het bereiden van een voor consumptie geschikte drank, alsmede verwisselbare houder voor een dergelijk systeem.
NL1032080C2 (nl) Verwisselbare houder ten gebruike in een apparaat voor het bereiden van een voor consumptie geschikte drank.
NL1032091C2 (nl) Systeem voor het bereiden van een voor consumptie geschikte drank, alsmede verwisselbare houder voor een dergelijk systeem.
NL1031622C2 (nl) Systeem voor het bereiden van een voor consumptie geschikte drank, alsmede verwisselbare houder voor een dergelijk systeem.
NL1029155C2 (nl) Systeem en werkwijze voor het bereiden van een voor consumptie geschikte drank.
NL1032090C2 (nl) Systeem voor het bereiden van een vooraf bepaalde hoeveelheid voor consumptie geschikte drank, verwisselbare houder alsmede een apparaat voor gebruik in een dergelijk systeem.
NL1033923C2 (nl) Werkwijze en inrichting voor het activeren en ledigen van drankbereidingshouders.
EP2022379B1 (en) Single piece device for storing, metering and mixing a powder with a diluent
JP5039692B2 (ja) 飲料カートリッジ及び飲料システム
TWI277402B (en) Method and apparatus for preparing a food product
AU2015292625A1 (en) Cold beverage dispenser
MX2007000321A (es) Sistema y dispositivo para preparar y distribuir productos alimenticios a partir de una mezcla elaborada de un liquido alimenticio y un diluyente.
CN111315267B (zh) 用于由各种容器类型进行多配料饮料制备机器及其系统

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20120101