NL1031592C2

NL1031592C2 - Medisch hulpmiddel.

Info

Publication number: NL1031592C2
Application number: NL1031592A
Authority: NL
Inventors: Paavo Lasse Freijzer; Patrick Johan Gerard Ma Peffer
Original assignee: Issur Hf
Priority date: 2006-04-13
Filing date: 2006-04-13
Publication date: 2007-10-16
Also published as: WO2007120041A2; WO2007120041A3; US20110004138A1; EP2010112A2; CN101541269A

Description

Medisch hulpmiddel

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een medisch hulpmiddel .

5 In geval van een kwetsuur van de hand, zoals een gebroken mid- denhandsbeentje, waarbij de handpalm, vingers en onderarm moeten worden gefixeerd, bijvoorbeeld met gips, wordt bij het fixeren reeds rekening gehouden met de gevolgen van de stand waarin wordt gefixeerd, teneinde een optimaal medisch resultaat te bereiken en de revalidatie 10 niet te verlengen. In het bijzonder worden handpalm en vingers zodanig ten opzichte van elkaar gefixeerd dat de handpalm naar achter is gebogen ten opzichte van de onderarm, en de vingers in gestrekte toestand dwars ten opzichte van de handpalm zijn gepositioneerd. Aldus worden spieren en pezen die vanaf de onderarm, via de handpalm tot in 15 de vingers lopen in een maximaal uitgerekte stand gefixeerd. Tijdens langdurige immobilisatie van handpalm, vingers en onderarm treedt een verkorting van spieren en/of pezen op. Door de fixatie op de hierboven beschreven wijze uit te voeren, wordt dit effect van verkorting gedurende de periode dat de patiënt het gips draagt vergaand tegenge-20 gaan, en behoeft nog maar weinig (of zelfs geen) verlenging tijdens revalidatie te worden bereikt. Dit komt het medische resultaat ten goede, met een relatief korte revalidatieduur.

Een probleem bij het aanbrengen van gips voor het fixeren van de handpalm, vingers en onderarm in de hierboven beschreven fixatie-25 stand vloeit voort uit het feit dat het gips enige tijd nodig heeft om uit te harden. Gedurende deze tijd kan een afwijking ten opzichte van deze optimale fixatiestand optreden. Verder is voor het juist modelleren van het gips enige ervaring van degene die het gipsverband aanbrengt nodig. Wanneer de handpalm en vingers niet in de optimale 30 stand ten opzichte van elkaar worden gefixeerd, kan dit leiden tot een langere revalidatieduur, of zelfs de noodzaak van een (herstel) operatie met zich meebrengen. Dit kan worden voorkómen door omgipsen, waarbij alsnog wordt geprobeerd de optimale fixatiestand te bereiken, maar waarbij de geschiedenis zich herhaalt en de problemen 35 weer op kunnen treden. Dit extra werk brengt, vanzelfsprekend, eveneens extra kosten met zich mee.

De onderhavige uitvinding beoogt een oplossing voor de hierboven genoemde problemen te verschaffen.

1 0 3 1 5 9 2 2

Hiertoe verschaft de onderhavige uitvinding een hulpmiddel voor het ten opzichte van elkaar positioneren van een handpalm, vingers, en onderarm, welke van niet-uitgehard gips zijn voorzien, welk hulpmiddel een eerste steunvlak omvat voor het aanleggen van de van gips 5 voorziene binnenzijde van de handpalm, en een tweede steunvlak voor het aanleggen van ten minste voorbij de knokkels van de hand van gips voorziene vingers, waarbij het eerste steunvlak en het tweede steunvlak een hoek met elkaar maken van 75-110°.

Een dergelijk hulpmiddel maakt het mogelijk om bij een onderarm 10 met een kwetsuur, in het bijzonder een kwetsuur van de hand, de vingers, hand(palm) en pols in een gewenste optimale stand te brengen en te houden gedurende de tijd die het gips nodig heeft om uit te harden. In de onderhavige aanvraag dient de term "gips" in de meest ruime zin te worden opgevat, dat wil zeggen dat de term zowel klassiek 15 op calciumsulfaat gebaseerd gips, als kunstgips, dat bijvoorbeeld op een hars is gebaseerd, omvat. Onder de term "ten minste voorbij" wordt verstaan dat de proximale knokkels van de hand van gips zijn voorzien. Bij voorkeur wordt er echter voor gezorgd dat de vingers volledig gestrekt zijn en worden de vingers ook nabij de uiteinden 20 ondersteund. Het gips wordt in de praktijk niet noodzakelijkerwijs circulair aangebracht, doch kan ook de vorm hebben van een strook die met een zwachtel op zijn plaats worden gehouden.

Een voorkeursuitvoeringsvorm wordt hierdoor gekenmerkt dat het eerste steunvlak over ten minste een deel van de oppervlakte ervan 25 convex is uitgevoerd.

Aldus wordt de handpalm gelijkmatiger belast doordat de druk gelijkmatig over de handpalm wordt verdeeld, hetgeen het comfort voor de patiënt verhoogt.

Een gunstige uitvoeringsvorm wordt hierdoor gekenmerkt dat de 30 overgang van het eerste steunvlak en het tweede steunvlak een eerste oppervlak bezit en een op afstand van het eerste oppervlak gelegen tweede oppervlak, waarbij het eerste oppervlak van de overgang hoger is gelegen dan het tweede oppervlak.

Het eerste oppervlak is voor het afsteunen van het gebied van 35 de hand onder de knokkel van de wijsvinger, en het tweede oppervlak is voor het afsteunen van het gebied van de hand onder de knokkel van de pink. Aldus wordt de hand op een ergonomisch verantwoorde wijze 3 ondersteund. Onder knokkel wordt hier het metacarpophalangeale gewricht verstaan.

Volgens een voorkeursuitvoering hiervan is tussen het eerste oppervlak en het tweede oppervlak van de overgang een derde oppervlak 5 voorzien, dat hoger is gelegen dan het eerste oppervlak. Ook zijn de oppervlakken van de overgang van het eerste steunvlak naar het tweede steunvlak bij voorkeur afgerond teneinde een scherpe hoek er hoogte van de overgangsgewrichten (knokkels) tussen handpalm en vingers te vermijden, zodat het gips een optimale, gelijkmatige steun geeft en 10 de drukverdeling zo gelijkmatig mogelijk is.

Bij voorkeur maken het eerste steunvlak en het tweede steunvlak een hoek met elkaar van 85-95°.

Aldus wordt een optimale uitgerekte stand van de pezen in vingers, hand en onderarm bereikt.

15 In principe kan met een hulpmiddel volgens de uitvinding de pols, of meer algemeen, de onderarm op hetzelfde oppervlak rusten als dat waarop het hulpmiddel is geplaatst of vastgezet. Echter, bij voorkeur wordt het hulpmiddel hierdoor gekenmerkt dat het hulpmiddel op afstand van de overgang van het eerste steunvlak en het tweede 20 steunvlak aan de zijde van het eerste steunvlak een derde steunvlak bezit voor het positioneren van de onderarm, waarbij het eerste steunvlak en het derde steunvlak een hoek met elkaar maken van 65-100° .

Aldus kan de pols, of meer algemeen de onderarm, steun worden 25 verschaft tijdens het uitharden van het gips, zodanig dat een gewenste hoek tussen hand en pols gedurende het uitharden van het gips wordt aangehouden. Het derde steunvlak maakt het mogelijk om, wanneer dat wordt gewenst, op eenvoudige wijze een hoek met het oppervlak waarop het hulpmiddel is geplaatst te verschaffen. Deze hoek zal in 30 het algemeen minder dan 10° zijn.

Bij voorkeur maken het eerste steunvlak en het derde steunvlak een hoek met elkaar van 75-95°.

Een dergelijke hoek is optimaal voor het verzekeren dat een optimale uitgerekte stand van de pezen in vingers, hand en pols wordt 35 bereikt.

Bij voorkeur is het derde steunvlak in de lengterichting nabij het midden ervan verlaagd uitgevoerd.

4

Aldus is het derde steunvlak aangepast aan de vorm van onderarm.

De onderhavige uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het behandelen van een individu met een kwetsuur aan een 5 onderarm, daaronder begrepen een hand van de onderarm, waarbij de hand in een zodanige positie moet worden gefixeerd dat de pezen en/of spieren van vingers, handpalm en/of onderarm zich in een uitgerekte toestand bevinden onder gebruikmaking van gips, waarbij de vingers, handpalm en onderarm van niet-uitgehard gips worden voorzien, en ten 10 minste de vingers en de palm van de hand tegen een tweede respectievelijk een eerste steunvlak van een hulpmiddel volgens de uitvinding worden aangelegd totdat het gips voldoende is uitgehard. Het gips heeft de vorm van een strook (in welk geval deze door een zwachtel op zijn plaats zal worden gehouden) , maar kan ook ten minste over een 15 deel van de lengte ervan circulair worden aangebracht. Bij voorkeur wordt een hulpmiddel volgens een van de onderconclusies toegepast. Indien een derde steunvlak aanwezig is, wordt de onderarm bij voorkeur in contact met het steunvlak aangelegd.

De onderhavige uitvinding zal thans worden toegelicht aan de 20 hand van de tekening, waarin fig. la een zijaanzicht van een hulpmiddel volgens de uitvinding toont, en fig. lb een variant daarvan; fig. 2 een verdere variant van het hulpmiddel volgens de uitvinding toont, tijdens gebruik van het hulpmiddel; 25 fig. 3 een alternatieve uitvoeringsvorm van het in fig. 2 afge- beelde hulpmiddel weergeeft; fig. 4a schematisch een vooraanzicht van het in fig. la afge-beelde hulpmiddel toont; en fig. 4b een meer ergonomische variant daarvan 30 fig. 5 een variant van de in fig. lb weergegeven uitvoerings vorm toont.

Fig. la toont een zijaanzicht van een hulpmiddel 1 voor het ten opzichte van elkaar positioneren van een hand, vingers, en pols, zoals dat bij het aanleggen van gips, en voor het uitharden daarvan, 35 nodig is in geval een kwetsuur zoals een gebroken middenhandsbeentje. Fig. lb en fig. 2 tonen een tweetal varianten van het hulpmiddel. De hand, aangeduid met verwijzingsteken H (fig. 2), bezit een handpalm P, vingers F. De pols is aangeduid met verwijzingsteken W. Het hulp- 5 middel 1 bezit een eerste steunvlak 2 welke dient voor het aanleggen van de palm P van de hand H, en een tweede steunvlak 3, dat dient voor het aanleggen van de vingers F van de hand H. Voordat de hand H tegen het hulpmiddel 1 wordt aangelegd, wordt de hand H voorzien van 5 gips G, dat met een onderbroken lijn is weergegeven. De van gips voorziene hand H wordt, voordat het gips G is uitgehard, tegen het hulpmiddel 1 aangelegd, voor juist ten opzichte van elkaar positioneren van de vingers F, handpalm P en pols W. Zoals in de figuren 2 en 3 weergegeven, kan het hulpmiddel 1 een polssteun 4 bezitten. Dit 10 wordt gunstig geacht voor het beter positioneren van de pols W, maar is niet strikt noodzakelijk, aangezien de pols W ook de ondergrond waarop het hulpmiddel 1 is geplaatst kan rusten. In plaats daarvan

kan de juiste positionering van de pols W ten opzichte van de palm P

ook worden bereikt door het oplichten van de elleboog. Die ondergrond 15 kan bijvoorbeeld worden gevormd door een gipstafel. Zodra een voldoende sterkte van het gips G is bereikt, gewoonlijk na enkele minuten, kan de hand H van het hulpmiddel worden genomen en kan het gips G na-uitharden zonder contact met het hulpmiddel 1.

De hoogte van onderzijde (basis) van het hulpmiddel 1 tot het 20 hoogste punt (d.w.z. de overgang 5) hangt af van de grootte van de hand van de patiënt. Een relatief hoog hulpmiddel is ook geschikt voor patiënten met kleine handen, zeker wanneer gebruik wordt gemaakt van een (al dan niet losneembare) polssteun 4. De hoogte ligt bijvoorbeeld tussen 5 en 10 cm.

25 De hoek tussen het eerste steunvlak 2 en het tweede steunvlak 3 is in de weergegeven uitvoeringsvorm 90', welke hoek ideaal wordt geacht .

Fig. 3 komt in wezen overeen met fig. 1, met dit verschil dat hier het eerste steunvlak 2 convex (bolrond) is uitgevoerd, zodanig 30 dat een gelijkmatige druk op het gips G dat zich ter plaatse van de handpalm P bevindt wordt uitgeoefend. Dit vermindert het ongemak voor de patiënt.

Fig. 4a toont een schematisch vooraanzicht van het hulpmiddel 1 voor een rechterhand H (welke hand in doorsnede is getoond). Te zien 35 is dat bij de overgang 5 tussen het eerste steunvlak 2 en het tweede steunvlak 3, een drietal oppervlakken van de overgang zijn aangegeven, waarbij de knokkel van de pink Kl van de rechter hand H tegen een eerste oppervlak 6 van de overgang 5 zal worden aangelegd, en de 6 knokkel K4 van de wijsvinger tegen een tweede oppervlak 7. Het tweede oppervlak 7 bevindt zich hoger dan het eerste oppervlak 6. Een derde oppervlak 8, aanliggend aan het tweede oppervlak 7, bevindt zich hoger dan het tweede oppervlak 7. De knokkel K3 van de hand H zal tegen 5 dit derde oppervlak 7 van de overgang 5 worden aangelegd. Wanneer in deze aanvraag wordt gesproken over het aanleggen van een deel van het lichaam tegen het hulpmiddel, wordt hieronder in het algemeen verstaan dat het betreffende deel van het hulpmiddel 1 is gescheiden door gips. Fig. 4 toont een ergonomische variant van het hulpmiddel 1 10 voor een rechterhand, waarbij de overgang 5 vloeiend gekromd is uitgevoerd, teneinde de knokkelboog van de handpalm zo vloeiend mogelijk te volgen.

Fig. 5 toont een mogelijke uitvoeringsvorm geschikt voor zowel een linkerhand als een rechterhand. De verwijzingscijfers voor het 15 hulpmiddel voor het positioneren van de linkerhand zijn met een accent aangegeven. In plaats hiervan kunnen de hulpmiddelen voor de linkerhand en de rechterhand ook met de overgangen 5, 5' naast of nabij elkaar worden geplaatst, waarbij de overgangen 5, 5' zich in eikaars verlengde bevinden.

20 Bij het hulpmiddel volgens de onderhavige uitvinding, is de hoek tussen het eerste steunvlak en de horizontaal (de basis van het hulpmiddel) geschikt tussen 30° en 90°, bij voorkeur tussen 40° en 85°, in het bijzonder tussen 40° en 80°.

1031592

Claims

1. Hulpmiddel voor het ten opzichte van elkaar positioneren van een 5 handpalm, vingers, en onderarm, welke van niet-uitgehard gips zijn voorzien, welk hulpmiddel een eerste steunvlak omvat voor het aanleggen van de van gips voorzien binnenzijde van de handpalm, en een tweede steunvlak voor het aanleggen van ten minste voorbij de knokkels van de hand van gips voorziene vingers, waarbij het eerste 10 steunvlak en het tweede steunvlak een hoek met elkaar maken van 75-110° .

2. Hulpmiddel volgens conclusie 1, waarbij het eerste steunvlak over ten minste een deel van de oppervlakte ervan convex is uitgevoerd. 15

3. Hulpmiddel volgens conclusie 1 of 2, waarbij de overgang van het eerste steunvlak en het tweede steunvlak een eerste oppervlak bezit en een op afstand van het eerste oppervlak gelegen tweede oppervlak, waarbij het eerste oppervlak van de overgang hoger is gelegen dan het 20 tweede oppervlak.

4. Hulpmiddel volgens conclusie 3, waarbij tussen het eerste oppervlak en het tweede oppervlak van de overgang een derde oppervlak is voorzien, dat hoger is gelegen dan het eerste oppervlak. 25

5. Hulpmiddel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het eerste steunvlak en het tweede steunvlak een hoek met elkaar maken van 85-95" .

6. Hulpmiddel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het hulpmiddel op afstand van de overgang van het eerste steunvlak en het tweede steunvlak aan de zijde van het eerste steunvlak een derde steunvlak bezit voor het positioneren van de onderarm, waarbij het eerste steunvlak en het derde steunvlak een hoek met elkaar maken van 35 65-100”.

7. Hulpmiddel volgens conclusie 6, waarbij het eerste steunvlak en het derde steunvlak een hoek met elkaar maken van 75-95°. 1 0 3 1 592 5

8. Hulpmiddel volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat het derde steunvlak in de lengterichting nabij het midden ervan verlaagd is uitgevoerd. 1031592