NL1031166C2 - Werkwijze van lijkbezorging. - Google Patents

Description

Werkwijze van lijkbezorging

Terrein van de uitvinding 5 De uitvinding betreft een werkwijze voor het omgaan met de stoffelijke resten van een mens of dier.

Achtergrond van de uitvinding 10 Naast begraven, worden overledenen vaak gecremeerd. De asresten worden door het crematorium na de crematie bewaard in een asbus en na een bepaalde tijd vrijgegeven. Daarna kan de as worden verstrooid of bijgezet. Verstrooien kan bijvoorbeeld op zee of op een verstrooiterrein. Bijzetting kan bij het crematorium in een urnenmuur of columbarium, in een urnentuin, urnengraf of in een bijzonder object. Ook kan men de as op een 15 begraafplaats laten bijzetten of meenemen naar huis. Verstrooien op een andere, zelfgekozen strooiplek kan ook. Daarnaast zijn er gedenkobjecten met daarin as van de overledene verwerkt, zoals een glassculptuur of een medaillon. Ook kan een kunstmatige diamant worden vervaardigd uit de crematie-as van een overledene. Naast een mens, kan de ‘overledene’ ook een dier zijn.

20

Daarnaast is voorgesteld om de voedingsstoffen aanwezig in de asresten van een overledene te laten opnemen door een plant, meestal een boom, zodat men een levend monument verkrijgt als herinnering aan de overledene, bijvoorbeeld EP 0623717. Daartoe wordt de as in de buurt van de wortels van de plant gebracht. Het uitwassen van de 25 voedingsstoffen uit de grond zal doorgaans echter veel sneller verlopen dan de opname ervan door de plant zodat maar een gering deel van de voedingsstoffen daadwerkelijk in de levende plant zal worden opgenomen. De onderhavige uitvinding verschaft een oplossing voor dit probleem, en de voorgestelde werkwijze levert daarnaast nog een aantal extra voordelen.

30

Voorts is er een nieuwe vorm van lijkbezorging ontwikkeld: vriesdrogen of lyofilisatie. Bij vriesdrogen wordt het lichaam van de overledene gekoeld tot min 18 graden Celsius. Het bevroren lichaam wordt vervolgens ondergedompeld in een bad met vloeibare stikstof. Het 103 1166 2 bevroren lichaam wordt dan zeer breekbaar. Door het daarna te trillen, valt het lichaam uiteen in een soort poeder waaruit het vocht vervolgens wordt onttrokken middels vacuüm. Uiteindelijk blijft een droog, reukloos poeder over met een gewicht van zo'n 25 tot 30 kilo. De onderhavige uitvinding verschaft tevens een manier van omgaan met dat resterende 5 vriesdroogpoeder.

Samenvatting van de uitvinding

De uitvinding verschaft daartoe een werkwijze voor het omgaan met de stoffelijke resten 10 van een mens of dier, daarin gekenmerkt, dat de werkwijze omvat: het inbrengen van ten minste een deel van de stoffelijke resten in een daartoe voorziene houder; en het laten groeien van ten minste één plant in de houder.

Onder ‘houder’ wordt in het kader van de onderhavige uitvinding verstaan een bak, kuip, 15 kist, container, zak enzovoorts waarin de plant kan groeien. Van belang is dat de houder de stoffelijke resten zodanig inperkt dat geen verspreiding naar de omgeving plaatsvindt, althans de verspreiding van de daarin aanwezige voedingsstoffen trager is dan de opname ervan door de plant, zodat deze voedingsstoffen, althans ten minste een relatief groot deel daarvan, worden opgenomen door de plant.

20 Daarbij kunnen de stoffelijke resten asresten van de overledene omvatten. Zo verschaft de uitvinding een nieuw soort bestemming voor crematieas. De stoffelijke resten kunnen ook vriesdroogpoeder van de overledene omvatten. Zo voorziet de uitvinding in een mogelijkheid voor bestemming van het vriesdroogpoeder.

25 Bij voorkeur wordt voor de plant een boom genomen. Een boom heeft doorgaans een relatief lange levensduur waardoor de nabestaanden relatief lang de beschikking hebben over het levend monument. Maar bijvoorbeeld ook heesters lenen zich hier goed voor.

Ook kan voor de plant een kamerplant worden genomen. De houder met kamerplant kan 30 dan bijvoorbeeld binnenshuis in de huiskamer kan worden geplaatst zodat men het levend monument steeds heel dichtbij zich heeft.

3

Ook kan voor de houder een houder uit biologisch afbreekbaar materiaal worden genomen. Zo kan de houder met de stoffelijke resten en de plant direct op een gewenste plaats in de grond worden geplant. Na verloop van tijd, nadat de in de stoffelijke resten aanwezige voedingsstoffen ten minste voor een relatief groot deel zijn opgenomen door de plant, zal 5 de houder verteerd zijn zodat de plant dan vrij in de volle grond komt te staan en ongehinderd verder kan groeien.

Bij voorkeur omvat de werkwijze tevens het na een bepaalde tijd verplanten van de plant vanuit de houder naar de volle grond. Genoemde tijd kan zo gekozen worden dat de in de 10 stoffelijke resten aanwezige voedingsstoffen, althans ten minste voor een relatief groot deel, zijn opgenomen door de plant, Zo kan de plant eerst, bijvoorbeeld goed verzorgd door een boomkweker of hovenier, opgroeien tot een bepaalde grootte om dan op een meer definitieve, zelf uitgekozen plaats te worden geplant.

15 Daarbij kan de plant worden geplant in een plantsoen samen met andere planten welke öp een soortgelijke wijze zijn gegroeid. Zo is het mogelijk een vredig, mooi en natuurlijk plantsoen of park aan te leggen dat mensen kunnen bezoeken in de wetenschap dat de planten, heesters of bomen zijn opgegroeid uit hun nabestaanden.

20 De uitvinding zal in het navolgende nader worden toegelicht aan de hand van een aantal niet-beperkende uitvoeringsvoorbeelden van een werkwijze volgens de uitvinding.

Uitvoeringsvoorbeelden 25 In een voorkeursuitvoering van een werkwijze volgens de uitvinding wordt een bak of kuip gevuld met een mengsel van teelaarde en de stoffelijke resten van een overledene. Daarin wordt een jonge boom geplant. De verzorging, bemesting en bewatering kan dan optimaal zijn, en bijvoorbeeld door een gespecialiseerd bedrijf worden uitgevoerd. De boom blijft in de bak of kuip staan totdat hij helemaal goed is geworteld en de in de stoffelijke resten 30 aanwezige voedingsstoffen, althans ten minste voor een relatief groot deel, zijn opgenomen via de wortels. Het in de stoffelijke resten aanwezige kalk heeft doorgaans een gunstige werking daar het de opname van de voedingsstoffen door de plant kan bevorderen en de zuurgraad van de grond verlaagt.

5 4

Vervolgens kan de boom met wortelkluit uit de bak of kuip worden genomen en geplant worden op een uitgekozen plaats, bijvoorbeeld een eigen tuin of een daartoe aangelegd park, en aldus een levend monument van de overledene voor de nabestaanden vormen.

In een ander uitvoeringsvoorbeeld van een werkwijze volgens de uitvinding wordt een bak of kuip van biologisch afbreekbaar materiaal gebruikt. De bak of kuip met de stoffelijke resten en de plant kan nu direct op een gewenste locatie in de grond worden geplaatst. Naderhand verplanten is dan niet nodig. Na verloop van tijd zal de bak of kuip verteerd zijn 10 en kan de plant ongestoord verder groeien.

In nog een ander uitvoeringsvoorbeeld van een werkwijze volgens de uitvinding wordt een sierpot gevuld met een mengsel van teelaarde en de stoffelijke resten van een overledene. Daarin wordt een kamerplant geplant. De sierpot met de stoffelijke resten en de plant kan 15 nu direct binnenshuis, bijvoorbeeld in de huiskamer, worden geplaatst.

Zoals gezegd, is een werkwijze volgens de uitvinding uiteraard ook toepasbaar bij de stoffelijke resten van een dier, zoals een huisdier. De term ‘overledene’ is in het kader van de uitvinding dan ook niet beperkt tot een overleden mens.

20 1 0 3 t t 6 fi

Claims (8)

1. Werkwijze voor het omgaan met de stoffelijke resten van een mens of dier, met het kenmerk, dat de werkwijze omvat: 5. het inbrengen van ten minste een deel van de stoffelijke resten in een daartoe voorziene houder; en - het laten groeien van ten minste één plant in de houder.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de stoffelijke resten asresten van de overledene omvatten.

3. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de stoffelijke resten vriesdroogpoeder van de overledene omvatten.

4. Werkwijze volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat voor de plant een boom wordt genomen.

5. Werkwijze volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat voor de plant een 15 kamerplant wordt genomen.

6. Werkwijze volgens een der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat voor de houder een houder uit biologisch afbreekbaar materiaal wordt genomen.

7. Werkwijze volgens een der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de werkwijze tevens omvat het na een bepaalde tijd verplanten van de plant vanuit de houder naar de volle 20 grond.

8. Werkwijze volgens een der conclusies 1-7, met het kenmerk, dat de werkwijze tevens omvat het planten van de plant in een plantsoen samen met andere planten welke op een soortgelijke wijze zijn gegroeid. 1031166