NL1030785C1 - Afvoer met overloop. - Google Patents
Afvoer met overloop. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1030785C1 NL1030785C1 NL1030785A NL1030785A NL1030785C1 NL 1030785 C1 NL1030785 C1 NL 1030785C1 NL 1030785 A NL1030785 A NL 1030785A NL 1030785 A NL1030785 A NL 1030785A NL 1030785 C1 NL1030785 C1 NL 1030785C1
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- drain
- odor trap
- valve
- discharge device
- edge
- Prior art date
Links
Classifications
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E03—WATER SUPPLY; SEWERAGE
- E03C—DOMESTIC PLUMBING INSTALLATIONS FOR FRESH WATER OR WASTE WATER; SINKS
- E03C1/00—Domestic plumbing installations for fresh water or waste water; Sinks
- E03C1/12—Plumbing installations for waste water; Basins or fountains connected thereto; Sinks
- E03C1/22—Outlet devices mounted in basins, baths, or sinks
- E03C1/23—Outlet devices mounted in basins, baths, or sinks with mechanical closure mechanisms
- E03C1/232—Outlet devices mounted in basins, baths, or sinks with mechanical closure mechanisms combined with overflow devices
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E03—WATER SUPPLY; SEWERAGE
- E03C—DOMESTIC PLUMBING INSTALLATIONS FOR FRESH WATER OR WASTE WATER; SINKS
- E03C1/00—Domestic plumbing installations for fresh water or waste water; Sinks
- E03C1/12—Plumbing installations for waste water; Basins or fountains connected thereto; Sinks
- E03C1/28—Odour seals
- E03C1/29—Odour seals having housing containing dividing wall, e.g. tubular
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Environmental & Geological Engineering (AREA)
- Health & Medical Sciences (AREA)
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Hydrology & Water Resources (AREA)
- Public Health (AREA)
- Water Supply & Treatment (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Sink And Installation For Waste Water (AREA)
Description
♦
Afvoer met overloop
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
De uitvinding heeft betrekking op een afvoer-samenstel voor een lozingstoestel voorzien van een 5 afvoeropening. De uitvinding heeft verder betrekking op dergelijk lozingstoestel met een afvoersamenstel.
Lozingstoestellen die met hun afvoeropeningen aangesloten zijn aan een rioolleiding, zoals bijvoorbeeld een gootsteen, wastafel, douchebak, bad, bidet of 10 dergelijke, dienen geen open verbinding te vormen naar de riolering. Daarom is een afvoersamenstel voor dergelijke toestellen voorzien van een stankafsluiter.
Bekende stankafsluiters of sifons omvatten een voorziening met daarin water (het zogenaamde waterslot) dat 15 voor een in gasdichte afsluiting zorgt, waardoor uittreden van rioolgassen uit de rioolleiding wordt verhinderd. In zijn eenvoudigste vorm bestaat een stankafsluiter uit een U-vormige buis (de zogenaamde buis-stankafsluiter), Een ander bekende stankafsluiter is de zogenaamde beker-20 stankafsluiter.
Recentelijk lijkt een trend ingezet te zijn om de inbouwdiepte van de afvoersamenstellen te verminderen. Hierdoor kan bijvoorbeeld een afvoersamenstel onder een gootsteen, wastafel of bidet gemakkelijker uit het zicht 25 geplaatst worden. Verder kan hierdoor, bij een douchebak of 1030785 > 2 bad, de afstand tussen de bodem van de douchebak of het bad en de vloer, en daarmee de instap in de douchebak of het bad, althans beperkt blijven.
Een nadeel van een beperkte inbouwdiepte, en met 5 name een hieraan gerelateerde beperkte diepte van de stankafsluiter, is, dat deze kan leiden tot minder water in het waterslot en/of een kleinere waterslothoogte.
Bij een waterslot met minder water kan een onttrekking van het water uit de stankafsluiter, met name 10 door verdamping, ertoe leiden dat de stankafsluiter op relatief korte termijn niet meer adequaat afsluit en rioolgassen ongehinderd kunnen passeren.
Een waterslot met een kleinere waterslothoogte is in mindere mate bestand tegen drukverschillen en/of druk-15 schommelingen in de rioolleiding ten opzichte van een omgevingsdruk. Door dergelijk drukverschillen en/of druk-schommelingen kan het waterslot verbroken worden, waardoor de stankafsluiter niet meer adequaat afsluit. In het bijzonder door een onderdruk in de rioolleiding kan water 20 uit de stankafsluiter onttrokken worden.
Een doel van de uitvinding is om hierin verbetering te brengen.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING 25
Volgens een eerste aspect voorziet de uitvinding in een afvoersamenstel voor een lozingstoestel voorzien van een afvoeropening, waarbij het afvoersamenstel een afvoerkanaal omvat met een ingang voor aansluiting op de 30 afvoeropening en een uitgang voor aansluiting op een aansluitleiding, waarbij tussen de ingang en de uitgang een stankafsluiter en een overloopinrichting geplaatst zijn, waarbij de overloopinrichting een overloopbuis omvat met een doorgang die zich uitstrekt tussen een overloopniveau 35 van het lozingstoestel en het afvoerkanaal, waarbij de overloopbuis aansluit in de stankafsluiter en door de stankafsluiter gasdicht afsluitbaar is.
ï 1030785 3
Indien de stankafsluiter in het afvoersamenstel volgens de uitvinding gevuld is met vloeistof voor het vormen van het waterslot, zal ook de overloopbuis door de vloeistof gasdicht afgesloten worden. In het bijzonder kan 5 de vloeistof de overloopbuis vullen tot een hoogte die in hoofdzaak gelijk is aan het vloeistofniveau in de stankafsluiter. Hierdoor heeft het afvoersamenstel volgens de uitvinding een extra volume aan vloeistof dat in een communicerende verbinding staat met de vloeistof in de 10 stankafsluiter. Dit extra volume aan vloeistof kan bij een onttrekking van vloeistof uit de stankafsluiter, een verlaging van het vloeistofniveau in de stankafsluiter ten minste ten dele compenseren, doordat vloeistof uit de overloopbuis naar de stankafsluiter kan stromen om de 15 vloeistof in de overloopbuis en de stankafsluiter in hoofdzaak op hetzelfde niveau te houden. Aldus biedt de uitvinding een afvoersamenstel dat ondanks een. beperkte inbouwdiepte, een waterslot omvat dat over een langere termijn een adequate afsluiting kan vormen.
2 0 In een uitvoeringsvorm omvat de overloopbuis een eerste doorgang die zich uitstrekt vanaf een aftakpunt van de afvoerkanaal naar een keerpunt en een tweede doorgang omvat die zich uitstrekt vanaf het keerpunt naar een stroomafwaarts van het aftakpunt gelegen aansluitpunt aan 25 het afvoerkanaal of de aansluitleiding, waarbij het keerpunt in het vlak van een overloopniveau van het lozingstoestel plaatsbaar is, waarbij ten minste één van het aftakpunt en aansluitpunt geplaatst is in de stankafsluiter en door de stankafsluiter gasdicht afsluitbaar 30 is. Een dergelijke uitvoeringsvorm kan toegepast worden bij een lozingstoestel zonder overloopopening. Verder kan een gesloten overloopbuis volgens deze uitvoeringsvorm de verdamping van de vloeistof uit de overloopbuis ten minste reduceren.
35 In een uitvoeringsvorm is tussen het aftakpunt en aansluitpunt een afsluiter geplaatst, waarbij de afsluiter plaatsbaar is in een open stand en een gesloten stand, 1030785 4 waarbij de afsluiter in de gesloten stand de afvoer van vloeistof via het afvoerkanaal in hoofdzaak blokkeert.
In een uitvoeringsvorm omvat de stankafsluiter een waterslot dat, indien gevuld met vloeistof, een 5 gasdichte afsluiting vormt voor het afvoerkanaal en het in de stankafsluiter geplaatste ten minste één van het aftakpunt en aansluitpunt.
In een uitvoeringsvorm is het aftakpunt geplaatst in de stankafsluiter en is het aansluitpunt aan een 10 benedenstroomse zijde, buiten de stankafsluiter geplaatst. In deze uitvoeringsvorm staat het aansluitpunt direct in verbinding met de aansluitleiding. Drukverschillen en/of drukschommelingen in de rioolleiding zullen via het aansluitpunt ook heersen in de overloopbuis. Door nu in een 15 verdere uitvoeringsvorm de overloopbuis te voorzien van een beluchtingventiel, waarbij het beluchtingventiel bij voorkeur nabij het keerpunt geplaatst is, kan ten minste een onderdruk in de aansluitbuis ten minste ten dele geneutraliseerd worden.
20 In een eenvoudige uitvoeringsvorm bepaald de stankafsluiter een in hoofdzaak U-vormige doorgang. In een verdere uitvoeringsvorm omvat het afvoerkanaal een in hoofdzaak recht kanaaldeel voor aansluiting op de aansluitleiding, waarbij de U-vormige doorgang in hoofdzaak 25 rondom het kanaaldeel geplaatst is, waarbij een in hoofdzaak rondlopende wand, die de naast elkaar gelegen doorgangen van de U-vormige doorgang scheidt, een deksel omvat, waarbij het deksel boven het recht kanaaldeel geplaatst is, en waarbij het deksel ten minste ten dele op 30 afstand van het recht kanaaldeel geplaatst is voor het vormen van een stromingsdoorgang van de U-vormige doorgang naar het recht kanaaldeel.
In een uitvoeringsvorm is het aftakpunt in de U-vormige doorgang geplaatst, bij voorkeur nabij een keerpunt 35 van de U-vormige doorgang. Dit keerpunt van de U-vormige doorgang vormt het laagste punt van het waterslot. Door het aftakpunt nabij dit keerpunt te plaatsen, kan dit aftakpunt 1030785 5 bij een relatief laag vloeistofniveau in de stankafsluiter door deze vloeistof afgesloten worden. Hierdoor zal een afsluiting van het aftakpunt gehandhaafd blijven totdat nagenoeg alle vloeistof uit het waterslot onttrokken is.
5 Daarnaast zal het extra volume aan vloeistof voor het compenseren van een verlaging van het vloeistofniveau in de stankafsluiter, bij deze uitvoeringsvorm althans nagenoeg maximaal zijn.
In een uitvoeringsvorm is de afsluiter geplaatst 10 voor het in de gesloten stand afsluiten van het recht kanaaldeel. In een uitvoeringsvorm is de afsluiter verbonden met het deksel, waarbij het deksel met afsluiter plaatsbaar is in een open stand en een gesloten stand van de afsluiter.
15 Door de verminderde inbouwdiepte van het afvoersamenstel volgens de uitvinding kan de stankafsluiter dicht bij de afvoeropening van het lozingstoestel geplaatst zijn. Bij een turbulente stroming in het lozingstoestel, die zich kan voortzetten in de stankafsluiter, kan de 20 vloeistof van de stankafsluiter mogelijk gaan mengen met de vloeistof in het lozingstoestel. Een dergelijke menging kan, uit bijvoorbeeld hygiënische overwegingen, ongewenst zijn. Om de kans op een dergelijke menging ten minste te verkleinen strekt het deksel zich in een uitvoeringsvorm in 25 hoofdzaak uit over beide uiteinden van de naast elkaar gelegen doorgangen van de U-vormige doorgang, waarbij het deksel ten minste ten dele op afstand van de uiteinden van de U-vormige doorgang geplaatst is voor het vormen van een stromingsdoorgang van het lozingstoestel via een omlopende 30 rand van het deksel naar de U-vormige doorgang.
Een verdere verkleining van de kans op menging kan verkregen worden met een verdere uitvoeringsvorm waarbij het deksel plaatsbaar is in een open stand en een gesloten stand, waarbij het deksel in de gesloten stand de 35 doorgang van vloeistof langs de omlopende rand van het deksel naar de U-vormige doorgang in hoofdzaak blokkeert, en waarbij het deksel ten minste één doorgaande opening 1030785 6 omvat voor het vormen van een stromingsdoorgang hierdoor naar de U-vormige doorgang. Via deze doorgaande opening blijft de werking van de overloopleiding met een overloop-buis die een eerste en tweede doorgang omvat, gehandhaafd 5 In een uitvoeringsvorm omvat althans de ingang van het afvoerkanaal een goot met een bodemwand en opstaande langszijwanden, waarbij de uitgang bij voorkeur in één van de opstaande langszij wanden gelegen is. In een uitvoeringsvorm is de stankafsluiter in hoofdzaak in de 10 goot geplaatst, bij voorkeur tussen de opstaande langszij wanden. In een uitvoeringsvorm strekt de goot zich aan weerszijden van de stankafsluiter uit.
In een verdere uitvoeringsvorm omvat de stankafsluiter een vanaf de bodemwand opstaande eerste 15 rand, een deksel dat boven de eerste rand geplaatst is en voorzien is van een in de richting van de bodemwand uitstrekkende tweede rand, waarbij de tweede rand over de eerste rand heen grijpt aan een van de uitgang af gekeerde zijde van de eerste rand, en doorstroomopeningen voor de 20 vloeistof tussen de eerste rand en het deksel, de eerste rand en de tweede rand, en de tweede rand en de bodemwand.
In een uitvoeringsvorm is het aftakpunt in de goot geplaatst aan een van de uitgang afgekeerde zijde van de eerste rand, en is het aansluitpunt in de goot geplaatst 25 aan een naar de uitgang gekeerde zijde van de eerste rand. In een uitvoeringsvorm is het aftakpunt in de bodemwand of in een langszijwand, bij voorkeur nabij de bodemwand, van de goot geplaatst. In een uitvoeringsvorm is het aansluitpunt in de bodemwand of in een langszij wand van de 30 goot geplaatst.
In een uitvoeringsvorm ligt de afsluiter in de gesloten stand aan tegen de eerste rand, bij voorkeur tegen een van de bodem af reikend uiteinde hiervan.
In een uitvoeringsvorm omvat de goot verder een 35 afdekmiddel voorzien van instroomopeningen voor de vloeistof voor het ten minste ten dele afdekken van de goot.
1030785 4 7
In een uitvoeringsvorm is de stankafsluiter losneembaar in de afvoer geplaatst. In een uitvoeringsvorm is het afvoersamenstel gevormd als een afvoerhuis dat voorzien is van een overloopinrichting, waarbij de 5 losneembare stankafsluiter in het afvoerhuis plaatsbaar is. In een uitvoeringsvorm is het afvoerhuis voorzien van een afsluiter die, eventueel is samenwerking met de losneembare stankafsluiter, in bedrijf het afvoeren van vloeistof via het afvoerkanaal ten minste ten dele kan blokkeren. In een 10 verdere uitvoeringsvorm is de losneembare stankafsluiter als één geheel gevormd is.
Volgens een verder aspect voorziet de uitvinding in een lozingstoestel voorzien van een afvoeropening, zoals een gootsteen, wastafel, douche-bak, bad, bidet of 15 dergelijke, waarbij het lozingstoestel een afvoersamenstel zoals hiervoor omschreven omvat.
In een uitvoeringsvorm is de overloopbuis ten minste ten dele in een wand van het lozingstoestel geplaatst.
2 0 In een uitvoeringsvorm is de overloopbuis ten minste ten dele tegen een wand van het lozingstoestel geplaatst, bij voorkeur tegen een van het lozingstoestel afgekeerde zijde hiervan.
De in deze beschrijving en conclusies van de 25 aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten, zoals een stankafsluiter met een beweegbaar deksel, een stankafsluiter met een hierin 30 geplaatste afsluiter voor de afvoer, een afvoergoot met een overloopinrichting, een afvoerhuis met overloopinrichting met een hierin geplaatste losneembare stankafsluiter, en andere aspecten, kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder 35 voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.
1030785 * 8
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een aantal in de bij gevoegde tekeningen weergegeven 5 voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in:
Figuur 1 een dwarsdoorsnede-aanzicht van een eerste voorbeelduitvoeringsvorm van een afvoerinrichting volgens de uitvinding, die aangesloten is op een afvoeropening van een lozingstoestel; 10 Figuur 2 een dwarsdoorsnede-aanzicht van een tweede voorbeelduitvoeringsvorm van een afvoerinrichting volgens de uitvinding aangesloten aan een afvoeropening van een lozingstoestel, waarbij een overloopleiding in de wand van het lozingstoestel aangebracht is; 15 Figuur 3 een derde voorbeelduitvoeringsvorm van een derde voorbeelduitvoeringsvorm van een afvoerinrichting volgens de uitvinding, waarbij de overloopinrichting voorzien is van een beluchtingsventiel;
Figuur 4A een dwarsdoorsnede-aanzicht van een vierde 20 voorbeelduitvoeringsvorm van een afvoerinrichting volgens de uitvinding;
Figuur 4B een bovenaanzicht van het deksel van de afvoerinrichting van figuur 4A;
Figuren 5A en 5B, respectievelijk een dwarsdoorsnede-25 aanzicht en een bovenaanzicht van een voorbeeld uitvoeringsvorm van een gootvormige afvoerinrichting volgens de uitvinding;
Figuren 6A en 6B, respectievelijk een dwarsdoorsnede-aanzicht van een houder voor aansluiting aan een 30 afvoeropening van een lozingstoestel, waarbij de houder voorzien is van een losneembare stankafsluiter die als één geheel in de houder plaatsbaar is;
Figuren 7A, 7B en 7C, verschillende dwarsdoorsnede-aanzichten van een als één geheel gevormde stankafsluiter 35 voor plaatsing in bijvoorbeeld een houder volgens figuur 6; en 1030785 9
Figuur 8 een dwarsdoorsnede-aanzicht van een verdere voorbeelduitvoeringsvorm van een afvoerinrichting volgens de uitvinding.
5 GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
Figuur 1 toont een aanzicht in doorsnede van een lozingstoestel 1, zoals bijvoorbeeld een gootsteen, wastafel, douchebak, bad, bidet of dergelijke, dat 10 voorzien is van een afvoeropening 2. De voorbeelduitvoeringsvorm van het lozingstoestel 1 zoals getoond in figuur 1, is tevens voorzien van een overloopopening 3 die met zijn positie ten opzichte van het lozingstoestel 1 een overloopniveau 4 bepaalt.
15 Op de afvoeropening 2 van het lozingstoestel 1 is een afvoersamenstel 10 aangesloten. Het a.fvoersamenstel 10 omvat een afvoerkanaal 11 met een ingang 12 voor aansluiting op de afvoeropening 2, en een uitgang 13 voor aansluiting op een aansluitleiding (niet getoond). Tussen 2 0 de ingang 12 en de uitgang 13 is een stankafsluiter 14 geplaatst die, indien gevuld moet vloeistof, een gasdichte afsluiting vormt van het afvoerkanaal 11. De stankafsluiter 14 wordt gevormd door een U-vormige doorgang die in hoofdzaak rondom een recht kanaaldeel 15 geplaatst is, 25 welk recht kanaaldeel 15 aansluit aan de uitgang 13 van de afvoer 10. Het bovenstroomse uiteinde 16 van het rechte kanaaldeel 15 vormt een overloop voor de stankafsluiter 14 en bepaalt mede met zijn positie de maximale hoogte h van de waterkolom in de stankafsluiter. De naast elkaar 30 gelegen doorgangen 141, 142 van de U-vormige doorgang, zijn van elkaar gescheiden door een in hoofdzaak rondlopende wand 17, die aan de bovenzijde voorzien van een afsluitend deksel 18. Het deksel 18 is ten minste ten dele op afstand van het uiteinde 16 van het rechte 35 kanaaldeel 15 geplaatst voor het vormen van een stromingsdoorgang van de stankafsluiter 14 naar het rechte kanaaldeel 15. In deze voorbeelduitvoeringsvorm is de 1030785 10 rondlopende wand 17 en het deksel 18 als één geheel gevormd, waarbij het geheel in hoofdzaak in verticale richting (langs pijl A) beweegbaar geplaatst is. Het geheel 17, 18 is plaatsbaar in een eerste stand (zoals 5 getoond in figuur 1) waarbij het deksel 18 zodanig ten opzichte van de afvoeropening 2 geplaatst is, dat afvoer-openingen 21 voor het af voeren van vloeistof uit het afvoersamenstel 1, gevormd zijn. Het deksel 18 is verder voorzien van een handgreep 181 welke bedienbaar is om het 10 deksel 18 te verplaatsen. Vanuit de eerste stand kan het deksel 18 naar beneden gedrukt worden in een tweede stand, waarbij het deksel 18 aanligt tegen de opening 2 van het afvoersamenstel 1, voor het in hoofdzaak afsluiten van de doorgangen 21. Indien het deksel 18 in deze tweede stand 15 geplaatst is, kan het afvoersamenstel 1 gevuld worden met vloeistof, althans tot het overloopniveau 4. Indien het vloeistofniveau in het afvoersamenstel 1 het overloopniveau 4 overschrijdt, zal vloeistof via de overloop-opening 3 in een overloopinrichting van de afvoer-20 inrichting 10 stromen. Deze overloopinrichting omvat een overloopbuis 5, die zich uitstrekt tussen de overloop-opening 3 van het lozingstoestel 1 en het afvoerkanaal 11, waarbij de overloopbuis 5 aansluit in de stankafsluiter 14, nabij het keerpunt 143 van de U-vormige doorgang van 25 de stankafsluiter 14. Door de open verbinding tussen de stankafsluiter 14 en de overloopbuis 5, zal de overloopbuis 5 gevuld worden met vloeistof tot aan het overloopniveau 140 van de stankafsluiter 14, althans indien de doorgangen 21 geopend zijn. Door deze extra hoeveelheid 30 vloeistof 51 in de overloopbuis 5, is het waterslot 14 in deze voorbeelduitvoeringsvorm, ondanks een geringe hoogte van de waterkolom h, beter bestand tegen een onderdruk in de afvoerleiding of drukfluctuaties in deze afvoerleiding.
In een verdere uitvoeringsvorm kan de met name 35 verticale tak 52 van de overloopbuis 5 een groter dwarsdoorsnede-oppervlak gegeven worden, zodat in dit deel van de overloopbuis 5 een groter vloeistofvolume aanwezig 1030785 11 kan zijn voor het compenseren van een verlaging van het vloeistofniveau h in de stankafsluiter 14 door bijvoorbeeld een onderdruk in de aansluitleiding.
In de voorbeelduitvoeringsvorm van figuur l, is de 5 uitgang 13 van het afvoersamenstel 10 zwenkbaar tussen een in hoofdzaak horizontale en een in hoofdzaak verticale stand voor het aansluiten van deze uitgang 13 op respectievelijk een horizontaal geplaatste aansluitleiding of een verticaal geplaatste aansluitleiding (niet 10 getoond).
Figuur 2 toont een tweede voorbeelduitvoeringsvorm van een afvoersamenstel volgens de uitvinding. Het lozingstoestel 1, waarop het afvoersamenstel 10 aangesloten is, is bij deze uitvoeringsvorm niet voorzien 15 van een overloopopening. In deze tweede voorbeelduitvoeringsvorm, omvat de overloopbuis 5 een eerste doorgang 53 die zich uitstrekt vanaf een aftakpunt 111 van het afvoerkanaal naar een keerpunt 55, en een tweede doorgang 54 die zich uitstrekt vanaf het keerpunt 55 naar 20 een aansluitpunt 112 aan het afvoerkanaal. Het keerpunt 55 is hierbij in het vlak 4 van het overloopniveau van het lozingstoestel 1 geplaatst. Net als in de eerste voorbeelduitvoeringsvorm van figuur 1, is ook bij deze tweede voorbeelduitvoeringsvorm van figuur 2, een stank-25 afsluiter met een U-vormige doorgang rondom een recht kanaaldeel 15 geplaatst. Hierbij is het aftakpunt 111 aangesloten aan de stankafsluiter 14, zodanig dat de vloeistof vanuit de stankafsluiter in de eerste doorgang 53 stroomt totdat het vloeistofniveau in deze eerste 30 doorgang 53 in hetzelfde horizontale vlak ligt als het overstroomniveau 140 van de stankafsluiter. De tweede doorgang 54 is met zijn aansluitpunt 112 verbonden met het rechte kanaaldeel 15. In stromingsrichting door het afvoerkanaal van het afvoersamenstel 10 beschouwd, ligt 35 het aansluitpunt 112 stroomafwaarts van het aftakpunt lil.
Tussen het aftakpunt 111 en het aansluitpunt 112, is een afsluiter 19 geplaatst welke plaatsbaar is in een open 1030785 12 stand en een gesloten. Indien de afsluiter in de gesloten stand geplaatst is, wordt de afvoer van vloeistof via het afvoerkanaal in hoofdzaak geblokkeerd. In de voorbeeld-uitvoeringsvorm van figuur 2, is de afsluiter 19 in het 5 rechte kanaaldeel 15 geplaatst, aan stroomopwaartse zijde van het aansluitpunt 112. In tegenstelling tot de voorbeelduitvoeringsvorm van figuur 1, is het deksel 18 van de voorbeelduitvoeringsvorm van figuur 2 in hoofdzaak vast gemonteerd, zodat de afvoeropeningen 21 ten alle 10 tijden open blijven voor de vloeistof van het lozingstoestel 1.
Indien de afsluiter 19 in de gesloten stand geplaatst wordt, waarbij de afsluiter tegen de aanligvlakken 191 aanligt, zal zich de stromingsdoorgang boven deze 15 afsluiter 19 bij het vullen van het lozingstoestel 1, geleidelijk vullen. Indien de vloeistofspiegel in het lozingstoestel 1 stijgt, zal ook het vloeistofniveau in de eerste doorgang 53 evenredig mee stijgen, totdat het vloeistofniveau in het lozingstoestel 1 het overloopniveau 2 0 4 bereikt. Op dat moment kan water dat aan het lozingstoestel 1 verder wordt toegevoerd, ervoor zorgen dat de vloeistof spiegel in de eerste doorgang 53 van de overloopbuis 5 bij het keerpunt 55 overstroomt naar de tweede doorgang 54, via deze tweede doorgang 54 naar het 25 aansluitpunt 112 en via de uitgang 13 naar een aansluitleiding (niet getoond) afgevoerd worden.
In de voorbeelduitvoeringsvorm zoals getoond in figuur 2, is de overloopbuis ten minste ten dele in de wand van het lozingstoestel 1 geplaatst. Bijvoorbeeld kan 30 een eerste doorgang 53, het keerpunt 55 en een tweede doorgang 54 ten minste ten dele voorgevormd zijn in de wand van het lozingstoestel 1, waarop, de verdere eerste en tweede doorgang respectievelijk aansluitbaar zijn tijdens het aanbrengen van het afvoersamenstel 10 op de 35 afvoeropening 2 van het lozingstoestel 1.
De afsluiter 19 kan bijvoorbeeld door middel van waste-inrichting bedienbaar zijn.
1030785 13
Figuur 3 toont een derde voorbeelduitvoeringsvorm van een lozingstoestel 1 voorzien van een afvoersamenstel 10 volgens de uitvinding. In hoofdlijnen is deze derde voorbeelduitvoeringsvorm vergelijkbaar met de tweede 5 voorbeelduitvoeringsvorm zoals getoond in figuur 2. In deze uitvoering is echter de uitgang 13 van het afvoersamenstel 10 zijwaarts uitgevoerd. Daarnaast is de afsluiter 19 zodanig in het afvoerkanaal geplaatst, dat deze in gesloten toestand aansluit op de randen 16 van de 10 stroomafwaartse tak 142 van de stankafsluiter. Hierdoor zijn in het kanaal stroomafwaarts van de stankafsluiter 14 geen aanligvlakken 191 nodig. Ook in deze voorbeelduitvoeringsvorm kan de afsluiter 19 gekoppeld zijn aan een waste-inrichting voor het bedienen van de afsluiter 19 15 naar de geopende of gesloten stand hiervan.
In deze derde voorbeelduitvoeringsvorm zoals getoond in figuur 3, is de overloopbuis aan de buitenzijde van het lozingstoestel 1 geplaatst. Tevens is de overloopbuis bij het keerpunt 55 voorzien van een beluchtingsventiel 56. 20 Dit beluchtingsventiel 56 is via de tweede doorgang 54 en het aansluitpunt 112 verbonden met de uitgang 13 en de aansluitleiding (niet getoond). Indien in de rioolleiding een onderdruk optreedt, zal deze onderdruk ervoor kunnen zorgen dat lucht via het beluchtingsventiel 56 aangezogen 2 5 wordt naar de rioolleiding om de onderdruk ten minste ten dele op te heffen. Het beluchtingsventiel 56 is een éénrichtingsventiel, dat wil zeggen dat alleen lucht van de omgeving in de overloopbuis kan stromen, en dat het ventiel een doorgang van lucht vanuit de overloopbuis naar 30 de omgeving blokkeert. Aldus heeft deze voorkeursuitvoeringsvorm, behalve het extra volume water in de eerste doorgang 53 van de overloopbuis, tevens een beluchtingsventiel 56 om drukschommelingen in de rioolleiding effectief op te vangen.
35 Figuur 4A toont een dwarsdoorsnede-aanzicht van een vierde voorbeelduitvoeringsvorm van een afvoersamenstel volgens de uitvinding. Ook dit afvoersamenstel is voorzien 1030785 14 van een beweegbaar deksel 18 dat plaatsbaar is in een eerste stand waarbij afvoeropeningen 21 gevormd zijn tussen het deksel 18 en de bodemwand van het lozingstoestel 1, en een tweede stand waarbij het deksel 5 18 in verticale richting (langs de pijl A) neerwaarts bewogen wordt zodat de omlopende randen van het deksel 18 de afvoeropeningen 21 in hoofdzaak afsluiten. Voor de bediening is het deksel 18 voorzien van een handgreep 181, waarmee het deksel in de richting A verplaatsbaar is.
10 De eerste en tweede positie van het deksel 18 worden bepaald door een kliksluiting die in het afvoersamenstel opgenomen is. Hiertoe is het deksel 18 voorzien van een centrale spil 183, die beweegbaar geplaatst is in een spilhuis 194. Het spilhuis 194 is voorzien van een 15 sluitmechanisme dat aangrijpt op de spil 183. Hiertoe is de spil 183 voorzien van onderling op afstand geplaatste aangrijpmiddelen 192, 193 (bijvoorbeeld in de vorm van uitsparingen) waarop het sluitmechanisme kan aangrijpen voor het vasthouden van het dekselsamenstel 18 in de 20 eerste toestand, waarbij de uitsparing 192 aangegrepen wordt door het sluitmechanisme, of een tweede toestand, waarbij de uitsparing 193 aangegrepen wordt door het sluitmechanisme, zoals getoond in figuur 4.
In gesloten toestand, zijn de afvoeropeningen 21 25 afgesloten. Echter het deksel 18 is voorzien van een doorgaande opening 192 waarmee de vloeistof in het lozingstoestel 1 nog steeds naar het afvoersamenstel kan stromen. Het deksel 18 is in deze voorbeelduitvoeringsvorm dus geen afsluiter voor het afvoerkanaal. Voor het 3 0 afsluiten van het afvoerkanaal is een afsluiter 19 aangebracht. In deze voorbeelduitvoeringsvorm is de afsluiter 19 vast verbonden met de spil 183, en is bij de bediening van het dekselsamenstel 18 mee beweegbaar. Bij het verplaatsen van het dekselsamenstel 18 naar de 35 gesloten stand van de afvoeropeningen 21 (waarbij dus de uitsparing 192 aangegrepen wordt door het sluitmechanisme) zal de afsluiter 19, althans zijn omlopende rand, 1030785 15 aanliggen tegen de benedenstroomse randen 16 van de stankafsluiter 14. Aldus kan het afvoerkanaal ter plaatse van deze benedenstroomse randen 16 van de stankafsluiter 14 afgesloten worden.
5 In de gesloten toestand, kan via de doorgaande opening 182 in het deksel 18, nog steeds vloeistof toestromen naar de stankafsluiter 14. Net als in de vorige voorbeelduitvoeringsvormen zoals getoond in de figuren 2 en 3 is in de stankafsluiter een aftakpunt 111 geplaatst 10 waaraan een eerste doorgang 53 van een overloopbuis aangesloten is. De retourleiding 54 van deze overloopbuis is aangesloten op een aansluitpunt 112 dat stroomafwaarts van de afsluiter 19 geplaatst is en aansluit op de uitgang 13. In gesloten toestand is de doorgang van vloeistof via 15 de doorgaande opening 182 sterk beperkt, waardoor een menging van vloeistof in het lozingstoestel 1 met de vloeistof in de stankafsluiter 14 in hoge mate wordt tegengegaan.
Figuur 5A toont een dwarsdoorsnede-aanzicht van een 20 afvoersamenstel waarbij de ingang van het afvoerkanaal een goot 120 omvat welke goot 12 0 gevormd wordt door een bodemwand 121 en opstaande langszijwanden 122, 123. De inrichting zoals getoond in figuur 5A, en in bovenaanzicht in figuur 5B, is qua opbouw vergelijkbaar met de 25 inrichting zoals getoond in figuur 3. In één van de opstaande langszijwanden 122, is een uitgang 13 aangebracht welke uitgang 13 voorzien is van een aansluitmof voor het hierop aansluiten van een aansluitleiding (niet getoond). De langszijwanden 122, 123 30 zijn aan hun van de bodemwand 121 afgekeerde zijde voorzien van een uitstekende rand 124, 125 voor aansluiting van de goot 120 aan het lozingstoestel.
In de goot 120 is een stankafsluiter geplaatst. In het dwarsdoorsnede-aanzicht van deze stankafsluiter, zoals 35 getoond in figuur 5A is de uitgang 13 binnen de stankafsluiter 14 geplaatst. De stankafsluiter omvat een tweetal vanaf de bodemwand 121 opstaande eerste randen 1030785 16 143, 144 die zich over de gehele breedte van de goot 120 tussen de opstaande langszijwanden 123, 122 uitstrekken.
Daarnaast is de afvoerinrichting voorzien van een deksel 18 welke een tweetal in de richting van de bodemwand 121 5 uitstrekkende tweede randen 145, 146 omvat die over de eerste randen 143, 144 heen grijpen zodat, indien de goot 120 gevuld is met water, een waterslot verkregen wordt, indien het waterniveau hoger stijgt dan de naar de bodemwand 121 gekeerde uiteinden van de tweede randen 145, 10 146. Indien verder water toegevoerd wordt aan de goot 120, zal het waterniveau in de goot 120 verder stijgen totdat het waterniveau de van de bodemwand 121 afgekeerde uiteinden van de eerste randen 143, 144 bereikt. Indien verder water toegevoerd wordt, kan dit water over de 15 randen 143, 144 heen stromen en via de uitgang 13 afgevoerd worden naar de afvoerleiding (niet getoond).
Voor het afsluiten van het afvoerkanaal is een afsluiter 19 aangebracht. In deze voorbeelduitvoeringsvorm is de afsluiter 19 gekoppeld aan een bedieningsstang van 20 een bekende waste-inrichting. In de gesloten toestand, zoals getoond in figuur 5A zal de afsluiter 19, althans zijn omlopende rand, aanliggen tegen de van de bodemwand 121 afgekeerde uiteinden van de eerste randen 143, 144.
Verder is het afvoersamenstel voorzien van een 25 overloopbuis met een eerste doorgang 53 die zich uitstrekt vanaf een aftakpunt 111 naar een keerpunt 55, en een tweede doorgang 54 die zich uitstrekt vanaf het keerpunt 55 naar een aansluitpunt 112. Het keerpunt 55 is hierbij in het vlak 4 van het overloopniveau van het lozings-3 0 toestel 1 plaatsbaar. Tevens is de overloopbuis bij het keerpunt 55 voorzien van een beluchtingsventiel 56. Het aftakpunt 111 is hierbij in een zijwand 122, 123 of bodemwand 121 van de goot 12 0 geplaatst, althans aan een van de uitgang 13 afgekeerde zijde van de eerste randen 35 143, 144. Bij voorkeur is het aftakpunt 111 onder in de goot geplaatst, nabij of in de bodemwand 121, zodat het aftakpunt afgesloten wordt indien vloeistof in de goot 120 1030785 17 staat. Het aansluitpunt 120 is hierbij aan een benedenstroomse zijde van de afsluiter 19, in een zijwand 122, 123 of bodemwand 121 van de goot 120 geplaatst, althans aan een naar de uitgang 13 gekeerde zijde van de 5 eerste randen 143, 144. In een alternatieve uitvoering kan het aansluitpunt 120 ook geplaatst zijn op de aansluitmof van de uitgang 13 of op de aansluitleiding (niet getoond).
Figuren 6A en 6B tonen een zesde voorbeeld-uitvoeringsvorm van een afvoer 60 volgens de uitvinding. 10 De af voer 60 omvat een vergaarbak met een bodemwand 61 en opstaande langszijwanden 63 en kopse wanden 62. De vergaarbak 60 is aan een van zijn langszijwanden 63 voorzien van een afvoerbuis 66 die de uitgang 13 van de afvoer 60 vormt. Op deze uitgang 13 kan een verdere 15 aansluitleiding (niet getoond) aangesloten worden. De vergaarbak is aan de bovenzijde open en deze bovenzijde kan geplaatst worden in aansluiting op een afvoeropening van een afvoertoestel 1. De vergaarbak van de afvoer 60 is in deze voorbeelduitvoeringsvorm voorzien van een deksel 20 64 dat losneembaar op de vergaarbak geplaatst is, waarbij het deksel 64 voorzien is van doorgaande openingen 65 voor het vormen van afvoeropeningen 21 voor het af voeren van vloeistof vanuit het afvoertoestel 1 naar de aansluitleiding, via de afvoer 60.
25 In de afvoer 60 is een losneembare stank afsluiter 70 geplaatst, welke stankafsluiter 70 meer in het detail getoond is in figuur 7. Deze losneembare stankafsluiter 70 zal hieronder meer in detail beschreven worden onder verwijzing naar figuur 7.
30 De stankaansluiter 70 zoals getoond in figuren 7A-C is een als één geheel gevormde kunststoffen doos met een bodemwand 71, een bovenwand 73, opstaande langs-zijwanden 76 en kopse langszijwanden 72. De bodemwand 71 is met de bovenwand 73 verbonden via de langszijwanden 76. 35 De kopse opstaande wanden 72 zijn aan een naar de bodemwand 71 gekeerde zijde voorzien van inlaatopeningen 701 waarlangs vloeistof vanaf de vergaarbak in de 1030785 18 stankafsluiter 70 kan stromen. De bodemwand 71 is voorzien van een tweetal opstaande keerwanden 74 die zich vanaf de bodemwand 71 in de richting van de bovenwand 73 uitstrekken. De hoogte van deze keerwanden 74 is zodanig, 5 dat tussen deze keerwanden 74 en de bovenwand 73 een stromingsdoorgang 741 gevormd wordt. De hoogte van deze keerwanden 74 bepaalt het overloopniveau 140 van de stankafsluiter 70. Indien het vloeistofniveau boven dit overloopniveau 140 stijgt, zal het water over de 10 keerwanden 74 overlopen naar de afvoeropening 75 van de stankafsluiter 70. De afvoeropening 75 van de stankafsluiter 70 is in aansluiting op de uitgang 13 van de afvoer 60 plaatsbaar waarbij de afvoeropening 75 voorzien is van een omlopende flens 751 die is aangebracht 15 en eventueel voorzien is van afdichtmiddelen, voor het verkrijgen van een afdichtende aansluiting tussen de afvoeropening 75 van de stankafsluiter 70 en de uitgang 13 van de afvoerinrichting 60. Bij voorkeur ligt deze afdichtende flens 751 aan tegen de langszijwand 63, 20 althans nabij, en bij voorkeur rondom de uitgang 13 van de afvoer 60. In een verdere eenvoudige voorbeeld-uitvoeringsvorm is de gehele stankafsluiter 70 vervaardigd van een flexibel en/of elastisch materiaal,, zoals rubber, voor het verkrijgen van een adequate afdichting tussen de 25 afvoeropening 75 van de stankafsluiter en afvoerbuis 66 van de afvoer 60. Bij voorkeur is de breedte van deze flexibele en/of elastische stankafsluiter 70 zodanig gekozen dat deze bij plaatsing in de afvoer 60, tussen de langszijwanden 63 van de afvoer 60 geklemd wordt en ten 30 minste ten dele tegen deze langszijwanden 63 afdicht.
Zoals getoond in figuur 6A, is de stankafsluiter 70 in dit voorbeeld in hoofdzaak centraal geplaatst in de vergaarbak van de afvoer 60. Eventueel zijn de langszij wanden 63 van de vergaarbak van de afvoer 60 aan 35 hun binnenzijde voorzien van naar binnen stekende randen 67 voor het geleiden en/of positioneren van de stankafsluiter 70 in de vergaarbak van de afvoer 60. Indien het 1030785 19 deksel 64 van de afvoer 60 weggenomen is, kan de stankafsluiter 70 via de opening die ontstaan is door het wegnemen van het deksel 64, uit de vergaarbak van de afvoer 60 verwijderd worden voor bijvoorbeeld reiniging 5 hiervan. Via diezelfde opening kan de gereinigde stankafsluiter 70 of een vervangende stankafsluiter 70 in de afvoer 60 geplaatst worden voor het vormen van een waterslot tussen de ingangen 21 en de uitgang 13 van de afvoer 60.
10 De vergaarbak van de afvoer 60 is verder voorzien van een overloopbuis met een eerste doorgang 53 die zich uitstrekt vanaf een aftakpunt 111 naar een keerpunt 55, en een tweede doorgang 54 die zich uitstrekt vanaf het keerpunt 55 naar een aansluitpunt 112. Net als 15 in de voorbeelduitvoeringsvormen die hierboven beschreven zijn, is het keerpunt 55 in het vlak van het overloopniveau van het lozingstoestel 1 geplaatst. Het aftakpunt 111 is hierbij in een zijwand, bijvoorbeeld langszijwand 63, geplaatst zodanig dat het aftakpunt 111 20 ook toegankelijk is voor de vloeistof die via de openingen 21 in de afvoer stroomt, als de stankafsluiter 70 in de vergaarbak van de afvoer 60 geplaatst is. Het aftakpunt 111 kan echter ook in de kopse zijwand 62 of zelfs in de bodemwand 61 geplaatst zijn. Bij voorkeur is het aftakpunt 25 111 nabij de bodemwand 61 aangebracht, zodat het aftakpunt 111 door de vloeistof in de stankafsluiter afgesloten zal worden.
Het aansluitpunt 120 is aan benedenstroomse zijde van de stankafsluiter 70 geplaatst, en wel zodanig dat deze 30 niet interfereert met het losnemen uit en terugplaatsen van een stankafsluiter 70 in de vergaarbak van de af voer 60. In deze voorbeelduitvoeringsvorm is het aansluitpunt 112 aangesloten op de uitgang 13, en in het bijzonder op de afvoerbuis 66.
35 Voor het afsluiten van de afvoer 60 is in de vergaarbak van de afvoer 60 tenminste één afsluiter 19 geplaatst voor het afsluiten van de toevoeropeningen 701 1030785 20 van de stankafsluiter 70. In de voorbeelduitvoeringsvorm zoals getoond in figuur 6, zijn een tweetal afsluiters 19, aan weerszijde van de stankafsluiter 70, aangebracht.
In een eerste uitvoeringsvorm is de afsluiter 19 5 verschuifbaar langs de pijl A in de vergaarbak geplaatst zodat de afsluiter 19 op en neer schuifbaar is in een bovenste geopende stand waarbij de vloeistof via de toevoeropeningen 701 in de stankafsluiter 70 kan stromen, naar een gesloten benedentoestand (zoals getoond in de 10 rechter helft van figuur 6A) waarbij de toevoeropening 701 van de stankafsluiter 70 gesloten is. In deze toestand is enkel de overloopbuis toegankelijk voor het afvoeren van vloeistof uit het afvoersamenstel 1 indien het vloeistofniveau in dit afvoersamenstel 1 boven het niveau 15 van het keerpunt 55 van de overloopbuis stijgt.
In een alternatieve uitvoeringsvorm kan de afsluiter 19 ook zwenkbaar aangebracht zijn in de vergaarbak van de afvoer 60, waarbij de afsluiter 19 zwenkbaar is in de richting van de pijl A' tussen een 20 geopende toestand waarbij de afsluiter in hoofdzaak aanligt tegen de bodemwand 61 en/of tegen de kopse zijwand 62 van de afvoer 60, naar een in hoofdzaak opgerichte stand (zoals getoond in de linker helft van figuur 6A) voor het afsluiten van de toevoeropening 701 van de 25 stankafsluiter 70.
De hierboven beschreven en in figuur 6A schematisch getoonde uitvoeringsvormen van de afsluiter 19, zijn slechts enkele voorbeelden. Het is voordelig indien de afsluiter 19 en het mechanisme om deze te 30 bedienen niet interfereert met een losneembaarheid van de stankafsluiter 70. Dat wil zeggen dat bij voorkeur de afsluiter 19 niet in of aan de stankafsluiter 70 geplaatst is, zodat de stankafsluiter 70 eenvoudig van vorm kan blijven en eenvoudig uitgewisseld kan worden. Tevens is 35 van belang dat de afsluiter 19 gelegen is, althans in stromingsrichting van een afvoeren van vloeistof beschouwd, tussen het aftakpunt 111 en het aansluitpunt 1030785 21 112, zoals in de hierboven beschreven voorbeeld-uitvoeringsvormen het geval is.
Een verdere voorbeelduitvoeringsvorm, die sterk lijkt op de voorbeelduitvoeringsvorm zoals getoond in 5 figuur 4, is getoond in figuur 8. Net zoals de voorbeelduitvoeringsvorm van figuur 4, is een aansluitnippel 59 voor een overloopleiding geplaatst in aansluiting aan de stankafsluiter 14 en is de aansluiting van deze aansluitnippel 59 afsluitbaar door de stankafsluiter 14. 10 De voorbeelduitvoeringsvorm volgens figuur 8, is verder voorzien .van een tweede stankafsluiter 57, die geplaatst is tussen een verdere aansluitnippel 58 en de uitgang 13.
Enerzijds kan op de eerste aansluitnippel 59 een overloopbuis 5, zoals getoond in figuur 1, aangesloten 15 worden, en is de tweede aansluitnippel 58 beschikbaar voor het aansluiten van een verder lozingstoestel, zoals bijvoorbeeld een vaatwasser of een wasautomaat. In bedrijf zorgt de vloeistof in de stankafsluiter 57, met overloopniveau 141, dat een in hoofdzaak gasdichte 20 afsluiting verkregen wordt zodat geen rioollucht via het verdere lozingstoestel kan ontsnappen.
Anderzijds kan op de eerste aansluitnippel 59 een eerste doorgang 53 van een overloopbuis 5 en op de tweede aansluitnippel 58 een tweede doorgang 54 van de 25 overloopbuis 5, zoals getoond in figuur 2, aangesloten worden. Doordat de tweede doorgang 54 van de overloopbuis 5 via de stankafsluiter 57 verbonden is met de uitgang 13, kan op deze tweede doorgang 54 dan een afvoerleiding van een verder lozingstoestel, zoals bijvoorbeeld een 30 vaatwasser of een wasautomaat, aangesloten zijn.
Hierbij zij opgemerkt dat de hierboven beschreven voorbeelduitvoeringsvormen van de uitvinding bedoeld zijn als illustratie van de uitvinding en niet om de uitvinding te beperken.
35 Zo kan de losneembare stankafsluiter 70 zoals getoond in figuur 7 ook op voordelige wijze toegepast worden in een afvoergoot zoals getoond in figuur 5 en 1030785 22 hierboven omschreven, of zelfs in een afvoergoot zonder overloopinrichting waarbij de losneembare stankafsluiter 70, bij voorkeur vervaardigd van een flexibel en/of elastisch materiaal, tussen de opstaande zijwanden van de 5 goot geplaatst is zodat de afvoeropening 75 van de stankafsluiter 70 in aansluiting op een afvoeropening van de goot geplaatst is. In verschillende uitvoeringen kunnen deze afvoeropeningen of in een zijwand, of in de bodemwand van de stankafsluiter en de goot geplaatst zijn.
1030785
Claims (32)
1. Afvoersamenstel voor een lozingstoestel voorzien van een afvoeropening, zoals een gootsteen, wastafel, douchebak, bad, bidet of dergelijke, waarbij het afvoersamenstel een afvoerkanaal omvat met een ingang voor 5 aansluiting op de afvoeropening en een uitgang voor aansluiting op een aansluitleiding, waarbij tussen de ingang en de uitgang een stankafsluiter en een overloop-inrichting geplaatst zijn, waarbij de overloopinrichting een overloopbuis omvat met een doorgang die zich uitstrekt 10 tussen een overloopniveau van het lozingstoestel en het afvoerkanaal, waarbij de overloopbuis aansluit in de stankafsluiter en door de stankafsluiter gasdicht afsluitbaar is.
2. Afvoersamenstel volgens conclusie 1, waarbij 15 de overloopbuis een eerste doorgang omvat die zich uitstrekt vanaf een aftakpunt van het afvoerkanaal naar een keerpunt en een tweede doorgang omvat die zich uitstrekt vanaf het keerpunt naar een stroomafwaarts van het aftakpunt gelegen aansluitpunt aan het afvoerkanaal of de 20 aansluit leiding, waarbij het keerpunt in het vlak van een overloopniveau van het lozingstoestel plaatsbaar is, waarbij ten minste één van het aftakpunt en aansluitpunt geplaatst is in de stankafsluiter en door de stankafsluiter gasdicht afsluitbaar is.
3. Afvoersamenstel volgens conclusie 2, waarbij tussen het aftakpunt en aansluitpunt een afsluiter geplaatst is, waarbij de afsluiter plaatsbaar is in een open stand en een gesloten stand, waarbij de afsluiter in de gesloten stand de afvoer van vloeistof via het 30 afvoerkanaal in hoofdzaak blokkeert.
4. Afvoersamenstel volgens conclusie 2 of 3, waarbij de stankafsluiter een waterslot omvat dat, indien gevuld met vloeistof, een gasdichte afsluiting vormt voor het afvoerkanaal en het in de stankafsluiter geplaatste ten 1030785 minste één van het aftakpunt en aansluitpunt.
5. Afvoersamenstel volgens conclusie 2, 3 of 4, waarbij het aftakpunt geplaatst is in de stankafsluiter en waarbij het aansluitpunt aan een benedenstroomse zijde, 5 buiten de stankafsluiter geplaatst is.
6. Afvoersamenstel volgens conclusie 5, waarbij de overloopbuis een beluchtingventiel omvat en waarbij het beluchtingventiel bij voorkeur nabij het keerpunt geplaatst is.
7. Afvoersamenstel volgens conclusie 5 of 6, waarbij de afsluiter tussen de stankafsluiter en de uitgang geplaatst is.
8. Afvoersamenstel volgens conclusie 4, 5, 6 of 7, waarbij de stankafsluiter een in hoofdzaak U-vormige 15 doorgang bepaald.
9. Afvoersamenstel volgens conclusie 8, waarbij het afvoerkanaal een in hoofdzaak recht kanaaldeel omvat voor aansluiting op de aansluitleiding, waarbij de U-vormige doorgang in hoofdzaak rondom het kanaaldeel 20 geplaatst is, waarbij een in hoofdzaak rondlopende wand, die de naast elkaar gelegen doorgangen van de U-vormige doorgang scheidt, een deksel omvat, waarbij het deksel boven het recht kanaaldeel geplaatst is, en waarbij het deksel ten minste ten dele op afstand van het recht 2. kanaaldeel geplaatst is voor het vormen van een stromingsdoorgang van de U-vormige doorgang naar het recht kanaaldeel.
10. Afvoersamenstel volgens conclusie 9, waarbij het aftakpunt in de U-vormige doorgang geplaatst is, bij 30 voorkeur nabij een keerpunt van de U-vormige doorgang.
11. Afvoersamenstel volgens conclusie 9 of 10, waarbij het aansluitpunt in het in hoofdzaak recht kanaaldeel geplaatst is.
12. Afvoersamenstel volgens conclusie 9, 10 of 35 11, waarbij de afsluiter geplaatst is voor het in de gesloten stand afsluiten van het recht kanaaldeel.
13. Afvoersamenstel volgens conclusie 12, waarbij 1030785 de afsluiter verbonden is met het deksel, en waarbij het deksel met afsluiter plaatsbaar is in een open stand en een gesloten stand van de afsluiter.
14. Afvoersamenstel volgens één van de conclusies 5 9-13, waarbij het deksel zich over beide uiteinden van de naast elkaar gelegen doorgangen van de U-vormige doorgang uitstrekt, en waarbij het deksel ten minste ten dele op afstand van de uiteinden van de U-vormige doorgang geplaatst is voor het vormen van een stromingsdoorgang van 10 het lozings toes tel via een omlopende rand van het deksel naar de U-vormige doorgang.
15. Afvoer volgens conclusie 14, waarbij het deksel plaatsbaar is in een open stand en een gesloten stand, waarbij het deksel in de gesloten stand de doorgang 15 van vloeistof langs de omlopende rand van het deksel naar de U-vormige doorgang in hoofdzaak blokkeert, en waarbij het deksel ten minste één doorgaande opening omvat voor het vormen van een stromingsdoorgang hierdoor naar de U-vormige doorgang. 2 0
16. Afvoer volgens één of meer der voorgaande conclusies, waarbij althans de ingang van het afvoerkanaal een goot met een bodemwand en opstaande langszijwanden omvat, waarbij de uitgang bij voorkeur in één van de opstaande langszijwanden gelegen is.
17. Afvoer volgens conclusie 16, waarbij de stankafsluiter in hoofdzaak in de goot geplaatst is, en bij voorkeur tussen de opstaande langszijwanden geplaatst is.
18. Afvoer volgens conclusie 16 of 17, waarbij de goot zich aan weerszijden van de stankafsluiter uitstrekt.
19. Afvoer volgens conclusie 16, 17 of 18, waarbij de stankafsluiter een vanaf de bodemwand opstaande eerste rand omvat, een deksel omvat, waarbij het deksel boven de 35 eerste rand geplaatst is en voorzien is van een in de richting van de bodemwand uitstrekkende tweede rand, waarbij de tweede rand over de eerste rand heen grijpt aan 1030785 een van de uitgang afgekeerde zijde van de eerste rand, en doorstroomopeningen voor de vloeistof omvat tussen de eerste rand en het deksel, de eerste rand en de tweede rand, en de tweede rand en de bodemwand.
20. Afvoer volgens conclusie 19, waarbij het aftakpunt in de goot geplaatst is aan een van de uitgang afgekeerde zijde van de eerste rand, en waarbij het aansluitpunt in de goot geplaatst is aan een naar de uitgang gekeerde zijde van de eerste rand.
21. Afvoer volgens conclusie 20, waarbij het aftakpunt in de bodemwand of in een langszi jwand, bij voorkeur nabij de bodemwand, van de goot geplaatst is.
22. Afvoer volgens conclusie 20 of 21, waarbij het aansluitpunt in de bodemwand of in een langszijwand van 15 de goot geplaatst is.
23. Afvoer volgens één of meer van de conclusies 19 - 22, waarbij de afsluiter in de gesloten stand aanligt tegen de eerste rand, bij voorkeur tegen een van de bodem af reikend uiteinde hiervan.
24. Afvoer volgens één of meer van de conclusies 16 - 23, waarbij de goot verder een afdekmiddel voorzien van instroomopeningen voor de vloeistof omvat voor het ten minste ten dele afdekken van de goot.
25. Afvoer volgens één of meer van de voorgaande 25 conclusies, waarbij de stankafsluiter losneembaar in de afvoer geplaatst is.
26. Afvoer volgens conclusie 25, waarbij de stankafsluiter als één geheel gevormd is.
27. Lozingstoestel voorzien van een afvoer- 30 opening, zoals een gootsteen, wastafel, douche-bak, bad, bidet of dergelijke, waarbij het lozingstoestel een afvoersamenstel volgens één of meer van de voorgaande conclusies omvat. 1030785
28. Lozingstoestel volgens conclusie 27, waarbij de overloopbuis ten minste ten dele in een wand van het lozingstoestel geplaatst is.
29. Lozingstoestel volgens conclusie 27, waarbij 5 de overloopbuis ten minste ten dele tegen een wand van het lozingstoestel geplaatst is, bij voorkeur tegen een van het lozingstoestel afgekeerde zijde hiervan.
30. Afvoer voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde 10 tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen.
31. Lozingstoestel voorzien van een of meer van de in de bij gevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen.
32. Werkwijze omvattend een of meer van de in de 15 bijbehorende beschrijving omschreven en/of in de bijbehorende tekeningen getoonde kenmerkende stappen. -o-o-o-o-o-o-o-o- BP/GB 1030785
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1030785A NL1030785C1 (nl) | 2005-12-27 | 2005-12-27 | Afvoer met overloop. |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1030785 | 2005-12-27 | ||
NL1030785A NL1030785C1 (nl) | 2005-12-27 | 2005-12-27 | Afvoer met overloop. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1030785C1 true NL1030785C1 (nl) | 2007-06-28 |
Family
ID=38445733
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1030785A NL1030785C1 (nl) | 2005-12-27 | 2005-12-27 | Afvoer met overloop. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL1030785C1 (nl) |
-
2005
- 2005-12-27 NL NL1030785A patent/NL1030785C1/nl not_active IP Right Cessation
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
RU2383690C2 (ru) | Водяной затвор для санитарно-технического оборудования | |
DK2759647T3 (en) | Drain | |
US20080028514A1 (en) | Upward discharge waste device for a shower tray | |
US9375659B2 (en) | Solids containment device for use within or in association with hydromechanical grease interceptor | |
NL1032117C2 (nl) | Losse afvoerklep. | |
NL1030785C1 (nl) | Afvoer met overloop. | |
KR101162029B1 (ko) | 머리카락 수거용 필터를 구비한 배수장치 | |
JP2002339448A (ja) | 悪臭が遮断できる配管連結具 | |
AU729096B2 (en) | Improved catch basin | |
KR101056506B1 (ko) | 씽크대 배수 구조 | |
JP2002201690A (ja) | 補助封水供給機構を備えたトラップ装置 | |
KR102376779B1 (ko) | 우수 및 오폐수 받이장치 | |
US1760229A (en) | Separator to clarify waste waters | |
KR100654309B1 (ko) | 하수관로의 물받이 배수트랩 | |
JP2005232936A (ja) | 排水トラップ | |
KR200320468Y1 (ko) | 우오수받이의 악취차단장치 | |
US10058798B2 (en) | Outlet well cover for an in-line grease interceptor | |
US477499A (en) | Waste-trap | |
KR200199547Y1 (ko) | 슬러지와 유류를 분리하는 장치 | |
GB2374352A (en) | Grease trap | |
KR19980058471U (ko) | 맨홀구조 | |
KR200202277Y1 (ko) | 좌변기물통용 세정액배출기 | |
NL1041702B1 (en) | Diverter device for diverting a liquid from a drain pipe, use thereof and method. | |
JP3016383U (ja) | グリス阻集器等のサイホン解除及び臭気止め装置 | |
JPH042226Y2 (nl) |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
V1 | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20110701 |