NL1029867C2

NL1029867C2 - Hulpmiddel te plaatsen in een houder, in het bijzonder een vlaggenstokhouder voor een losneembare bevestiging van een object.

Info

Publication number: NL1029867C2
Application number: NL1029867A
Authority: NL
Inventors: Marc Henri Marie Jean Tilli; Margaretha Cornelia Ti Leeuwen
Original assignee: Marc Henri Marie Jean Tilli; Margaretha Cornelia Ti Leeuwen
Priority date: 2005-09-02
Filing date: 2005-09-02
Publication date: 2007-03-05

Description

- 1 -

HULPMIDDEL TE PLAATSEN IN EEN HOUDER, IN HET BIJZONDER EEN VLAGGENSTOKHOUDER VOOR EEN LOSNEEMBARE BEVESTIGING 5 VAN EEN OBJECT

De uitvinding heeft betrekking op een hulpmiddel dat wordt geplaatst in een houder, zoals een houder waarin een vlaggenstok is te plaatsen, met het doel hieraan een of meer losneembare objecten te kunnen bevestigen, zoals bijvoorbeeld een planthanger, 10 een lantaarn of een decoratie die bij een bepaalde gelegenheid, zoals bijvoorbeeld kerst of een geboorte, hoort. Het hulpmiddel is eenvoudig in de houder te plaatsen en er weer uit te nemen zonder dat hiervoor gereedschap benodigd is, waarbij de houder dienst doet als drager van het hulpmiddel. Het hulpmiddel, dat voorziet in een of meer ophangpunten in de vorm van haken, ogen of anderszins, creëert de benodigde afstand 15 tussen het verticale vlak waarlangs het object zal komen te hangen zoals een gevel en het op te hangen object.

Tot nu toe wordt een houder die in de regel wordt gebruikt voor een vlaggenstok niet gebruikt buiten de momenten dat er gevlagd wordt met als gevolg dat deze grotendeels 20 ongebruikt aan de gevel hangt. Door gebruikmaking van onderhavige uitvinding kan dit worden voorkomen. Zo kan het hulpmiddel simpelweg in de opening van een houder worden geplaatst om er op eenvoudige wijze een object, zoals bijvoorbeeld een planthanger, een lantaarn of een (kerst)decoratie aan te hangen zonder dat hiervoor 25 gaten in een muur o.i.d. behoeven te worden gemaakt. Desgewenst is het hulpmiddel weer even eenvoudig uit te nemen en op te bergen.

Om gebruik te kunnen maken van de uitvinding is de positie waarop de houder zich bevindt van belang. De reeds gemonteerde houders kunnen zich op een positie bevinden waarbij het niet voor de hand ligt gebruik te maken van de onderhavige uitvinding. 30 Echter in de meeste gevallen hangt deze op een gunstige plaats, namelijk daar waar men graag een object, zoals bijvoorbeeld een planthanger, een lantaarn of een decoratie ophangt.

Het hulpmiddel kan in elke stijlvorm worden uitgevoerd, zoals strak vormgegeven, 35 rijkelijk geornamenteerd en dergelijke. Rekening houdend met de functie van het hulpmiddel kan het van nagenoeg elk materiaal of elke combinatie van materialen worden vervaardigd, zoals bijvoorbeeld kunststof, roestvast staal, smeedijzer, gietijzer 10 2 98 6 7_ -2- en dergelijke. Het hulpmiddel kan tegen lage kosten worden gefabriceerd, bijvoorbeeld door middel van gietwerk. Het hulpmiddel kan zijn vervaardigd uit één stuk, maar ook 5 zijn samengesteld uit een aantal onderdelen.

Het heeft de voorkeur dat het hulpmiddel wordt geplaatst in een houder die in de regel slechts wordt gebruikt voor een vlaggenstok, waarbij het hulpmiddel een basisdeel omvat dat in een opneemholte van de houder wordt geplaatst en daaraan verbonden een 10 deel dat zich dientengevolge buiten deze houder bevindt, waarbij het uitwendige deel een afstand creëert tussen het verticale vlak waarlangs het object zal komen te hangen en het op te hangen object, terwijl het hulpmiddel is voorzien van ten minste één oog-, haak- of andersvormig ophangpunt.

Eveneens heeft het de voorkeur dat het hulpmiddel opwaarts, dan wel horizontaal of 15 neerwaarts gericht is.

Verder verdient het de voorkeur dat het uitwendig deel van het hulpmiddel langgerekt van vorm is, of boogvormig, dan wel is uitgevoerd zonder vertakkingen of ten minste één vertakking.

Tevens verdient het de voorkeur dat het uitwendig deel van het hulpmiddel in lengte 20 verstelbaar is.

Aan de hand van de volgende figuren zal de uitvinding nader worden toegelicht:

Fig. 1 toont een vooraanzicht van het hulpmiddel gestoken in een houder die verticaal 25 is gemonteerd;

Fig. 2 toont een zijaanzicht van het hulpmiddel gestoken in een houder die verticaal is gemonteerd;

Fig. 3 toont een zijaanzicht van het hulpmiddel gestoken in een houder die horizontaal is gemonteerd; 30 Fig. 4 toont een isometrische projectie van het hulpmiddel gestoken in een houder die verticaal is gemonteerd;

Fig. 5a-m toont enkele varianten van het hulpmiddel.

Het hulpmiddel 1, volgens uitvinding, omvat een basisdeel 2 dat in een opneemholte 35 7 van een houder 6 wordt geplaatst, terwijl basisdeel 2 tevens is voorzien van een deel 3, dat zich dientengevolge buiten deze houder 6 bevindt. Het hulpmiddel 1 is uitgerust met ten minste één ophangpunt 4, zoals figuur 2 laat zien.

102 96 67 -3- ! De buitenafmetingen van het basisdeel 2 dienen bij voorkeur op de binnenafmetingen van de houder 6 te zijn afgestemd zodat deze enigszins passend hierin geplaatst kan I 5 worden. Dit bevordert de stabiliteit waardoor het hulpmiddel 1 niet te gemakkelijk uit de houder 6 kan geraken. Eventueel kan het hulpmiddel 1 worden voorzien van een mogelijkheid tot vergrendeling aan de houder 6. Het basisdeel 2 van het hulpmiddel 1 dient bij voorkeur zonder krachtsinspanning in de opneemholte 7 van houder 6 geplaatst en uitgenomen te kunnen worden. Bij voorkeur dient het in de houder 6 10 geplaatste hulpmiddel 1 voldoende bewegingsruimte te hebben om het om zijn lengteas te kunnen draaien teneinde het ophangpunt 4 in de gewenste positie te kunnen brengen. Het basisdeel 2 wordt bij voorkeur niet schuin beëindigd, zodat deze niet-schuine beëindiging 5 het hulpmiddel 1 geschikt maakt voor plaatsing zowel in een verticaal gemonteerde houder als in een horizontaal gemonteerde houder, zoals wordt 15 getoond in figuur 2,3 en 4.

Het uitwendige deel 3 dat een opwaarts, neerwaarts of horizontaal gericht element kan zijn, bewerkstelligt dat een afstand wordt verkregen tussen het verticale vlak waarlangs het object zal komen te hangen en het op te hangen object. Indien geen afstand gewenst 20 is tussen het verticale vlak en het object, bijvoorbeeld bij de ophanging van een naar voren gericht object zoals een kerstkrans, kan het hulpmiddel 1 zijn uitgevoerd met een tot een minimum gereduceerde lengte van het uitwendige deel 3 waardoor het ophangpunt 4 dichtbij de gevel komt, zoals figuur 5d laat zien.

25 Eventueel kan het hulpmiddel 1, in een uitvoeringsvariant, worden uitgevoerd met een uitschuifbaar systeem waardoor het ophangpunt 4 door gebruiker is in te stellen op een voor het op te hangen object gewenste afstand tot de gevel.

Een andere uitvoeringsvariant van het hulpmiddel 1 kan zijn uitgevoerd met een of 30 meer ophangpunten 4 zodat bijvoorbeeld zowel een naar voren gericht object als een of meer vrijhangende objecten eraan bevestigd kunnen worden, zoals wordt getoond in figuur 5b, 5c en 5h. Het uitwendige deel 3 kan daarbij bestaan uit een enkelvoudige of meervoudige arm. Figuur 5g laat een uitvoering met een meervoudige arm zien. Hierdoor kunnen twee of meer objecten op verschillende wijze naast, onder en/of 35 boven elkaar worden geplaatst in talloze variaties. Het ophangpunt 4 is bij voorkeur haak- of oogvormig, zoals figuur 5a toont. Hieraan kan een object, zoals bijvoorbeeld een planthanger, een lantaarn of een decoratie worden bevestigd.

10 2 98 67_ -4-

Het ligt tevens in de lijn van de uitvinding dat het uitwendige deel 3 van het hulpmiddel 1 kan zijn voorzien van een of meer ophangpunten 4 op elke willekeurige positie.

5 Het hulpmiddel 1 kan eveneens zijn uitgevoerd met een vast daaraan verbonden object zoals een lantaarn, waarbij het tevens mogelijk is dat het hulpmiddel 1 kan zijn voorzien van ten minste één ophangpunt 4 voor een losneembare bevestiging van objecten, zoals is te zien in figuur 5e.

10 Eveneens kan het hulpmiddel 1, als variant van de eerder omschreven uitvoeringen, zodanig zijn uitgevoerd dat plaatsing van een vlaggenstok in het hulpmiddel 1 mogelijk is, zoals in figuur 5m is te zien. Zelfs is het denkbaar dat het hulpmiddel 1 is uitgevoerd met een kraag die over de bestaande houder 6 wordt geschoven waardoor deze houder 6 geheel of gedeeltelijk aan het oog wordt onttrokken. Een uitvoeringsvariant van 15 genoemde kraag wordt getoond in figuur 51.

Voor speciale gelegenheden, zoals bij een geboorte of met kerst kan het hulpmiddel 1 als uitvoeringsvariant zijn uitgevoerd met een decoratief element zoals bijvoorbeeld een ooievaar of een denneboom, zoals is te zien in figuur 5k en 5h.

20

Ook is denkbaar dat het basisdeel 2 van het hulpmiddel 1 niet in de opneemholte 7 van houder 6 wordt gestoken maar mofvormig is uitgevoerd zodat het hulpmiddel 1 over bestaande houder 6 wordt geschoven, zoals wordt getoond in figuur 5j.

25

Zo zijn er meer uitvoeringsvarianten van het hulpmiddel 1 denkbaar, die uitgaan van hetzelfde technische principe, zoals figuur 5a-m laat zien.

10 2 98 6 7

Claims

1. Hulpmiddel voor een losneembare ophanging van een object in een houder, met het kenmerk, dat het hulpmiddel (1) wordt geplaatst in de houder (6) die in de regel slechts wordt gebruikt voor een vlaggenstok, waarbij het hulpmiddel (1) een basisdeel (2) omvat dat in een opneemholte (7) van de houder (6) wordt geplaatst en daaraan | verbonden een deel (3) dat zich dientengevolge buiten deze houder (6) bevindt, waarbij 10 het uitwendige deel (3) een afstand creëert tussen het verticale vlak waarlangs het object zal komen te hangen en het op te hangen object, terwijl het hulpmiddel (1) is voorzien van ten minste één oog-, haak- of anders vormig ophangpunt (4). i

2. Hulpmiddel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het uitwendig deel (3) i opwaarts gericht is.

3. Hulpmiddel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het uitwendig deel (3) neerwaarts gericht is.

4. Hulpmiddel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het uitwendig deel (3) horizontaal gericht is.

5. Hulpmiddel volgens een der conclusies 1-4. met het kenmerk, dat het uitwendig deel 20 (3) van het hulpmiddel (1) langgerekt van vorm is.

6. Hulpmiddel volgens een der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat het uitwendig deel (3) van het hulpmiddel (1) boogvormig is.

7. Hulpmiddel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het 25 uitwendig deel (3) van het hulpmiddel (1) geen vertakkingen heeft.

8. Hulpmiddel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het uitwendig deel (3) van het hulpmiddel (1) ten minste één vertakking heeft.

9. Hulpmiddel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het uitwendig deel (3) van het hulpmiddel (1) in lengte verstelbaar is.

10. Hulpmiddel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het hulpmiddel (1) is uitgevoerd met ten minste één vast verbonden object.

11. Hulpmiddel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat plaatsing van een vlaggenstok in het hulpmiddel (1) mogelijk is.

12. Hulpmiddel volgens een der conclusies 10-11. met het kenmerk, dat het hulpmiddel 35 (1) is uitgevoerd zonder ophangpunten (4).

13. Hulpmiddel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het hulpmiddel (1) is voorzien van een kraag die de houder (6) geheel of gedeeltelijk aan 10298 67 -6- het oog onttrekt.

14. Hulpmiddel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het 5 basisdeel (2) van het hulpmiddel (1) niet in de opneemholte (7) van de houder (6) steekt, maar mofvormig is uitgevoerd zodat het hulpmiddel (1) over de bestaande houder (6) wordt geschoven. | i 102 98 67_