NL1029548C2

NL1029548C2 - Intra-oculaire kunstlens voor iris aangedreven accomodatie.

Info

Publication number: NL1029548C2
Application number: NL1029548A
Authority: NL
Inventors: Michiel Christiaan Rombach
Original assignee: Akkolens Int Bv
Priority date: 2005-07-18
Filing date: 2005-07-18
Publication date: 2007-01-19

Description

♦

Intra-oculaire kunstlens voor iris aangedreven accommodatie 5 De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een intra-oculaire kunstlens met variabele optische sterkte bestaande uit twee optische elementen welke onderling beweegbaar zijn in een zich loodrecht op de optische as uitstrekkende richting en welke optische elementen een zodanige vorm hebben dat zij in verschillende onderlinge posities tezamen verschillende optische sterkten vertonen. De optische elementen 10 omvatten positioneringsmiddelen voor het in het oog en aan de iris positioneren van de optische elementen voor het aandrijven van tenminste een van de optische elementen voor het uitvoeren van een beweging ten opzichte van het andere optische element.

Dergelijke intra-oculaire kunstlenzen voor implantatie in het oog vormen het onderwerp 15 van de niet vóórgepubliceerde octrooiaanvragen 1028496, 1029041 en PCT/NL2005/000153.

In deze documenten wordt de intra-oculaire kunstlens aangedreven door de oogkringspier, die in de natuurlijke situatie de accommodatiefunctie van de natuurlijke ooglens aandrijft.

20

De ooglens ligt echte vrij diep in het oog zodat het vervangen van de ooglens door de accomoderende ooglens volgens de stand van de techniek een operatie vereist waarbij vrij diep in het oog gewerkt moet worden. Het doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een dergelijke intra-oculaire kunstlens, waarbij minder diep in oog 25 behoeft te worden gewerkt bij het aanbrengen ervan.

Een kunstlens volgens de onderhavige uitvinding functioneert in zijn algemeenheid in 1 combinatie met een vaste lens in het lenskapsel. Deze vaste lens kan of een natuurlijke, verstarde en presbyope, lens zijn of een niet accommoderende kunstlens welke is 30 geplaatst ten gevolge van bijvoorbeeld staar. Een kunstlens volgens de onderhavige uitvinding zou ook kunnen functioneren zonder een vaste lens in het lenskapsel maar dan is uiteraard de optiek in vergelijking met het vorige voorbeeld verschillend.

1029548

2 I

Dit doel wordt bereikt door een dergelijke intra-oculaire ooglens die wordt gekenmerkt doordat de beweegbare optische elementen verbonden met positioneringsmiddelen die zijn ingericht om voor aandrijving van de iris van het oog te worden gekoppeld.

5 Deze maatregel maakt gebruik van het feit dat een van de of beide optische elementen onder de aandrijving van de natuurlijke kringspier van de iris onderling kunnen worden verplaatst voor het verkrijgen van een accommoderende functie.

De natuurlijke lens zal, in de praktijk, vaak door presbyopia (lees-verziendheid) verstard 10 zijn, en bij de kunstlens zal het vaak een kunstlens betreffen die door de oogchirurg is geïmplanteerd ter vervanging van de natuurlijke lens die is vertroebeld ten gevolge van grijze staar (cataract).

Bij de natuurlijke ooglens vindt de accommodatie van het oog als volgt plaats. Voor het 15 dichtbij zien spant de oogkringspier zich; hierdoor wordt het lenskapsel, de natuurlijke omhulling van de natuurlijke ooglens verslapt, waardoor de natuurlijke ooglens , als gevolg van zijn elasticiteit, zijn natuurlijke bolle vorm aanneemt. Bij het veraf zien verslapt de oogkringspier, spant het lenskapsel zich en wordt de natuurlijke ooglens vlak getrokken. De natuurlijke rustpositie van de natuurlijke ooglens is dan ook het 20 dichtbij zien en de natuurlijke rustpositie van de oogkringspier is juist het veraf zien.

Bij presbyope patiënten (lees-verziende personen; personen met een leesbril; vrijwel eenieder ouder dan 35 jaar) is de natuurlijke lens verhard, nog wel lichtdoorlatend maar accommodeert niet meer - deze personen zien over het algemeen scherp in de verte en onscherp dichtbij. Bij patiënten met grijze staar is de natuurlijke lens vertroebeld en zal 25 deze door de oogchirurg verwijderd moeten worden en door een kunstlens moeten worden vervangen.

De iris heeft een natuurlijke centrale opening, de pupil, welke zich verkleint of vergroot in afhankelijkheid van de hoeveelheid licht die het oog van buiten bereikt. De pupil 30 wordt klein bij een hoge lichtintensiteit en de pupil wordt groter bij een lage lichtintensiteit. Zo kan de hoeveelheid licht die uiteindelijk op het netvlies, de. retina, valt relatief constant worden gehouden voor een optimaal functioneren van het netvlies.

1029548 * ί 3

De iris is opgebouwd uit een elastische zich in radiale richting uitstrekkende weefsel bestaande uit vezels. In dit vezelachtige weefsel bevinden zich melanocyten welke melanosomen produceren. Deze melanosomen zijn op hun beurt gevuld met melanine welke de kleur van de iris bepalen en welke de iris grotendeels ondoorzichtig maken 5 voor licht. De patronen waarin deze melanosomen worden gedeponeerd bepalen voor een groot deel de kleur van de iris. Centraal bevindt zich in de iris een kringspier welke de verandering van pupilgrootte bedient.

De ervaring leert dat de iris van het oog een kleine diameter aanneemt bij dichtbij zien, 10 bijvoorbeeld bij het lezen, en een grote diameter bij het veraf zien, bijvoorbeeld bij het autorijden, ‘s nachts. Dit effect van de iris kan dus ook worden gebruikt voor het sturen van de accommodatie van het oog. Dit principe wordt nu al toegepast in enkele bestaande lenzen voor met name patiënten met staar, waar de natuurlijke lens is vervangen door een speciale niet accommoderende kunstlens.

15

Volgens een eerste uitvoeringsvorm zijn de positioneringsmiddelen ingericht om de optische elementen onderling een translerende beweging te laten maken bij beweging van de iris. Hiermee wordt een simpele constructie van de positioneringsmiddelen verkregen.

20

Volgens een andere uitvoeringsvorm zijn de positioneringsmiddelen ingericht om de optische elementen onderling een roterende beweging te laten maken bij beweging van de iris. Ook hiermee wordt de constructie van de postioneringsmiddelen relatief eenvoudig. Het is overigens eveneens mogelijk gebruik te maken van een 25 samengestelde bewegingsvorm. In de bovenstaande uitvoeringsvormen verschuiven, tijdens de verandering van diameter van de iris, beide optische elementen ten opzichte van elkaar veelal over gelijke afstanden.

Weer een andere voorkeursuitvoeringsvormen verschaft de maatregel dat de 30 positioneringsmiddelen zijn ingericht voor het vast ten opzichte van de oogbol te fixeren van een van de optische elementen en voor het bij beweging van de iris aandrijven van het andere optische element. Dit laatste beweegbare element zorgt, in combinatie met het vaste element, voor de variatie in focale afstand van de gehele constructie aangedreven door de iris. Dit principe kan worden uitgevoerd door een van 1029548 Λ \ 4 de optische elementen te combineren met een constructie die steunt in de hoeken van de voorste oogkamer (een kamerhoek-gesteunde constructie) .

Een variant van de bovenstaande uitvoeringsvormen verschaft de maatregel dat de 5 positioneringsmiddelen zijn verbonden met mechanische stuitmiddelen voor het beperken van de slag van de optische elementen. Deze stuitmiddelen kunnen op . willekeurige, constructief aantrekkelijke plaatsen op of rondom de optische elementen worden geplaatst. De stuitmiddelen bepalen de rustpositie van de intra-oculaire kunstlens. Zij kunnen worden geplaatst opdat zij aan beide zijden van het werkgebied 10 werkzaam zijn, opdat zij dienen voor het definiëren van een gebied waarover de optische elementen bewogen kunnen worden. Deze stuitnokken kunnen van een lichte constructie zijn daar de iris en de intra-oculaire lens door slechts een zwakke kringspier wordt aangedreven. Stuitnokken kunnen in alle bovenstaande en volgende uitvoeringsvormen worden toegepast.

15

Bij voorkeur zijn de positioneringsmiddelen ingericht voor het bij een kleine diameter van de pupil door de optische elementen vormen van een lens met een sterke dioptrie-waarde en bij een grote diameter van de pupil door de optische elementen vormen van een lens met een zwakke dioptrie-waarde, Hierbij zijn de optische elementen ingericht 20 om bij een hoge lichtintensiteit en dus een kleine opening van de pupil de optische sterkte voor nabij-zien te vertonen, namelijk een hoge dioptrie sterkte. De optische elementen zijn ook ingericht om bij een lage lichtintensitet en dus een grote opening van de pupil de optische sterkte voor ver-zien te vertonen, namelijk een lage dioptrie sterkte.

25

Een of meerdere optische elementen kunnen zijn ingericht om ook negatieve optische sterkte te vertonen om bij de patient een myopia (bijziendheid) te compenseren.

Ook kunnen andere optische aanpassingen zijn aangebracht om nog andere aberraties, 30 zoals astigmatische aberraties en andere orden aberraties van het individuele oog te compenseren.

Bij voorkeur zijn de optische elementen op afstand van elkaar elk aan een zijde of beide aan een zijde van de iris aangebracht.

1029548 i ; I » 5

De uitvinding verschaft de maatregel dat de optische elementen door de iris aandrijfbaar zijn. Hiertoe wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van de maatregel dat de positioneringsmiddelen van tenminste een van de optische elementen met de iris is 5 verbonden. Dit vormt immers een gemakkelijke wijze voor het koppelen van de optische elementen met het aandrijvende orgaan; de iris.

Het is constructief eenvoudig wanneer de optische elementen aan een zijde met de iris zijn verbonden. Hiermede wordt de configuratie simpelere, in het bijzonder wanneer de 10 positioneringsmiddelen door een chirurgische handeling aan alleen de voorzijde van met de iris kunnen worden verbonden. Het is hierbij mogelijk een configuratie toe te passen waarbij de optische elementen aan weerszijden van de iris zijn geplaatst. De positioneringsmiddelen van een van de optische elementen strekken zich dan door de opening van de iris heen uit en zijn aan de andere kant met de iris is verbonden.

15

Hierbij kunnen meerdere verbindingen per optisch element ervoor zorgdragen dat de optische elementen in slechts een richting heen en weer kunnen bewegen en niet radiaal kunnen draaien. Het weefsel waaruit de iris is opgebouwd leent zicht goed voor een dergelijke constructie daar dit weefsel ook bestaat uit zich in radiale richting 20 uitstrekkende elastische vezels. Het voordeel van een dergelijke constructie is dat de optische elementen volledig vrij van elkaar kunnen bewegen en dus door de zwakke kringspier van de iris in beweging kunnen worden gezet.

De positioneringsmiddelen worden bij voorkeur door middel van een nagel-, klem- of 25 (klauw) haakverbinding met de iris worden verbonden. Andere op de iris aangrijpende of vormopsluitende verbindingen worden geenszins uitgesloten.

Bij voorkeur bevinden de koppen van de nagels zich aan de achterzijde (binnenzijde) van de iris. Hierdoor zijn de koppen minder zichtbaar, hetgeen uit cosmetische 30 overwegingen van belang is.

Een specifieke voorkeursuitvoeringsvorm verschaft de maatregel dat de nagel of nagels een zodanige vorm hebben dat zij elastisch aanpasbaar zijn aan een verandering van de diameter van de pupil. De iris is een dynamisch geheel; het vervormt zijn diameter als 1029548 4 * 6 gevolg van het samentrekken en ontspannen van de kringspier. Wel dient opgemerkt te worden dat bij bevestiging aan de achterzijde van de iris vah een van de elementen er zorg voor moet worden gedragen dat dit element los ligt van het lenskapsel indien de natuurlijke lens zich hierin nog bevindt.

5

Een ander alternatief verschaft een uitvoeringsvorm waarbij de optische elementen via j een klemverbinding aan de rand van de pupil, zijnde de opening in de iris zijn geklemd, en wel aan of rondom de spier welke voor de verkleining van de pupil zorg draagt, met eventueel een lichte steunconstructie welke zich tot aan de binnenzijde van de iris en 10 buitenzijde van de pupil uitstrekt. De klemverbinding dient voldoende breed te zijn om draaien van de optische elementen in radiale richting te voorkomen. Ook in deze uitvoeringsvorm kunnen de optische elementen volledig vrij van elkaar bewegen.

Weer een ander alternatief verschaft een uitvoeringsvorm waarbij de optische elementen 15 via een (klauw-) haakverbinding nabij de rand van de pupil in het vezelachtige weefsel van de iris zijn vastgehaakt, en wel aan of buiten de spier welke voor de verkleining van de pupil zorg draagt. In deze uitvoeringsvorm kunnen beide optische elementen zo worden geconstrueerd dat zij zich beide aan de voorzijde van de iris vasthaken. Deze klemverbinding dient voldoende breed te zijn om draaien in radiale richting te 20 voorkomen. Ook in deze uitvoeringsvorm kunnen de optische elementen volledig vrij van elkaar verschuiven Ook kunnen beide optische elementen in een constructie worden samengevat welke constructie via een veerverbinding zorg draagt voor individuele verschuiving van de optische elementen. Deze constructie is vergelijkbaar met de accommoderende intra-oculaire lens beschreven in de niet vóórgepubliceerde 25 Nederlandse octrooi-aanvragen 1029037, 1029041 en PCT/NL2005/000153. Hierbij kan ook slechts een element van de accommoderende kunstlens aan de iris worden bevestigd terwijl een ander optisch element ten opzichte hiervan onafhankelijk een vaste positie inneemt.

30 Zoals hierboven reeds is vermeld, vereist de uitvinding de aanwezigheid van een verbinding tussen de verbindingselementen en het met de centrale kringspier . meebewegend deel van de iris. Het is dus van belang om de uitstrekking van verbindingen in radiale richting bij alle uitvoeringsvormen beperkt te houden daar het 1029548 j .1 » 7 centrale deel, de binnenzijde, van de iris zich over een aanzienlijk grotere afstand beweegt dan de buitenzijde van de iris.

Bij voorkeur bevinden de klauwen of haken van de verbindingen met de optische 5 elementen zich aan de voorzijde van de iris; dit leidt tot een betere bereikbaarheid en daarmee plaatsbaarheid van de hulpmiddelen.

. Een enkel element van een dergelijke constructie kan ook gebruikt worden in combinatie met een vast element van welke vorm dan ook voor de onderhavige 10 toepassing van een iris aangedreven accommoderende intraoculaire lens. Dit vaste element kan worden gevormd door een optisch element met een vaste positie tussen hoornvlies en iris. Voor alle uitvoeringsvormen geldt dat de intraoculaire kunstlens tijdens een chirurgische operatie moet worden geplaatst. Tijdens de operatie heeft de pupil een maximale diameter. De bovenstaande uitvoeringen van een intraoculaire lens 15 kunnen allen via de voorste oogkamer worden ingebracht. Dit maakt het implanteren van een dergelijke door de iris aangedreven intraoculaire kunstlens tot een chirurgisch relatief eenvoudige ingreep.

Het is echter eveneens mogelijk het element met een vaste positie tussen de iris en het 20 lenskapsel te plaatsen. Met de juiste keus van de materialen voor de kunstlens kan deze dan met het lenskapsel in contact komen zonder noemenswaardige medische bezwaren.

Het is echter eveneens mogelijk gebruik te maken van bestaande transparante structuren in het oog voor het verschaffen van de functie van een van de optische elementen. Dit 25 vereist het aanbrengen van een oppervlak op deze structuren om de optische eigenschappen van de structuur de gewenste functie te laten vervullen. Het is aldus mogelijk het gemakkelijk bereikbare hoornvlies (comea) te gebruiken voor dit doel. Het zogenaamde laseren van ogen is in algemeen gebruik. Met name Lasek en femtosecond laser apparatuur kan nauwkeurig worden geprogrammeerd op de basis van wavefront 30 analyse om ook Alvarez oppervlakken en correcties van aberraties van het individuele oog op het hoornvlies aan te brengen. Door deze additionele procedure worden de te implanteren elementen tot een element teruggebracht in de meest simpele uitvoeringsvorm. Dit verschaft de voorkeursuitvoeringsvorm waarbij het optische element met een vaste positie door het hoornvlies wordt gevormd en dat de optische 1029548 « t 8 eigenschappen door een laser in het hoornvlies zijn aangebracht in de vorm van een reliefoppervlak. Hierbij wordt opgemerkt dat het eveneens mogelijk is een dergelijke structuur door middel van een laserbehandeling aan te brengen op de natuurlijke ooglens. De toepassing van deze maatregel wordt echter veelal uitgesloten doordat in 5 situaties waarin een intra-oculaire ooglens wordt geplaatst, de natuurlijke ooglens veelal is verwijderd.

Ook is het mogelijk om een cataract lens voorzien van een welvend Alvarez oppervlak bij patiënten te implanteren welke accommodatie verschaft in combinatie met een 10 tweede Alvarez component welke aan de iris bevestigd is.

De uitvinding betreft eveneens een werkwijze voor het aanbrengen van een acommoderende intra-oculaire kunstlens, waarbij een optisch element via een behandeling met laser aan het hoornvlies is aangebracht.

15

Het uitvoeren van een dergelijke laserbehandeling brengt een relief aan in het uitwendige oppervlak van het hoornvlies. Uit hygiënische en praktische overwegingen is dit minder gewenst. Een specifieke voorkeursuitvoeringsvorm verschaft dan ook de maatregel dat het reliefoppervlak zich binnen het hoornvlies bevindt.

20

Voor het aanbrengen van een dergelijke structuur verschaft een voorkeursuitvoeringsvorm de maatregel waarbij een schijfvormige buitenlaag van het hoornvlies wordt opgelicht, vervolgens het reliëfoppervlak wordt gevormd ter plaatse van de verwijderde laag en dat tenslotte de verwijderde laag weer wordt 25 teruggevouwen. Dit oplichten van een laagje van het hoornvlies is een standaard chirurgische procedure. Het aanbrengen van een welvend Alvarez oppervlak op het hoornvlies is in deze nieuw.

Moderne technieken en materialen bieden de mogelijkheid de intra-oculaire kunstlens 30 volgens de uitvinding dun uit te voeren. Hiermee ontstaat het probleem dat de lens slap wordt en het optische oppervlak wordt vervormd, door tijdens het accommodatieproces op het oog uitgeoefende krachten. Dit leidt uiteraard tot een verslechtering van de optische kwaliteit van de door de optische elementen gevormd lens. Dit wordt voorkomen door de maatregel dat de optische elementen zijn voorzien van zich aan hun 1029548 f i 9 omtrek uitstrekkende verstevigings-elementen, waarmee zij de nodige stijfheid verkrijgen.

De onderhavige uitvinding verschaft middelen welke als bril- of contactlensvervanger 5 fungeren. Dragers van brillen en contactlenzen dragers in het leger ontmoeten uitdagingen bij het uitoefenen van hun activiteiten. Verbetering van gezichtsvermogen en het minimaliseren van bril- en contactlensdragers is een belangrijk punt voor I defensies wereldwijd. De intra-oculaire kunstlenzen zoals beschreven in de onderhavige octrooiaanvrage en eerdere octrooiaanvragen zijn hiervoor uitermate geschikt. Volgens 1 10 een voorkeursuitvoeringsvorm omvat tenminste een van de optische elementen een optisch filter met van de golflengte van het licht afhankelijke doorlaateigenschappen.

' Intra-oculaire lenzen met filters voor ultra-violet licht (UV) zijn inmiddels algemeen, j maar ook andere specifieke golflengtes kunnen worden uitgedoofd. Hierbij wordt opgemerkt dat deze maatregel niet alleen toepasbaar is bij intra-oculaire ooglenzen van 15 de soort die in de onderhavige octrooiaanvrage wordt beschreven, maar tevens van toepassing is bij intra-oculaire ooglenzen in hun algemeenheid.

Volgens een specifieke voorkeursuitvoeringsvorm kunnen intra-ocualaire ooglenzen in hun algemeenheid worden uitgerust met Iichtfïlters met piekuitdovingen in het infra-20 rode gebied. Hiermede kunnen hoge licht-intensiteiten van militaire lasers worden geblokkeerd; frequenties van deze lasers variëren in het gebied van 742-1550 nm voor richt- en offensieve lasers.

Tevens is het mogelijk speciale transparante photochromes toe te passen welke de hoge 25 lichtintensiteiten in het zichtbare (400-700 nm) en UV gebied (300-360 nm) bij explosies kortstondig en binnen een aantal milliseconden alle licht blokkeren.

Het principe dat aan de uitvinding ten grondslag ligt vereist het gebruik van tenminste twee optische elementen. Het is de uitvinder gebleken dat, bij gebruik van twee optische 30 elementen deze identiek kunnen zijn uitgevoerd. Productietechnisch levert dit voordelen op. Hierbij wordt opgemerkt dat deze maatregel niet alleen van toepassing is op de optische elementen zelf, maar tevens op de met de optische elementen verbonden elementen. Uiteraard zijn hierbij de twee optische elementen onderling over twee verschillende assen geroteerd gepositioneerd.

1029548

• I

10

Een verdere verkleining van de kosten treedt op wanneer de optische elementen, de flexibele en de starre verbindingelementen en de ankers van hetzelfde materiaal zijn vervaardigd. Deze maatregel biedt immers de mogelijkheid al deze elementen in 5 eenzelfde vormingsproces zoals bijvoorbeeld draaien en frezen of spuitgieten te vervaardigen. Het is echter eveneens mogelijk de optische elementen en de andere onderdelen van verschillende materialen te vervaardigen. Hiermede kan de materiaalkeuze voor elke functie worden geoptimaliseerd.

10 Celgroei remmende middelen om de activiteit van fibrogene cellen te remmen en dus PCO te voorkomen worden nog niet toegepast in combinatie met intraoculaire lenzen. Bijvoorbeeld, rapamycine (ook genoemd sirolimus) is een algemeen bekend celgroei-remmend pharmaceutisch product in gebruik bij orgaan-transplantatie, en behandeling van verschillende afwijkingen van het oog (melanoma, uveitis en infecties van het 15 hoornvlies). Voor oogheelkundige toepassingen refereren wij hierbij aan WO-A-2005027906, US-A-2005064010, W02005011813 en JP-A-5194212.

Rapamycine is geschikt om PCO en verharding van het lenskapsel te voorkomen door remming van algemene celgroei nabij een intra-oculaire lens, remming van 20 transformatie van epitheelcellen naar fibroblasten en remming van verdere fibrogene activiteit. Rapamycine heeft een goedkeuring voor gebruik in het oog. Andere mogelijke kandidaten voor zo een therapeuticum zijn mitomycine, cyclosporine en toramycine preparaten. Mitomycine wordt al als een remmer van fibroblastengroei elders in het oog toegepast. Ook corticosteroiden en zelfs bepaalde cytostatica 25 preparaten zouden voor een dergelijke toepassing in aanmerking kunnen komen.

Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding omvat de intraoculaire kunstlens een therapeuticum. Dit therapeuticum kan worden gevormd door rapamicine, maar eveneens door een ander therapeuticum.

30

Het therapeuticum kan in een drager op tenminste een van de oppervlakken van de intra-oculaire kunstlens zijn aangebracht.

1029548

I I

11

Het is echter eveneens mogelijk het therapeuticum op te nemen in de polymeermassa van tenminste een van de delen van de kunstlens.

Bij voorkeur is het therapeuticum zodanig in zijn drager opgenomen dat het 5 therapeuticum langzamerhand vrij komt.

Volgens een meer specifieke uitvoeringsvorm wordt het therapeuticum door rapamicine gevormd. Ook kan rapamycine op bovenstaande wijze in alle andere bestaande intra-oculaire lenzen en verwante producten worden verwerkt. De werking 10 van rapamycine heeft voordelen voor de mechanische werking van onderhavige lenzen en kan PCO bij alle oogheelkundige producten voorkomen.

Ook kan het therapeuticum, onafhankelijk van de kunstlens, maar tijdens de chirurgische ingreep ingebracht worden aan met name deze achterzijde van de kunst 15 lens.

Vervolgens zal de onderhavige uitvinding worden toegelicht aan de hand van de bijgaande figuren waarin voorstellen: 20 Figuur la: een doorsnede-aanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding bij een grote pupil;

Figuur 1 b: een met figuur 1 a overeenkomend aanzicht bij een kleine pupil;

Figuur lc: een schematisch vooraanzicht van de in figuur la en lb weergegeven uitvoeringsvorm; 25 Figuur 2a: een met figuur 1 a overeenkomend doorsnede-aanzicht van een eerste variant;

Figuur 2b: een met figuur 1 b overeenkomend doorsnede-aanzicht van een eerste variant;

Figuur 3a: een met figuur 1 a en 2a overeenkomend doorsnede-aanzicht van een ' 30 tweede variant;

Figuur 3b: een met figuur lb en 2b overeenkomend doorsnede-aanzicht van een tweede variant;

Figuur 4a: een met figuur 1 a en 2a overeenkomend doorsnede-aanzicht van een derde variant; 1029548 A » 12

Figuur 4b: een met figuur lb en 2b overeenkomend doorsnede-aanzicht van een derde variant;

Figuur 5: een perspectivisch aanzicht van het in de figuren 3a en 3 b weergegeven optisch element; 5 Figuur 6: een perspectivisch aanzicht van een uitvoeringsvorm waarbij beide optische elementen in een constructie verenigd zijn voor implantatie aan de voorzijde van de iris;

Figuur?: een doorsnede aanzicht van een uitvoeringsvorm met een vast optisch element en een verschuivend element; en 10 Figuur 8: een doorsnede aanzicht van een variant van de in figuür 7 afgebeelde uitvoeringsvorm met een vast optisch element en een verschuivend optisch element.

j

Figuur la toont een doorsnede-aanzicht van een iris 1, welke de pupil 2 omgeeft. De intra-oculaire lens volgens de uitvinding omvat twee optische elementen 3,4 welke bij 15 voorkeur, doch niet noodzakelijkerwijs identiek zijn. Het eerste optische element 3 is door middel van een nagel 5 met een zijde van de iris 1 verbonden, terwijl het tweede optische element 4 door middel van een nagel 6 met de andere zijde van de iris is verbonden. De nagels 5,6 zijn hierbij aan de voorzijde, respectievelijk de achterzijde van de iris aangebracht. In figuur 1 a is een relatief donkere situatie weergegeven met j 20 een grote pupil 2, en een wijd geopende iris 1. Hierbij zijn de optische elementen bij voorkeur gevormd voor dichtbij zien.

In figuur lb is dezelfde inrichting weergegeven, maar in een lichte situatie, waarbij de pupil 2 klein is en de iris 1 is samengetrokken. De optische elementen 3,4 zijn dan bij 25 voorkeur ingericht voor ver zien. Deze laatste situatie is in een vooraanzicht weergegeven in figuur lc. Overigens is het mogelijk de nagels 5,6 met hun koppen aan dezelfde zijde, bijvoorbeeld de achter- of de voorzijde van de iris te plaatsen.

In figuur 2a is een met figuur la overeenkomende situatie weergegeven, waarbij de 30 optische elementen 3, 4 niet door een nagel, maar door een klem 7, respectievelijk 8 met de iris 1 zijn verbonden. Dit betreft de relatief donkere situatie. De desbetreffende lichte situatie is weergegeven in figuur 2b.

In principe is het mogelijk andersoortige bevestigingen tussen iris 1 en de optische elementen 3,4 toe te passen. Zo tonen figuren 3a, 3b, 4a, 4b en 5 een situatie waarin een 1029548

» I

13 fixatie wordt verkregen tussen de optische elementen 3,4 en iris 1 door een klauwvormige haak 9, respectievelijk 10. Deze klauwvormige haken 9,10 maken het mogelijk de klemmen 7, 8 kleiner uit te voeren. Een voordeel van deze configuratie is dat de overdracht van krachten tussen de iris 1 en de optische elementen verdeeld is 5 over verschillende stukken van de iris die wordt gevormd door een teer weefsel.

De figuren 3a,b tonen de wellicht eenvoudigste uitvoeringsvorm van dit concept. In de figuren 4a,b is een uitvoeringsvorm afgebeeld waarbij de haken van beide optische elementen zich aan de voorzijde van de iris bevinden hetgeen de implantatie, en 10 wellicht verwijdering, van de optische elementen door de chirurg eenvoudiger maakt.

Deze zelfde situatie is in de vorm van een perspectivisch aanzicht weergegeven in figuur 5. Hierbij is bovendien de kringspier la voor het aandrijven van de bewegingen van de iris 1 weergegeven in de vorm van een torus. In Figuur 5 is slechts een element 15 aan de bovenzijde van de iris weergegeven. Het andere element is niet weergegeven, maar bevindt zich aan de onderzijde van de kringspier (torus).

Er wordt op gewezen dat bij de hierboven getoonde configuratie steeds sprake is van elk aan een zijde van de iris geplaatste optische elementen 3,4. Het is uiteraard eveneens 20 mogelijk beide optische elementen aan dezelfde zijde van de iris, te weten voor of achter de iris te plaatsen.

Figuur 6 toont een perspectivisch aanzicht van een configuratie waarbij gebruik wordt gemaakt van positioneermiddelen zoals deze eerder zijn beschreven in de Nederlandse 25 octrooiaanvrage 1028496. Bij deze eerdere octrooiaanvrage zijn deze positioneermiddelen aangebracht in het lenskapsel. Bij de in figuur 4 weergegeven situatie is het geheel van optische elementen en positioneermiddelen echter aangebracht in de voorste oogkamer, dat wil zeggen aan de voorzijde van de iris. Hier zijn de optische elementen 3,4 via verende constructies 11 en aan een andere zijde met een ' 30 starre verbinding 12 met elkaar verbonden. Dit maakt een onderlinge verschuiving van de optische elementen mogelijk. Aan de beide zijden van de totale constructie.is een klauw of haakverbinding aangebracht voor bevestiging aan de iris.

1029548 i 14 i * *

Figuur 7 toont een doorsnede van een uitvoeringsvorm waarbij een optisch element 3 een vaste positie inneemt, in dit voorbeeld ondersteund door de kamerhoeken 13 van de voorste oogkamer, repsectievelijk achter het hoornvlies 15. Het andere element 4 is aan de iris bevestigd, in dit voorbeeld met een nagelverbinding 5.

5

In figuur 8 is een variant van de in figuur 7 weergegeven uitvoeringsvorm afgebeeld, waarbij het vaste element 3 is gecombineerd met een bewegend element 4 dat aan twee zijden van de iris 1 met, in dit voorbeeld een klauwverbinding 14 bevestigd is. De verende verbinding 11 en de starre verbinding 12 maken het mogelijk dat het element 4, 10 aangedreven door de iris 1, kan verschuiven ten opzichte van element 3.

1029548

Claims

1. Intra-oculaire kunstlens met variabele optische sterkte waarbij de kunstlens twee optische elementen omvat, welke onderling beweegbaar zijn in een zich dwars op de 5 optische as uitstrekkende richting, waarbij de optische elementen een zodanige vorm hebben dat zij in verschillende onderlinge posities tezamen verschillende optische sterkten vertonen, met het kenmerk, dat de beweegbare optische elementen zijn verbonden met positioneringsmiddelen die zijn ingericht om voor aandrijving met de iris van het oog te worden gekoppeld. 10

2. Intra-oculaire kunst lens volgens figuur 1, met het kenmerk, dat de beweegbare optische elementen zijn gedimensioneerd om samen te werken met een in het oog aanwezige lens.

3. Intra-oculaire kunstlens volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de positioneringsmiddelen zijn ingericht om de optische elementen onderling een translerende beweging te laten maken bij beweging van de iris.

4. Intra-oculaire kunstlens volgens conclusie 1,2 of 3, met het kenmerk, dat de 20 positioneringsmiddelen zijn ingericht om de optische elementen onderling een roterende beweging te laten maken bij beweging van de iris.

5. Intra-oculaire kunstlens volgens conclusie 1, 2, 3 of 4, met het kenmerk, dat de positioneringsmiddelen zijn ingericht voor het vast ten opzichte van de oogbol te 25 fixeren van een van de optische elementen en voor het bij beweging van de iris aandrijven van het andere optische element.

6. Intra-oculaire ooglens volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de positioneringsmiddelen zijn verbonden met mechanische 30 stuitmiddelen voor het beperken van de slag van de beweegbare optische elementen.

7. Intra-oculaire kunstlens volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de positioneringsmiddelen zijn ingericht voor het bij een kleine diameter van de pupil door de optische elementen vormen van een lens met een sterke dioptrie- 1029548 0 1 waarde en bij een grote diameter van de pupil door de optische elementen vormen van een lens met een zwakke dioptrie-waarde.

8. Intra-oculaire kunstlens volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de optische 5 elementen zijn ingericht voor het bij een grote diameter van de pupil vormen van een lens met een negatieve dioptrie-waarde.

9. Intra-oculaire kunstlens volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de optische elementen zijn aangepast voor correctie van aberraties van 10 het oog.

10. Intra-oculaire kunstlens volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de optische elementen zijn aangepast voor correctie van astigmatische aberraties van het oog.

11. Intra-oculaire kunstlens volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de optische elementen op afstand van elkaar geplaatst zijn.

12. Intra-oculaire kunstlens volgens de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat een van de optische elementen aan de voorzijde van de iris is gepositioneerd en het 20 andere optische element aan de achterzijde van de iris.

13. Intra-oculaire kunstlens volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de positioneringsmiddelen van elk van de optische elementen met de iris verbonden zijn. 25

14. Intra-oculaire kunstlens volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de optische elementen aan een zijde met de iris verbonden zijn

15. Intra-oculaire kunstlens volgens conclusie 13 of 14, met het kenmerk, dat de 30 optische elementen op meer dan een plaats rondom de pupil met de iris verbonden zijn.

16. Intra-oculaire kunstlens volgens conclusie 13, 14 of 15, met het kenmerk, dat de optische elementen met een nagelverbinding aan de iris gekoppeld zijn. 1029548 >

17. Intra-oculaire kunstlens volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de koppen van de nagelverbindingen van beide optische elementen zich aan de achterzijde van de iris bevinden.

18. Intra-oculaire kunstlens volgens conclusie 13,14 of 15, met het kenmerk, dat de optische elementen met een klemverbinding aan de iris gekoppeld zijn.

19. Intra-oculaire kunstlens volgens conclusie 13,14 of 15, met het kenmerk, dat de optische elementen met een (klauw) haakverbinding aan het weefsel van de iris 10 gekoppeld zijn.

20. Intra-oculaire kunstlens volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat de (klauwen) haken van de verbindingen van beide optische elementen zich aan de voorzijde van de iris bevinden. 15

21. Intra-oculaire kunstlens volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het optisch element met een vaste positie zich tussen de iris en het hoornvlies bevindt.

22. Intra-oculaire kunstlens volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het optisch 20 element met een vaste positie zich tussen de iris en het lenskapsel bevindt.

23. Intra-oculaire kunstlens volgens conclusie 5, met het kenmerk dat de optische element met een vaste positie door het hoornvlies wordt gevormd en dat de optische eigenschappen door een laser in het hoornvlies zijn aangebracht in de vorm van een 25 reliefoppervlak.

24. Intra-oculaire ooglens volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat het reliefoppervlak zich binnen het hoornvlies bevindt.

25. Werkwijze voor het verschaffen van een accommoderende intra-oculaire kunstlens met het kenmerk dat een optisch element via een behandeling met laser aan het hoornvlies is aangebracht. 1029548 Λ *

26. Werkwijze volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat een buitenlaag van het hoornvlies wordt verwijderd, vervolgens het reliëfoppervlak wordt gevormd ter plaatse van de verwijderde laag en dat tenslotte de verwijderde laag weer teruggeplaatst.

27. Intra-oculaire kunstlens volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat tenminste een van de optische elementen een optisch filter omvat met van de golflengte van het licht afhankelijke doorlaateigenschappen.

28. Intra-oculaire kunstlens volgens conclusie 27, met het kenmerk, dat de optiek 10 optische filters omvat met uitdovings-pieken in het infra-rood (700-1550 run) gebied.

29. Intra-oculaire kunstlens volgens conclusie 27, met het kenmerk dat de optiek optische photochrome filters bevat met uitdovings-pieken in het zichtbare en ultra- j j violette (UV; 300-700 nm) gebied. j 15 !

30. Intra-oculaire kunstlens volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk dat de intra-oculaire kunstlens een therapeuticum omvat.

31. Intra-oculaire kunstlens volgens conclusie 30, met het kenmerk dat het 20 therapeuticum in een drager op tenminste een van de oppervlakken van de intra-oculaire j kunstlens is aangebracht. !

32. Intra-oculaire kunstlens volgens conclusie 30, met het kenmerk dat het therapeuticum is opgenomen in de polymeermassa van tenminste een van de delen van 25 de kunstlens. ! |

33. Intra-oculaire kunstlens volgens conclusie 31 of 32, met het kenmerk dat het therapeuticum zodanig in zijn drager is opgenomen dat het therapeuticum langzamerhand vrij komt. 30 |

34. Intra-oculaire kunstlens volgens een van de conclusies 30-33, met het kenmerk dat het therapeuticum door een remmer van fibrogene celgroei wordt gevormd. 1029548 * «

35. Intra-oculaire kunstlens volgens conclusies 34, met het kenmerk dat het therapeuticum een van de stoffen, gekozen uit de groep van mitomycine, cyclosporine, rapamycine, toramycine of een corticosteroide omvat. j 10 2 9 5 48