NL1029229C2 - Inrichting en werkwijze voor het in de bodem brengen van een vloeistof. - Google Patents

Description

Inrichting en werkwijze voor het in de bodem brengen van een vloeistof

De uitvinding betreft een inrichting en werkwijze voor het in of op de bodem brengen van een vloeistof, in het bijzonder mest. De inrichting is voorzien van een reservoir 5 voor de vloeistof en van hiermee via een aanvoerleiding verbonden opbrengmiddelep:

Een dergelijke inrichting is bijvoorbeeld bekend uit NL 8702901. De inrichting volgens NL 8702901 wordt over een te bemesten bodem voortgetrokken door een trekker. Vloeibare mengmest wordt via een aantal op een aanvoerleiding aangesloten 10 mondstukken vanuit een reservoir naar de bodem geleid, meer bepaald in daartoe in de bodem aangebrachte sleuven. De bekende inrichting heeft als nadeel dat zij niet erg effectief is. Zo wordt de bodemstructuur onnodig beschadigd door het trekken van de sleuven, en vergt elke andere gewenste bewerking van de grond - zoals bijvoorbeeld inzaaien - het inzetten van een ander werktuig. Dit is tijdrovend en zorgt voor een | 15 verdere belasting van de bodem.

De uitvinding stelt zich ten doel in een inrichting en werkwijze voor het in de bodem brengen van een vloeistof te voorzien die het mogelijk maakt de bodem effectief te bewerken.

20

De inrichting volgens de uitvinding heeft hiertoe de kenmerken zoals beschreven in het kenmerkende deel van conclusie 1.

Door de inrichting volgens de uitvinding te voorzien van middelen die tenminste één 25 toeslagstof kunnen toevoeren in een zelfde gang van de inrichting over het te bewerken land, wordt de bodem over een bepaalde periode beduidend minder verstoord dan tot hiertoe gebruikelijk was. Niet alleen voorkomt de inrichting het telkenmale opnieuw verstoren van de bodemstructuur, doch deze leidt bovendien tot aanzienlijke tijdswinst. Een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm omvat middelen voor het toevoeren van de 30 toeslagstof in de aanvoerleiding voor de vloeistof. Dit laat toe de op het land aan te brengen vloeistof desgewenst te modificeren, zonder dat hiervoor separate mengapparatuur nodig is. Inderdaad kan door een geschikte keuze van de toeslagstof elke gewenste eigenschap van de vloeistof worden ingesteld. Dit biedt een zeer grote flexibiliteit. De op het land en/of in de bodem aan te brengen vloeistof kan elke voor dit 1029229

. 2 V

doel gebruikelijke vloeistof zijn, zoals bijvoorbeeld mengmest, gier, schuimaarde en dergelijke. Ook is het mogelijk hiertoe in hoofdzaak water te gebruiken. Het water kan dan bijvoorbeeld dienst doen als drager voor de toeslagstof, zodat deze eventueel in vaste vorm toch verpompt kan worden. De vloeistof kan tevens afval omvatten, zoals 5 bijvoorbeeld aardappelafval, slachtafval en/of combinaties ervan, zolang de vloeistof maar door de aanvoerleiding kan worden aangevoerd. Omvat de vloeistof afval, dan kan deze desgewenst gemodificeerd worden door de toeslagstof. Door een geschikte keuze hiervan kan het afval bijvoorbeeld afgebroken worden of juist opgewaardeerd.

10 De middelen om de toeslagstof aan te voeren en in de vloeistofstroom op te nemen omvatten alle hiertoe gebruikelijke systemen. Zo is het mogelijk hiervoor gebruik te maken van een in een behuizing opgenomen transportschroef of vijzel, waarbij de behuizing desgewenst is voorzien van een vulopening voor de toeslagstof. Andere geschikte middelen omvatten een pomp, een plunjer, een sluis met perslucht, en dies 15 meer. Het zal duidelijk zijn dat de vakman hier meerdere mogelijkheden tot zijn beschikking heeft.

De inrichting volgens de uitvinding kan bijvoorbeeld een traditioneel mengmest uitrij dapparaat omvatten, dat werd aangepast met de toevoermiddelen voor de 20 toeslagstof. Voorts maakt het niet uit of de inrichting zelfrijdend is, of dat deze een getrokken uitvoering omvat, waarbij bijvoorbeeld gebruik wordt gemaakt van een aparte tractor. De opbrengmiddelen van de inrichting volgens de uitvinding omvatten in principe alle gebruikelijke opbrengmiddelen voor bijvoorbeeld mest. Zo is het volgens de uitvinding mogelijk opbrengmiddelen toe te passen in de vorm van een spreidplaat, 25 waarbij de vloeistof dus bovengronds wordt uitgereden. Dit kan bijvoorbeeld voordelig zijn om verstuiving te voorkomen. In een dergelijke toepassing wordt een gelachtige | vloeistof niet in maar op de bodem aangebracht. De aldus aangebrachte laag verhindert het verstuiven van bodemdeeltjes. In een andere voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting omvatten de opbrengmiddelen tenminste één mes voor het trekken van een 30 voor in de bodem, en een nabij het contactpunt van het tenminste één mes met de grond uitmondend mondstuk. Hierdoor wordt bereikt dat de vloeistof en toeslagstof direct onder het bodemoppervlak worden ingebracht, wat een effectievere werking ervan oplevert. Doordat bijvoorbeeld mengmest direct onder het bodemoppervlak kan worden 1029229 3 aangebracht, zorgt de inrichting volgens deze voorkeursuitvoering voor een relatief lage belasting van het milieu, waarbij onder andere stankoverlast wordt beperkt.

De inrichting volgens de uitvinding kan de bodem, in combinatie met de vloeistof, 5 voorzien van elke gewenste toeslagstof, zonder dat de bodem hiertoe verder dient verstoord te worden. Onder toeslagstof wordt in het kader van deze aanvrage verstaan elk middel in vaste of vloeibare vorm dat enige invloed kan uitoefenen op de gesteldheid en eigenschappen van de bodem, zoals bijvoorbeeld grondveredelaars, onkruid- en ongedierteverdelgers, zuurtegraadregelaars, kunstmest en andere 10 groeibevorderende middelen. Onder toeslagstof worden tevens zaden van allerlei aard, en in het bijzonder graszaad, begrepen. Zo wordt de inrichting volgens de uitvinding bij voorkeur gebruikt voor het zaaien of doorzaaien van zaaigoed, bij voorkeur gras. Door de graszaden volgens de uitvinding in te brengen in de bodem blijkt dat het aldus toegevoerde zaad beter in de bodem kan worden verdeeld, en daardoor sneller groeit.

15

De uitvinding betreft eveneens een werkwijze voor het in de bodem brengen van een toeslagstof, bijvoorbeeld mest, waarbij tenminste één voor in de bodem wordt getrokken, waarin vervolgens vanuit een aanvoerleiding de toeslagstof wordt ingebracht. Volgens de uitvinding wordt nagenoeg tegelijkertijd een toeslagstof in de 20 getrokken voor ingebracht. Bij voorkeur wordt de toeslagstof ingebracht vanuit de aanvoerleiding, waardoor een goede verdeeld mengsel van vloeistof en toeslagstof kan worden toegevoerd. Het heeft hierbij voordelen wanneer de toeslagstof apart wordt gedoseerd, met andere woorden onafhankelijk van het debiet van de vloeistofstroom. Hierdoor wordt het immers mogelijk de eigenschappen van het mengsel te sturen, een 25 en ander afhankelijk van het gestelde doel, maar bijvoorbeeld ook van de bodemgesteldheid en/of van andere omgevingsfactoren. Het wordt zelfs mogelijk de samenstelling van het mengsel tijdens het uitrijden ervan aan te passen.

De uitvinding zal nu verder worden verduidelijkt aan de hand van de in de figuren 30 beschreven niet-limiterende voorkeursuitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding. Hierin toont: - figuur 1 een schematisch zijaanzicht van het voorste deel van een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding; - figuur 2 een perspectivisch achteraanzicht van een deel van de inrichting; 1029229 4 - figuur 3 een detail van de middelen voor het toevoeren van een toeslagstof.

Op een trekker 1 is een tank 2 gemonteerd, die dienst doet als reservoir voor mest of een ! andere vloeistof. Tank 2 is via een buizenstelsel 3a, 3b verbonden met een i verdringingspomp 4, die de mest kan verpompen. Buis 3a is aan het achtereinde 5 voorzien van een driewegkraan 7, waarop buis 3a, buisgedeelte 3c en een (niet op figuur 1 getoonde) snijdinjectie constructie kunnen zijn aangesloten. Voor het vullen van het reservoir 2 wordt een op pomp 4 aangesloten aansluitleiding 6 verbonden met een opslag voor de mest, bijvoorbeeld een mestput. Pomp 4 zuigt de mest vanuit de mestput aan door de aansluitleiding 6 en verpompt de mest via een snij filter 8 en buisgedeeltes 10 3a en 3c naar reservoir 2, waartoe driewegkraan 7 uiteraard dusdanig is ingesteld dat buisgedeeltes 3a en 3c met elkaar zijn verbonden. Wanneer reservoir 2 althans gedeeltelijk is gevuld met mest wordt een niet getoonde toegangsklep tussen reservoir 2 en buisgedeelte 3b geopend. De pomp 4 verpompt aldus de mest van leiding 3b via snij filter 8 naar het buisgedeelte 3a. Afhankelijk van de stand van driewegkraan 7, 15 wordt de mest opnieuw in het reservoir gepompt via buisgedeelte 3c (waardoor de mest j dus blijft circuleren), of wordt de mest naar de snijdinjectie constructie geleid. !

De inrichting is volgens de uitvinding voorzien van middelen 10 voor het toevoeren van een toeslagstof. Onder verwijzing naar figuur 3 omvatten middelen 10 een in een behuizing 12 opgenomen transportschroef 11. Schroef 11 wordt aangedreven door een 20 elektromotor 13 met geschikt vermogen. In de toevoerinrichting 10 is in de getoonde voorkeursuitvoeringsvorm tevens een toevoerreservoir 14 voor de toeslagstof opgenomen, voorzien van een opening waarlangs het middel aan de transportschroef 11 kan worden toegevoerd. Aan de aansluitzijde is de behuizing 12 tevens voorzien van een klep 15, die middels een plunjersysteem 16 kan worden afgesloten. Zo kan op elk 25 moment de toevoer van de toeslagstof aan de vloeistof worden gestopt door sluiting van de klep 15. Zo wordt tevens terugstroming vermeden vanuit buisgedeelte 3b naar de transportschroef 11. In werking wordt de transportschroef 11 rotatief aangedreven door elektromotor 13. Afhankelijk van de afmetingen van schroef en behuizing, de spoed van de schroef en het toerental van de rotatie kan de hoeveelheid toeslagstof dat per 30 tijdseenheid wordt getransporteerd eenvoudig ingesteld worden. De toevoerinrichting 10 werkt dan als een doseerinrichting, waarbij de dosering van de toeslagstof onafhankelijk kan gebeuren van de mestdosering. Zo is het mogelijk het gehalte toeslagstof in de meststroom nauwkeurig naar behoefte in te stellen.

1029229 7 5

Op de in figuur 1 getoonde voorkeursuitvoeringsvorm sluit de behuizing 12 van de toevoerinrichting 10 aan op het gedeelte 3b van de aanvoerleiding (3a, 3b). Door de aansluiting op dit gedeelte van de aanvoerleiding te voorzien, namelijk stroomopwaarts van de snijfilter 8, wordt een verbeterde menging van mest en toeslagstof bereikt.

5 Tevens worden hierdoor eventueel in de meststroom aanwezige grovere deeltjes verkleind en uit de meststroom gefilterd.

De op driewegkraan 7 aansluitbare snijdinjectie constructie wordt getoond in figuur 2. Deze is door middel van een driepunts ophanging 20, 21,22 opgehangen aan de 10 achterzijde van trekker 1. De gehele snijdinjectie constructie kan in hoogte worden geregeld door dwarsbalk 23 door middel van een hydraulische hefboom (niet getoond) op te tillen of te laten zakken. Dwarsbalk 23 is voorzien van een reeks paarsgewijs opgestelde smalle messen 24 die in neergelaten toestand voren in de bodem kunnen trekken. Elk paar messen 24 is voorzien van een slede 25, die tijdens het voren trekken 15 op het aardoppervlak rust. De diepte van de voren kan eenvoudig geregeld worden door het in hoogte instellen van de sledes 25. Om de benodigde drukkracht op de bodem uit te kunnen oefenen zijn de messen 24 verend afgesteund op de dwarsbalk 23. Bij elk paar messen 24 behoort een mondstuk 26 voor het in de getrokken voor injecteren van de mest met toeslagstof. Elk mondstuk 26 is via een aanvoerleiding 27 aangesloten op 20 een verdeelorgaan 28. Verdeelorgaan 28 voorziet in aansluiting van de aanvoerleidingen 27 op een centrale aanvoerleiding 29. Deze laatste sluit weer aan op driewegkraan 7. Aldus kan de door buis 3 a aangevoerde meststroom via de op driewegkraan 7 aangesloten aanvoerleiding 29, en via verdeelorgaan 28, worden verdeeld over de mondstukken 26.

25

De hierboven beschreven inrichting 1 kan bijvoorbeeld worden toegepast voor het bemesten en doorzaaien van grasland. In een dergelijke werkwijze wordt vooreerst reservoir 2 gevuld met mest door deze via buis 6 op te zuigen uit een mestput. Met voldoende gevuld reservoir wordt de trekker vervolgens naar het te behandelen land 30 gereden. Tevens wordt het reservoir 14 van de toevoerinrichting 10 aangesloten op een geschikte aanvoerleiding voor graszaad. Als alternatief kan reservoir 14 worden gevuld met zaad door hierin zakken met zaad uit te schudden. Vervolgens worden mestpomp 4 ; en elektromotor 13 ingeschakeld waardoor een graszaad bevattende meststroom door aanvoerleiding (3a, 3b) op gang komt. Het graszaad wordt hierbij aangevoerd door 1029229 6 middel van de transportschroef 11. Het is echter ook mogelijk andere doseermiddelen toe te passen. Zo kan bijvoorbeeld in het geval dat een toeslagstof in vloeibare vorm wordt toegepast, dit via een op buis 3b aangesloten drukleiding worden aangevoerd. Door de aanzuigende werking van de mestpomp 4 wordt de vloeistof dan automatisch in 5 de mestroom meegevoerd. Door driewegkraan 7 in de doorgangsstand te zetten wordt deze meststroom onder druk naar de mondstukken 26 gevoerd. Bij het voortbewegen van trekker 1 over het grasland worden in de bodem voren getrokken, waarin vervolgens door mondstukken 26 graszaad bevattende mest wordt ingebracht.

Het gehalte aan graszaad in de meststroom kan hierbij eenvoudig worden geregeld door 10 het toerental van de mestpomp 4 en/of de elektromotor 13 aan te passen. Het is hierbij voordelig dat het graszaadgehalte in de meststroom eventueel aangepast kan worden zonder het door de mestpomp 4 geleverde debiet te moeten veranderen.

Voorts wordt nog opgemerkt dat meerdere varianten van de inrichting mogelijk zijn. Zo 15 kan deze desgewenst meerdere toevoerinrichtingen voor een derde en eventueel verder toeslagstof omvatten, ieder desgewenst voorzien van een eigen doseersysteem. Hierbij kunnen deze alle in de hoofdaanvoerleiding (3a, 3b) uitmonden zodat de toeslagstoffen alle aan de hoofdstroom worden toegevoerd. Het is tevens mogelijk hiertoe aparte toevoerleidingen te voorzien, die desgewenst ieder zijn voorzien van aparte 20 mondstukken.

1029229

Claims (12)

1. Inrichting voor het in de bodem brengen van een vloeistof, in het bijzonder mest, voorzien van een reservoir voor de vloeistof en hiermee via een aanvoerleiding 5 verbonden opbrengmiddelen, met het kenmerk dat de inrichting tevens is voorzien van middelen voor het toevoeren van tenminste één toeslagstof.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de inrichting is voorzien van middelen voor het toevoeren van de toeslagstof in de aanvoerleiding. 10

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de middelen voor het toevoeren van de toeslagstof zijn voorzien van een doseerinrichting.

4. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de 15 middelen voor het toevoeren van de toeslagstof een transportschroef omvatten.

5. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de middelen voor het toevoeren van de toeslagstof een aanvoerleiding voor de toeslagstof omvatten. 20

6. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de middelen voor het toevoeren van de toeslagstof een reservoir voor de toeslagstof omvatten.

7. Werkwijze voor het in de bodem brengen van een toeslagstof, bijvoorbeeld mest, waarbij tenminste één voor in de bodem wordt getrokken, waarin vervolgens vanuit een aanvoerleiding de vloeistof wordt ingebracht, met het kenmerk dat tevens een toeslagstof in de voor wordt ingebracht.

8. Werkwijze volgens conclusie 7, met het kenmerk dat de toeslagstof wordt ingebracht vanuit de aanvoerleiding.

9. Werkwijze volgens één der conclusies 7-8, met het kenmerk dat de toeslagstof apart wordt gedoseerd. 1029229 J

10. Werkwijze volgens één der conclusies 7-9, met het kenmerk dat de toeslagstof wordt aangevoerd door middel van een transportschroef.

11. Werkwijze volgens één der conclusies 7-10, met het kenmerk dat de toeslagstof wordt aangevoerd via een aanvoerleiding.

12. Werkwijze volgens één der conclusies 7-11, met het kenmerk dat de toeslagstof wordt aangevoerd vanuit een reservoir. 1029229