NL1027112C2 - Grondboor en werkwijze voor het vervaardigen van een boorgat en een funderingspaal. - Google Patents

Grondboor en werkwijze voor het vervaardigen van een boorgat en een funderingspaal. Download PDF

Info

Publication number
NL1027112C2
NL1027112C2 NL1027112A NL1027112A NL1027112C2 NL 1027112 C2 NL1027112 C2 NL 1027112C2 NL 1027112 A NL1027112 A NL 1027112A NL 1027112 A NL1027112 A NL 1027112A NL 1027112 C2 NL1027112 C2 NL 1027112C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
drill
ground
soil
borehole
drill body
Prior art date
Application number
NL1027112A
Other languages
English (en)
Inventor
Jacques Anthonius Maria Bouten
Original Assignee
Ecodrie B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Ecodrie B V filed Critical Ecodrie B V
Priority to NL1027112A priority Critical patent/NL1027112C2/nl
Priority to NL1030037A priority patent/NL1030037C2/nl
Priority to BE2005/0467A priority patent/BE1016785A3/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1027112C2 publication Critical patent/NL1027112C2/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D5/00Bulkheads, piles, or other structural elements specially adapted to foundation engineering
    • E02D5/22Piles
    • E02D5/34Concrete or concrete-like piles cast in position ; Apparatus for making same
    • E02D5/36Concrete or concrete-like piles cast in position ; Apparatus for making same making without use of mouldpipes or other moulds
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21BEARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B7/00Special methods or apparatus for drilling
    • E21B7/003Drilling with mechanical conveying means
    • E21B7/005Drilling with mechanical conveying means with helical conveying means

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • Geology (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental & Geological Engineering (AREA)
  • Fluid Mechanics (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Geochemistry & Mineralogy (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Paleontology (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Earth Drilling (AREA)
  • Piles And Underground Anchors (AREA)

Description

Titel: Grondboor en werkwijze voor het vervaardigen van een boorgat en een funderingspaal.
De uitvinding heeft betrekking op een grondboor omvattende een in hoofdzaak cilindervormig boorlichaam, voorzien van een booreinde, ingericht om in gebruik in de grond te worden gedraaid.
Een dergelijke boor is bekend uit EP 0 371 533. Deze bekende 5 grondboor is hol, rondom voorzien van een spiraalvormig schroefblad, en voorts voorzien van een conisch booreinde. De boor wordt gebruikt voor het vervaardigen van funderingspalen. Daartoe wordt de boor met het conische booreinde in de grond gedraaid, tot op een gewenste diepte, waarna een uithardende massa, in het bijzonder beton of betonmortel, via de holle boor 10 in het boorgat wordt geïnjecteerd, terwijl de boor uit het boorgat wordt teruggetrokken.
Bij het in de grond draaien van het booreinde wordt grond losgewoeld. Een deel van deze grond wordt door het conische booreinde zijwaarts verdrongen en verdicht. De rest wordt door het schroefblad 15 omhoog getransporteerd. Een hoge mate van verdringing is gunstig voor het draagvermogen van de grond en daarmee van de uiteindelijk te realiseren funderingspaal. De mate van verdringing is echter afhankelijk van onder andere de grondsoort en de tophoek van het conisch einde. Voor een optimale verdringing is derhalve per grondsoort een ander booreinde nodig, 20 voorzien van een andere tophoek. Het moge duidelijk zijn dat zulks kostbaar is en derhalve praktisch niet rendabel. Bijgevolg wordt in veel gevallen met een suboptimale tophoek geboord.
De uitvinding beoogt een grondboor te verschaffen, waarbij genoemd nadeel is opgeheven. In het bijzonder beoogt de uitvinding een 25 grondboor te verschaffen met een goede verdringende werking in uiteenlopende grondsoorten. Daartoe wordt een grondboor volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 1.
10271 12 2
Dankzij een dergelijke vormgeving van het booreinde kan zich tijdens het in de grond draaien van dit booreinde grond in de ingesprongen delen nestelen en door het draaiende booreinde worden meegevoerd. Verrassenderwijs blijkt deze meegevoerde grond een conische mantel rond 5 het booreinde te vormen, met een tophoek die zich afhankelijk van de booromstandigheden, in het bijzonder de bodemsituatie, bijvoorbeeld het type grond en de samendrukbaarheid daarvan, instelt en wel zodanig dat voor die betreffende bodemsituatie een optimaal verdringende werking wordt verkregen. Aldus wordt als het ware een zelfïnstellend booreinde 10 verkregen, dat zich in gebruik kan aanpassen aan heersende omstandigheden waarin de boor wordt toegepast. Hierdoor kan voor verschillende grondsoorten met één en dezelfde grondboor worden volstaan, waardoor aanzienlijke kosten kunnen worden bespaard, terwijl toch steeds een grote mate van verdringing kan worden verkregen.
15 In deze beschrijving wordt onder ingesprongen ten minste verstaan dat het betreffende buitenoppervlak plaatselijk, dat wil zeggen over ten minste een deel van de omtrek en/of over een bepaalde axiale afstand een deuk of inspringing vertoont.
In nadere uitwerking kan het buitenoppervlak van het booreinde 20 bijvoorbeeld zijn verjongd, volgens een getrapt of concaaf gekromd oppervlak. Bij de getrapte uitvoeringsvorm kan de boordiameter in een enkele stap zijn gereduceerd of via meerdere tussenstappen, welke getrapte overgangen desgewenst van een zekere afrondingstraal kunnen zijn voorzien. Een enkele trap biedt het voordeel dat de conische mantel vrijwel 25 elke tophoek kan aannemen tussen 180° en een minimum hoek, bepaald door het diameterverschil van de getrapte overgang en de lengte van het booreinde, gerekend vanaf deze overgang.
In een verdere voordelige uitvoeringsvorm is een grondboor volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 3.
10271 12 3
Een dergelijk uitstekend mes zal in gebruik als eerste in de grond worden gedraaid en kan daardoor helpen de boorweerstand te verlagen. Daarbij wordt de grond door dit mes nauwelijks verstoord. Verdringing vindt pas plaats vanaf het booreinde. Aldus zal een diepst gelegen deel van 5 een met deze boor gerealiseerd boorgat, over een hoogte die in hoofdzaak gelijk is aan de lengte waarover het mes uitsteekt, zijn omringd door grond die nagenoeg in takt is gebleven. Dit is gunstig voor het draagvermogen van deze grond en bijgevolg gunstig voor een in dit boorgat te realiseren funderingspaal.
10 In een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm wordt een grondboor volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 5. Door de grondboor hol uit te voeren, en het booreinde te voorzien van een uitlaatopening, kan na het boren beton of een dergelijke uithardende massa via de boor in het geboorde gat worden gebracht. Hierdoor kan het boorgat 15 direct bij het terugtrekken van de boor worden gevuld, en verkrijgt zijwaarts verdrongen grond geen kans te ontspannen of in te storten. De uitlaatopening is bij voorkeur voorzien van een deksel, teneinde de boor tijdens het boren tegen binnendringende grond te beschermen. Dit deksel kan scharnierend met het booreinde zijn verbonden, of zijn uitgevoerd als 20 los element, dat na openen achterblijft in het geboorde gat. De middelen die het deksel in de gesloten stand houden zijn bij voorkeur zodanig uitgevoerd dat het deksel kan worden geopend onder invloed van door het beton uitgeoefende druk, zodat geen aparte bedieningsmiddelen nodig zijn, hetgeen gunstig is voor de eenvoud, robuustheid en kostprijs van de boor.
25 In een verdere voordelige uitvoeringsvorm wordt een grondboor volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 7.
Dankzij een dergelijk ontwerp kan op zeer eenvoudige wijze een grondboor volgens de uitvinding worden gerealiseerd. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van twee standaard buizen, met een standaard lengte en/of 30 diameter. Deze buizen kunnen zodanig in elkaar worden geschoven, dat de 10271 12 " 4 binnenbuis uitsteekt ten opzichte van de buitenbuis, en aldus een verjongd booreinde vormt. De buizen kunnen met op zichzelf bekend bevestigingstechnieken onderling worden verbonden, bijvoorbeeld door lassen.
5 De grondboor is bij voorkeur omgeven door een schroefblad, volgens de maatregelen volgens conclusie 8, voor het omhoog transporteren van overtollige, niet zijwaarts verdrongen grond. Daarbij heeft het schroefblad bijvoorkeur over de gehele lengte van de boor een constante spoed, teneinde bij een constante draaisnelheid een constante afvoer van grond te 10 verkrijgen.
De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een boorgat met behulp van een grondboor volgens de uitvinding. Met een dergelijke werkwijze wordt per grondsoort steeds een goede verdringende werking verkregen, waardoor relatief veel grond 15 zijwaarts wordt verdrongen, en verdicht en relatief weinig grond omhoog wordt getransporteerd door het schroefblad. Hierdoor behoeft minder grond te worden afgevoerd, hetgeen manuren, brandstof en stortplaatsen bespaart.
De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een funderingspaal. Dankzij de goede verdringende 20 werking van een grondboor volgens de uitvinding behoudt de grond rond het boorgat een groot dragend vermogen. Hierdoor kan een in het boorgat aan te brengen funderingspaal een kleinere diameter hebben. Ook behoeft hierdoor in veel gevallen minder diep te worden geboord, tot een voldoende draagkrachtige grondlaag, hetgeen betekent dat de uiteindelijke 25 funderingspaal een kleinere lengte kan hebben. Het moge duidelijk zijn dat in beide gevallen grondstof, in het bijzonder beton of betonmortel, kan worden bespaard. Bovendien kan het boorgat zelf ook kleiner zijn, zodat minder overtollige grond behoeft te worden afgevoerd, met alle voordelen van dien. Ook blijken op deze wijze vervaardigde funderingspalen minder 30 last te hebben van verzakkingsverschillen welke normaliter tussen naast 1027112 5 elkaar gelegen funderingspalen optreden, wanneer deze palen worden belast. Ook dit lijkt te danken aan de goede verdringende werking van een grondboor volgens de uitvinding, waardoor de omringende grond een groot draagvermogen behoudt of verkrijgt.
5 In de verdere volgconclusies zijn verdere voordelige uitvoeringsvormen beschreven van een grondboor en werkwijze volgens de uitvinding. Ter verduidelijking zal een grondboor volgens de uitvinding en een mogelijke toepassing daarvan nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. Daarin toont: 10 FIG. 1 in dwarsdoorsnede een grondboor volgens de uitvinding; FIG. 2 het booreinde van de grondboor uit figuur 1 in nader detail en in perspectivisch aanzicht, voorzien van een voorbij dit einde uitstekend mes en een boordeksel; en FIG. 3 schematisch, in dwarsdoorsnede alternatieve 15 uitvoeringsvormen van een booreinde volgens de uitvinding.
In deze beschrijving hebben gelijke of corresponderende delen gelijke of corresponderende verwijzingscijfers.
Figuur 1 toont in dwarsdoorsnede een grondboor 1 volgens de uitvinding, omvattende een cilindervormig boorlichaam 2 en een booreinde 20 3, met een gezamenlijke lengte L en respectieve buitendiameters Di en D2.
De grondboor 1 is omgeven door een schroefblad 4, bij voorkeur over haar volledige lengte L. Het schroefblad 4 heeft een buitendiameter Ds en bij voorkeur een constante spoed P.
De grondboor 1 kan voorts, nabij een in gebruik bovengelegen einde 25 6, zijn voorzien van koppelmiddelen (niet getoond) voor koppeling van de grondboor 1 aan een grondboormachine. De grondboor 1 kan nabij een in gebruik ondergelegen einde 8 zijn voorzien van een mes 5. Dit mes 5 reikt bij voorkeur over enige afstand A tot voorbij het booreinde 3, zodat dit bij het boren als eerste in de grond wordt gedraaid. In het getoonde voorbeeld 30 vormt het mes 5 een verlenging van het schroefblad 4.
10271 12 ' 6
Het booreinde 3 is in het getoonde voorbeeld begrensd door een afgeplat eindvlak 7, dat zich in hoofdzaak haaks op een hartlijn M van de grondboor 1 uitstrekt, en een buitenmantel 10, welke zich tussen genoemd eindvlak 7 en het boorlichaam 2 uitstrekt. De buitenmantel 10 heeft ten 5 opzichte van het boorlichaam 2 een ingesprongen verloop, bijvoorbeeld een trapsgewijze verjonging 8, als getoond in Figuur 1 en 3A, waarbij de oorspronkelijke diameter Di van het boorlichaam 2 abrupt overgaat in een kleinere diameter D2. Vanzelfsprekend zijn andere, minder abrupte overgangen mogelijk, zoals bijvoorbeeld getoond in Figuur 3C, waarbij de 10 buitenmantel 10 een meer geleidelijk inspringend verloop heeft, in het bijzonder een concaaf gekromd verloop 8'. Figuur 3B toont een alternatief voorbeeld, waarbij de buitenmantel 10 meerdere getrapte overgangen 8A,B,C omvat, waardoor de oorspronkelijke diameter Di via tussenstapjes Dti en Dt2 overgaat in diameter D2.
15 De grondboor 1 is bijvoorkeur hol, althans voorzien van een centrale doorboring 12 met een binnendiameter Di. In het getoonde voorbeeld mondt de doorboring 12 uit in een uitlaatopening 13 in het eindvlak 7 van het booreinde 3. Bij voorkeur is deze uitlaatopening 13 tijdens het boren afgesloten met een deksel 14 (zie figuur 2), teneinde te 20 verhinderen dat grond de boor kan binnendringen. Het deksel 14 kan daartoe zijn voorzien van geschikte sluitmiddelen 16. Deze behoeven geen grote sluitkracht te leveren, aangezien het deksel 14 in gebruik door de grond in de gesloten stand zal worden gehouden. De sluitmiddelen 16 kunnen derhalve eenvoudig zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld als 25 verzwakkingslijnen, verende klikvingers 16 (zie figuur 2) of breekpennen. Teneinde het deksel 14 te openen, kunnen al dan niet aangedreven bedieningsmiddelen (niet getoond) zijn voorzien om de sluitmiddelen 16 te verbreken en/of de sluitkracht daarvan op te heffen.
De in figuur 1 getoonde grondboor 1 kan bijvoorbeeld zijn 30 vervaardigd uit twee holle buizen, in het bijzonder een buitenbuis 20 met 10271 12 7 een buitendiameter Di en een concentrisch daarin opgenomen binnenbuis 22 met een buitendiameter D2, waarbij de binnenbuis 22 over een afstand C uitsteekt ten opzichte van de buitenbuis 20. De overgang tussen beide buizen 20, 22 vormt bovengenoemde getrapte overgang 8 van het booreinde 5 3. Dergelijke buizen 20, 22 zijn eenvoudig te vervaardigen en eenvoudig onderling te verbinden, met op zichzelf bekende bevestigingsmiddelen, bijvoorbeeld door lassen.
Ter illustratie worden hieronder een aantal mogelijke afmetingen gegeven van een grondboor 1 volgens Figuur 1. Deze waarden dienen om 10 enig gevoel te geven ten aanzien van het type boor, doch dienen geenszins als beperkend te worden uitgelegd. De lengte L van de boor 1 zal gebruikelijk tussen ongeveer 10 en 30 meter bedragen. De buitendiameter Ds van het schroefblad 4 kan tussen ongeveer 25 en 90 centimeter bedragen en de spoed P kan rond 35 tot 60 centimeter bedragen. De buitendiameter 15 van het boorlichaam 2, 20 bedraagt bijvoorbeeld tussen 20 en 65 centimeter. De binnendiameter Dï van de centrale doorboring 12 bedraagt bij voorkeur tussen ongeveer 12 en 40 centimeter. De afstand A tussen het mes 5 en het eindvlak 7 van het booreinde 3 bedraagt bij voorkeur ongeveer 10 centimeter. De afstand B van het mes 5 tot aan de getrapte overgang 20 bedraagt bij voorkeur tussen ongeveer 80 en 100 centimeter. Voorts bedraagt de diameterreductie van het verjongde booreinde bij voorkeur tussen ongeveer 30 en 75% van de oorspronkelijke boordiameter.
De werking van het booreinde 3 zal nu worden uitgelegd aan de hand van Figuur 3A. Wanneer dit booreinde 3 in de grond wordt gedraaid, 25 zal de grond ter plekke worden losgedraaid. Een gedeelte van deze losgedraaide grond nestelt zich in de getrapte overgang 8 van de buitenmantel 10 en zal met het booreinde 3 meedraaien. Daarbij vormt deze grond als het ware een tweede buitenmantel, hierna grondmantel 25 genoemd, met een afgeknot conische vorm en een hellingshoek of tophoek a, 30 welke zich per grondsoort 'automatisch' instelt en per grondsoort kan 1027112 8 verschillen. Onder tophoek wordt in deze verstaan de hoek die door de conische mantelwanden wordt ingesloten, wanneer de mantel over hartlijn M wordt doorgesneden, zoals getoond in Figuur 3A. Hierin zijn drie verschillende grondmantels 25A-C afgebeeld, met bijbehorende tophoeken 5 cca-c. Duidelijk is te zien dat de tophoek α afneemt naarmate de grondmantel 25 zich over een grotere lengte langs het booreinde 3 uitstrekt.
Deze tophoek α is van belang voor het verdringend vermogen van de grondboor 1. Hieronder wordt verstaan, het vermogen van de grondboor 1 om omringende grond zijwaarts te verdringen. Bij 100% verdringend 10 vermogen wordt alle grond zijwaarts verdrongen. Dit is gunstig voor het draagvermogen van de grond en levert bovendien geen overtollige grond op, die afgevoerd dient te worden. Nadeel is evenwel dat voor 100% verdringing, zoals bijvoorbeeld wordt bereikt door heien, veel energie nodig is. De verdringing gaat bovendien vaak gepaard met lawaai en/of trillingen, welke 15 schade kunnen toebrengen aan de omgevingen en/of omringende bebouwing. Hierdoor is 100% verdringing, althans heien, niet altijd mogelijk of toegestaan. De grondboor 1 volgens de uitvinding behoort tot de semi-verdringende boren, waarbij een deel van de grond wordt verdrongen en het overige deel omhoog wordt getransporteerd door het schroefblad 4. Dit kost 20 minder energie en maakt minder lawaai, doch resulteert in overtollige grond en een lager draagvermogen van de grond. Teneinde laatstgenoemde nadelen te minimaliseren kan het verdringend vermogen van de boor worden verhoogd. Dit is mogelijk door de tophoek α van het booreinde 3 te variëren. Verrassenderwijs is gebleken dat met een booreinde 3 volgens de 25 uitvinding, de zich rond het booreinde vormende grondmantel 25 steeds een tophoek α aanneemt die voor de betreffende grondsoort een meest optimaal verdringingseffect oplevert. Daarbij kan de door de grondmantel gevormde tophoek α afhankelijk van het grondtype bijvoorbeeld variëren tussen 1027112 9 ongeveer 3 graden en ongeveer 20 graden. Deze waarden dienen niet beperkend te worden uitgelegd.
Aldus kan met één grondboor 1 volgens de uitvinding in uiteenlopende grondsoorten worden geboord, waarbij in samenwerking met 5 deze grond steeds een booreinde 3 wordt verkregen met een voor die betreffende grond optimale tophoek a, welke gepaard gaat met een optimaal verdringend vermogen. Hierdoor behoudt de grond rond het geboorde gat een relatief groot draagvermogen, hetgeen voordelig is voor een in deze gaten aan te brengen funderingspaal. Deze palen kunnen hierdoor namelijk ! 10 slanker en in voorkomende gevallen ook korter worden uitgevoerd, omdat minder diep behoeft te worden geboord om een voldoende dragende grondlaag te bereiken, of in andere woorden, de dragende grondlaag behoeft minder sterk te zijn, omdat de bovengelegen lagen een grotere bijdrage kunnen leveren aan het draagvermogen. Hierdoor kan beton worden 15 bespaard.
Een dergelijke funderingspaal kan worden gerealiseerd door, nadat op bovenstaande wijze een gat is geboord, een uithardende massa in het boorgat te injecteren via de centrale doorboring 12 en uitlaatopening 13. Daarbij kan het deksel 14 door eerdergenoemde bedieningsmiddelen worden 20 geopend. Doch bij voorkeur wordt het deksel 14 geopend onder invloed van de druk van de in de grondboor 1 gevoerde massa. Hierdoor zijn geen speciale bedieningsmiddelen nodig, en kan de grondboor nog eenvoudiger en robuuster worden uitgevoerd. Het deksel 14 kan scharnierend met het booreinde zijn verbonden (als weergegeven in figuur 2) of zijn uitgevoerd als 25 een "verloren deksel", waarbij het deksel 14 na verbreking van de sluitmiddelen uit het booreinde 3 valt en in de grond achter blijft.
De inspuitdruk wordt bijvoorkeur aanvankelijk, gedurende de eerste meter of halve meter relatief hoog gekozen, bijvoorbeeld tussen 5 tot 10 Bar. Aldus kan lucht die zich mogelijk in het aangevoerde beton en de 30 centrale doorboring 12 kan bevinden daaruit worden geperst. Deze druk kan 10271 12 10
^ I
! worden ingesteld via op de boor 1 aangesloten pompmiddelen (niet getoond).
Tijdens het omhoogtrekken van de boor en het verder vullen van het boorgat | kan de druk worden afgelaten, zodat deze geleidelijk afneemt tot j bijvoorbeeld 0,5 Bar. | 5 Zoals getoond in Fig. 1 en Fig. 2 is de boor bij voorkeur voorzien j van een mes 5, dat over zekere afstand A uitsteekt ten opzichte van het eindvlak 7 van het booreinde 3. Dankzij dit mes 5 kan de boor 1 eenvoudiger, met minder weerstand in de grond worden gedraaid. Daarbij wordt de grond door het mes 5 nauwelijks verstoord. Verdringing van de 10 grond treedt pas op vanaf het eindvlak 7 van het booreinde, dus op een , afstand A boven het mes 5. Dit betekent dat de grond waarop de te storten .
funderingspaal uiteindelijk rust niet of minimaal is verdrongen doch grotendeels in takt is. Dit is wederom gunstig voor het dragend vermogen, alsmede voor het minimaliseren van verzakkings- of zettingsverschillen, 15 welke tussen de funderingspalen kunnen optreden wanneer deze worden belast.
Teneinde het aankleven van een eerste laag grond te stimuleren kan de buitenmantel van het booreinde 3 worden opgeruwd, zoals aangegeven in Figuur 3C. Ook de meerdere trappen 8A*C als getoond in Fig.
20 3B kunnen bijdragen aan een betere hechting van de grond aan het booreinde 3. Daarbij worden deze trappen 8A-C bij voorkeur zodanig gedimensioneerd dat hiermee de vrije instelbaarheid van de tophoek α niet, althans minimaal wordt belemmerd. Zo is in de in Figuur 3B getoond uitvoeringsvorm de minimaal instelbare tophoek ac onveranderd ten 25 opzichte van figuur 3A, terwijl de maximaal instelbare tophoek oca slechts iets kleiner is geworden.
Het moge duidelijk zijn dat een booreinde 3 volgens de uitvinding toepasbaar is bij elk type grondboor, dus ook massieve grondboren of grondboren waarbij geen beton via een holle binnenbuis in het geboorde gat 10271 12 11 wordt aangebracht. De voordelen van een booreinde 3 volgens de uitvinding komen met name tot zijn recht in toepassingen waarbij een grote mate van grondverdringing gewenst en/of van belang is.
De uitvinding is geenszins beperkt tot de in de beschrijving en de 5 tekening getoonde uitvoeringsvoorbeelden. Alle combinaties van (delen van) beschreven en/of getoonde uitvoeringsvormen worden geacht onder de uitvindingsgedachte te vallen. Bovendien zijn vele variaties daarop mogelijk binnen het door de conclusies geschetste raam van de uitvinding.
Zo is het mogelijk om bij het vervaardigen van een funderingspaal, 10 de uithardende massa pas in het boorgat aan te brengen nadat de grondboor volledig uit het boorgat is verwijderd. In dat geval, behoeft de grondboor niet hol te zijn en behoeft het booreinde geen boorputdeksel te omvatten, waardoor een nog robuustere boor kan worden verkregen, welke bovendien geen inwendige reiniging behoeft.
15 Deze en vele variaties worden geacht binnen het raam van de uitvinding te vallen zoals verwoord in de hiernavolgende conclusies.
i 1027112

Claims (12)

1. Grondboor (1) omvattende een in hoofdzaak cilindervormig boorlichaam (2) voorzien van een booreinde (3), ingericht om in gebruik in de grond te worden gedraaid, met het kenmerk dat het booreinde (3) een ten opzichte van het boorlichaam (2) ingesprongen buitenoppervlak (10) 5 heeft, zodanig dat zich in gebruik grond in en/of rond dit buitenoppervlak (10) kan hechten ter vorming van een conische mantel (25), met een vrij instelbare tophoek (a).
2. Grondboor (1) volgens conclusie 1, waarbij het booreinde (3) richting haar vrije einde (7) is verjongd volgens een getrapt of anderszins 10 gekromd buitenoppervlak (10, 8, 8A-C, 8').
3. Grondboor (1) volgens conclusie 1 of 2, waarbij de grondboor (1) een mes (5) omvat, dat tot voorbij een vrij einde (7) van het booreinde (3) reikt.
4. Grondboor (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het booreinde (3) een afgeplat eindvlak (7) omvat, dat zich in hoofdzaak 15 haaks op een hartlijn (M) van de grondboor (1) uitstrekt.
5. Grondboor (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het boorlichaam (2) en booreinde (3) hol zijn en het booreinde (3) is voorzien van een afsluitbare uitlaatopening (13).
6. Grondboor (1) volgens conclusie 4 en 5, waarbij de uitlaatopening 20 (13) is gelegen in het afgeplatte eindvlak (7) van het booreinde (3).
7. Grondboor (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de grondboor (1) is op gebouwd uit een buitenbuis (20) en een concentrisch daarin opgenomen binnenbuis (22), waarbij de binnenbuis (22) met ten minste één einde uitsteekt buiten de buitenbuis (20).
8. Grondboor (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij althans een deel van het boorlichaam (2) en bij voorkeur het booreinde (3) is omgeven door een spiraalvormig schroefblad (4). 10271 12
9. Grondboor volgens conclusie 8, waarbij het schroefblad (4) een constante spoed (P) heeft.
10. Werkwijze voor het vervaardigen van een boorgat, waarbij een grondboor (1) volgens een van de voorgaande conclusies in de grond wordt 5 gedraaid, waarbij omringende grond zich in en/of aan het booreinde (3) i hecht en een conische mantel (25) vormt met een zelfinstellende tophoek (a), welke per grondsoort kan verschillen.
11. Werkwijze voor het vervaardigen van een funderingspaal, waarbij een boorgat wordt vervaardigd volgens een werkwijze volgens conclusie 10, 10 met behulp van een grondboor (1) volgens een van de conclusies 5-9, waarna een uithardende massa, in het bijzonder beton of betonmortel, via het holle boorlichaam (2) en booreinde (3) in het boorgat wordt gebracht, terwijl de grondboor (1) geleidelijk uit het boorgat wordt teruggetrokken of gedraaid.
12. Werkwijze volgens conclusie 11, waarbij tijdens het vullen van het 15 boorgat de druk waarmee de uithardende massa in het boorgat wordt gebracht, wordt gevarieerd. 1027112
NL1027112A 2004-09-24 2004-09-24 Grondboor en werkwijze voor het vervaardigen van een boorgat en een funderingspaal. NL1027112C2 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1027112A NL1027112C2 (nl) 2004-09-24 2004-09-24 Grondboor en werkwijze voor het vervaardigen van een boorgat en een funderingspaal.
NL1030037A NL1030037C2 (nl) 2004-09-24 2005-09-26 Grondboor en werkwijze voor het vervaardigen van een boorgat en een funderingspaal.
BE2005/0467A BE1016785A3 (nl) 2004-09-24 2005-09-26 Grondboor en werkwijze voor het vervaardigen van een boorgat en een funderingspaal.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1027112A NL1027112C2 (nl) 2004-09-24 2004-09-24 Grondboor en werkwijze voor het vervaardigen van een boorgat en een funderingspaal.
NL1027112 2004-09-24

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1027112C2 true NL1027112C2 (nl) 2006-03-27

Family

ID=34955650

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1027112A NL1027112C2 (nl) 2004-09-24 2004-09-24 Grondboor en werkwijze voor het vervaardigen van een boorgat en een funderingspaal.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1027112C2 (nl)

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4193461A (en) * 1978-02-13 1980-03-18 Intrusion-Prepakt, Inc. Means and method for forming and enlarging holes in soil
EP0371533A1 (en) 1988-11-30 1990-06-06 Jacob Bouten Method for providing concrete foundation piles and hallow earth drill to be used for that purpose
FR2659385A1 (fr) * 1990-03-09 1991-09-13 Delmag Maschinenfabrik Tariere a refoulement.
EP0588143A1 (de) * 1992-09-01 1994-03-23 Strabag Hoch- Und Ingenieurbau Ag Erdbohrer zum Herstellen eines Ortbeton-Verdrängungspfahles
WO2001020083A1 (en) * 1999-09-10 2001-03-22 Cementation Foundations Skanska Limited Drilling tool and method of installing a foundation pile
EP1277887A2 (en) * 2001-07-17 2003-01-22 Compagnie Du Sol Displacement drilling tool and equipment using said tool

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4193461A (en) * 1978-02-13 1980-03-18 Intrusion-Prepakt, Inc. Means and method for forming and enlarging holes in soil
EP0371533A1 (en) 1988-11-30 1990-06-06 Jacob Bouten Method for providing concrete foundation piles and hallow earth drill to be used for that purpose
FR2659385A1 (fr) * 1990-03-09 1991-09-13 Delmag Maschinenfabrik Tariere a refoulement.
EP0588143A1 (de) * 1992-09-01 1994-03-23 Strabag Hoch- Und Ingenieurbau Ag Erdbohrer zum Herstellen eines Ortbeton-Verdrängungspfahles
WO2001020083A1 (en) * 1999-09-10 2001-03-22 Cementation Foundations Skanska Limited Drilling tool and method of installing a foundation pile
EP1277887A2 (en) * 2001-07-17 2003-01-22 Compagnie Du Sol Displacement drilling tool and equipment using said tool

Similar Documents

Publication Publication Date Title
KR100208121B1 (ko) 표토내 파일 설치용 표토 변위 송곳 헤드
EP0831180B1 (en) Drill for making a pile in the ground and method applying this drill
US6402432B1 (en) Method for installing load bearing piles utilizing a tool with blade means
US4685834A (en) Splay bottom fluted metal piles
US20030159377A1 (en) Cable end wedge lock
WO1994002687A1 (en) Apparatus and method for forming piles
JPS62501087A (ja) コンダクターパイプのための打ち込みシュー
US20020008328A1 (en) Pile formation
NL1027112C2 (nl) Grondboor en werkwijze voor het vervaardigen van een boorgat en een funderingspaal.
GB2329204A (en) Earth auger
EP1041240B1 (en) Auger drill
NL1030037C2 (nl) Grondboor en werkwijze voor het vervaardigen van een boorgat en een funderingspaal.
BE1016785A3 (nl) Grondboor en werkwijze voor het vervaardigen van een boorgat en een funderingspaal.
NL9301176A (nl) Werkwijze voor het vormen van een fundatiepaal in de grond onder toepassing van een geprefabriceerde paalschacht.
JP2673677B2 (ja) 杭工法
JPH07286324A (ja) ドレーン層付き杭又はドレーン柱の施工方法及びそれらに使用する施工装置
WO2000022244A1 (en) Auger
GB2293850A (en) Cast in situ piles
BE1016927A3 (nl) Boorvoorziening en werkwijze voor het vervaardigen van grondverdringende schroefpalen.
WO2001020083A1 (en) Drilling tool and method of installing a foundation pile
US5219249A (en) Reinforced concrete load-bearing pile forming device
KR970009947A (ko) 보링지그 및 보어홀에 파일을 만들기 위한 방법
KR20190137293A (ko) 회전 관입 말뚝의 시공방법
JPH11140870A (ja) 翼付きねじ込み式鋼管杭
NL1027150C2 (nl) Grondboor; werkwijze voor het verdiepen van een schacht in een bodem; en werkwijze voor het voortbrengen van een funderingspaal.

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20110401