NL1026971C2

NL1026971C2 - Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van een basismateriaal voor zeefdrukken, alsmede dergelijk basismateriaal.

Info

Publication number: NL1026971C2
Application number: NL1026971A
Authority: NL
Inventors: Stephanus Gerardus Blankenborg; Wilfried Franciscus Ma Koopman; Jacob Jacobus Poelman; Johannes Franciscus Ger Koster
Original assignee: Stork Prints Bv
Priority date: 2004-09-03
Filing date: 2004-09-03
Publication date: 2006-03-06
Also published as: CA2743544C; US20070298180A1; EP1799456A1; EP1799456B1; AU2005280761B2; US20120199024A1; RU2384415C2; UA93360C2; ZA200701788B; US8173216B2; AU2005280761A1; BRPI0514856B1; HK1113558A1; CA2579715A1; MX2007002664A; CA2743541C; WO2006025739A1; SI1799456T1; ES2400366T3; CA2579715C

Description

. i

Korte aanduiding: Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van een basismateriaal voor zeefdrukken, alsmede dergelijk basismateriaal.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een basismateriaal voor zeefdrukken dat als componenten een zeef, een laklaag van lakmateriaal en een beschermfolie omvat, waarbij de werkwijze het samenstellen van het 5 basismateriaal uit de componenten omvat.

Een dergelijke werkwijze is bekend uit de Nederlandse ter inzage gelegde octrooiaanvrage nr. 1025774 van aanvraagster. Bij deze bekende werkwijze wordt een eerste laklaag van fotogevoelig lakmateriaal op een zijde van de beschermfolie aangebracht, welke 10 laklaag daarna wordt gedroogd. Vervolgens wordt een additionele laklaag op deze eerste laklaag aangebracht, waarna de zeef in de additionele laklaag wordt gedrukt, waarbij de zijde van de additionele laklaag op de beschermfolie die naar de zeef is toegekeerd, nog nat is. Bij een in genoemde aanvrage beschreven 15 alternatieve werkwijze wordt de zeef direct in de laklaag gedrukt, nadat deze laklaag op de betreffende zijde van de beschermfolie is aangebracht, waarbij opnieuw geldt dat die zijde van de laklaag waarop de zeef wordt aangebracht, nat dient te zijn. De beschermfolie heeft de functie van het beschermen van de laklaag tijdens opslag, 20 transport en bij het desgewenst op- en afrollen van het basismateriaal. Met deze bekende werkwijze wordt bereikt dat het oppervlak van de laklaag aan de zijde van de beschermfolie een gladheid bezit, die beter is dan het bekende basismateriaal dat onder de merknaam "Screeny Siebdruckplatten" door de firma Gallus Ferd.

25 Rusch AG op de markt wordt gebracht.

Bij gebruik van het basismateriaal voor zeefdrukken wordt eerst de beschermfolie van het basismateriaal verwijderd. De laklaag wordt vervolgens belicht volgens een bepaald patroon, ontwikkeld en eventueel thermisch gehard. De onbelichte, niet uitgeharde 30 laklaagdelen worden verwijderd, zodat in de daardoor ontstane gebieden de zeef bloot komt te liggen. Het aldus voorbereide basismateriaal functioneert als sjabloon bij zeefdrukken.

1026971 ί - 2 -

Nu is gebleken dat voor sommige zeefdruktoepassingen de behoefte bestaat aan basismateriaal met een hoge vulgraad van de zeefopeningen met lakmateriaal.

Verder is gebleken dat bij toepassing van het basismateriaal 5 volgens bovengenoemde Nederlandse octrooiaanvrage op basis van een geëlektroformeerde zeef uit nikkel na ontwikkeling en uitharden de fotolaklaag incidenteel zwakke plekken kan vertonen met een matige hechting aan de zeef. Deze zwakke plekken van het basismateriaal kunnen leiden tot een mindere drukkwaliteit bij het zeefdrukken. Het 10 optreden van die sporadische zwakke plekken vindt met name plaats op de posities, waar de laklaag minder ver in de zeef is gedrongen, bijvoorbeeld als gevolg van luchtinsluiting door capillaire werking van de zeefopeningen, en zogeheten "pinholes" (speldengaten).

De onderhavige uitvinding heeft zodoende ten doel een werkwijze 15 en inrichting voor het vervaardigen van een basismateriaal voor zeefdrukken, omvattende als componenten een zeef, een laag van lakmateriaal en een beschermfolie, te verschaffen waarmee een hoge vulgraad van lakmateriaal in de zeef kan worden bereikt.

Een ander doel van de uitvinding is een werkwijze en inrichting 20 voor het vervaardigen van een basismateriaal voor zeefdrukken, omvattende als componenten een zeef, een laag van lakmateriaal en een beschermfolie, te verschaffen waarmee het optreden van zwakke plekken verder is gereduceerd.

De werkwijze van de hierboven genoemde soort wordt volgens de 25 uitvinding daartoe gekenmerkt doordat de werkwijze tenminste de stappen omvat van a) het aanbrengen van een eerste laklaag op de zeef, en b) het vervolgens aanbrengen van de beschermfolie op de eerste laklaag op de zeef.

30 Bij de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding wordt de zeef, voorafgaande aan het samenstellen van het basismateriaal uit de componenten, vooraf bekleed met een eerste laklaag van lakmateriaal, bij voorkeur fotogevoelig lakmateriaal waarna de zeef, bij voorkeur een geëlektroformeerde zeef, welke is voorzien van deze laklaag, 35 wordt gelamineerd met de beschermfolie, zodanig dat de zeef, lak en folie aan elkaar worden gehecht. Op de beschermfolie kan desgewenst een laklaag aanwezig zijn. De beschermfolie kan ook als plakfolie, bestaande uit een folie die aan een hoofdoppervlak is voorzien van een hechtmiddel, zoals lijm, bestaan. Door lak in de zeef aan te 40 brengen, met andere woorden de zeef vooraf te bekleden, wordt bereikt 1026971 - 3 - dat de lak goed in de zeefopeningen vloeit en doordringt, en er zodoende voldoende lak in de zeefopeningen met goede hechting aan de zeef aanwezig is. De vulgraad met lakmateriaal van de zeef van het basismateriaal vervaardigd volgens de werkwijze volgens deze 5 uitvinding is daardoor groter dan bij het basismateriaal volgens de stand van de techniek. Bij de stand van de techniek neemt het volume • lak in de gaten van de zeef als gevolg van de droogstap en daardoor veroorzaakte krimp van de lak sterk af, zodat het basismateriaal een vulgraad (bepaald als het quotiënt van de dikte of hoogte van de 10. laklaag in de openingen van de zeef en de dikte van de zeef * 100%) heeft in de orde van grootte van 50%. Het basismateriaal vervaardigd volgens deze uitvinding kan een een hogere vulgraad van tenminste 60% bereiken, meer bij voorkeur tenminste 75%, met nog grotere voorkeur meer dan 80%. Met als gevolg dat bij gebruik van het basismateriaal 15 volgens de uitvinding voor zeefdrukken na belichting, ontwikkeling en uitharding een hoge drukkwaliteit wordt bereikt.

Daarnaast biedt de werkwijze volgens de uitvinding het voordeel, dat wanneer eventueel de hiervoor genoemde pinholes in de zeef aanwezig zijn - in dat geval ontbreken een of enkele dammen 20 lokaal in het zeefmateriaal -, dat deze speldengaten eveneens worden opgevuld bij het bekleden. Bij de eerder beschreven werkwijze volgens voornoemde Nederlandse octrooiaanvrage kunnen in de eventuele aanwezigheid van dergelijke speldengaten in de zeef ook lokaal dunne en zodoende meer kwetsbare plekken in de laklaag ten opzichte van de 25 omringende lakgebieden ontstaan, die eveneens een mindere drukkwaliteit zouden kunnen geven.

Zoals eerder vermeld, wordt bij voorkeur fotogevoelig lakmateriaal bij de werkwijze volgens de uitvinding toegepast. Materiaal dat met behulp van energierijke straling bijvoorbeeld een 30 laser of mechanisch kan worden bewerkt om in de laag een voorvorm van een te drukken afbeelding te vormen kan eveneens worden gebruikt.

Gebruikelijk omvat de werkwijze verder een stap c) van het drogen van de bij stap b) verkregen zeef met laklaag en beschermfolie. Tijdens deze stap wordt het water/oplosmiddel uit de 35 lak van het in stap b) verkregen (tussen)product verwijderd. Het drogen vindt bij voorkeur geforceerd plaats, alhoewel drogen aan de lucht bij omgevingstemperatuur mogelijk is, maar lange droogtijd vereist. Voorbeelden van geforceerd drogen omvatten drogen met hete lucht of infrarood straling, langsblazen van lucht.

1026971 - 4 -

Teneinde te verzekeren dat de laklaag goed in de zeef is doorgedrongen, wordt de eerste laklaag met voordeel in meerdere deelstappen van het aanbrengen van deellaklagen uitgevoerd, zodat de eerste laklaag uit meerdere deellagen wordt opgebouwd. Aldus worden 5 de openingen in de zeef stapsgewijs, bij voorkeur onder tussentijds drogen van de deellaklagen (uitgezonderd de laatste), gevuld, en kan een zeer hoge vulgraad van meer 75%, met voordeel meer dan 80% worden bereikt. De volumeafname veroorzaakt door krimp van een aangebrachte deellaag als gevolg van droging wordt namelijk door het aanbrengen 10 van een volgende deellaag gecompenseerd.

Met voordeel wordt de laklaag onder zekere druk op de zeef aangebracht, zodat het fotogevoelig materiaal in de gaten van de zeef kan vloeien. Bij voorkeur wordt het aanbrengen van de laklaag op de zeef uitgevoerd met behulp van een rakelbekledingsinrichting.

15 Bij voorkeur wordt stap b) uitgevoerd terwijl de lak of laatst aangebrachte deellaklaag nat is. In dat geval vervult de lak de functie van hechtmiddel om de componenten van het basismateriaal met elkaar te verbinden.

Wanneer bij deze voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze 20 volgens de uitvinding tijdens het lamineren slechts één laklaag aanwezig is (d.w.z. op de zeef), dan is de naar het andere onderdeel, namelijk de beschermfolie, van het te vormen basismateriaal gekeerde zijde van die laklaag nat. Wanneer zowel op de zeef als op de beschermfolie een laklaag aanwezig is, is een zijde van ten minste 25 één van deze laklagen, welke zijde tijdens lamineren naar de andere laklaag is gekeerd, nat.

Wanneer de laklaag in de zeef uit meerdere deellagen wordt opgebouwd, wordt met voordeel na het aanbrengen van een deellaag een droogstap uitgevoerd om de betreffende deellaag te drogen, behalve 30 bij de laatste deellaag, waarop bij voorkeur direct de beschermfolie wordt aangebracht, zolang de laatst aangebrachte deellaag althans de vanaf het zeefmateriaal afgekeerde zijde daarvan, nog nat is. Het drogen vindt bij voorkeur plaats bij een temperatuur die lager is dan de uithardingstemperatuur van het lakmateriaal. Aldus wordt bereikt 35 dat de droogstap, meer in het bijzonder de toegepaste droogtemperatuur, het belichten van de laklaag met een patroon overeenkomstig de te drukken afbeelding niet op ongewenste wijze aantast. De droogtemperatuur zal in afhankelijkheid van de gebruikte lak worden gekozen, bijvoorbeeld lager dan 100°C en bij voorkeur rond 40 50°C voor een lak op waterbasis met een gehalte van ongeveer 55% 1026971 - 5 - water. Een temperatuur die nagenoeg gelijk is aan of zelfs hoger dan de uithardingstemperatuur, kan worden toegepast mits de droogtijd zo kort is, dat uitharding van het fotogevoelig materiaal wordt vermeden.

5 Met de uitdrukking "de laklaag is nat" wordt bedoeld dat bij de betreffende zijde van de laklaag, de lak in die toestand een viskeus karakter heeft waardoor de lak nog in staat is te vervormen en zodoende in de openingen tussen de dammen van de zeef kan vloeien, wanneer dat nodig is. Verder wordt aldus een goede hechting tussen de 10 verschillende onderdelen van het basismateriaal bereikt.

Voor de zeef van het basismateriaal komen verscheidene typen in aanmerking zoals een al dan niet gegalvaniseerd kunststofweefsel, een geweven metaalgaas, een gegalvaniseerd breisel of weefsel van kunststof- of metaaldraden, en door elektroformeren gevormde zeven.

15 Geëlektroformeerde zeven, in het bijzonder vervaardigd uit nikkel, hebben de voorkeur, daar deze vanwege het elektroformeringsproces van zichzelf een in hoge mate vlak oppervlak bezitten, hetgeen op positieve wijze bijdraagt aan de gladheid van de laklaag in het basismateriaal. Dit in tegenstelling tot een weefsel, waarbij de 20 draden over elkaar heen liggen in de knooppunten.

De zeef heeft bij voorkeur een meshgetal van 70 tot 500. De vorm van de zeefopeningen van de zeef is niet beperkt. Geschikte voorbeelden daarvan zijn cirkelvormig, vierkant of hexagonaal.

Zoals hiervoor reeds kort is aangeduid, kan de beschermfolie 25 aan één zijde van een aanvullende laklaag zijn voorzien. In dat geval, dat de voorkeur heeft met het oog op een goede hechting van de verschillende onderdelen aan elkaar en opvullen van de zeefopeningen, is tijdens stap b) van het aanbrengen van de beschermfolie op de eerste laklaag op de zeef, de zijde van de aanvullende laklaag op de 30 beschermfolie, die in aanraking wordt gebracht met de eerste laklaag, in elk geval nat. Ook de aanvullende laklaag kan in meerdere deelstappen worden aangebracht op de beschermfolie.

Bij voorkeur wordt de werkwijze volgens de uitvinding continu uitgevoerd. Daarbij wordt een baan van het zeefmateriaal continu 35 aangevoerd en in één of meer stappen bekleed met de eerste laklaag, waarbij desgewenst één of meer droogstappen kunnen worden uitgevoerd, waarna de beschermfolie (of de aanvullende laklaag daarvan) op de baan van zeefmateriaal met eerste laklaag wordt gelamineerd. Zoals eerder vermeld, geldt hierbij de eis dat tenminste één zijde van één 40 van de laklagen nat is. De baan van zeefmateriaal kan daarbij vanaf 1026971 - 6 - een voorraadrol worden afgewikkeld, evenals de beschermfolie. Na het lamineren en drogen van het aldus samengestelde basismateriaal kan dit opnieuw worden opgewikkeld.

Het lamineren zelf vindt bij voorkeur onder enige druk plaats 5 teneinde te verzekeren dat het viskeuze lakmateriaal kan vervormen en uitvloeien waar nodig, alsmede teneinde een goede hechting tussen de diverse onderdelen te bewerkstelligen. De temperatuur kan tijdens het lamineren in het gebied van 20 tot 70 °C liggen.

Bij voorkeur wordt bij de werkwijze volgens de uitvinding een 10 wals gebruikt die samendrukbaar is. Met voordeel wordt een wals toegepast die in lichte mate samendrukbaar, d.w.z. licht vervormbaar is, zodat de wals kleine oneffenheden in het contactoppervlak van de zeef kan corrigeren. Met voordeel omvat de wals een rubberrol van hard rubber met een hardheid van 70-90 Shore, bij voorkeur in 15 combinatie met een tegendrukrol met een hogere hardheid, bijvoorbeeld van metaal.

De dikte van de eerste laklaag en desgewenst de aanvullende laklaag op de beschermfolie is geenszins beperkt, doch mede afhankelijk van de uiteindelijke toepassing van het basismateriaal.

20 In de regel bedraagt de dikte van de laklaag in het basismateriaal enkele micrometers tot enkele tientallen micrometers. Wanneer zowel op de zeef als op de beschermfolie een laklaag is voorzien, heeft het lakmateriaal daarvan bij voorkeur een gelijke samenstelling, en derhalve dezelfde van belang zijnde eigenschappen, zoals 25 droogsnelheid, viscositeit en uithardingsnelheid enz..

Uit experimenten is gebleken dat bij de onderhavige werkwijze een Rz-waarde van 10 micrometer of minder kan worden bereikt. Dit leidt tot een aanmerkelijke verbetering van het drukresultaat bij toepassing van het product, dat verkregen is volgens de werkwijze 30 volgens de uitvinding.

Als alternatief voor het gebruikmaken van de hechtende werking van natte lak kan gebruik worden gemaakt van een hechtmiddel als zodanig. In dat geval wordt de beschermfolie aan de eerste laklaag gehecht met behulp van een hechtmiddel, dat met voordeel vooraf op de 35 beschermfolie is voorzien.

Volgens een verder aspect heeft de uitvinding betrekking op een basismateriaal voor zeefdrukken dat een zeef, een laklaag van lakmateriaal en een beschermfolie omvat, waarbij de zeef een netwerk van dammen die openingen begrenzen omvat, waarbij de vulgraad van de 40 laklaag tussen de dammen (bepaald als het quotiënt van de dikte of 1028971 - 7 - hoogte van de laklaag in de openingen van de zeef en de dikte van de zeef * 100%) van de zeef groter is dan 60%, meer bij voorkeur meer dan 75%, en met de hoogste voorkeur meer dan 80%. Verder is bij bestudering van een doorsnede van het basismateriaal met behulp van 5 een microscoop gebleken dat het blootliggende oppervlak van de lak in een zeefopening vlakker is dan bij het bekende materiaal, waarin dit • oppervlak een meer holle meniscusvorm bezit.

Bij het basismateriaal volgens de uitvinding is de afstand van de dammen van de zeef tot het oppervlak van de laklaag aan de zijde 10 . van de beschermfolie uniform. Deze afstand is gedefinieerd als de kortste weg tussen de dammen en het genoemde oppervlak van de laklaag. Uniform heeft in deze context de betekenis dat de variatie in de afstand gering is, doorgaans kleiner dan + 5 micrometer, bij voorkeur een variatie kleiner dan + 2 micrometer.

15 Doordat bij de werkwijze volgens de uitvinding voorafgaande aan het lamineren lakmateriaal in en op de zeef is aangebracht is de doordringdiepte van de laklaag tussen de dammen van de zeef ook uniformer dan bij het bekende product. De hoogte wordt hierbij gemeten als de afstand tussen het punt van een dam van de zeef dat 20 het diepst in de laklaag ligt, en het oppervlak van de laklaag tussen twee dammen aan de vrije zijde van de zeef, d.w.z. de zijde die van de beschermfolie is afgekeerd. De variatie in dikte is gering, bij voorkeur kleiner dan ± 5 micrometer.

Voor de beschermfolie komen verschillende polymere materialen 25 in aanmerking, zoals polyetheen, polypropeen, polyester, polyvinylchloride, polyacrylaat, PET, PEI, PBT, PC enz.. De dikte van de folie is niet beperkt, en ligt bijvoorbeeld tussen 25 en 500 micrometer.

De lak die gebruikt wordt voor de laklaag is met voordeel een 30 fotogevoelige lak op basis van organische oplosmiddelen of water. De lak bezit bij voorkeur een drogestofgehalte tussen 30 en 60%. De deeltjesgrootte van de lak is bij voorkeur kleiner dan 25 micrometer, en meer bij voorkeur kleiner dan 10 micrometer. De viscositeit van de lak ligt met voordeel tussen 1000 en 4000 cP. De lak omvat met 35 voordeel bestanddelen gekozen uit de groep van UV-acrylaathars, polyvinylacetaat, polyvinylalcohol, alkyd, epoxy, melamine, bichromaat, diazoverbinding en watergedragen SBQ-fotopolymeer. Zoals eerder opgemerkt, wordt indien van toepassing met voordeel dezelfde lak gebruikt voor de eerste laklaag op de zeef en de aanvullende 40 laklaag op de beschermfolie.

1026971 - 8 -

Indien van toepassing, is de oppervlaktespanning van de lak die wordt aangebracht op de beschermfolie, bij voorkeur kleiner of gelijk aan de oppervlaktespanning van de folie teneinde een gunstige vloeiing van de lak op de folie te bereiken bij het aanbrengen van de 5 aanvullende laklaag. Desgewenst kan de oppervlaktespanning van de folie (tijdelijk) worden verhoogd door een voorbehandeling in een coronabehandelinrichting.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een inrichting voor het vervaardigen van baanvormig basismateriaal voor zeefdrukken dat 10 als componenten een zeef, een laag van lakmateriaal en een beschermfolie omvat, welke inrichting transportmiddelen voor het verplaatsen van een baan van zeefmateriaal, bekledingsmiddelen voor het aanbrengen van lakmateriaal op een bewegende baan van zeefmateriaal, toevoermiddelen voor het toevoeren van beschermfolie, 15 samenvoegmiddelen voor het in aanraking brengen van de beschermfolie met een van een laag van lakmateriaal voorziene baan van zeefmateriaal en droogmiddelen voor het drogen van een behandelde baan van zeefmateriaal omvat. Volgens de uitvinding zijn de bekledingsfunctie van baanvormig zeefmateriaal met lakmateriaal en de 20 samenvoegfunctie van met lakmateriaal bekleed zeefmateriaal in een inrichting geïntegreerd. De droogmiddelen zijn ingericht voor het drogen van deellaklagen, indien van toepassing, en voor het drogen van het samengestelde basismateriaal omvattende een zeef, laklaag en beschermfolie.

25 Met voordeel omvatten de transportmiddelen afwikkelmiddelen voor het afwikkelen van een baan van zeefmateriaal van een voorraadrol, alsmede opwikkelmiddelen voor het opwikkelen van een behandelde baan van zeefmateriaal op een rol. De uitdrukking "behandelde baan van zeefmateriaal" heeft hier de betekenis van een 30 baan van zeefmateriaal waarop de eerste laklaag of één of meer deellaklagen zijn aangebracht of een baan van zeefmateriaal met laklaag en beschermfolie (met andere woorden het basismateriaal).

Door gebruikmaking van afwikkelmiddelen en opwikkelmiddelen is de inrichting geschikt voor het het vervaardigen van lange banen 35 basismateriaal. Verder maken deze middelen het mogelijk de inrichting toe te passen voor het aanbrengen van de laklaag op het zeefmateriaal in meerdere stappen. Daarbij wordt het zeefmateriaal bij elke stap behalve de laatste van de voorraadrol afgewikkeld, bekleed, gedroogd en opgewikkeld op een lege rol. Deze laatste rol wordt vervolgens 40 naar de afwikkelpositie overgebracht, en de nu lege voorraadrol naar 1026971 - 9 - de opwikkelpositie, waarna de volgende deelstap op de beschreven wijze kan worden uitgevoerd. Alternatief kan het beklede materiaal in tegengestelde richting vanaf de nu opgewikkelde rol worden afgewikkeld, bekleed, gedroogd en worden opgewikkeld, mits de 5 droogmiddelen en/of bekledingsmiddelen dubbel aanwezig zijn teneinde de behandelingen in de voorgeschreven volgorde te kunnen uitvoeren.

Bij de laatste deelstap worden de droogmiddelen uitgeschakeld of op een lagere intensiteit ingesteld. In plaats daarvan wordt op het natte beklede zeefmateriaal de beschermfolie aangebracht, en 10 .. vervolgens opgewikkeld. Het aldus verkregen basismateriaal kan vervolgens door de droogmiddelen worden geleid, waarbij de bekledingsinrichting is uitgeschakeld.

Voorbeelden van geschikte bekledingsinrichtingen omvatten een rasterwals, rakel, sjabloon of zeef, zogeheten "slot coater", "slide 15 coater" en "roll coater". Zie "Liquid film coating" van S.F. Kistler en P.M. Schweizer, Chapmann & Hall, London, 1997. De bekledingsmiddelen omvatten bij voorkeur een rakelbekledingsinrichting.

Met voordeel omvatten de samenvoegmiddelen een samenstel van 20 een wals en een tegendrukwals. De tegendrukwals maakt direct contact met het zeefmateriaal (bij voorkeur geëlektroformeerd zeefmateriaal). De beschermfolie verkeert in aanraking met de aandrukwals, bij voorkeur een rubberen aandrukwals. Met voordeel is de opstelling van de wals en tegendrukwals zodanig dat de folie gedeeltelijk om de 25 aandrukwals wordt geleid alvorens op het beklede zeefmateriaal te worden aangebracht.

Als alternatief kan het samenstel van beschermfolie en zeefmateriaal met laklaag onder trekkracht over een rol voortgetrokken worden, waarbij de beschermfolie in aanraking verkeert 30 met genoemde rol. Een tegendrukwals is dan overbodig.

De droogmiddelen omvatten bij voorbeeld infrarood drogers, alhoewel ook andere droogmiddelen zoals beschreven bij de gedetailleerde bespreking van de werkwijze volgens de uitvinding, of combinaties kunnen worden toegepast.

35 Teneinde te verhinderen dat (nog) niet gedroogd lakmateriaal uit de openingen van het zeefmateriaal vloeit onder invloed van de zwaartekracht zijn bij een voordelige uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding de bekledingsmiddelen opgesteld langs een vertikaal gedeelte van het bewegingstraject van de baan van 40 zeefmateriaal.

1026971 ' - 10 -

De inrichting kan verder ontlaadmiddelen voor het verwijderen van een elektrostatische lading op de beschermfolie omvatten.

De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand van de bijgevoegde tekening waarin: 5 Fig. 1 een schematische weergave in dwarsdoorsnede is van basismateriaal verkregen met behulp van de werkwijze volgens de stand van de techniek;

Fig. 2 een eerste uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding illustreert; 10 Fig. 3 een andere voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding toont; en

Fig. 4 een uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding weergeeft.

In fig. 1 is een basismateriaal 10 volgens de stand van de 15 techniek weergegeven. Dit basismateriaal 10 omvat een zeefmateriaal 12, omvattende openingen 14, die door dammen 16 zijn gescheiden. Op een zijde 18 (aangegeven met streeplijn) van de zeef 12 is een laag 20 van fotogevoelig materiaal aanwezig, welke laag 20 ten dele in de openingen 14 van de zeef 12 is gedrongen. Aan de andere zijde is de 20 laklaag 20 afgeschermd met beschermfolie 22. Door capillaire effecten zijn er lokale posities, waar weliswaar de lakverdeling over het oppervlak van het zeefmateriaal 12 goed is, doch de verdeling in de zeefopeningen 14 van het zeefmateriaal 12 te wensen overlaat. Dergelijke posities zijn in fig. 1 met verwijzingscijfer 24 25 aangeduid. Daardoor is op die plekken, in vele gevallen, de lak minder ver in het zeefmateriaal 12 doorgedrongen. Incidenteel komt het ook voor dat zich in het zeefmateriaal 12 zogeheten "pinholes", d.w.z. lokaal ontbrekende dammen, bevinden. In fig. 1 is een dergelijke pinhole met pijl 26 aangeduid. Ook hier is de het 30 fotogevoelig materiaal minder ver in de zeef 12 doorgedrongen, en heeft een geringere hechting aan de omringende dammen 16. Vanwege de geringere doordringdiepte in de zeef op deze posities 24 en pinhole 26 kan een mindere drukkwaliteit worden verkregen. De hoogte van de laklaag 20 in de openingen 14 tussen de dammen 16, gerekend vanaf 35 zijde 18, is met hp aangeduid en de dikte van de zeef met dp. De verhouding hp/dp is de vulgraad en bedraagt minder dan 40%.

Fig. 2 illustreert een uitvoeringsvorm van de werkwijze voor de vervaardiging van een basismateriaal voor zeefdrukken volgens de uitvinding. In deze fig. 2 zijn met fig. 1 overeenkomende onderdelen 40 met dezelfde verwijzingscijfers aangeduid. Volgens de uitvinding is 10 ?!V 1 - 11 - het zeefmateriaal 12, bestaande uit dammen 16, die zeefopeningen 14 begrenzen, eerst voorzien van een eerste laklaag, aangeduid met verwijzingscijfer 30, die bijvoorbeeld met behulp van een rakelcoater in meerdere stappen onder druk is aangebracht, bijvoorbeeld drie 5 stappen. De deellagen zijn met superschriften a, b, c aangeduid. Als gevolg daarvan wordt een nagenoeg uniforme dikte en doordringdiepte van de laklaag 30 in de zeef 12 bereikt, ondanks ook hier de aanwezigheid van een pinhole 26. Het risico van luchtinsluitingen is klein, wanneer de laklaag 30 in deelstappen wordt opgebouwd. Na het 10 aanbrengen van de eerste laklaagdelen 30a respectievelijk 30b is een droogstap uitgevoerd. Tenslotte wordt een laatste deellaag 30° van lakmateriaal aangebracht, waarop terwijl deze deellaklaag nog nat is, althans tenminste het vrije oppervlak 32 daarvan, de beschermfolie 22 onder lichte druk wordt aangebracht, teweeggebracht in deze 15 uitvoeringsvorm door aandrukrol 34 met een uit hard rubber bestaand oppervlak en een tegendrukrol 36 van metaal. Na drogen van het samenstel wordt een basismateriaal verkregen, met een glad oppervlak van de laklaag 30, die een uniforme doordringdiepte in de zeef 12 bezit. Deze doordringdiepte of dikte is in deze fig. geïllustreerd 20 met de h± tussen het raakvlak 42 (overeenkomend met zijde 18 bij de stand van de techniek) aan de dammen 16 in de laklaag 30 en het vrije oppervlak van de laklaag 30 tussen de dammen 16. De totaaldikte van de laklaag 30 is met h aangeduid. De dikte van de zeef 12 is weergegeven met d±, hetgeen een vulgraad van meer dan 80% laat zien. 25 In fig. 3 is een alternatieve werkwijze weergegeven, waarbij ook de beschermfolie 22 van een aanvullende laklaag 38 van fotogevoelig materiaal is voorzien, voorafgaande aan het lamineren.

In dit geval wordt de lamineringsstap uitgevoerd, waarbij ten minste een zijde 32 en 40 van ten minste een van de laklagen 30 en 38 nat 30 is.

Fig. 4 toont een uitvoeringsvorm van een inrichting 100 volgens de uitvinding. De inrichting 100 omvat een gestel (niet weergegeven), een transportmechanisme voor het verplaatsen van baanvormige zeefmateriaal 12, bekledingsmiddelen voor het aanbrengen van een 35 (deel)laag 30, 30a-c van lakmateriaal, droogmiddelen 102 voor het drogen van met lakmateriaal bekleed zeefmateriaal en/of basismateriaal, en samenvoegmiddelen voor het aanbrengen van beschermfolie op bekleed zeefmateriaal. Het transportmechanisme omvat een bovenste wikkeleenheid 104 en een onderste wikkeleenheid 106.

40 Elke eenheid kan een eigen aandrijving 105 bezitten, zodat een 1026971 - 12 - eenheid 104, 106 geschikt is voor afwikkelen als opwikkelen. In de weergegeven uitvoeringsvorm wordt de eenheid 104 gebruikt voor afwikkelen van een baan 108 van zeefmateriaal 12 vanaf een voorraadrol 110. Bij de eenheid 106 wordt met lak bekleed 5 zeefmateriaal danwel basismateriaal opgewikkeld. Verder omvat het transportmechanisme gebruikelijke leirollen 112 voor het geleiden van • een materiaalbaan door de inrichting 100. In de weergegeven uitvoeringsvorm omvatten de bekledingsmiddelen een rakelinrichting 114, omvattende een rakelbak 116 aan de te bekleden zijde van het 10 baanmateriaal en een tegendrukrakel 118 aan de andere zijde. Het niveau van het lakmateriaal in de rakelbak 116 wordt zoveel mogelijk constant gehouden teneinde een (deel)laklaag met uniforme dikte aan te brengen, met.voordeel beneden de positie van de neus van de tegendrukrakel 118. Drogen van met een deellaklaag bekleed 15 zeefmateriaal vindt met behulp van IR-drogers 102 plaats. Na het aanbrengen van de laatste deellaklaag wordt niet of niet volledig gedroogd, maar wordt vanaf een voorraadrol 122 afgewikkeld baanvormige beschermfolie 22 gedeeltelijk over een rubberen aandrukwals 36 geleid, en vervolgens in aanraking gebracht met nat 20 bekleed zeefmateriaal. De betreffende leirol 112 fungeert hierbij als wals (in fig. 2 en 3 aangeduid met verwijzingscijfer 34). Het aldus verkregen basismateriaal 10 wordt in de eenheid 106 opgewikkeld, en vervolgens nog gedroogd. Ontlaadmiddelen 124 zijn boven en onder (alleen de laatste is weergegeven vanwege de duidelijkheid) het 25 traject van de beschermfolie 22 vanaf vooraadrol 122 naar de aandrukwals 36.

Met de werkwijze volgens de uitvinding wordt een zeer uniforme doordringdiepte of vulgraad van het lakmateriaal in de zeef bereikt, alsmede een zeer glad oppervlak van de laklaag in het uiteindelijk 30 verkregen basismateriaal.

1026971

Claims

1. Werkwijze voor het vervaardigen van een basismateriaal (10) voor zeefdrukken dat als componenten een zeef, een laklaag van lakmateriaal en een beschermfolie omvat, waarbij de werkwijze het samenstellen van het basismateriaal uit de componenten omvat, met het 5' kenmerk dat de werkwijze ten minste de stappen omvat van a) het aanbrengen van een eerste laklaag (30) op de zeef (12), en b) het vervolgens aanbrengen van de beschermfolie (22) op de - eerste laklaag (30) op de zeef (12).

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het lakmateriaal een fotogevoelig lakmateriaal omvat.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de werkwijze een stap c) van het drogen van de bij stap b) verkregen 15 zeef (12) met laklaag (30) en beschermfolie (22) omvat. i

4. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat stap b) wordt uitgevoerd terwijl de eerste laklaag (30) nat is. 20

5. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusiesl-3, met het kenmerk dat het aanbrengen van de eerste laklaag (30) op de zeef (12) in meerdere deelstappen van het aanbrengen van een deellaklaag (30a, 30b, 30c) wordt uitgevoerd. 25

6. Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk dat na elke deelstap behalve de laatste deelstap, een aangebrachte deellaklaag (30a, 30b) wordt gedroogd.

7. Werkwijze volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk dat stap b) wordt uitgevoerd terwijl de laatste deellaklaag (30c) nat is.

8. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de laklaag (30) of deellaklaag (30a-c) op de zeef (12) 35 wordt aangebracht met behulp van een rakelbekledingsinrichting (114) . ?026g 7 j - 14 -

9. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de beschermfolie (22) aan een zijde van een aanvullende laklaag (38) is voorzien, en tijdens stap b) de aanvullende laklaag (38) in aanraking wordt gebracht met de eerste laklaag (30). 5

10. Werkwijze volgens conclusie 9, met het kenmerk dat tijdens stap b) de zijde (40) van de aanvullende laklaag (38) die in aanraking wordt gebracht met de eerste laklaag (30), nat is.

11. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de werkwijze continu wordt uitgevoerd.

12. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de beschermfolie aan de eerste laklaag (30) wordt gehecht 15 met behulp van een hechtmiddel.

13. Basismateriaal (10) voor zeefdrukken dat een zeef (12), een laklaag (30) van lakmateriaal en een beschermfolie (22) omvat, waarbij de zeef (12) een netwerk van dammen (16) die openingen (14) 20 begrenzen omvat, met het kenmerk dat de vulgraad van de laklaag (30) tussen de dammen (14) van de zeef (5) groter is dan 60%.

14. Basismateriaal volgens conclusie 13, met het kenmerk dat de vulgraad groter is dan 75 %. 25

15. Basismateriaal volgens conclusie 13 of 14, met het kenmerk dat de vulgraad groter is dan 80 %.

16. Basismateriaal volgens een van de voorgaande conclusies 13-15, 30 met het kenmerk dat de doordringdiepte (hi) van de laklaag (30) tussen de dammen (14) van de zeef (5) uniform is.

17. Basismateriaal (10) volgens een van de voorgaande conclusies 13-16, met het kenmerk dat de afstand van de dammen (16) van de zeef 35 (12) tot het oppervlak (32) van de laklaag (30) aan de zijde van de beschermfolie (22) uniform is.

18. Basismateriaal (10) volgens een van de voorgaande conclusies 13-17, met het kenmerk dat het oppervlak van de laklaag (30) aan de 1026971 - 15 - zijde waarop beschermfolie (22) aanwezig is, een Rz waarde lager dan 10 micrometer heeft.

19. Basismateriaal (10) volgens een van de voorgaande conclusies 5 13-18, met het kenmerk dat de zeef (12) een geëlektroformeerde zeef is.

20. Inrichting (100) voor het vervaardigen van baanvormig basismateriaal (10) voor zeefdrukken dat als componenten een zeef 10 (12), een laag van lakmateriaal (30) en een beschermfolie (22) omvat, welke inrichting transportmiddelen (104, 106) voor het verplaatsen van een baan (108) van zeefmateriaal (12), bekledingsmiddelen (114) voor het aanbrengen van lakmateriaal op een bewegende baan (108) van zeefmateriaal, toevoermiddelen (122) voor het toevoeren van 15 beschermfolie (22), samenvoegmiddelen (34, 36, 112) voor het in aanraking brengen van de beschermfolie (22) met een van een laag (30) van lakmateriaal voorziene baan (108) van zeefmateriaal (12) en droogmiddelen (102) voor het drogen van een behandelde baan van zeefmateriaal omvat. 20

21. Inrichting volgens conclusie 20, met het kenmerk dat de transportmiddelen afwikkelmiddelen (104) voor het afwikkelen van een baan van zeefmateriaal van een voorraadrol (110) omvatten, alsmede opwikkelmiddelen (106) voor het opwikkelen van een behandelde baan 25 van zeefmateriaal.

22. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies 20-21, met het kenmerk dat de bekledingsmiddelen een rakelbekledingsinrichting (114) omvatten. 30

23. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies 20-22, met het kenmerk dat de samenvoegmiddelen een samenstel van een aandrukwals (36) en een tegendrukwals (34, 112) omvatten.

24. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies 20-23, met het kenmerk dat de bekledingsmiddelen (114) zijn opgesteld langs een vertikaal gedeelte van het bewegingstraject van de baan (108) van zeefmateriaal (12). 1026971 1 - 16 -

25. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies 20-24, met het kenmerk dat de inrichting verder ontlaadmiddelen (124) voor het verwijderen van een elektrostatische lading op de beschermfolie omvat. ! 1026971