NL1026050C2 - Plantbindbeugel. - Google Patents

Description

1026050

Titel: Plantbindbeugel

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een plantbindbeugel, omvattende twee door middel van een schamierstuk scharnierbaar met elkaar gekoppelde, althans gedeeltelijk gebogen armen, die een opneemruimte omsluiten, 5 welke armen door het uitoefenen van een knijpkracht gescharnierd kunnen worden van een eerste uiterste stand waarbij vrije uiteinden van de armen zich op relatief grote onderlinge afstand bevinden en een toegangsopening tot de opneemruimte vrijlaten, naar een tweede stand waarbij de 10 toegangsopening in hoofdzaak gesloten is; middelen om de armen in ontspannen toestand in de eerste stand vast te houden; en aan de armen aangebrachte, met elkaar samenwerkende fixeerorganen die zijn ingericht om met elkaar in aangrijping te komen en een teruggaande beweging tegen te houden wanneer IS de armen vanuit de eerste stand naar de tweede stand worden gescharnierd.

Een dergelijke bindbeugel is bekend als hulpmiddel om stengels van tomatenplanten te koppelen aan een steunorgaan zoals een touw.

20 Om een plantenstengel aan een steunorgaan t@ kunnen koppelen door middel van een bindbeugel is het essentieel dat een dergelijke beugel zich in de genoemde eerste stand bevindt, wat het mogelijk maakt om een stengel en steunorgaan via de dan aanwezige toegangsopening naar de genoemde 25 opneemruimte te geleiden.

Er bestaan bindringen, bestemd voor het koppelen van stengels van orchideeën aan een steunorgaan zoals een stok of pen, die in ontspannen toestand, dat wil zeggen zonder dat er uitwendige krachten op worden uitgeoefend, zich in de genoemde 30 tweede stand bevinden en slechts door het uitoefenen van een uitwendige kracht naar de genoemde eerste stand kunnen worden gebracht. Deze handeling wordt aangeduid als het "openen01 van de bindring.

1026050 1 · 2

Om mogelijk te maken dat het openen met één hand kan worden gedaan, moet een dergelijke bindring zijn voorzien van met de respectieve armen verbonden bedieningsbenen, waarop een knijpkracht moet worden uitgeoefend. Het openen van een 5 dergelijke bindring vereist een relatief grote knijpkracht, hetgeen gebruiksonvriendelijk is, vermoeiend is en coördinatie bij aanbindwerkzaamheden bemoeilijkt. Uit de praktijk blijkt ook dat een dergelijke bindring relatief gemakkelijk uit de vingers kan schieten of kan omklappen wat, indien de stengel 10 zich reeds in de opneemruimte bevindt, kan leiden tot beschadiging van de stengel en derhalve productieverlies tot gevolg kan hebben.

Een bekende plantbindbeugel van het in de aanhef genoemde type, bestemd voor het opbinden van tomatenplanten, heeft 15 weliswaar de eigenschap dat deze zich in ontspannen toestand in de genoemde eerste stand bevindt, maar kent weer andere nadelen. In bekende uitvoeringsvorm is deze tomaatbinder te grof en te zwaar voor toepassing bij bijvoorbeeld orchideeën. De bekende tomaatbinder heeft fixeerorganen aan de vrije 20 uiteinden van de armen in de vorm van een oog en een weerhaak. Door de plaatsing van deze fixeerorganen ver van het scharnierpunt is het mogelijk dat de weerhaak niet precies voor het oog komt bij het naar elkaar toe knijpen van de armen, waardoor het gebruik van twee handen in dat geval 25 noodzakelijk is. Dit nadeel wordt groter naarmate een dergelijke binder minder grof en lichter van gewicht uitgevoerd zou worden, zoals voor toepassing bij bijvoorbeeld orchideeën wenselijk is.

Verder wordt de bekende tomaatbinder door middel van 30 spuitgieten zodanig vervaardigd, dat deze in ontspannen toestand volledig gestrekt is, dat wil zeggen dat de beugel zo ver open staat, dat de vrije uiteinden en het scharnierpunt op één lijn liggen. Hierdoor is het moeilijk of zelfs onmogelijk om de beide armen van de beugel met één hand naar elkaar toe 35 te knijpen.

Voorts zijn de bekende bindbeugels niet in grootte instelbaar, zodat een relatief groot aantal verschillende maten beschikbaar moeten zijn voor verschillende maten stengels.

1026050 I « 3

Verder heeft geen van de bekende bindbeugels een mogelijkheid om de armen geheel of gedeeltelijk te laten uiteenwijken als de stengel van de aangebonden plant door groei dikker wordt. Daarnaast hebben de bekende bindringen geen mogelijkheden om 5 de ring op een willekeurige hoogte te fixeren aan het steunorgaan, zodat de ring door zijn gewicht zal zakken tot aan een uitsteeksel zoals een tak of een blad aan de stengel.

De onderhavige uitvinding beoogt de genoemde nadelen althans ten dele te verminderen. Daartoe heeft de 10 plantbindbeugel van het bovengenoemde type volgens de onderhavige uitvinding het kenmerk, dat een eerste fixeerorgaan is aangebracht aan de eerste arm, op afstand van het vrije uiteinde daarvan, en zich vanaf die arm uitstrekt naar de tegenoverliggende arm, en dat een tweede fixeerorgaan IS is aangebracht aan de tweede arm, op afstand van het vrije uiteinde daarvan, en zich vanaf die arm uitstrekt naar de tegenoverliggende arm.

De uitvinding zal in het hiernavolgende nader worden 20 verduidelijkt onder verwijzing naar de aangehechte tekeningen, waarin gelijke verwijzingscijfers gelijke of vergelijkbare onderdelen aanduiden, en waarin: - de figuren IA, 1B en IC een eerste uitvoeringsvorm van een 25 plantbindbeugel tonen in drie verschillende standen, en - de figuren 2A en 2B een tweede uitvoeringsvorm van een plantbindbeugel, voorzien van klemmiddelen, tonen in twee verschillende standen.

30 In de figuren IA, 1B en IC is een uitvoeringsvorm van de plantbindbeugel volgens de onderhavige uitvinding weergegeven in drie verschillende standen. In figuur IA is de beugel, die in zijn geheel wordt aangeduid met het cijfer 1, weergegeven in een eerste uiterste stand. Deze stand is de ontspannen 35 toestand, dat wil zeggen dat er geen uitwendige krachten op de beugel 1 worden uitgeoefend. De beugel 1 heeft twee gebogen armen 2 en 3 die een opneemruimte 4 omsluiten, zoals duidelijker te zien is in figuur 1B, die een gesloten stand van de beugel toont. In de stand waarin de beugel 1 is 1026050 · « « 4 weergegeven in figuur IA is de onderlinge afstand tussen vrije uiteinden 5 en 6 van de armen 2 en 3 relatief groot zodat deze een toegangsopening 7 vrijlaten tot de opneemruimte 4. In de onderhavige uitvoeringsvorm is de beugel als één geheel uit 5 kunststof vervaardigd, en zijn de armen 2 en 3 schamierbaar met elkaar verbonden door een scharnierstuk 8, dat gevormd is als een dunner materiaalgedeelte. Verder heeft de beugel aan elk van de armen 2 respectievelijk 3 een in de opneemruimte uitstekend fixeerorgaan 9 respectievelijk 10. Deze 10 fixeerorganen 9 en 10 bevinden zich op afstand van de uiteinden 5, 6 van de armen 2, 3, en zijn getande organen waarvan de tanden een zaagtandcontour hebben en zijn aangebracht op oppervlakken die gebogen zijn volgens een cilindervlak met betrekking tot de schamieras.

15 Via de toegangsopening 7 kunnen een plantenstengel en een steunorgaan naar de opneemruimte 4 gebracht worden. Door het uitoefenen van een knijpkracht op de armen 2 en 3 scharnieren deze armen om het scharnierstuk 8 naar elkaar toe, waardoor de toegangsopening 7 kleiner wordt. Tegelijkertijd bewegen de 20 fixeerorganen 9 en 10 naar elkaar toe en beginnen langs elkaar te schuiven, waardoor de tanden van de fixeerorganen in elkaar grijpen en zodoende een teruggaande beweging van de armen onmogelijk maken.

Door de armen 2 en 3 steeds verder naar elkaar toe te 25 knijpen, kan een stand van de beugel zoals weergegeven in figuur 1B worden verkregen. In deze stand is de toegangs-opening 7 gesloten. Effectief zijn de stengel en het steunorgaan nu gebonden in de opneemruimte 4. Indien gewenst kan de opneemruimte 4 verder worden verkleind door de armen 2 30 en 3 verder naar elkaar toe te knijpen, waardoor deze, beginnend met de vrije uiteinden 5 en 6, over elkaar schuiven en een stand van de beugel zoals weergegeven in figuur IC kan worden verkregen. De gesloten beugel heeft nu een kleinere maat dan in figuur 1B.

35

In de figuren 2A en 2B is een andere uitvoeringsvorm van de plantbindbeugel 100 volgens de onderhavige uitvinding weergegeven in twee verschillende standen. Onderdelen van de beugel 100 waarvan de functie overeenkomt met die van de 1026050 • ( s beugel 1 van de figuren IA - IC, zijn aangeduid met dezelfde verwijzingscijfers. De uitleg daarvan zal niet worden herhaald, maar alleen de verschillen ten opzichte van de vorige uitvoeringsvorm zullen worden beschreven.

5 Van de in de figuren 2A en 2B weergegeven uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding zijn de armen 2 en 3 slechts gedeeltelijk gebogen en hebben een recht middenstuk. Verder zijn de fixeerorganen 9 en 10 zodanig gepositioneerd ten opzichte van de armen 2 en 3 dat deze fixeerorganen de door de 10 armen omsloten ruimte scheiden in een eerste opneemruimte- gedeelte 12 en een tweede opneemruimtegedeelte 13, en zijn de tanden van de fixeerorganen 9 en 10 aangebracht op oppervlakken die zich uitstrekken loodrecht op de schamieras van de beugel. Voorts strekken zich één of meerdere flexibele 15 uitsteeksels 14 uit in het tweede opneemruimtegedeelte 13.

De werking van de beugel in deze uitvoeringsvorm komt in grote lijnen overeen met die van de eerder beschreven uitvoeringsvorm, met de volgende verschillen. Via de toegangs-opening 7 kunnen respectievelijk een steunorgaan 16 naar het 20 tweede opneemruimtegedeelte 13 en een niet weergegeven stengel naar het eerste opneemruimtegedeelte 12 worden gebracht. Door in deze situatie de armen 2 en 3 naar elkaar toe te knijpen kan een stand van de beugel zoals weergegeven in figuur 2B worden verkregen. Effectief zijn stengel en steunorgaan nu aan 25 elkaar gebonden, evenwel gescheiden van elkaar in respectievelijk het eerste opneemruimtegedeelte 12 en het tweede opneemruimtegedeelte 13. Voorts worden in deze stand de uitsteeksels 14 door het in het tweede opneemruimtegedeelte 13 aanwezige steunorgaan 16 enigszins verbogen zodat ze de beugel 30 vast klemmen aan het steunorgaan 16.

In verdere uitvoeringsvormen kan het aantal flexibele uitsteeksels 14 meer of minder zijn dan vier, bijvoorbeeld slechts één, of twee, welke dan aan dezelfde arm 2, 3 of één aan elke arm 2, 3 bevestigd kunnen zijn. Voorts kan het 35 vastklemmen van een beugel 1 aan een steunorgaan 16 ook gebeuren door middel van een lusvormig uitsteeksel, dat door een stok 16 ingedrukt wordt bij het naar elkaar toe knijpen van de armen 2, 3, of door middel van een zich vanuit één of beide armen in de opneemruimte 4 uitstrekkend vlies, dat bij 1026050 6 de hiervoor genoemde handeling door een steunorgaan 16 wordt vervormd. Genoemde klemmiddelen zijn met dezelfde beugel toepasbaar voor verschillende dikten van het steunorgaan.

In een andere uitvoeringsvorm van de onderhavige 5 uitvinding kunnen getande fixeerorganen 9, 10 zoals hiervoor beschreven, zijn aangebracht aan de vrije uiteinden 5, 6 van de armen 2, 3. Ook kunnen f ixeerorganen 9, 10 een oog en een weerhaak omvatten, die zijn aangebracht aan de armen 2, 3, op afstand van de vrije uiteinden 5, 6 daarvan.

10 In een gunstige uitvoeringsvorm kan in één of beide armen 2, 3 een uitsparing 31, 32 zijn aangebracht, in een armgedeelte tussen het vrije uiteinde 5, 6 en de aanhechting van de fixeerorganen 9, 10, bij voorkeur op relatief korte afstand van deze f ixeerorganen, zoals geïllustreerd is in de 15 figuren IA - IC. Het overblijvende dunne armgedeelte kan dan fungeren als scharnier, hetgeen het mogelijk maakt om een gedeelte van de armen, vanaf deze uitsparing 31, 32, zonder veel tegenkracht te laten uiteenwijken wanneer de stengel die zich in de opneemruimte 4 bevindt, door groei dikker wordt dan 20 de oorspronkelijke omvang van de opneemruimte.

Verder kunnen de armen worden voorzien van verbredingen in axiale richting ter plaatse van het middengedeelte van de armen 2, 3 om het hanteren van de beugel tijdens aanbind-werkzaamheden te vergemakkelijken.

25 De onderhavige uitvinding beperkt zich niet tot de beschreven uitvoeringsvormen, en de verschillende maatregelen van de uitvinding zoals beschreven kunnen onafhankelijk van elkaar worden geselecteerd.

1026050

Claims (22)

1. Plantbindbeugel, omvattende: twee door middel van een schamierstuk (8) schamierbaar met elkaar gekoppelde, althans gedeeltelijk gebogen armen (2, 3), die een opneemruimte (4) omsluiten, welke armen door het 5 uitoefenen van een knijpkracht gescharnierd kunnen worden van een eerste uiterste stand waarbij vrije uiteinden (5, €) van de armen (2, 3) zich op relatief grote onderlinge afstand bevinden en een toegangsopening (7) tot de opneemruimte (4) vrijlaten, naar een tweede stand waarbij de toegangsopening 10 (7) in hoofdzaak gesloten ie; middelen om de armen (2, 3) in ontspannen toestand in de eerste stand vast te houden; en aan de armen (2, 3) aangebrachte, met elkaar samenwerkende fixeerorganen (9, 10), die zijn ingericht om met elkaar in IS aangrijping te komen en een teruggaande beweging tegen te houden wanneer de armen (2, 3) vanuit de eerste stand naar de tweede stand worden gescharnierd, met het kenmerk, .dat een eerste fixeerorgaan (9) is aangebracht aan de eerste 20 arm {2), op afstand van het vrije uiteinde (5) daarvan, en zich vanaf die arm uitstrekt naar de tegenoverliggende arm (3), en dat een tweede fixeerorgaan (10) is aangebracht aan de tweede arm (3), op afstand van het vrije uiteinde (6) daarvan, en 25 zich vanaf die arm uitstrekt naar de tegenoverliggende arm (2).

2. Beugel volgens conclusie 1, met het kemaark, dat de fixeerorganen getande organen zijn. 30

3. Plantbindbeugel, omvattende: twee door middel van een schamierstuk (8) schamierbaar met elkaar gekoppelde, althans gedeeltelijk gebogen armen (2, 3), die een opneemruimte (4) omsluiten, welke armen door het 35 uitoefenen van een knijpkracht gescharnierd kunnen worden van een eerste uiterste stand waarbij vrije uiteinden (5, 6) van 1026050. • I δ de armen (2, 3) zich op relatief grote onderlinge afstand bevinden en een toegangsopening (7) tot de opneemruimte (4) vrijlaten, naar een tweede stand waarbij de toegangsopening (7) in hoofdzaak gesloten is; 5 middelen om de armen (2, 3) in ontspannen toestand in de eerste stand vast te houden; en aan de uiteinden van de armen (2, 3) aangebrachte, met elkaar samenwerkende fixeerorganen (9, 10), die zijn ingericht om met elkaar in aangrijping te komen en een teruggaande beweging 10 tegen te houden wanneer de armen (2, 3) vanuit de eerste stand naar de tweede stand worden gescharnierd, met het kenmerk, dat de fixeerorganen getande organen zijn.

4. Beugel volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de tanden een zaagtandcontour hebben.

5. Beugel volgens conclusie 2, 3 of 4, met het kenmerk, dat de tanden aangebracht zijn op oppervlakken die zich in 20 hoofdzaak uitstrekken loodrecht op de scharnieren.

6. Beugel volgens conclusie 2, 3 of 4, met het kenmerk, dat de tanden aangebracht zijn op oppervlakken die in hoofdzaak gebogen zijn volgens een cilindervlak met betrekking tot de 25 scharnieren.

7. Beugel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het eerste fixeerorgaan (9) een oog omvat en het tweede fixeerorgaan (10) een weerhaak omvat. 30

8. Beugel volgens één der conclusies 1-7, met het kenmerk, dat de opneemruimte (4) twee opneemruimtegedeelten (12, 13) omvat, die van elkaar gescheiden zijn door de f ixeerorganen (9, 10). 35

9. Beugel volgens één der conclusies 1-8, met het kenmerk, dat de armen (2, 3) voorzien zijn van klemmiddelen (14) die ingericht zijn om de beugel in de tweede stand vast te klemmen aan een stok (16). 102605 0 ” ♦ ·

10. Beugel volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de klemmiddelen (14) ten minste één flexibel uitsteeksel (14) omvatten, dat zich vanuit een arm (2, 3) in de opneemruimte 5 uitstrekt.

11. Beugel volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het ten minste ene uitsteeksel (14) is vastgemaakt aan een armgedeelte gelegen tussen het schamierstuk (8) en het corresponderende 10 fixeerorgaan (9, 10).

12. Beugel volgens conclusie 10 o£ 11, met het kenmerk, dat elke arm (2, 3) voorzien is van ten minste één flexibel uitsteeksel (14). 15

13. Beugel volgens één der conclusies 10-12, met het kenmerk, dat de uitsteeksels (14) vrije uiteinden in de opneemruimte (4) hebben.

14. Beugel volgens één der conclusies 10-13, met het kenmerk, dat een arm is voorzien van twee uitsteeksels (14), die vanaf hun bevestigingspunten ten opzichte van elkaar divergeren.

15. Beugel volgens één der conclusies 10-12, met het kenmerk, 25 dat het flexibele uitsteeksel (14) een lusvormig uitsteeksel is, dat met twee uiteinden is vastgemaakt aan een arm.

16. Beugel volgens één der conclusies 10-12, met het kenmerk, dat het flexibele uitsteeksel (14) een vliesvormig uitsteeksel 30 is.

17. Beugel volgens één der conclusies 1-16, met het kenmerk, dat ten minste één van de armen (2, 3) is voorzien van een uitsparing (31, 32) in een armgedeelte tussen het vrije 35 uiteinde (5, 6) en de fixeerorganen (9, 10).

18. Beugel volgens één der conclusies 1-17, met het kenmerk, dat ten minste één van de armen (2, 3) een armgedeelte heeft waarvan de afmeting in axiale richting groter is dan de 4 t afmeting in axiale richting van de rest van de arm.

19. Beugel volgens één der conclusies 1-18, met het k®nm®s?k, dat het schamierstuk (8) in zijn ontspannen toestand de 5 genoemde eerste stand definieert.

20. Beugel volgens conclusie 19, met het k©nm@rk, dat de armen (2, 3) en het schamierstuk (8) als één geheel vervaardigd zij si.

21. Beugel volgens conclusie 19 of 20, sast het kenmerk, dat de armen (2, 3) en het schamierstuk (8) van kunststof vervaardigd zijn.

22. Beugel volgens conclusie 19, 20 of 21, met het kenmerk, dat de naar het schamierstuk (8) gerichte uiteinden van de armen (2, 3) een eerste afmeting in radiêle richting hebben, en dat het schamierstuk (8) een tweede afmeting in radiêle richting heeft die kleiner is dan de eerste afmeting. 102605 0