NL1025488C2 - Inrichting voor het monteren of demonteren van een wiel. - Google Patents

Description

* r

INRICHTING VOOR HET MONTEREN OF DEMONTEREN VAN EEN WIEL

5

De onderhavige uitvinding betreft een inrichting voor het monteren of demonteren van een wiel van een voertuig aan resp. van een wielas van dat voertuig. Meer in het bijzonder betreft de onderhavige uitvinding een dergelijke inrichting, 10 die in het bijzonder geschikt is voor relatief grote en zware, te monteren en demonteren wielen, zoals de wielen van een stadsbus, een landbouwvoertuig, een vrachtwagen, etc.

In het bijzonder voor dergelijke relatief grote en zware te monteren/demonteren wielen is naar beste weten geen 15 geschikte inrichting beschikbaar in de techniek, als gevolg waarvan het nog altijd noodzakelijk is om handmatig dergelijke grote, zware wielen te monteren of te demonteren. Juist vanwege het gewicht en de omvang van deze grote te monteren/demonteren wielen, is het monteren of demonteren 20 daarvan veelal een klus, die slechts met ten minste twee medewerkers kan worden uitgevoerd. Zelfs dan betreft het een . zeer arbeidsintensieve activiteit, waarbij op spierkracht moet worden gezorgd, dat het te monteren/demonteren wiel bij of van de wielas komt. Dat op zich is al moeilijk genoeg, 25 maar wordt bij het monteren van een wiel nog verder bemoeilijkt, doordat gaten in een wiel correct moeten worden uitgelijnd met stukken draadeind aan het uiteinde van de wielas. Die stukken draadeind moeten door de gaten worden gestoken, waarna daarover bouten moeten worden geschroefd om 30 het wiel te monteren. Het is duidelijk, dat dit, juist vanwege het gewicht en de grote omvang van de betreffende te monteren/demonteren wielen, een moeizame en tijdrovende bezigheid is. Met de onderhavige uitvinding is beoogd de 1025438

2 I

nadelen van de bekende techniek te verhelpen of althans

aanzienlijk te verminderen, waartoe een inrichting is I

verschaft voor het monteren of demonteren van een wiel van I

een voertuig, omvattende een in ten minste één richting van I

5 en naar een wielas van het voertuig over een ondergrond I

verplaatsbaar plateau, dat een draagvlak vormt voor het wiel. I

Door het wiel op het plateau te zetten en vervolgens te I

verplaatsen naar de wielas, hetgeen een beweging is die dwars I

staat op de normale rolrichting van het te I

10 monteren/demonteren wiel, wordt althans dit gedeelte van het I

monteren en demonteren aanzienlijk vereenvoudigd. In het I

bijzonder in het geval, dat de middelen voor het verplaatsen I

van het plateau zeer licht verplaatsbaar zijn, bij voorkeur I

ook in de rolrichting van het wiel, zoals bijvoorbeeld met I

15 zwenkwielen, die licht gelagerd zijn, is het mogelijk om het I

te moiiteren/demonteren wiel over het plateau te rollen, I

waarbij het plateau in de rolrichting bij het contact tussen I

het plateau en (de band van) het wiel wordt weggedrukt en het I

te monteren/demonteren wiel zelf in hoofdzaak stationair I

20 blijft, in het bijzonder ten opzichte van de wielas. Aldus I

kan een juiste uitlijning van de gaten in het te I

monteren/demonteren wiel en de stukken draadeind aan de I

wielas worden bewerkstelligd. Aldus is in de gehele montage I

en demontage van dergelijke grote en zware te I

25 monteren/demonteren wielen een aanzienlijke verbetering I

verschaft met een inrichting volgens de onderhavige I

uitvinding. I

In een voorkeursuitvoeringsvorm zijn aan het plateau I

ten minste drie zwenkwielen aangebracht, die vrije I

30 verplaatsing in nagenoeg alle richtingen, waaronder de I

natuurlijke rolrichting van een te monteren of demonteren I

wiel, mogelijk maken. I

1025488 | 3 r ι

Verder kan op een plateau bij een zijde daarvan een zich althans in gebruikstoestand opwaarts uitstrekkende steun voor het te monteren/demonteren wiel zijn gemonteerd. Daarmee kan worden verzekerd, dat het te monteren/demonteren wiel op 5 het plateau rechtop blijft staan, doordat het wiel daar tegen kan leunen. Met de uitdrukking *althans in een gebruikstoestand" wordt bedoeld, dat de steun demonteerbaar kan zijn, of bijvoorbeeld neerklapbaar via een scharnier met het plateau kan zijn verbonden. Dit heeft een gunstige 10 uitwerking op de hoeveelheid ruimte, die benodigd is voor een aantal dergelijke inrichtingen, bijvoorbeeld gedurende transport van een productiefaciliteit naar een dealer.

In een uitvoeringsvorm, waarbij het plateau een met grote, brede te monteren/demonteren wielen overeenkomende 15 breedte heeft, kan het gunstig zijn, dat een dergelijke uitvoeringsvorm omvat: een losmaakbaar aan het plateau op afstand van de zijde aan te brengen aanvullende steun. Een dergelijke aanvullende steun dient om de inrichting met een plateau met relatief grote breedte geschikt te maken voor 20 gebruik met relatief smalle, te monteren/demonteren wielen, waarbij het plateau van de inrichting niet ver onder het voertuig hoeft te steken, waar zich veelal reeds een (hydraulische) krik bevindt. Aldus wordt voorkomen, dat de krik en de inrichting in het geval van gebruik voor relatief 25 smalle te monteren/demonteren wielen elkaar in de weg zitten, waarbij de inrichting niet ver genoeg naar de wielas kan worden verplaatst om het wiel van en aan de wielas te demonteren en monteren.

Het plateau kan een met kleine, smalle te 30 monteren/demonteren wielen overeenkomende breedte hebben, en kan in een dergelijk geval omvatten: een losmaakbaar met het plateau verbonden aanvullend.plateau. Aldus is een uitvoeringsvorm van een inrichting, die is aangeschaft voor 1025488

4 I

in hoofdzaak het gebruik met relatief smalle te I

monteren/demonteren wielen, breder te maken ten behoeve van I

(bijvoorbeeld incidenteel) gebruik met aanzienlijk bredere te I

monteren/demonteren wielen. Een dergelijk aanvullend plateau I

5 is bij voorkeur zelf weer, net als het plateau, althans in I

een met het plateau verbonden toestand in ten minste één I

richting van en naar een wielas van het voertuig over een I

ondergrond verplaatsbaar. Aldus is een optimale mobiliteit I

verschaft, ook in het geval, dat de uitbreiding van het I

10 aanvullende plateau wordt toegepast. Hiertoe omvat bij I

voorkeur het aanvullende plateau ten minste twee zwenkwielen, I

wederom voor willekeurige verplaatsing over de ondergrond. I

Omdat een plateau op ten minste drie punten moet afsteunen om I

effectief een gewicht te kunnen dragen, en het aanvullende I

15 plateau ten minste twee dergelijke steunpunten in de vorm van I

de zwenkwielen heeft, zorgt de verbinding met het plateau I

zelf voor het ten minste derde steunpunt van het aanvullende I

plateau. I

Verder kan het plateau een grotere lengte hebben dan I

20 een in de rolrichting van de wielen georiënteerd contactvlak I

van de wielen met het plateau, en kunnen de middelen voor I

verplaatsing van het plateau over de ondergrond licht I

verplaatsbaar zijn, zodat draaiing van een op het plateau I

geplaatst wiel resulteert in verplaatsing van het plateau in I

25 de rolrichting van dat wiel bij het contact tussen (de band I

van) het wiel en het plateau, waarbij het wiel wel geroteerd I

wordt, maar stationair blijft, in ieder geval ten opzichte I

van de wielas, waaraan deze gemonteerd moet worden. Dit heeft I

als voordeel, dat wanneer de centrale hoofdzakelijke I

30 uitlijning van het wiel en de wielas bewerkstelligd is, maar I

nog niet van de stukken draadeind ten opzichte van de gaten I

in het wiel, waardoorheen de stukken draadeind moeten worden I

gestoken, draaiing van het wiel en resulterende verplaatsing I

1025488 I

4 4 5 van het plateau in de rolrichting kan worden gebruikt om de uitlijning van de stukken draadeind en de gaten ook te bewerkstelligen.

Verder kunnen de middelen voor verplaatsing van het 5 plateau wielen omvatten, welke in hoofdzaak ter zijde van het plateau zijn aangebracht. In een dergelijke uitvoeringsvorm kan de hoogte van het plateau boven de ondergrond, waarover het plateau verplaatsbaar moet zijn, geminimaliseerd worden.

Het voertuig zelf, aan de wielas waarvan een wiel moet worden 10 gemonteerd, kan derhalve slechts een minimale afstand opgetild hoeven worden, of hoger, bijvoorbeeld met een krik, om effectief wielen te kunnen monteren en demonteren. Hiertoe kan gebruik worden gemaakt van zich in hoofdzaak in opwaartse richting ten opzichte van het plateau uitstrekkende extensies 15 voor montage daaronder van wielen, in het bijzonder zwenkwielen. Dit is een elegante en eenvoudige manier om verplaatsbaarheid in alle richting te kunnen verwezenlijken.

Bij voorkeur omvatten middelen voor verplaatsing van het plateau een blokkering of rem om het te monteren of 20 demonteren wiel gemakkelijk op of van het plateau te kunnen rollen, zonder dat daarbij het plateau wegrolt of glijdt.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van een aantal uitvoeringsvoorbeelden daarvan, die in de bijgevoegde tekeningen zijn getoond, waarin 25 dezelfde of gelijksoortige componenten zijn aangeduid met dezelfde referentienummers, en waarin: fig. 1 een perspectivisch aanzicht toont van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding in gebruik voor het monteren/demonteren van een relatief groot en zwaar wiel 30 aan een wielas; fig. 2 een perspectivisch aanzicht toont van een eerste alternatieve uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding; en 1025488 _

6 I

fig. 3 een perspectivisch aanzicht toont van een I

tweede alternatieve uitvoeringsvorm van een inrichting I

volgens de onderhavige uitvinding. I

In fig. 1 is een inrichting 1 volgens de onderhavige I

5 uitvinding getoond. De inrichting 1 is in gebruik om een wiel I

2, waaromheen een band 3 is geslagen, te monteren of te I

demonteren van een wielas 4. De wielas 4 heeft aan het I

uiteinde daarvan een wielplaat 5, die als een soort flens aan I

het uiteinde van de wielas 4 is vormgegeven. Vanaf de I

10 wielplaat 5 steekt een aantal stukken draadeind 6 uit. Het I

wiel 2 dient gemonteerd te worden tegen of gedemonteerd te I

worden van de wielplaat 5, waarbij de stukken draadeind 6 I

moeten worden gestoken door gaten 7 in het wiel 2, of daar I

vanaf moeten worden gehaald. Ten behoeve van de eenvoud van I

15 de beschrijving wordt hieronder uitgegaan van een I

gebruiksituatie, waarbij het wiel 2 moet worden gemonteerd I

aan de wielas 4 en meer in het bijzonder aan de wielplaat 5, I

waarbij de stukken draadeind 6 moeten worden gestoken door de I

gaten 7 in het wiel 2. Voor het demonteren van een wiel 2 I

20 gelden omgekeerde overwegingen. I

De inrichting 1 omvat een door een rooster 8 gevormd I

plateau, waar omheen een buizenframe 9 van holle, in I

doorsnede rechthoekige, in het bijzonder vierkante buizen is I

aangebracht. Op de hoekpunten van het buizenframe 9 zijn vier I

25 L-vormige plaatelementen 10 aangebracht, die zich in I

hoofdzaak opwaarts uitstrekkende extensies vormen van het I

door het rooster 8 en het buizenframe 9 gevormde plateau. Aan I

de onderzijde van het horizontale been van de plaatelementen I

10 is telkens een blokkeerbaar zwenkwiel 11 aangebracht voor I

30 verplaatsing van de inrichting 1 over de ondergrond 12, die I

bij voorkeur een stuk wegdek of iets dergelijks is. De L- I

vormige plaatelementen 10 maken derhalve mogelijk, dat I

zwenkwielen 11 worden gebruikt, die een bepaalde I

102548a | / 7 montagehoogte hebben, terwijl het plateau 8, 9 zo laag mogelijk boven de ondergrond 12 is gelegen.

Opgemerkt is reeds dat de zwenkwielen 11 blokkeerbaar zijn. Dit is bij voorkeur het geval voor ten minste één, en 5 liefst twee van de zwenkwielen om te voorkomen dat de inrichting 1 wegrijdt, wegglijdt of wegrolt als een te monteren/demonteren wiel 2 op of van het plateau 8, 9 wordt gerold. In het geval van zwenk- of andere soorten wielen kan een blokkering of rem worden verschaft die bij voorkeur 10 selectief te bekrachtigen is om de middelen voor verplaatsing van het plateau blokkeerbaar te maken.

Het plateau 8, 9 is bedoeld als draagvlak voor het wiel 2, dat hierop rust. Het wiel 2 wordt rechtop gehouden met behulp van een beugelvormige steun 13 bij twee van de 15 plaatelementen 10, die hiertoe zijn voorzien van een voet 14, waar de beugelvormige steun 13 in is gestoken. De beugelvormige steun 13 is aldus te verwijderen uit de voeten 14, waarvan er hier maar één is getoond. Voor de stevigheid kan de beugelvormige steun 13 zijn geborgd in de voeten 14 20 met behulp van een steekas, splitpen, bout/moer samenstel of iets soortgelijks (hier niet getoond).

Zoals hierboven reeds is opgemerkt, is het een draagvlak vormende plateau 8, 9 laag boven de ondergrond 12 gelegen. Voor een hartlijninstelling van de wielas 4 en het 25 wiel 2 kan gebruik worden gemaakt van een (niet getoonde) krik om de wielas 4 in hoogte in te stellen in de richting van dubbele pijl A.

De werking is daarbij als volgt.

De inrichting 1 met daarop het wiel 2 wordt rollend 30 over de zwenkwielen 11 verplaatst naar de wielas 4. Daarbij wordt vooral rekening gehouden met de hartlijninstelling van de wielas 4 en het wiel 2. Als de inrichting 1 met daarop het wiel 2 de wielas 4 en meer in het bijzonder de wielplaat 5 1025488 Η

8 I

met daaraan de stukken draadeind 6 benadert, kan een enkele I

gebruiker het wiel 2 roteren in de richting van dubbele pijl I

B, om de gaten 7 in de velg van het wiel 2 uit te lijnen met I

de stukken draadeind 6 aan de wielplaat 5. Desgewenst kan I

5 hierbij nog een aanpassing van de hoogte van de wielas 4 I

worden uitgevoerd met behulp van de (niet getoonde en I

mogelijk hydraulische) krik. Als gevolg van het grote gewicht I

en omvang van het wiel 2 zal bij draaiing daarvan in de I

richting van pijl B, in het bijzonder als de zwenkwielen 11 I

10 heel licht rollen, het wiel 2 op zich stationair blijven, I

zodat de uitlijning van de wielas 4 ten opzichte van het wiel I

2 behouden blijft, en waarbij uitlijning van de stukken I

draadeind 6 ten opzichte van de gaten 7 kan worden I

bewerkstelligd, omdat dan de inrichting 1 onder het wiel 2 I

15 doorschuift of rolt in de rolrichting van het wiel 2 bij het I

contact tussen het wiel 2 en het plateau 8,9, die is I

aangeduid met dubbele pijl C. Derhalve kan een eenvoudige I

uitlijning van de stukken draadeind 6 en de gaten 7 worden I

bewerkstelligd. I

20 Zoals hierboven is opgemerkt, kan de beugelvormige I

steun, die in de in fig. 1 getoonde uitvoeringsvorm is I

gestoken in voeten 14, uit de voeten 14 losgemaakt worden. I

Dit bevordert de transportmogelijkheden van een aantal I

inrichtingen 1, die dan minder volume in beslag nemen en I

25 makkelijker stapelbaar zijn. Als alternatief voor de voeten I

14 kunnen derhalve ook andere oplossingen worden overwogen, I

die zijn gelegen binnen het bereik van de gemiddelde vakman, I

zoals vergrendelbare scharnieren, etc. Ook is het mogelijk I

binnen het kader van de onderhavige uitvinding gebruik te I

30 maken van een plateau 8, 9, dat niet op vier maar slechts op I

3 steunpunten (zwenkwielen 11) contact heeft met de I

ondergrond 12. In ieder geval verdienen zwenkwielen 11 de I

voorkeur met betrekking tot willekeurige verplaatsbaarheid I

1025488 | 9 over de ondergrond 12, en de zelf-oriënterende capaciteit van zwenkwielen zorgt ook, dat rotatie van het wiel 2 in de richting van dubbele pijl B wordt omgezet in een verschuiving onder het te monteren/demonteren wiel 2 door van de 5 inrichting 1 in de richting van dubbele pijl C. In ieder geval zijn ook voor de zwenkwielen 11 alternatieven denkbaar, zoals rolkogels, etc.

In fig. 2 is een alternatieve uitvoeringsvorm getoond van de onderhavige uitvinding. Het betreft in principe 10 dezelfde inrichting 1 als die, welke in fig. 1 is getoond. In fig. 2 is echter de beugelvormige steun 13 geheel getoond, evenals de beide voeten 14, waarin de beugel 13 is gestoken, en zijn tevens splitpennen of borgpennen 15 getoond om de beugelvormige steun 13 te fixeren in de voeten 14.

15 Ook is een aanvullende beugelvormige steun 16 getoond, waartegen een ten opzichte van de breedte van het door het rooster 8 en het buizenframe 9 gevormde plateau smal wiel 17 rust bij contactpunt(en) 18.

De aanvullende beugelvormige steun 16 is door middel 20 van bout-moer koppelingen 19 gemonteerd aan het rooster 8.

Hieruit blijkt de doeltreffendheid van het rooster 8, doordat bouten van de bout-moer koppelingen 19 op een willekeurige positie door het rooster 8 heen aan te brengen zijn, waardoor rekening kan worden gehouden met de breedte van de te 25 monteren/demonteren band 17 in de richting van pijl D. Wanneer, namelijk, de inrichting 1 zijdelings wordt verplaatst in de richting van pijl D, is met de aanvullende beugelvormige steun 16 bewerkstelligd, dat de in fig. 2 aan de rechterzijde weergegeven zwenkwielen 11 niet ver onder het 30 voertuig, waaraan het wiel 17 gemonteerd moet worden, zullen steken, waar deze belemmerd zouden kunnen worden door de aanwezigheid van een (niet getoonde) krik.

10254 88 _

I

I 10 I

I De in fig. 2 getoonde uitvoeringsvorm met de I

I aanvullende beugelvormige steun 16 is dus in het bijzonder I

I nuttig voor het monteren (of demonteren) van het wiel 17, dat I

I een aanzienlijk smallere breedte heeft dan die van het door I

I 5 het rooster 8 en het buizenframe 9 gevormde plateau. I

I In een laatste uitvoeringsvorm, die in fig. 3 is I

I getoond, wordt gebruik gemaakt van in hoofdzaak dezelfde I

I inrichting 1 als die, welke in fig. 1 is getoond. De hier I

I getoonde uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt echter I

I 10 gebruikt om een ten opzichte van de breedte van het door het I

I rooster 8 en het buizenframe 9 gevormde plateau breder wiel I

I 20 te monteren (of te demonteren). Het betreft hier een I

I samengesteld wiel 20, dat in principe twee velgen en twee I

I banden 21, 22 omvat, waarvan de (niet getoonde) velgen I

I 15 onderling zijn verbonden met verbindingselementen 23. De I

I breedte van het aldus samengestelde wiel 20 is dusdanig veel I

I groter dan de breedte van het plateau 8, 9, dat gebruik wordt I

I gemaakt van een aanvullend plateau 24, dat uit een I

I buizenframe 25 is gevormd. Van het buizenframe 25 steken I

I 20 selectief gepositioneerde buizen in voeten 26, waar het I

I aanvullende plateau 24 derhalve is gekoppeld met de I

I inrichting 1. Hiertoe kunnen wederom borg- of splitpennen 27 I

I worden toegepast. I

I Het aanvullende plateau 24 omvat op dezelfde wijze I

I 25 als de basisinrichting 1, L-vormige plaatelementen 10, I

I waaraan wederom zwenkwielen 11 zijn aangebracht. Door de I

I koppeling in de voeten 26 van het aanvullende plateau 24 met I

I de basisinrichting 1, is het samenstel daarvan gezamenlijk I

I verplaatsbaar over de ondergrond 12, waardoor het wiel 20 in I

I 30 de gewenste richting, willekeurig over de ondergrond 12, kan I

I worden verplaatst. Ook de in samenhang met fig. 1 beschreven I

I rolbeweging in de richting van pijl B, die niet leidt tot I

I verplaatsing van het samenstel van de basisinrichting 1 met I

I 1025408 I

β . 11 φ het aanvullende plateau 24, is hetzelfde als bij fig. 1, zodat een juiste uitlijning van stukken draadeind 6 en de gaten 7 in (de velg van) een te monteren/demonteren wiel 20 eenvoudig te bewerkstelligen is.

5 Na kennisneming van de voorgaande openbaarmaking van de onderhavige uitvinding zullen zich vele alternatieve en aanvullende uitvoeringsvormen aan de vakman opdringen. Deze zijn alleen dan niet gelegen binnen het bereik van de onderhavige uitvinding, wanneer deze niet de (geest van de) 10 in de bijgevoegde conclusies, in het bijzonder de onafhankelijke conclusie, opgesomde maatregelen vertonen. Zo kan, zoals hierboven ook is vermeld, de beugelvormige steun neerklapbaar zijn en kunnen de zwenkwielen als alternatief zijn vormgegeven als kogelrollers. Het aanvullende plateau 15 kan ook een rooster bevatten, maar dat is minder functioneel gezien de in samenhang met fig. 2 beschreven aanpassingsmogelijkheden voor smallere wielen 17 dan de breedte van het plateau 8, 9. Ook de gelijkenis van de in de figuren weergegeven wielen 2, 17, 20 met die van tractoren is 20 op generlei wijze beperkend bedoeld; de onderhavige uitvinding is evenzeer geschikt voor het monteren en demonteren van wielen aan vrachtwagen, stadsbussen, andere landbouwvoertuigen dan tractoren, rupsbandvoertuigen, zoals tanks, etc. Het plateau, dat een draagvlak vormt, hoeft niet 25 noodzakelijkerwijs een rooster 8 te bevatten, maar kan een willekeurig plaatvormig, een draagvlak vormend element zijn.

1025488__

Claims (11)

1. Inrichting voor het monteren of demonteren van een I 5 wiel van een voertuig, omvattende een in ten minste één I I richting van en naar een wielas van het voertuig over een I I ondergrond verplaatsbaar plateau, dat een draagvlak vormt I I voor het wiel. I

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij aan het I I 10 plateau ten minste drie zwenkwielen zijn aangebracht voor I I willekeurige verplaatsing over de ondergrond. I

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij op I I het plateau bij een zijde daarvan een zich althans in een I I gebruikstoestand opwaarts uitstrekkende steun voor het wiel I I 15 is gemonteerd. I

4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij het I I plateau een met grote, brede wielen overeenkomende breedte I I heeft, en omvat: een losmaakbaar aan het plateau op afstand I I van de zijde aan te brengen aanvullende steun. I I 20

5. Inrichting volgens ten minste één van de I I voorgaande conclusies, waarbij het plateau een met kleine, I I smalle wielen overeenkomende breedte heeft, en omvat: een I losmaakbaar met het plateau verbonden aanvullend plateau. I

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij het I I 25 aanvullende plateau, althans in een met het plateau verbonden I I toestand, in ten minste één richting van en naar een wielas I I van het voertuig over een ondergrond verplaatsbaar is. I

7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij aan het I I aanvullende plateau ten minste twee zwenkwielen zijn I 30 aangebracht voor willekeurige verplaatsing over de I I ondergrond. I

8. Inrichting volgens ten minste één van de I I voorgaande conclusies, waarbij het plateau een grotere lengte I I 1025488_ 4 , 4 heeft dan een in de rolrichting van wielen georiënteerd contactvlak van de wielen met het plateau, en middelen voor verplaatsing van. het plateau over de ondergrond zodanig licht verplaatsbaar zijn, dat draaiing van een op het plateau 5 geplaatst wiel resulteert in verplaatsing van het plateau in de rolrichting van dat wiel, dat daarbij geroteerd wordt en stationair blijft.

9. Inrichting volgens ten minste één van de voorgaande conclusies, waarbij middelen voor verplaatsing van 10 het plateau wielen omvatten, welke in hoofdzaak ter zijde van het plateau zijn aangebracht.

10. Inrichting volgens conclusie 9, waarbij de wielen zwenkwielen zijn, en aan het plateau ter zijde daarvan zich in hoofdzaak in opwaartse richting ten opzichte van het 15 plateau uitstrekkende extensies zijn aangebracht voor montage daaronder van de wielen.

11. Inrichting volgens ten minste één van de voorgaande conclusies, waarbij middelen voor verplaatsing van het plateau een blokkering of rem omvatten. 1025488__