NL1025174C2 - Plantinrichting. - Google Patents

Description

Plantinrichtine

De uitvinding betreft een inrichting voor het planten van bolvormige gewassen in een bodem, omvattende een over de bodem verrijdbaar gestel, een voorraadhouder voor 5 de gewassen, doseermiddelen voor het gedoseerd afgeven van de gewassen uit de voorraadhouder, alsmede geleidingsmiddelen voor het geleiden van tenminste twee elkaar overlappende netdelen naar de bodem, waarbij de doseermiddelen uitmonden tussen de door de netdelen te volgen banen voor het gedoseerd toevoeren van de gewassen, welke geleidingsmiddelen tenminste een steunorgaan omvatten met een convex gekromd 10 oppervlak.

Een dergelijke inrichting is bekend uit NL-A-1000674. Bij deze bekende inrichting omvatten de geleidingsmiddelen een koker aan weerszijden waarvan de netdelen worden geleid. Door de koker heen strekken zich de doseermiddelen in de vorm van twee transportbanden uit. Een der transportbanden bezit kamers in elk waarvan een bol 15 kan worden opgenomen, welke kamers zich op regelmatige afstand van elkaar bevinden. Verder zijn voorspanmiddelen voorzien voor het strak trekken van de netdelen.

Deze bekende inrichting is daardoor vrij complex. Dit is een nadeel gezien de vervuiling die in bedrijf optreedt, en de daaruit voortvloeiende storingsgevoeligheid. Doel van de uitvinding is een inrichting van het hiervoor genoemde type te verschaffen 20 dat een eenvoudige, robuuste uitvoering bezit en waarmee de gewassen op ordelijke wijze kunnen worden geplant. Dat doel wordt bereikt doordat de geleidingsmiddelen tenminste een steunorgaan omvatten met een convex gekromd oppervlak, welk oppervlak een gekromde baan bepaalt voor beide netdelen met de daartussen opgenomen gedoseerde gewassen, over welk gekromde baan beide netdelen zijn geleid.

25 Als gevolg van het feit dat de beide netdelen samen over het convex gekromde oppervlak worden geleid, worden zij in de richting naar elkaar toe aangedrukt. De tussen de netdelen opgenomen gewassen worden aldus stevig ingeklemd tussen beide netdelen. Zij behouden daardoor hun oorspronkelijke gedoseerde posities ten opzichte van elkaar. In die toestand worden zij met de netdelen en het steunorgaan naar de bo-30 dem bewogen waarin zij uiteindelijk kunnen worden geplant. Bij voorkeur is daartoe het oppervlak van het steunorgaan beweegbaar; verder kan het steunorgaan cilindrisch zijn. Volgens een verdere uitvoering kunnen voorspanmiddelen zijn voorzien voor het voorspannen van de netdelen op het convex gekromde oppervlak van het steunorgaan.

1025174¾ 2

Bij deze uitvoering kunnen de gewassen nog steviger worden vastgehouden, hetgeen vooral bij grotere afmeting en hogere gewichten daarvan een voordeel is.

De inrichting volgens de uitvinding kan op verschillende manieren zijn uitgevoerd. Volgens een eerste mogelijkheid is een enkel steunorgaan voorzien waarvan het 5 convex gekromde oppervlak zich uitstrekt vanaf de doseermiddelen tot ongeveer de bodem. De netdelen met de gewassen worden daarbij volgens een in wezen halve cirkelboog getransporteerd van de doseermiddelen naar de bodem.

Volgens een tweede mogelijkheid zijn twee steunorganen voorzien, van één waarvan het convex gekromde oppervlak aansluit op de doseermiddelen en van de an-10 der waarvan de convex gekromde baan zich uitstrekt tot ongeveer de bodem, en het convex gekromde oppervlak van het ene steunorgaan is afgekeerd van het convex gekromde oppervlak van het andere steunorgaan, welke beide convex gekromde oppervlakken een baan bepalen met tegengesteld gekromde haandelen. In deze uitvoeringsvorm leggen de netdelen en de gewassen twee tegengesteld gekromde boogdelen af, 15 ongeveer in de vorm van een S.

De inrichting kan worden bedreven met verschillende typen netten. Allereerst kan een zogenaamd buisvormig net worden toegepast. In dat geval zijn de geleidingsmidde-len uitgevoerd voor het geleiden van een buisvormig net, bijvoorbeeld als twee op afstand naast elkaar verlopen glijstangen waartussen zich de beide netdelen op enige af-20 stand van elkaar uitstrekken. Verder kan dan een houder zijn voorzien voor het buisvormig net, welke houder aansluit op de geleidingsmiddelen.

Volgens een tweede mogelijkheid kunnen twee aparte netdelen worden toegepast, waartoe twee houders zijn voorzien voor elke een rol met een netdeel.

De steunorganen kunnen elk zijn uitgevoerd als een rol van schuimmateriaal.

25 Vervolgens zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van in de figu ren weergegeven uitvoeringsvoorbeelden.

Figuur 1 toont een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding in zijaanzicht

Figuur 2 toont de inrichting volgens figuur 1 gedeeltelijk in perspectief en in 30 doorsnede.

Figuur 3 toont een principeschema van een tweede uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.

102 517j46 3

De in de figuren 1 en 2 weergegeven inrichting volgens de uitvinding omvat een in zijn geheel met 1 aangegeven gestel, met wielen 2 voor het verrijden daarvan over de bodem 3. Het gestel draagt een voorraadhouder 4 waarin een hoeveelheid bollen 5 is opgenomen. De voorraadhouder 4 is uitgevoerd als een trechter, aan de onderzijde 5 waarvan zich de afvoeropening 6 bevindt

Op de afvoeropening 6 sluit een transportband zonder eind 7 aan, door middel waarvan de bollen 5 naar de trilgoten 8 worden geleid. Zoals weergegeven in figuur 2 strekt de transportband 7 zich over de volledige breedte van de afvoeropening 6 van de voorraadhouder 4 uit Direct op de transportband 7 is een vijftal trilgoten 8 aange-10 bracht, die naast elkaar zijn geplaatst. Door middel van deze trilgoten worden de bollen 5 op regelmatige langsafstand en dwarsafstand van elkaar toegevoerd aan de ruimte 9 die is bepaald door de banen welke de beide netdelen 10 en 11 insluiten.

Netdeel 10 wordt toegevoerd vanaf de voorraadrol 12, via de omleidrol 13. Net-deel 11 wordt toegevoerd vanaf de voorraadrol 14, via de omleidrollen 15,16, zoals is 15 weergegeven in figuur 1.

Volgens de uitvinding worden de beide netdelen met de daartussen de ordelijk gepositioneerde bollen 5 geleid rond het gekromde oppervlak 17 van de draaibare steuncilinder 18. De netdelen 10,11 met daartussen de bollen 5 beschrijven daarbij een eerste gekromde baan 19. Vervolgens beschrijven zij een tweede tegengesteld gekrom-20 de baan 20 rond het oppervlak 21 van de tweede steuncilinder 22. Vanaf deze steuncilinder 22 komen de netdelen 10,11 met de bollen 5 vervolgens op de bodem 3 terecht, waarna zij bedekt kunnen worden met aarde. Zoals te zien in de figuren 1 en 2 kunnen de steuncilinders 18, 22 ten opzichte van elkaar worden ingesteld door de schroefstel-middelen 23.

25 In de schematische weergave van figuur 3 is getoond dat de netdelen 10, 11 met daartussen de bollen 5 ook door middel van een enkele steuncilinder 24 vanaf de trilgoten 8 naar de bodem 3 kunnen worden geleid volgens de baan 27. Het netdeel 10 is daartoe omgeleid rond de omleidrol 25 .

1025174-

Claims (10)

1. Inrichting voor het planten van bolvormige gewassen (5) in een bodem (3), omvattende een over de bodem (3) verrijdbaar gestel (1), een voorraadhouder (4) voor 5 de gewassen (5), doseermiddelen (7, 8) voor het gedoseerd afgeven van de gewassen (5) uit de voorraadhouder (4), alsmede geleidingsmiddelen (18, 22, 24) voor het geleiden van tenminste twee elkaar overlappende netdelen (10, 11) naar de bodem (3), waarbij de doseermiddelen (7, 8) uitmonden tussen de door de netdelen (10,11) te volgen banen voor het gedoseerd toevoeren van de gewassen (5), welke geleidingsmidde- 10 len tenminste een steunorgaan (18, 22, 24) omvatten met een convex gekromd oppervlak (17, 21, 26), met het kenmerk dat het oppervlak een gekromde baan (19, 20, 27) bepaalt voor beide netdelen (10,11) met de daartussen opgenomen gedoseerde gewassen (S), over welk gekromde baan beide netdelen (10,11) zijn geleid.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het oppervlak (17, 21, 26) van het steunorgaan (18,22,24) beweegbaar is.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij het steunorgaan (18,22,24) cilindrisch is. 20

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij voorspanmiddelen zijn voorzien voor het voorspannen van de netdelen (10,11) op het convex gekromde oppervlak van het steunorgaan.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een enkel steunor gaan (24) is voorzien waarvan het convex gekromde oppervlak (26) zich uitstrekt vanaf de doseermiddelen (8) tot ongeveer de bodem (3).

6. Inrichting volgens een der conclusies 1-4, waarbij twee steunorganen (18, 22) 30 zijn voorzien van een waarvan het convex gekromde oppervlak (17) aansluit op de doseermiddelen (7,8) en van de ander waarvan het convex gekromde oppervlak (21) zich uitstrekt tot ongeveer de bodem (3), en het convex gekromde oppervlak (17) van het ene steunorgaan (18) is afgekeerd van het convex gekromde oppervlak (21) van het 1025174- andere steunorgaan (22), welke beide convex gekromde oppervlakken (17, 21) een baan bepalen met tegengesteld gekromde haandelen.

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de geleidingsmidde- 5 len zijn uitgevoerd voor het geleiden van een buisvormig net.

8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij een houder is voorzien voor een buisvormig net, welke houder aansluit op de geleidingsmiddelen.

9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij twee houders zijn voorzien voor elke een rol (12,14) met een netdeel (10,11).

10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij tenminste een der steunorganen is uitgevoerd als een rol (18,22,24) van schuimmateriaal. f025174^