NL1023003C2 - Bevestigingssamenstel voor de bevestiging van een voorwerp aan een profielelement met een in hoofdzaak C-vormige dwarsdoorsnede. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Bevestigingssaihenstel voor de bevestiging van een voorwerp aan een profielelement met een in hoofdzaak C-vormige dwarsdoorsnede.

' .

De uitvinding heeft betrekking op een bevestigingssamenstel volgens de aanhef van conclusie 1, ,

Een dergelijk bevestigingssamenstel is bekend uit NL-A-5 1010655. Bij het bekende bevestigingssamenstel bestaat het basisdeel in wezen uit een vlakke ring. Het moerelement wordt aan het basisdeel vastgehouden twee diametraal tegenover elkaar benen die naast de centrale opening in het basisdeel met het basisdeel zijn verbonden en zich loodrecht daarop uitstrekken en die door twee 10 diametraal tegenover elkaar gelegen uitsparingen in de wand van de schroefdraadboring in het moerelement steken en met haakvormige uiteinden achter het moerelement grijpen. Verder is het bevestigingssamenstel voorzien van een zich vanaf het basisdeel naar het moerelement uitstrekkend veerelement.

I 15 Het bekende bevestigingssamenstel heeft een aantal bezwaren. Als het bevestigingssamenstel is gekoppeld met een I profielelement met een C-vormige dwarsdoorsnede, waarbij het moerelement dat door de langssleuf van het profielelement is I gestoken en onder de flenzen van het profielelement grijpt, is het I 20 niet tegen draaien geborgd. Het bevestigingssamenstel kan I lostrillen. Ook bij het verschuiven van het bevestigingsamenstel I langs het profielelement kan het ongewild verdraaien. Als verder bij H de montage het moerelement onder één van de flenzen grijpt, wordt de I verdere montage bemoeilijkt aangezien het moerelement dan scheef 25 komt te liggen en moeilijk onder de andere flens gebracht kan I worden.

I De uitvinding heeft tot doel een verbeterd bevestigingssamen-· stel te verschaffen waarmee ook de bezwaren van het bekende bevestigingssamenstel zijn ondervangen.

30 Dit doel wordt bereikt met een bevestigingssamenstel volgens conclusie 1.

I 102300 a

II

Door de benen waarmee het moerelement met het basisdeel is verbonden is het bevestigingsamenstel bij montage aan een profielelement gecentreerd ten opzichte van het profielelement waardoor het moerelement niet onder slechts een flens van het 5 profielelement kan grijpen. De borglippen die in de op een profielelement gemonteerde toestand van het bevestigingssamenstel in de langssleuf vallen, verhinderen dat het bevestigingssamenstel kan terugdraaien. De verende lippen drukken in de op een profielelement gemonteerde toestand van het bevestigingssamenstel op de flenzen van 10 het profielelementen trekken daarbij de het moerelement tegen de andere zijde van de flenzen aan. Verder gaan de verende lippen als gevolg van de wrijvingskracht tussen de verende lippen en de flenzen van het profielelement, een ongewild verschuiven van het gemonteerde bevestigingssamenstel over het profielelement tegen. In het 15 bijzonder is dit van voordeel als het profielelement verticaal staat. De wrijvingskracht is zodanig dat het bevestigingselement wel met de hand langs het profielelement kan worden verschoven.

Voorkeursuitvoeringsvormen van het verbindingssamenstel volgens de uitvinding zijn vastgelegd in de onderconclusies.

20 De uitvinding heeft eveneens betrekking op een combinatie van een bevestigingssamenstel en een profielelement volgens conclusie 8.

De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: fig. 1 een zijaanzicht is van een bepaalde uitvoeringsvorm van 25 een bevestigingssamenstel volgens de uitvinding, fig. 2 een aanzicht is van het bevestigingssamenstel van fig. 1 gezien in de richting van de pijl II in fig. 1, fig. 3 een aanzicht in perspectief is van het basisdeel van het bevestigingssamenstel van fig. 1 met de integraal ermee verbonden 30 vatting voor het moerelement, fig. 4 een aanzicht in perspectief is, gezien vanaf een andere zijde, van het in fig. 3 weergegeven onderdeel, fig. 5 een aanzicht is overeenkomstig fig. 2 waarin het moerelement en de vatting met onderbroken lijnen zijn weergegeven, 35 fig. 6 het moerelement van het bevestigingssamenstel van fig.

1 weergeeft, A Π O Λ Λ Λ t 3 I fig.7 het bevestigingssamenstel in de aan een profielelement bevestigde toestand weergeeft, fig. 8 een aanzicht is in de richting van de pijl VIII in fig.

7, en 5 fig. 9-11 een aantal mogelijke toepassingen van het beves tigingssamenstel van fig. 1 weergeven.

In fig. 1 en 2 is een bepaalde uitvoeringsvorm weergegeven van bevestigingssamenstel 1 voor de bevestiging van een voorwerp aan een in fig. 7 en 8 weergegeven profielelement 2 met een in hoofdzaak C-10 vormige dwarsdoorsnede met een bodemwand 3, twee op de bodemwand aansluitende opstaande zijwanden 4 en 5 en twee op de opstaande zijwanden 4 en 5 aansluitende en naar elkaar toe gerichte flenzen 6 en 7 die tussen hen in een langssleuf 8 begrenzen.

Het bevestigingssamenstel omvat een in hoofdzaak ringvormig 15 basisdeel 11 met een centrale opening 12 en met een eerste zijde 13 en een tweede zijde 14, en een aan de tweede zijde 14 van het basisdeel 11 gelegen langwerpig moerelement 15 met bepaalde dwars-en langsafmetingen, dat op enige afstand van het basisdeel 11 met het basisdeel 11 is verbonden en dat in het middengebied is voorzien 20 van een coaxiaal ten opzichte van de centrale opening 12 in het basisdeel gelegen schroefdraadboring 16. De grootte van de centrale opening 12 in het basisdeel 11 is voldoende voor het doorlaten ven een in de schroefdraadboring 16 van het moerelement 15 passend s chroe fdraade ind.

25 Het ringvormige basisdeel 11 is aan de tweede zijde 14 voorzien van twee diametraal tegenover elkaar gelegen verende lippen 17 en 18 die zich vanaf de tweede zijde 14 van het basisdeel 11 in omtreksrichting schuin vanaf de tweede zijde 14 uitstrekken, en twee diametraal tegenover elkaar gelegen verende borglippen 19 en 20 die 30 zich vanaf de tweede zijde 14 van het basisdeel 11 in dezelfde omtreksrichting als de verende lippen 17 en 18 schuin vanaf de tweede zijde 14 uitstrekken zie (ook fig. 3 en 4). De borglippen 19 ; en 20 zijn korter dan de verende lippen 17 en 18 en in omtreksrichting van het ringvormige basisdeel 11 onder een hoek 35 versprongen ten opzichte van de verende lippen 17 en 18 op het basisdeel 11 aangebracht. Het langwerpige moerelement 15 is door middel van twee aan de langszijden 21 en 22 van het moerelement 15 1023003 bevestigde benen 23 en 24 met het basisdeel 11 verbonden en zodanig ten opzichte van het ringvormige basisdeel 11 gepositioneerd dat de vrije uiteinden 25 en 26 van de verende lippen 17 en 18 in een H evenwijdig· aan het ringvormige basisdeel 11 gelegen vlak gezien, in H 5 het gebied van het moerelement liggen.

H Het ringvormige basisdeel 11 is aan de tweede zijde 14 voorzien H van een vatting 27 voor het langwerpige moerelement 11. De vatting H 27 bestaat uit de twee zich loodrecht vanaf de tweede zijde 14 van H het basisdeel 11 uitstrekkende benen 23 en 24 die diametraal H 10 tegenover elkaar naast de centrale opening 12 aan het basisdeel 11 H zijn bevestigd en een de op afstand van het basisdeel 11 gelegen uiteinden van de benen 23 en 24 met elkaar verbindend en in hoofdzaak evenwijdig aan het basisdeel 11 gelegen verbindingsstuk 28 met een coaxiaal ten opzichte van de schroefdraadboring 16 in het H 15 moerelement 15 gelegen doorgangsopening 30 waarvan de grootte voldoende is voor het doorlaten van een in de schroefdraadboring 16 van het moerelement 15 passend schroefdraadeind. Bij voorkeur grijpt het verbindingsstuk 28 ter plaatse van de doorgangsopening 30 enigszins klemmend aan op een in de schroefdraadboring 16 geschroefd 20 schroefdraadeind. Dit voorkomt het ongewild losdraaien van het I schroefdraadeind. Bovendien wordt bij de montage van een bevestigingssamenstel met een reeds daarin geschroefd I schroefdraadeind bij het verder indraaien van het schroefdraadeind het moerelement 15 door het schroefdraadeind meegenomen.

I 25 Het moerelement 15 is met de langszij den 21 en 22 tussen de benen 23 en 24 van de vatting 27 igeklemd en ligt daarbij tegen het I verbindingsstuk 30 aan. In de langszijden 21 en 22 van het moerelement zijn uitsparingen 36 en 37 aangebracht {zie fig. 6) waar I de benen 23 en 24 in vallen. De benen 23 en 24 van de vatting 27 30 zijn nabij de bevestiging van de borglippen 19 en 20 aan het I basisdeel 11 bevestigd.

I In de hier weergegeven voorkeursuitvoeringsvorm zijn het > I ringvormige basisdeel 11 en de daarmee verbonden vatting 27 voor I het moerelement 11 uit één stuk vervaardigd. Dit onderdeel is in 35 fig. 3 en 4 weergegeven. Bij voorkeur is dit onderdeel vervaardigd I uit kunststof in het bijzonder door spuitgieten.

5

Zoals in fig. 1 en 2 te zien is, is het bij voorkeur uit kunststof vervaardigde ringvormige basisdeel 11 aan de eerste zijde voorzien van een concentrisch aangebrachte metalen verstevigingsring 31 die tegen het basisdeel 11 aanligt. De verstevigingring 31 wordt 5 op het basisdeel 11 vastgehouden door aan de buitenomtrek 32 van het basisdeel 11 aangebrachte en op de buitenomtrek 33 van de verstevigingring 31 aangrijpende vasthoudlippen 34 en 35, waarbij de vasthoudlippen 34 haakvormig zijn uitgevoerd en om de verstevigingsring 31 grijpen en de vasthoudlippen 35 dienen voor de 10 centrering van de verstevigingsring 31.

Zoals in fig. 5 en 6 te zien is, zijn aan de naar de verende lippen 17 en 18 gekeerde zijde van het moerelement 15 verdiepingen of uitsparingen 38 en 39 aangebracht waar de vrij uiteinden 25 en 26 van de verende lippen 17 en 18 in kunnen vallen. De vorm van deze 15 uitsparingen 38 en 39 kan, zoals in fig. 5 en 6 is aangegeven, zijn aangepast aan de vorm van de uiteinden 25 en 26 van de verende lippen 17 en 18. Dit is echter niet noodzakelijk. De uitsparingen kunne ook een andere, bijvoorbeeld ronde vorm hebben. Als de uiteinden 25 en 26 van de verende lippen 17 en 18 in de uitsparingen 20 38 en 39 vallen, is het moerelement 15 geborgd tegen demontage.

• In fig. 7 en 8 is een combinatie van het bevestigingssamenstel 1 van fig. 1 en een profielelement 2 met een in hoofdzaak C-vormige dwarsdoorsnede weergegeven, waarbij het bevestigingssamenstel 1 zich in de gemonteerde toestand bevindt. Voor de montage wordt het 25 bevestigingssamenstel 1 tegen het profielelement 2 geplaatst, waarbij het moerelement 15 in de langssleuf 8 wordt geplaatst.

Vervolgens wordt het bevestigingssamenstel 1 in richting van de pijlen 40 gedraaid, waarbij het moerelement 15 onder de flenzen 7 en 8 van het profielelement 2 grijpt, totdat de eindgedeelten van het 30 moerelement 15 tegen de opstaande wanden 5 en 6 van het profielelement 2 aan komen. Om het onder de flenzen 7 en 8 grijpen van het moerelement 15 te vergemakkelijken, is het moerelement 15 . bij voorkeur ter plaatse van twee tegenover elkaar liggende hoeken (in draairichting van het moerelement 15 voorste hoeken) voorzien 35 van schuine oploopkanten 41 en 42 (zie ook fig. 6).

In de gemonteerde toestand van het bevestigingssamenstel 1 vallen de borglippen 19 en 20 in de langssleuf 8 van het 4 η o ft Q.

H profielelement 2, waarbij de vrije uiteinden van de borglippen 19 en H 20 vrijwel tegen de randen van de langssleuf 8 aanliggen (zie fig.

H 7). De borglippen 19 en 20 verhinderen daardoor het terugdraaien van het bevestigingssamenstel 2.

5 In fig. 9 - 11 is een aantal mogelijke toepassingen van het bevestigingssamenstel 1 volgens de uitvinding weergeven.

H In fig. 9 is een enkel schroefdraadeind 43 in het beves- tigingssamenstel geschroefd.

In fig. 10 is op een in het bevestigingssamenstel 1 geschroefd 10 schroefdraadeind 43 nog een borgmoer 44 geschroefd.

In fig. 11 is het bevestigingssamenstel voorzien van een erin geschroefd kogelscharnier 45.

Bij het aandraaien van de borgmoer 44 in fig. 10 en het kogelscharnier 45 in fig. 11 zullen als het bevestigingssamenstel 1 H 15 in een profielelement 2 is gemonteerd/ het al of niet van een I verstevigingsring 31 voorziene basisdeel 11 en het moerelement 15 naar elkaar toe worden bewogen, waarbij het bevestigingssamenstel aan het profielelement 2 wordt vastgeklemd. Het is daarbij voordelig als de benen 23 en 24 van de vatting 27 enigszins flexibel zijn 20 uitgevierd zodat ze gemakkelijk kunnen verbuigen.

Het zal duidelijk zijn dat de aanvrage niet beperkt is tot de I beschreven uitvoeringsvormen en toepassingen. Andere uitvoerings- I vormen die binnen de beschermingsomvang van de conclusies vallen,.

I zijn mogelijk.

Ι09ϋηηβ

Claims (8)

1. Bevestigingssamenstel voor de bevestiging van een voorwerp aan een profielelement met een in hoofdzaak C-vormige dwarsdoorsnede met 5 een bodemwand, twee op de bodemwand aansluitende opstaande zijwanden en twee op de opstaande zijwanden aansluitende en naar elkaar toe gerichte flenzen die tussen hen in een langssleuf begrenzen, I omvattende: I - een in hoofdzaak ringvormig basisdeel met een centrale opening I 10 en met een eerste zijde en een tweede zijde, en I - een aan de tweede zijde van het basisdeel gelegen langwerpig I moerelement met bepaalde dwars- en langsafmetingen, dat op enige I afstand van het basisdeel met het basisdeel is verbonden en dat in I het middengebied is voorzien van een coaxiaal ten opzichte van de I 15 centrale opening in het basisdeel gelegen schroefdraadboring, I waarbij de grootte van de centrale opening in het basisdeel I voldoende is voor het doorlaten ven een in de schroefdraadboring van I het moerelement passend schroefdraadeind, I met het kenmerk, dat het ringvormige basisdeel aan de tweede zijde I 20 is voorzien van twee diametraal tegenover elkaar gelegen verende I lippen die zich vanaf de tweede zijde van het basisdeel in I omtreksrichting schuin vanaf de tweede zijde uitstrekken, en twee I diametraal tegenover elkaar gelegen verende borglippen die zich I vanaf de tweede zijde van het basisdeel in dezelfde omtreksrichting I 25 als de verende lippen schuin vanaf de tweede zijde uitstrekken, I waarbij de borglippen korter zijn dan de verende lippen en in I omtreksrichting van het ringvormige basisdeel onder een hoek I versprongen ten opzichte van de verende lippen op het basisdeel zijn I aangebracht, en dat het langwerpige moerelement door middel van twee I 30 aan de langszijden van het moerelement bevestigde benen met het I basisdeel is verbonden en zodanig ten opzichte van het ringvormige basisdeel is gepositioneerd dat de vrije uiteinden van de verende ' lippen in een evenwijdig aan het ringvormige basisdeel gelegen vlak I gezien, in het gebied van het moerelemént liggen. I 35

2. Bevestigingssamenstel volgens conclusie 1, waarbij het I ringvormige basisdeel aan de tweede zijde is voorzien van een I vatting voor het langwerpige moerelement. I 1023003 Η

3- Bevestigingssamenstel volgens conclusie 2, waarbij de vatting H bestaat uit de twee zich loodrecht vanaf de tweede zijde van het H basisdeel uitstrekkende benen die diametraal tegenover elkaar naast de centrale opening aan het basisdeel zijn bevestigd en een de op 5 afstand van het basisdeel gelegen uiteinden van de benen met elkaar verbindend en in hoofdzaak evenwijdig aan het basisdeel gelegen verbindingsstuk met een coaxiaal ten opzichte van de schroefdraadboring in het moerelement gelegen doorgangsopening waarvan de grootte voldoende is voor het doorlaten ven een in de I 10 schroefdraadboring van het moerelement passend schroefdraadeind/ waarbij het moerelement met de langsrijden tussen de benen van de vatting is geklemd en daarbij tegen het verbindingsstuk aanligt.

4. Bevestigingssamenstel volgens conclusie 3, waarbij de benen van I de vatting nabij de bevestiging van de borglippen aan het basisdeel 15 zijn bevestigd.

5. Bevestigingssamenstel volgens een der conclusies 2-4, waarbij het ringvormige basisdeel en de daarmee verbonden vatting voor het I moerelement uit één stuk uit kunststof zijn vervaardigd, bij voorkeur door spuitgieten. I 20

6. Bevestigingssamenstel volgens conclusie 5, waarbij het ringvormige basisdeel aan de eerste zijde is voorzien van een I concentrisch aangebrachte metalen verstevigingsring die tegen het I basisdeel aanligt.

7. Bevestigingssamenstel volgens conclusie 6, waarbij de I 25 verstevigingring op het basisdeel wordt vastgehouden door aan de buitenomtrek van het basisdeel aahgebrachte en op de buitenomtrek I van de verstevigingring aangrijpende vasthoudlippen.

8. Combinatie van een bevestigingssamenstel volgens een der voorgaande conclusies en een profielelement met een in hoofdzaak C-30 vormige dwarsdoorsnede met een bodemwand, twee op de bodemwand aansluitende opstaande zijwanden en twee op de opstaande zijwanden aansluitende en naar elkaar toe gerichte flenzen die tussen hen in . een langssleuf begrenzen, met het kenmerk, dat de maximale dwarsafmeting van het moerelement van het bevestigingssamenstel 35 kleiner zijn dan de breedte van de langssleuf van het profielelement en de maximale langsafmeting van het moerelement, gemeten langs een de hartlijn van de schroefdraadboring snijdende lijn, groter is dan * * de tussenafstand tussen de opstaande zijwanden van het profielelement. I 1023003