NL1022677C1 - Kalkoen voor een hoefijzer alsmede hoefijzer ten gebruike daarmee. - Google Patents
Kalkoen voor een hoefijzer alsmede hoefijzer ten gebruike daarmee. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1022677C1 NL1022677C1 NL1022677A NL1022677A NL1022677C1 NL 1022677 C1 NL1022677 C1 NL 1022677C1 NL 1022677 A NL1022677 A NL 1022677A NL 1022677 A NL1022677 A NL 1022677A NL 1022677 C1 NL1022677 C1 NL 1022677C1
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- turkey
- hole
- horseshoe
- pin
- head
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01L—SHOEING OF ANIMALS
- A01L7/00—Accessories for shoeing animals
- A01L7/04—Solid calks or studs
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01L—SHOEING OF ANIMALS
- A01L11/00—Farriers' tools and appliances
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Wood Science & Technology (AREA)
- Zoology (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Cleaning Implements For Floors, Carpets, Furniture, Walls, And The Like (AREA)
Description
Kalkoen voor een hoefijzer alsmede hoefijzer ten gebruike daarmee
De uitvinding betreft een kalkoen, ingericht om losneembaar te worden aangebracht in een in een hoefijzer aanwezig, van schroefdraad voorzien eerste gat, welke kalkoen een algemene paddestoelvorm met een steel en een 5 daaraan aansluitende eerste kop bezit, welke steel is ingericht om krachtoverbrengend met de schroefdraad van het eerste gat samen te werken en welke eerste kop zich na het aanbrengen van de kalkoen buiten het hoefijzer blijft uitstrekken en tegen het loopvlak van het 10 hoefijzer drukt.
Een kalkoen is een uitstekende punt of spike die ertoe dient, een paard bijvoorbeeld onder wedstrijdomstandigheden en op drassige bodems een goed houvast te geven. Gebruikelijk is, dat een hoefijzer door 15 middel van nagels aan de paardehoef is bevestigd. Het hoefijzer wordt door een hoefsmid geplaatst en na verloop van tijd in verband met de opgetreden slijtage vervangen door een nieuw hoefijzer.
Door de groei van de hoef ontstaat regelmatig 20 de noodzaak tot bekappen. Ook in dit geval moet een geplaatst hoefijzer worden vervangen door een nieuw hoefij zer.
In de benen van de algemene U-vorm van een hoefijzer zijn gewoonlijk aan beide zijden drie 25 doorgaande gaten aanwezig voor het doorlaten van nagels voor verbinding met de hoef. Aan de vrije einden zijn in verband met het bevestigen van de kalkoenen schroefgaten aanwezig voor het plaatsen van deze kalkoenen. Deze schroefgaten zijn onder normale omstandigheden, waarin 30 geen kalkoenen worden gebruikt, niet of slechts 1 n O 7 R 7 7 H provisorisch afgedekt met een propje watten of zeer H eenvoudige dopjes die het indringen en vastkoeken van H vuil niet kunnen verhinderen. Hierdoor kan niet vermeden worden, dat de schroefdraden in de schroefgaten ernstig 5 vervuild raken met hard aangekoekt vuil en voorafgaand aan het inschroeven van kalkoenen grondig dient te worden H gereinigd. Aangekoekt vuil laat zich evenwel zeer H moeilijk verwijderen daar het meestal aangestampt en zeer hard is. Gebruik moet dan ook worden gemaakt van puntige H 10 werktuigen om de moeilijk bereikbare schroefdraad over althans een gedeelte van zijn effectieve lengte van H aangekoekte en gecomprimeerd vuil te ontdoen. Zeker tijdens de omstandigheden die zich voordoen doen bij concoursen en andere wedstrijden is dit een zeer groot 15 ongerief, waarbij er tevens rekening mee moet worden gehouden, dat het zelfs onder normale omstandigheden voor iemand die niet zeer ervaren en bedreven is al moeilijk is om een dier rustig te houden, een been van een paard op te tillen zodat de onderzijde van de hoef bereikbaar 20 is, zodanig dat de kalkoen kan worden geplaatst.
Het is een doel van de uitvinding, een kalkoen zodanig uit te voeren, dat hij zonder de schroefdraad schoon te maken zeer gemakkelijk kan worden geplaatst I door een aantal eenvoudige handelingen.
25 Het is een verder doel van de uitvinding, de I kalkoen zodanig uit te voeren, dat hij zeer stevig komt vast te zitten, even stevig als een gebruikelijke door een schroefverbinding vastgezette kalkoen.
Het is tenslotte een doel van de uitvinding, I 30 een kalkoen tegen relatief geringe kosten te kunnen I vervaardigen.
In verband met de bovenstaande doelstellingen I verschaft de uitvinding een kalkoen van het vooraf I gemelde type, die het kenmerk vertoont, dat de kalkoen 35 uit twee met elkaar krachtoverbrengend samenwerkende elementen bestaat, namelijk een eerste element dat in het gebied van I de steel een bus en de daaraan aansluitende eerste kop I 1099^77 3 omvat, welke bus en welke eerste kop onderling coaxiaal gerangschikt zijn, welk eerste element van een coaxiaal doorgaand tweede gat voorzien is en in het eerste gat past; en 5 een tweede element, dat is uitgevoerd als een in het tweede gat te steken pen, die minder gemakkelijk vervormbaar is dan het eerste element, althans in het gebied van de bus; welke pen voor het aanbrengen van de 10 kalkoen met kracht axiaal moet worden verplaatst in het tweede gat, zodanig dat de bus expandeert en aldus tot krachtoverbrengende samenwerking met de schroefdraad van het eerste gat gebracht wordt.
Bijvoorbeeld kan worden gedacht aan een kalkoen 15 volgens de uitvinding die het kenmerkt vertoont, dat de bus van een met de schroefdraad corresponderende profilering voorzien is en dat de vervorming in hoofdzaak elastisch is.
Bij deze uitvoering kan door geschikte 20 voorzieningen, bijvoorbeeld een gereedschap, de pen uit de kalkoen worden getrokken, waardoor de expansie van de bus wordt opgeheven en deze bus uit het draadgat kan worden verwijderd. Voor zover er sprake is van enige plastische vervorming waardoor de genoemde profilering 25 zich in de schroefdraad blijft uitstrekken, zodanig dat de bus niet door een eenvoudige axiale verplaatsing kan worden verwijderd, kan hij in een schroefbeweging door rotatie uit het gat worden gedraaid.
Bij voorkeur vertoont de kalkoen volgens de 30 uitvinding het kenmerk, dat het materiaal van de bus zachter is dan het materiaal van het hoefijzer, dat de vervorming in hoofdzaak alleen plastisch is en dat het materiaal van de bus in de schroefdraad gedrukt wordt, zodanig dat de bus een complementaire schroefdraad 35 verkrijgt.
Afgezien van een kleine elastische vervorming wordt er in deze uitvoering voor gezorgd, dat de vervorming nagenoeg volledig plastisch is. Dit betekent, 1 Π '? ? /:-7 7 H dat de bus een buitenvlak verkrijgt waarvan de vorm correspondeert met die van de schroefdraad. Het zal H duidelijk zijn, dat vereist is, dat de bus van zachter materiaal is vervaardigd dan het hoefijzer. In deze 5 uitvoering kan de kalkoen alleen door het uitoefenen van een roterende kracht door schroeven uit het draadgat in het hoefijzer worden verwijderd.
Een voorkeursuitvoering vertoont het kenmerk, H dat het tweede gat in het gebied van de bus een kleinere 10 diameter bezit dan in het gebied van de eerste kop en dat zich tussen de betreffende gatdelen een overgangsvlak met H een algemeen conische vorm bevindt.
Het vlak met de algemeen conische vorm verzekert een vloeiende overgang tussen het inloopdeel 15 met grotere diameter, waarin bijvoorbeeld een lichte voorfixatie kan plaatsvinden, en het daaraan aansluitende gatdeel met kleinere diameter, waarin door axiaal aanzetten een expansiekracht op de bus wordt uitgeoefend.
Vermeden moet worden, dat ter plaatse van de 20 overgang in het eerste element van de eerste kop naar de bus spanningslijnen met een grote gradiënt optreden.
I Hierdoor kan als gevolg van kerfwerking beschadiging ontstaan in de vorm van scheuren, die de sterkte van de structuur van het eerste element aantasten. In verband 25 met het bovenstaande vertoont een bepaalde uitvoering het kenmerk, dat in de overgangszone tussen de bus en de eerste kop de eerste kop een rondgaande groef met een I althans min of meer algemeen deels-toroïdale vorm I vertoont.
30 Voorafgaand aan het inbrengen van de kalkoen I zit het eerste gat in het algemeen vol met hard, aangekoekt vuil. Zoals boven beschreven, moet bij I bestaande kalkoenen dit vuil eerst zorgvuldig worden I verwijderd en zelfs moet vaak de draad aan een natap- I 35 bewerking worden onderworpen om de kalkoen te kunnen I inschroeven. Volgens de uitvinding wordt voorafgaand aan I het inbrengen van de kalkoen in het gat eerst het grofste I vuil verwijderd, maar de schroefdraad behoeft niet te 5 worden gereinigd. Het vuil dat door het inbrengen van de kalkoen uit de schroefdraad wordt geperst door de plastische vervorming van de bus kan volgens de uitvinding worden afgevoerd en eventueel opgeslagen met 5 een bepaalde uitvoering, waarin de pen een derde gat bezit, waarvan althans het in het tweede gat te steken einde open is.
Bij voorkeur wordt deze variant zodanig uitgevoerd, dat het derde gat een blind gat is, dat aan 10 zijn buitenzijde gesloten is. Hierdoor is de kalkoen aan de buitenzijde geheel gesloten.
In een bepaalde uitvoering vertoont de kalkoen het kenmerk, dat de pen aan zijn buiteneinde een als eindaanslag dienende tweede kop bezit. Hiermee kan de pen 15 niet voorbij een bepaalde positie worden verplaatst, die door de eindaanslag en het buitenvlak van de eerste kop wordt bepaald.
Voorafgaand aan montage, bijvoorbeeld zelfs al bij levering vanaf de fabriek, verdient het de voorkeur 20 als het eerste element en het tweede element althans min of meer met elkaar zijn verbonden. Hiermee wordt namelijk bereikt, dat de gebruiker tijdens het aanbrengen van de kalkoen niet naar losse onderdelen behoeft te zoeken, wat onder de gegeven lastige omstandigheden een extra 25 bezwarende omstandigheid kan zijn. In verband met het bovenstaande vertoont een bepaalde uitvoering van de kalkoen volgens de uitvinding het kenmerk, dat de pen voorafgaand aan het aanbrengen van de kalkoen in het eerste gat licht in het tweede gat gefixeerd is, 30 bijvoorbeeld door een lichte klemming of door een zwichtbare verbinding, omvattende een met een uitsteeksel samenwerkende uitsparing.
Een zeer geschikte keuze houdt in, dat de bus bestaat uit aluminium, bijvoorbeeld de legering 6082 of 35 6061. Deze keuze is zeer geschikt, mits voldaan is aan het vereiste, dat het eerste element, althans de daarvan deel uitmakende bus, moet bestaan uit een zachter materiaal dan het hoefijzer, dat in het bijzonder uit t n r) Ί 7 7 Η smeedijzer kan bestaan, en waarbij tevens het tweede element, de pen of kern die voor de deformatie van de bus moet zorgen, een voldoende mate van mechanische stevigheid en incompressibiliteit vertoont, dat de H 5 beoogde vervorming van de bus daadwerkelijk gerealiseerd· H wordt.
H Een eenvoudiger maar niettemin betrouwbaar H gebleken uitvoering vertoont het kenmerk, dat de bus H bestaat uit een kunststof, bijvoorbeeld een nylon of PVC.
H 10 Een specifieke uitvoering vertoont het kenmerk, H dat de pen aan zijn buitenvlak is voorzien van een H profilering met de algemene doorsnedevorm van weerhaken H met een diepte binnen de elasticiteitsgrens van het materiaal van het eerste element.
15 Deze structuur zorgt ervoor, dat bij een telkens wisselend moment op de pen deze zich vastgrijpt in het materiaal van het eerste element en niet zal worden uitgedreven.
In een speciale uitvoering vertoont de kalkoen 20 het kenmerk, dat de kalkoen is ingericht om door ten minste één klap op de pen te worden aangebracht.
I Deze laatste variant kan met voordeel de bijzonderheid vertonen, dat het buiteneindvlak van de pen I een centraal uitstekend deel vertoont, bijvoorbeeld een 25 in hoofdzaak conische vorm bezit. Hiermee kan de pen momentloos door één of meer tikken of klappen met een hamer of ander geschikt gereedschap worden ingedreven.
I In weer een andere variant vertoont de kalkoen het kenmerk, dat het eerste element aan zijn omtreksvlak 30 een aangrijpingsvlak, bijvoorbeeld een verdieping of een I uitsteeksel, bezit, waaraan het ene deel van een persgereedschap, zoals een tang, kan aangrijpen, waarbij het andere deel van het persgereedschap aan de pen kan aangrijpen voor het uitoefenen van een axiale kracht 35 tussen beide, zodanig dat de kalkoen is ingericht om door het in het doorgaande gat persen van de pen te worden aangebracht.
Een geschikt gereedschap is een tang, waarvan 1; r* ' , 7 de vorm van de kaken kan zijn aangepast aan de vorm van het aangrijpingsvlak en het buitenste vlak van de tweede kop.
In weer een andere uitvoering vertoont de 5 kalkoen het kenmerk, dat het doorgaande gat en het buitenvlak van de pen van samenwerkende schroefdraden voorzien zijn, zodanig dat de kalkoen is ingericht om door het ten opzichte van de eenheid roteren van de pen te worden aangebracht.
10 Uit het bovenstaande moge blijken, dat de pen naar binnen kan worden verplaatst door tikken, het uitoefenen van een beheerste relatief langdurige kracht en rotatie.
Volgens weer een ander aspect van de uitvinding 15 vertoont de kalkoen het kenmerk, dat de eerste kop een onronde vorm bezit, zodanig dat hij voor rotatie door een gereedschap kan worden aangegrepen voor het door een schroefbeweging van het hoefijzer verwijderen van de kalkoen.
20 Een dergelijk kalkoen kan door een eenvoudige krachtige roterende beweging uit het eerste gat worden verwijderd.
Een specifieke uitvoering vertoont de bijzonderheid, dat het buitenvlak van de steel ten minste 25 één langsgroef vertoont. Bij het verwijderen van de kalkoen door rotatie wordt met deze uitvoering het vuil in de resterende ruimten binnen de schroefdraad door middel van de betreffende langsgroef of groeven in het buitenvlak van de bus als het ware eruit getapt. Dit 30 verdient de voorkeur ter vermijding van de noodzaak om een aantal malen achter elkaar het vuil te persen, daar hierdoor een zeer harde en incompressibele substantie ontstaat.
Tenslotte betreft de uitvinding een hoefijzer 35 ten gebruike samen met een kalkoen volgens de hiervoor gegeven specificaties van de uitvinding, welk hoefijzer ten minste één gat met schroefdraad vertoont. Dit hoefijzer volgens de uitvinding vertoont het kenmerk, dat in??R77 I de schroefdraad een algemene zaagtandvorm met een in hoofdzaak plat deel en een in hoofdzaak schuin deel bezit, waarbij het schuine deel zich uitstrekt met een richtingscomponent in de richting van de hartlijn van het 5 gat en een richtingscomponent in de richting van het tegen de hoeven van het paard te brengen vlak van het I hoefijzer.
I De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de I hand van bijgaande tekeningen van een aantal I 10 uitvoeringsvoorbeelden. Hierin tonen: I Fig. 1 een perspectivisch aanzicht van een I hoefijzer met een schoonmaakwerktuig;
Fig. 2 een met Fig. 1 corresponderend aanzicht van een hoefijzer met een ander schoonmaakwerktuig; 15 Fig. 3 een voorbeeld van een kalkoen;
Fig. 4 een perspectivisch aanzicht van een I hoefijzer, waaraan één kalkoen bevestigd is; I Fig. 5 een klembus, die onderdeel uitmaakt van I een kalkoen volgens de uitvinding; 20 Fig. 6 een doorgesneden perspectivisch aanzicht van de in positie gebrachte klembus;
Fig. 7 een perspectivisch aanzicht van een slagbus;
Fig. 8 een doorgesneden perspectivisch aanzicht I 25 van de situatie waarin de slagbus in positie in de klembus is gebracht; I Fig. 9 de eindpositie, waarin de klembus en de slagbus krachtenoverbrengend samenwerken met het draadgat in het hoefijzer; I 30 Fig. 10 een met Fig. 9 corresponderend aanzicht I van een situatie, waarin een kalkoenkop op de slagbus I gedraaid is; I Fig. 11 een met Fig. 10 corresponderend I aanzicht van de situatie, waarin het hoefijzer is H 35 afgesleten van bijvoorbeeld 10 naar 6 mm dikte; I Fig. 12 een perspectivisch aanzicht van het I eerste element van een kalkoen volgens de uitvinding; I Fig. 13 een doorgesneden perspectivisch I 4 n '· ^ r. - --—-_-:-:-:--- _] 9 aanzicht van een hoefijzer waarin het eerste element volgens Fig. 12 is ingebracht;
Fig. 14 een perspectivisch aanzicht van een slagpen; 5 Fig. 15 een met Fig. 13 corresponderend aanzicht van de situatie, waarin de slagpen volgens Fig.
14 in positie is gebracht;
Fig. 16 een met Fig. 15 corresponderend aanzicht van de situatie, waarin de slagpin met kracht in 10 het eerste element is geslagen en aldus de kalkoen is voltooid;
Fig. 17 een met Fig. 16 corresponderend aanzicht van de situatie, waarin het hoefijzer is versleten van bijvoorbeeld 10 naar 6 mm; 15 Fig. 18 een gedeeltelijke langsdoorsnede door een kalkoen volgens de uitvinding die door één of meer slagen kan worden gefixeerd;
Fig. 19 een gedeeltelijke dwarsdoorsnede van de situatie, waarin de kalkoen volgens Fig. 18 door één of 20 meer slagen gefixeerd is;
Fig. 20 een met Fig. 18 corresponderend aanzicht van een kalkoen die door het uitoefenen van een knijp- of perskracht moet worden aangebracht;
Fig. 21 een met Fig. 19 corresponderend 25 aanzicht van de kalkoen volgens Fig. 20 nadat hij in zijn eindpositie is gebracht;
Fig. 22 een met de Fig. 18 en 20 corresponderend aanzicht van een kalkoen die door het uitoefenen van een roterende kracht tot fixatie met het 30 hoefijzer moet worden gebracht;
Fig. 23 een met de Fig. 19 en 21 corresponderend aanzicht van de kalkoen volgens Fig. 22 in zijn gefixeerde positie;
Fig. 24 een langsdoorsnede door een 35 schroefdraad in een hoefijzer;
Fig. 25 een langsdoorsnede door het hoefijzer in het gebied van het eerste gat en de kalkoen, voorafgaand aan de definitieve fixatie; ·? r ' ·' ·· ··
i U
I Fig. 26 een langsdoorsnede conform Fig. 25, waarin enkele in het geding zijnde krachten zijn getekend;
Fig. 27 een kalkoen met een steel waarin enkele H 5 langsgroeven zijn aangebracht; I Fig. 28 een langsdoorsnede door het hoefijzer I in het gebied van het eerste gat en een daarin geplaatst eerste element van een kalkoen; I Fig. 29 een langsdoorsnede door de gefixeerde I 10 kalkoen conform Fig. 19;
Fig. 30 een langsdoorsnede door de gefixeerde kalkoen conform Fig. 21;
Fig. 31 een langsdoorsnede door de in voorpositie gebrachte kalkoen conform Fig. 22; 15 Fig. 32 een langsdoorsnede door de gefixeerde kalkoen conform Fig. 23; en
Fig. 33 een gereedschap voor het aangrijpen van I de kop van de kalkoen volgens Fig. 27 voor het van het I hoefijzer verwijderen daarvan.
I 20 Fig. 1 toont een hoefijzer 1 in een zeer I schematische weergave. Het hoefijzer omvat twee van I schroefdraad voorziene gaten 2, 3 voor het bevestigen van I kalkoenen. Voor het schoonmaken van het gat en met name I het verwijderen van gecomprimeerd hard aangekoekt vuil I 25 kan volgens Fig. 1 gebruik worden gemaakt van een holpijp I 4 dat volgens pijl 5 axiaal heen en weer wordt bewogen.
I Opgemerkt wordt, dat in de schematische I weergave van het hoefijzer volgens Fig. 1 en ook in de I hierna te bespreken Fig. 2 de bevestigingsgaten voor I 30 bevestiging van het hoefijzer aan de hoef door middel van I nagels niet zijn getekend.
Fig. 2 toont het gebruik van een ander gereedschap 6, dat het meest verwant is aan een boor van het type van de grondboor, dat behalve op en neer volgens 35 pijl 5 ook roterend volgens pijl 7 kan worden bewogen.
H Fig. 3 toont een kalkoen 8 met een hoekige, min of meer afgeknot-piramidevormige opbouw. Aan de piramide 9 sluit een van schroefdraad 10 getekende steel aan. Voor I 1 0 ? ? £ 7 7 11 het opnemen van nog in de schroefdraad in de gaten 2, 3 aanwezige vuil zijn vuilopslagruimtes 11, 12, 13 aan de steel 10 toegevoegd.
Fig. 4 toont, dat de kalkoen 8 met de steel 10 5 is ingeschroefd in het gat 2.
De kalkoen 8 is van zodanig hard en slijtvast materiaal vervaardigd, dat het gedurende de beoogde levensduur een veilige en stabiele werking bezit.
Fig. 5 toont een klembus 13 met een aantal 10 dunne, van schroefdraad 14 voorziene stroken 15 die aan hun vrije einde verbonden zijn door een ring 16 en aan hun andere einde aansluiten aan een bus 17.
Fig. 6 toont, dat de klembus 13 in positie is gebracht in het gat 2. Dit heeft plaatsgevonden door de 15 ring 16 door het vuil heen in het gat 2 te drukken tot aan de aanslag, die wordt bepaald door de borst 18 en een daarmee samenwerkend vlak 18 in het gat 2 in het hoefij zer.
Fig. 7 toont een slagbus 19.
20 Fig. 8 toont, dat de slagbus 19 past in de bus 17 en de naar binnen gebogen stroken 15 nog niet gepasseerd is.
Fig. 9 toont, dat de slagbus 19 met kracht in de richting van een pijl 20 naar binnen is geslagen, 25 waardoor de stroken 15 naar buiten zijn verplaatst onder elastische vervorming, zodanig dat de schroefdraad 14 in aangrijping is gekomen met de schroefdraad binnen het gat 2.
Fig. 10 toont de eindfase, waarin een 30 kalkoenkop 21 is opgeschroefd op de klembus 17. Daartoe zijn in de met 22 aangeduide zone het buitenvlak van de klembus en het binnenvlak van de holle kalkoenkop 21 van corresponderend draad voorzien.
Fig. 11 toont een met Fig. 10 corresponderend 35 aanzicht van de situatie, waarin het hoefijzer niet de aanvangsdikte van 10 mm bezit maar is afgesleten tot 6 mm. Hieruit blijkt, dat de kalkoen volgens de uitvinding kan worden gebruikt met hoefijzers van uiteenlopende Η dikten. Voor de duidelijkheid is het hoefijzer volgens H Fig. 11 aangeduid met het verwijzingsgetal 1'. Duidelijk H zal zijn, dat de kalkoenkop 21 over een grotere afstand H over de klembus 17 is verplaatst dan in de situatie H 5 volgens Fig. 10.
In het hiervoor beschreven voorbeeld volgens de
Fig. 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11 vindt de fixatie van de H kalkoen nagenoeg volledig plaats door elastische H vervorming van de stroken 15 van klembus 17.
H 10 In de hierna te bespreken voorbeelden is de vervorming van de kalkoenen volgens de uitvinding in hoofdzaak plastisch.
H Fig. 12 toont een eerste element 25, bestaande H uit een eerste kop 26 en een bus 27. Deze bus 27 zal door 15 hierna te beschrijven middelen elastisch worden vervormd H om tot krachtenoverbrengende samenwerking te worden gebracht met de schroefdraad 28 in het eerste gat 29 in een hoefijzer 30. In dit verband wordt verwezen naar Fig.
13, waarin de situatie is getekend, waarin bus 27 in gat 20 29 is ingestoken. Dit kan nagenoeg zonder kracht of met het overwinnen van een geringe wrijvingskracht plaatsvinden. Van enige substantiële fixatie is nog geen sprake.
I Fig. 14 toont een slagpen 31, die met de hand 25 conform Fig. 15 kan worden ingebracht in gat 32 in het eerste element 25. Aan dit relatief brede gat 32 sluit een iets smaller gatdeel 33 ter plaatse van bus 27 aan via een althans min of meer conisch overgangsvlak 34.
I Zoals Fig. 15 duidelijk toont, is de hele 30 structuur hol, waardoor bij de volgende bewerking ter fixatie van de kalkoen het daardoor uit de schroefdraad 28 gedreven vuil in die interne holte kan worden I opgenomen, dan wel afgevoerd via een boring 35. De holte I 37 kan daarom als vuilkamer worden aangeduid.
I 35 Fig. 16 toont de situatie, waarin de slagpen 31 geheel in het eerste element 25 is geslagen. De verbrede I kop 38 van pen 31 past in het brede deel 39 van gat 32.
I Fig. 16 toont duidelijk, dat hierdoor een aanslag 13 ontstaat waardoor de axiale verplaatsing van slagpen 31 tot de getoonde positie beperkt is.
Fig. 17 toont de met Fig. 16 corresponderende situatie, waarin het hoefijzer 1' een dikte van 6 mm 5 bezit in tegenstelling tot het niet-afgesleten hoefijzer 1 volgens Fig. 16.
Fig. 18 toont een voorfase van een kalkoen 41, ingericht om losschroefbaar te worden gefixeerd in een in een hoefijzer 42 aanwezig, van schroefdraad 43 10 voorzien eerste gat 44. De kalkoen bestaat uit twee krachtoverbrengend met elkaar samenwerkende elementen, namelijk een eerste element 45 dat een verbrede kop 46 en een smallere bus 47 omvat, die onderling coaxiaal gerangschikt zijn. Het eerste element 46 vertoont een 15 coaxiaal doorgaand tweede gat 48. De bus 47 past in het eerste gat 44, eventueel door het uitoefenen van een lichte aanduwkracht. Een tweede element 49 is uitgevoerd als een in het tweede gat 48 te steken pen, die minder gemakkelijk vervormbaar is dan het eerste element, 20 bijvoorbeeld uit een harder materiaal bestaat. Wezenlijk is, dat althans de bus 47 plastisch vervormbaar is. Voor het fixeren van de kalkoen 41 wordt de pen 49 met kracht axiaal verplaatst volgens een pijl 50 in het tweede gat 48, zodanig dat de bus 47, ter plekke waarvan het tweede 25 gat 48 een kleinere diameter bezit dan de pen 49, wordt I gedwongen tot expansie onder plastische vervorming en I aldus tevens tot kracht overbrengende samenwerking met de I schroefdraad 43 gebracht wordt. De kracht 50 wordt I opgebracht bijvoorbeeld door een hamer met behulp waarvan I 30 enkele tikken op de conuspunt 51 van de verbrede kop 52 I van de pen 49 wordt gegeven totdat de in Fig. 19 getoonde I situatie is bereikt.
De aandacht wordt er nog op gevestigd, dat in I de voorfase volgens Fig. 18 de pen 49 ten opzichte van de I 35 eerste kop 46 licht gefixeerd is door middel van een I verbindingsril 152 en groef 53. Deze verbinding is gemakkelijk zwichtbaar door de genoemde tikken met de hamer.
Fig. 20 toont een alternatief, waarbij een eerste kop 53 van een inkeping 54 is voorzien voor aangrijping door middel van een persgereedschap, dat tevens aangrijpt op het bovenvlak 55 van de verbrede kop II 5 56 van de pen 49. Hierdoor wordt door de tang of ander gereedschap een niet impulsieve maar langduriger kracht 50 uitgeoefend, waardoor de bus 47 aan een zelfde H vervorming wordt onderworpen als volgens de Fig. 18 en H 10 Fig. 21 toont de gefixeerde eindtoestand.
H Fig. 22 toont een eerste kop 60 met een aan de H wand van het tweede gat 48 aanwezige schroefdraad 61. De H pen 62 is voorzien van daarmee samenwerkende schroefdraad 63. Ook in deze uitvoering vertoont het gat 48 in het H 15 gebied van de bus 47 een verkleinde diameter dan de bus H 62, waardoor ook in deze uitvoering de bedoelde expansie onder plastische vervorming van de bus 47' optreedt, H totdat de fixatie volgens Fig. 23 bereikt is.
De kop 64 van pen 62 is uitgevoerd als een 20 zeskant, waardoor met behulp van een eenvoudig gereedschap, bijvoorbeeld een sleutel, de gewenste rotatie 65 kan worden uitgevoerd.
I De pennen 49, 62 vertonen een derde gat 66 I waarin bij het fixeren van de kalkoen loskomend vuil kan 25 worden opgenomen.
I Na gebruik kan de kalkoen eenvoudig worden I verwijderd door het aangrijpen door middel van een geschikt gereedschap van de eerste kop 45, 53, 60, die I daartoe een geschikte onronde vorm kan bezitten.
I 30 Aangezien de bus 47 door plastische vervorming een I schroefdraadachtige structuur heeft verkregen en aldus krachtoverbrengend met het hoefijzer 42 samenwerkt, kan door geschikte rotatie van de eerste kop de volledige I kalkoen met inbegrip van de pen worden losgeschroefd en I 35 worden verwijderd.
I Zoals reeds opgemerkt, dient de pen 49, 62 I minder gemakkelijk vervormbaar te zijn dan de bus 47, I 47'. Bijvoorbeeld kan hij van een harder materiaal I * :’Λ > _ 15 vervaardigd zijn, zoals staal. Een minder gemakkelijke vervormbaarheid kan ook worden gerealiseerd door bijvoorbeeld een grotere wanddikte en andere door de geometrie van de in het geding zijnde zones met overleg 5 te kiezen.
Fig. 24 toont op vergrote schaal schroefdraad 44. De kanten zijn afgerond, zoals met het verwijzingsgetal 71 is aangeduid, zodat de oppervlaktespanning van de schroefdraad in het hoefijzer 10 niet te groot wordt. Dit voorkomt beschadiging van de schroefdraad. Zoals met 72 is aangeduid, loopt de schroefdraad 43 schuin af om zo min mogelijk vuil in de schroefdraad te persen. Gezorgd voor enige ruimte om I restvuil in te drukken. Verder omvat de schroefdraad 43 I 15 een zich in hoofdzaak radiaal uitstrekkend vlak 73 dat de I bedoeling heeft haar momentkrachten op de kalkoen op te I vangen. De verticale afstand 74 zorgt voor een geringe I afschuifspanning van de kalkoen.
I Fig. 25 toont op vergrote schaal de onderlinge I 20 structuurrelatie tussen de schroefdraad 43, de eerste I kop 46, de bus 47 en de pen 49. Door het inwrijven van de I pen 49 die een conisch eindvlak 75 bezit, dat zich onder I een hoek 76 uitstrekt, wordt vanaf het gebied 77 een radiale kracht op bus 47 uitgeoefend. Daartoe sluit het I 25 smalle deel 78 van het tweede gat via een conisch vlak 79 I aan aan het bredere deel van het tweede gat 80. De I betreffende hoek van het conische vlak 79 is met 81 aangeduid.
I Fig. 26 toont, dat op de hiervoor kort I 30 aangeduide wijze de axiale kracht Fax 50 wordt omgezet in I een radiale kracht Frad 83.
I Fig. 27 toont een kalkoen 84 die gebruikt is geweest en uit een hoefijzer is losgeschroefd. Duidelijk I is, dat de bus 47 een schroefdraad-vervorming heeft 35 ondergaan. Verder blijkt uit Fig. 27, dat in deze I uitvoering de bus 47 een aantal langsgroeven 85 vertoont die enerzijds radiale vervorming vergemakkelijken en anderzijds nog enige functie kunnen hebben om door de losschroefbewerking aangekoekt vuil los te tappen.
Teneinde de axiale verplaatsing volgens pijl 50 te vergemakkelijken kan de pen 49 licht zijn ingevet, waardoor de axiale wrijving wordt verlaagd.
5 Fig. 28 toont, dat in de overgangszone tussen de bus 77 en de eerste kop 46 in de eerste kop 46 een rondgaande groef 87 met een althans min of meer algemeen deels-toroïdale vorm vertoont. Met deze structuur wordt kerfwerking door een grote spanningsgradiënt in het 10 materiaal voorkomen. Kerfwerking zou namelijk de kalkoen II verzwakken en de kans op af breken van de eerste kop 46 H vergroten. Ook is na slijtage van het hoefijzer de H kalkoen nog volledig tegen het loopvlak van het hoefijzer H te monteren.
H 15 Tevens ligt de beginzone 88 van de bus 77 onder het loopvlak 89 van het hoefijzer 42. Zou deze zone 88 H daarboven liggen, dan wordt de buswand daar door de H uitgeoefende krachten teveel naar buiten gedrukt en ontstaat ,er een scherpe overgang met een scherp verloop H 20 van de spanningslijnen.
Fig. 29 toont ten overvloede de ruimte 66 waarin vuil kan worden opgeslagen.
De pen 49 vertoont een aantal rondgaande ribben in de vorm van weerhaken 90 met een diepte binnen de 25 elasticiteit van het materiaal van de eerste kop 46. Dat wil zeggen, dat er geen plastische vervorming optreedt.
Door de groeven 90 wordt ervoor gezorgd, dat bij een H herhaaldelijk wisselend moment op de pen 49 deze zich I vastgrijpt in het materiaal, grenzend aan het tweede gat I 30 48. Hierdoor wordt voorkomen, dat de pen 46 wordt uitgedreven.
I Door de conische vorm met punt 51 wordt pen 49 I momentloos ingedreven.
I Fig. 30 toont, dat in de uitvoering volgens I 35 Fig. 20 en 21 de axiale kracht kan worden uitgeoefend I tussen het in de figuur bovenste grensvlak van inkeping I 54 en het bovenvlak 55 van kop 56. Hiertoe wordt gebruik I gemaakt van een geschikte tang.
17
Fig. 31 toont nogmaals, dat de schroefdraad 61 de vorm van het tweede gat 48 volgt. Tevens blijkt uit Fig. 31, dat de pen 62 slechts aan zijn vrije einde van draad 63 voorzien is. Boven de schroefdraad 63 bevindt 5 zich een versmald deel 93. Dit dient ertoe, dat bij vervorming van de kalkoen de axiale kracht omhoog is gericht, in tegenstelling tot de hiervoor beschreven uitvoeringen, waarbij deze kracht naar beneden is gericht. Ter plaatse van de kritische doorsnede 94 (zie 10 Fig. 32) vindt dus onder deze omstandigheden stuiken I plaats, waardoor het einde van de kalkoen op deze wijze I wordt voorgespannen. Hierdoor kan een grote momentkracht I worden overgebracht.
I Fig. 33 tenslotte toont een sleutel 95 met een I 15 vijfkantige opening 96, die past rond kop 45 van de I kalkoen 84 volgens Fig. 27.
I * * * * *
Claims (19)
1. Kalkoen, ingericht om losneembaar te worden aangebracht in een in een hoefijzer aanwezig, van schroefdraad voorzien eerste gat, welke kalkoen een algemene paddestoelvorm met een steel en een daaraan 5 aansluitende eerste kop bezit, welke steel is ingericht om kracht overbrengend met de schroefdraad van het eerste H gat samen te werken en welke eerste kop zich na het H aanbrengen van de kalkoen buiten het hoefijzer blijft uitstrekken en tegen het loopvlak van het hoefijzer 10 drukt, H met het kenmerk, dat H de kalkoen uit twee met elkaar krachtoverbrengend samenwerkende elementen bestaat, namelijk H 15 een eerste element dat in het gebied van de steel een bus en de daaraan aansluitende eerste kop omvat, welke bus en welke eerste kop onderling coaxiaal H gerangschikt zijn, welk eerste element van een coaxiaal doorgaand tweede gat voorzien is en in het eerste gat I 20 past; en een tweede element, dat is uitgevoerd als I een in het tweede gat te steken pen, die minder gemakkelijk vervormbaar is dan het eerste element, I althans in het gebied van de bus; I 25 welke pen voor het aanbrengen van de I kalkoen met kracht axiaal moet worden verplaatst in het I tweede gat, zodanig dat de bus expandeert en aldus tot krachtoverbrengende samenwerking met de schroefdraad van I het eerste gat gebracht wordt.
2. Kalkoen volgens conclusie 1, I met het kenmerk, dat de bus van een met de schroefdraad corresponderende profilering voorzien is en dat de vervorming in hoofdzaak elastisch is.
3. Kalkoen volgens conclusie 1, 5 met het kenmerk, dat het materiaal van de bus zachter is dan het materiaal van het hoefijzer, dat de vervorming in hoofdzaak alleen plastisch is en dat het materiaal van de bus in de schroefdraad gedrukt wordt, zodanig dat de bus 10 een complementaire schroefdraad verkrijgt.
4. Kalkoen volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het tweede gat in het gebied van de bus een kleinere diameter bezit dan in het gebied van de eerste 15 kop en dat zich tussen de betreffende gatdelen een overgangsvlak met een algemeen conische vorm bevindt.
5. Kalkoen volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat in de overgangszone tussen de bus en de eerste 20 kop de eerste kop een rondgaande groef met een althans Imin of meer algemeen deels-toroïdale vorm vertoont.
6. Kalkoen volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de pen een derde gat bezit, waarvan althans het 25 in het tweede gat te steken einde open is.
7. Kalkoen volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het derde gat een blind gat is, dat aan zijn buitenzijde gesloten is.
8. Kalkoen volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de pen aan zijn buiteneinde een als eindaanslag dienende tweede kop bezit.
9. Kalkoen volgens conclusie 1, 35 met het kenmerk, dat de pen voorafgaand aan het aanbrengen van de kalkoen in het eerste gat licht in het tweede gat gefixeerd is, bijvoorbeeld door een lichte klemming of 1 Π 9 9 R 7 7 Η door een zwichtbare verbinding, omvattende een met' een uitsteeksel samenwerkende uitsparing.
10. Kalkoen volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat 5 de bus bestaat uit aluminium, bijvoorbeeld de legering 6082 of 6061.
11. Kalkoen volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de bus bestaat uit een kunststof, bijvoorbeeld 10 een nylon of PVC.
12. Kalkoen volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat H . de pen aan zijn buitenvlak is voorzien van een H profilering met de algemene doorsnedevorm van weerhaken H 15 met een diepte binnen de elasticiteitsgrens van het H materiaal van het eerste element.
13. Kalkoen volgens conclusie 1, H met het kenmerk, dat de kalkoen is ingericht om door ten minste één 20 klap op de pen te worden aangebracht.
14. Kalkoen volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat H het buiteneindvlak van de pen een centraal uitstekend deel vertoont, bijvoorbeeld een in hoofdzaak 25 conische vorm bezit.
15. Kalkoen volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het eerste element aan zijn omtreksvlak een aangrijpingsvlak, bijvoorbeeld een verdieping of een 30 uitsteeksel, bezit, waaraan het ene deel van een persgereedschap, zoals een tang, kan aangrijpen, waarbij het andere deel van het persgereedschap aan de pen kan I aangrijpen voor het uitoefenen van een axiale kracht tussen beide, zodanig dat de kalkoen is ingericht om door I 35 het in het doorgaande gat persen van de pen te worden I aangebracht.
16. Kalkoen volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het doorgaande gat en het buitenvlak van de pen van samenwerkende schroefdraden voorzien zijn, zodanig dat de kalkoen is ingericht om door het ten opzichte van de eenheid roteren van de pen te worden aangebracht.
17. Kalkoen volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat Ide eerste kop een onronde vorm bezit, zodanig dat hij voor rotatie door een gereedschap kan worden aangegrepen voor het door een schroefbeweging van het 10 hoefijzer verwijderen van de kalkoen.
18. Kalkoen volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het buitenvlak van de steel ten minste één langsgroef vertoont.
19. Hoefijzer ten gebruike samen met een kalkoen volgens één der voorgaande conclusies, welk hoefijzer ten minste één gat met schroefdraad vertoont, met het kenmerk, dat de schroefdraad een algemene zaagtandvorm met 20 een in hoofdzaak plat deel en een in hoofdzaak schuin deel bezit, waarbij het schuine deel zich uitstrekt met een richtingscomponent in de richting van de hartlijn van het gat en een richtingscomponent in de richting van het tegen de hoeven van het paard te brengen vlak van het 25 hoefijzer. *****
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1022677A NL1022677C1 (nl) | 2003-02-14 | 2003-02-14 | Kalkoen voor een hoefijzer alsmede hoefijzer ten gebruike daarmee. |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1022677A NL1022677C1 (nl) | 2003-02-14 | 2003-02-14 | Kalkoen voor een hoefijzer alsmede hoefijzer ten gebruike daarmee. |
NL1022677 | 2003-02-14 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1022677C1 true NL1022677C1 (nl) | 2004-08-17 |
Family
ID=33029068
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1022677A NL1022677C1 (nl) | 2003-02-14 | 2003-02-14 | Kalkoen voor een hoefijzer alsmede hoefijzer ten gebruike daarmee. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL1022677C1 (nl) |
Cited By (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
NL1025771C2 (nl) * | 2004-03-19 | 2005-09-20 | Helene Theodora Diderika Carol | Kalkoen om in een hoefijzer te bevestigen. |
NL1027030C2 (nl) * | 2004-09-13 | 2006-03-14 | Tech Ind Tacx B V | Hoefijzernop. |
-
2003
- 2003-02-14 NL NL1022677A patent/NL1022677C1/nl not_active IP Right Cessation
Cited By (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
NL1025771C2 (nl) * | 2004-03-19 | 2005-09-20 | Helene Theodora Diderika Carol | Kalkoen om in een hoefijzer te bevestigen. |
NL1027030C2 (nl) * | 2004-09-13 | 2006-03-14 | Tech Ind Tacx B V | Hoefijzernop. |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
CA2391635C (fr) | Dispositif de solidarisation de parties osseuses | |
EP1073374B1 (fr) | Ancre de suture a expansion reversible | |
EP1073373B1 (fr) | Implant osseux comprenant un dispositif de fixation reversible | |
EP0609425B1 (fr) | Dispositif d'osteosynthese | |
US20060165505A1 (en) | Blind-setting coring rivet assembly | |
US4781500A (en) | Metal blind rivet | |
AU2003201277B2 (en) | Convertible tubular scraper | |
AU2005204302A1 (en) | Self-drilling wall anchor device | |
US5210898A (en) | Wooden broom assembly and adapter means therefor | |
US20020127080A1 (en) | Self-polishing and tapping rivet assembly | |
US11136832B2 (en) | Thread protector for use with sucker rods and oil tools | |
CA2647254A1 (en) | Wall anchor | |
NL1022677C1 (nl) | Kalkoen voor een hoefijzer alsmede hoefijzer ten gebruike daarmee. | |
JPWO2015118702A1 (ja) | 緩み止め機能を備えたボルト | |
NL8001305A (nl) | Boor/dopsleutelcombinatie. | |
JPS5958210A (ja) | アンカ−およびアンカ−用スリ−ブ | |
US20200039040A1 (en) | Device for extracting and inserting bushes | |
TWI626383B (zh) | 螺絲 | |
US20080038077A1 (en) | Self-polishing and tapping rivet assembly | |
AU2008249198A1 (en) | Device for extracting a quick-change tool holder | |
US2190145A (en) | Wellhole cleaning device | |
FR2633345A1 (fr) | Broche d'assemblage auto-bloquante par expansion, et effort de rapprochement reglable, pour consolidation chirurgicale ou autre | |
US6427289B2 (en) | Tool handle connection system and apparatus, and methods of making and using same | |
GB2094695A (en) | An expansible rivet assembly | |
US4538318A (en) | Push broom assembly |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
VD1 | Lapsed due to non-payment of the annual fee |
Effective date: 20070901 |