NL1022013C1

NL1022013C1 - Method and circuit for detecting a defect in a flashing light.

Info

Publication number: NL1022013C1
Application number: NL1022013A
Authority: NL
Original assignee: Ecs Electronics B V
Priority date: 2002-11-28
Filing date: 2002-11-28
Publication date: 2004-06-02
Also published as: AU2003289683A1; WO2004048151A1

Description

WERKWIJZE EN SCHAKELING VOOR HET WAARNEMEN VAN EEN DEFECT IN EEN KNIPPERLICHTMETHOD AND SWITCH FOR DETECTING A DEFECT IN A FLASHING LIGHT

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het waarnemen van een defect in tenminste één hulp-knipperlicht, bijvoorbeeld op een aanhanger, dat verbonden is met een hoofd-knipperlichtinstallatie, bijvoorbeeld van een 5 trekkend voertuig, welke hoofd-knipperlichtinstallatie een knipperpulsgever, tenminste één daardoor aangestuurd hoofdknipperlicht en een de toestand van het of elk hoofdknipperlicht bewakende storingsdetectieschakeling omvat, waarbij bij het vaststellen van een fouttoestand in het hulp-10 knipperlicht een foutsignaal wordt afgegeven aan de storingsdetectieschakeling van de hoofd- knipperlichtinstallatie. Een dergelijke werkwijze is bekend uit het Europese octrooi 0 501 014.The invention relates to a method for detecting a defect in at least one auxiliary flashing light, for example on a trailer, which is connected to a main flashing light installation, for example of a towing vehicle, which main flashing light installation is a flashing pulse generator, at least one the main flashing light controlled therewith and a fault detection circuit monitoring the state of the or each main flashing light, wherein an error signal is issued to the fault detecting circuit of the main flashing light system when an error condition is detected in the auxiliary flashing light. Such a method is known from European patent 0 501 014.

Voertuigen die voor gebruik op de openbare weg zijn j 15 toegelaten moeten voorzien zijn van knipperlichten, waarmee j een verandering van de rijrichting kan worden aangegeven. Het is voor de verkeersveiligheid van groot belang dat dergelijke knipperlichten goed functioneren, en dat in geval van storing van één of meer knipperlichten een bestuurder van het 20 motorvoertuig gewaarschuwd wordt, zodat hij voor vervanging of reparatie kan zorgdragen. De meeste motorvoertuigen zijn daartoe voorzien van een zogeheten knipperlichtautomaat, waarin de knipperpulsgever en de storingsdetectieschakeling geïntegreerd zijn. Deze knipperlichtautomaat bevat verder 25 voorzieningen voor het verhogen van de knipperfrequentie in geval van storing van één van de knipperlichten. Doordat zich in het inwendige, in het algemeen op het instrumentenpaneel van een motorvoertuig een indicatorlamp bevindt die met de knipperfrequentie wordt aangestuurd, wordt zo een storing 30 voor de bestuurder zichtbaar gemaakt. Ook vanaf de buitenzijde van het voertuig is de storing eenvoudig waarneembaar door de verhoogde frequentie waarmee nog wel functionerende lichten knipperen.Vehicles that are permitted for use on public roads must be fitted with flashing lights, with which a change in the direction of travel can be indicated. It is of great importance for road safety that such indicators function properly, and that a driver of the motor vehicle is warned in the event of a malfunction of one or more indicators, so that he can arrange for replacement or repair. For this purpose, most motor vehicles are equipped with a so-called flashing light machine, in which the flashing pulse generator and the fault detection circuit are integrated. This flashing light machine further comprises provisions for increasing the flashing frequency in the event of a malfunction of one of the flashing lights. Because there is an indicator lamp in the interior, generally on the instrument panel of a motor vehicle, which lamp is controlled with the flashing frequency, a malfunction is thus made visible to the driver. Also from the outside of the vehicle the disturbance is easily perceptible due to the increased frequency with which still functioning lights are flashing.

Er zijn nu situaties denkbaar waarbij extra 35 knipperlichten op een knipperlichtinstallatie dienen te 1 0220 1 3 I worden aangesloten, bijvoorbeeld in het geval dat een I aanhanger aan een motorvoertuig gekoppeld wordt. Een dergelijke aanhanger is in het algemeen voorzien van een I verlichtingssysteem, met onder meer knipperlichten, dat 5 gekoppeld wordt aan het elektrisch systeem van het trekkend voertuig, waarbij de knipperlichten van de aanhanger I verbonden worden met de knipperlichtinstallatie van het trekkend voertuig. Daarbij is het van belang dat ook storingen in de knipperlichten van de aanhanger aan de 10 bestuurder van het trekkend voertuig worden doorgegeven.Situations are now conceivable in which additional flashing lights must be connected to a flashing light installation, for example in the case that an I trailer is coupled to a motor vehicle. Such a trailer is generally provided with a lighting system, including flashing lights, which is coupled to the electrical system of the towing vehicle, wherein the flashing lights of the trailer I are connected to the flashing light installation of the towing vehicle. It is important here that malfunctions in the flashing lights of the trailer are also passed on to the driver of the towing vehicle.

I Het is echter niet zondermeer mogelijk om voor het waarnemen van storingen van de knipperlichten van de I aanhanger gebruik te maken van de reeds aanwezige storingsdetectieschakeling van het trekkend voertuig, omdat 15 zich daarbij het probleem voordoet dat door de toename van het totale aantal met de knipperlichtautomaat verbonden lampen bij het uitvallen van één van de lampen nog steeds het voor het voertuig normale aantal lampen met de automaat verbonden blijft, zodat er geen fouttoestand waargenomen I 20 wordt.It is, however, not possible to use the existing fault detection circuit of the towing vehicle for detecting malfunctions of the flashing lights of the trailer, because the problem then arises that due to the increase in the total number of lamps connected to the flashing light in the event of one of the lamps failing, the number of lamps normal for the vehicle still remains connected to the machine, so that no error condition is detected.

Het is natuurlijk mogelijk een afzonderlijke storingsdetectieschakeling voor de extra knipperlichten te voorzien, die net als storingsdetectieschakeling van het trekkend voertuig verbonden wordt met de knipperpulsgever om 25 zo de pulsfrequentie te verhogen bij een storing van een knipperlicht van de aanhanger, maar dit is een omslachtige en kostbare aangelegenheid.It is of course possible to provide a separate malfunction detection circuit for the additional flashing lights, which is connected to the flashing pulse generator just like the malfunctioning detection circuit of the towing vehicle in order to increase the pulse frequency in the event of a malfunction of a flashing light of the trailer, but this is a cumbersome and costly affair.

In het hierboven genoemde Europese octrooi 0 501 014 wordt derhalve voorgesteld telkens een van de 30 knipperlichten van het voertuig of het knipperlicht van de I aanhanger indirect met de knipperlichtinstallatie van het I trekkend voertuig te verbinden, onder tussenkomst van een bufferschakeling met een hoge weerstand. Op deze wijze zijn dus altijd slechts twee knipperlichten, hetzij de beide „ I 35 hoofd-knipperlichten of een hoofd-knipperlicht en een hulp- knipperlicht rechtstreeks met de knipperautomaat verbonden, en wordt de aanwezigheid van een extra knipperlicht voor de knipperlichtinstallatie en met name voor de -i η η o n 1 n 3 storingsdetectieschakeling als het ware "verborgen", zodat de knipperlichtinstallatie dus normaal zal functioneren. Daarbij zijn in de bufferschakeling middelen aanwezig voor het controleren van de toestand van het daarmee verbonden 5 knipperlicht, waardoor wanneer in dit knipperlicht een defect wordt vastgesteld, een van de direct met de knipperautomaat verbonden knipperlichten, een hoofd-knipperlicht of het hulp-knipperlicht, wordt omgeschakeld naar de bufferschakeling.In the above-mentioned European patent 0 501 014 it is therefore proposed in each case to connect one of the 30 flashing lights of the vehicle or the flashing light of the trailer indirectly to the flashing light installation of the towing vehicle, through a high-resistance buffer circuit. In this way, therefore, only two flashing lights, either the two main flashing lights or a main flashing light and an auxiliary flashing light, are always directly connected to the flashing machine, and the presence of an additional flashing light for the flashing light system and in particular for the -i η η on 1 n 3 fault detection circuit as it were "hidden", so that the flashing light system will function normally. Thereby means are present in the buffer circuit for checking the condition of the flashing light connected thereto, as a result of which if a defect is detected in this flashing light, one of the flashing lights directly connected to the flashing machine, a main flashing light or the auxiliary flashing light, is switched to the buffer circuit.

Het betreffende knipperlicht blijft dus op de 10 knipperlichtinstallatie aangesloten, zodat dit ook blijft werken. De storingsdetectieschakeling van de | knipperlichtinstallatie neemt echter wel een storing waar, daar immers één van de hoofd-knipperlichten defect is of uitgeschakeld lijkt, waarop deze schakeling reageert door het 15 verhogen van de knipperfrequentie. Op deze wijze wordt de bestuurder van het trekkend voertuig duidelijk gemaakt dat één van de knipperlichten van zijn voertuig of de aanhanger defect is.The relevant flashing light therefore remains connected to the flashing light installation, so that this also continues to work. The fault detection circuit of the | however, a flashing light system detects a malfunction, since one of the main flashing lights is defective or appears to be switched off, to which this circuit responds by increasing the flashing frequency. In this way it is made clear to the driver of the towing vehicle that one of the flashing lights of his vehicle or the trailer is defective.

De uit dit oudere octrooi bekende werkwijze heeft 20 echter het nadeel dat deze werkt met de knipperfrequentie.However, the method known from this older patent has the disadvantage that it works with the flashing frequency.

Tijdens iedere "aan"-fase van de knipperlichten wordt de werking daarvan gecontroleerd en op basis daarvan eventueel één van de knipperlichten omgeschakeld van een rechtstreekse verbinding met de pulsgever naar een verbinding via de 25 bufferschakeling. Tijdens de daarop volgende "uit"-fase wordt echter de omschakeling ongedaan gemaakt en de oorspronkelijke toestand weer hersteld. Dit is een probleem wanneer de controle op de toestand van de knipperlichten niet tijdens de "aan"-fase plaatsvindt, maar op een willekeurig moment 30 tijdens het knipperen, zoals bij moderne auto's in toenemende mate het geval is. In dat geval wordt immers geen fouttoestand geconstateerd wanneer de controle tijdens een "uit"-fase plaatsvindt, waarin de oorspronkelijke toestand hersteld is en het juiste aantal werkende knipperlichten 35 rechtstreeks met de pulsgever verbonden is.During each "on" phase of the flashing lights the operation thereof is checked and on the basis thereof possibly one of the flashing lights is switched from a direct connection with the pulse generator to a connection via the buffer circuit. However, during the subsequent "off" phase, the switch is canceled and the original state is restored. This is a problem when checking the condition of the flashing lights does not take place during the "on" phase, but at any time during the flashing, as is increasingly the case with modern cars. After all, in that case no error condition is detected when the check takes place during an "off" phase, in which the original condition has been restored and the correct number of working flashing lights 35 is directly connected to the pulse generator.

De uitvinding beoogt derhalve een verbeterde werkwijze van de hiervoor beschreven soort te verschaffen, waarbij dit nadeel zich niet voordoet. Volgens de uitvinding 1C22ö 1 , I wordt dit bereikt, doordat de werking van de knipperpulsgever wordt bewaakt, en het foutsignaal wordt aangeboden zolang de knipperpulsgever werkzaam is. Door het foutsignaal dus niet I slechts tijdens de aan-fase maar ook tijdens de uit-fase van I 5 de knipperlichten aan te bieden, neemt de I storingsdetectieschakeling onder alle omstandigheden een I fouttoestand van het hulp-knipperlicht waar, ongeacht het I moment van controleren.The invention therefore has for its object to provide an improved method of the above-described type, wherein this drawback does not occur. According to the invention 1C226, this is achieved by monitoring the operation of the flashing pulse generator and the error signal is presented as long as the flashing pulse generator is operating. Therefore, by offering the error signal not only during the on-phase but also during the off-phase of the flashing lights, the I malfunction detection circuit detects an error state of the auxiliary flashing light under all circumstances, irrespective of the I moment of to check.

I Deze werkwijze kan eenvoudig worden toegepast door 10 één van de hoofd- of hulp-knipperlichten via een I bufferschakeling en het of elk ander knipperlicht I rechtstreeks met de knipperpulsgever te verbinden, bij het I vaststellen van een fouttoestand in het via de I bufferschakeling met de knipperpulsgever verbonden I 15 knipperlicht één van de andere knipperlichten om te schakelen I van een rechtstreekse verbinding met de knipperpulsgever naar I een verbinding via de bufferschakeling, en de omschakeling in stand te houden zolang de knipperpulsgever werkzaam is.This method can easily be applied by connecting one of the main or auxiliary flashing lights via a buffer circuit and the or any other flashing light directly to the flashing pulse generator, when I determine an error condition in the via the buffer buffer circuit. the flasher connected to the flasher, one of the other flasks to switch from a direct connection with the flasher to a connection via the buffer circuit, and to maintain the changeover as long as the flasher is active.

H Er kunnen pulsen aan een uitgang van de I 20 knipperpulsgever worden waargenomen, en de omschakeling kan I in stand gehouden worden zolang deze knipperpulsen elkaar met I een bepaalde frequentie opvolgen. Zo kan eenvoudig worden I gewaarborgd dat een fouttoestand in een knipperlicht te allen tijde wordt opgemekrt.H pulses can be detected at an output of the I pulse generator, and the switchover can be maintained as long as these pulse pulses follow each other at a certain frequency. It can thus be easily ensured that an error condition in a flashing light is recorded at all times.

25 Een eenvoudige manier om een voortdurende H omschakeling te bereiken is dat de omschakeling gedurende een bepaalde vertragingsperiode in stand gehouden wordt, en de vertragingsperiode telkens opnieuw ingaat wanneer voor afloop I daarvan een knipperpuls wordt waargenomen. Zo gaan dus 30 omgeschakelde periodes als het ware in elkaar over, tot het I moment dat de knipperpulsgever wordt uitgeschakeld. Om te I voorkomen dat de omschakeling onbedoeld wordt beëindigd, wordt daarbij met voordeel de vertragingsperiode aanzienlijk langer gekozen dan de periode van de opeenvolgende 35 knipperpulsen. Deze vertragingsperiode bedraagt bijvoorbeeld in de orde van 0,5 tot 5 seconden, bij voorkeur in de orde van 1 tot 2 seconden, en meer bij voorkeur ongeveer 1,5 seconde.A simple way to achieve a continuous H switch is that the switch is maintained for a certain delay period, and the delay period starts again and again when a flash pulse is detected before expiration thereof. Thus, 30 switched periods, so to speak, merge into one another, until the moment that the flashing pulse generator is switched off. In order to prevent the switch from being unintentionally terminated, the delay period is thereby advantageously chosen to be considerably longer than the period of the successive flashing pulses. This delay period is, for example, in the order of 0.5 to 5 seconds, preferably in the order of 1 to 2 seconds, and more preferably about 1.5 seconds.

55

Een eenvoudige wijze van het bepalen van een fouttoestand in het hulp-knipperlicht is, dat deze fouttoestand wordt vastgesteld wanneer dit knipperlicht geen stroom opneemt terwijl de aanhanger wel met het voertuig 5 verbonden is. Daarbij kan met voordeel de verbinding van de aanhanger met het voertuig vastgesteld worden aan de hand van een signaal van een aanhanger-detectieschakeling, en bij afwezigheid van dit signaal de verbinding worden gecontroleerd door te meten of een ander hulp-knipperlicht op 10 de aanhanger stroom opneemt. Op deze wijze kan met zekerheid worden bepaald of er sprake is van een fouttoestand in het hulpknipperlicht.A simple way of determining an error state in the auxiliary flashing light is that this error state is determined when this flashing light does not take up current while the trailer is connected to the vehicle. The connection of the trailer to the vehicle can advantageously be established on the basis of a signal from a trailer detection circuit, and in the absence of this signal the connection can be checked by measuring whether another auxiliary flashing light flows on the trailer record. In this way it can be determined with certainty whether there is an error condition in the auxiliary flashing light.

De uitvinding betreft ook een schakeling voor het uitvoeren van de hiervoor beschreven werkwijze. Een 15 dergelijke schakeling voor het waarnemen van een defect in tenminste één hulp-knipperlicht, bijvoorbeeld op een aanhanger, dat verbonden is met een hoofd-knipperlichtinstallatie, bijvoorbeeld van een trekkend voertuig, welke hoofd-knipperlichtinstallatie een 20 knipperpulsgever, tenminste één daardoor aangestuurd hoofdknipperlicht en een de toestand van het of elk hoofdknipperlicht bewakende storingsdetectieschakeling omvat, die op conventionele wijze is voorzien van middelen voor het bij het vaststellen van een fouttoestand in het hulp-knipperlicht 25 aan de storingsdetectieschakeling van de hoofd- knipperlichtinstallatie afgeven van een foutsignaal, wordt volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat de deze verder middelen vertoont voor het bewaken van de werking van de knipperpulsgever, welke bewakingsmiddelen besturend verbonden 30 zijn met de foutsignaal-afgiftemiddelen en deze activeren zolang de knipperpulsgever werkzaam is.The invention also relates to a circuit for carrying out the method described above. Such a circuit for detecting a defect in at least one auxiliary flashing light, for example on a trailer, which is connected to a main flashing light installation, for example of a towing vehicle, which main flashing light installation is a flashing pulse generator, at least one main flashing light controlled thereby. and comprises a fault detection circuit monitoring the state of the or each main flashing light, which is provided in a conventional manner with means for delivering an error signal to the fault detecting circuit of the main flashing light system when determining an error condition in the auxiliary flashing light 25, according to The invention is characterized in that it further comprises means for monitoring the operation of the flashing pulse generator, which monitoring means are connected to the error signal delivery means to control and activate it as long as the flashing pulse generator is operating.

Voorkeursuitvoeringen van de defectwaarnemingsschakeling volgens de uitvinding vormen de materie van de volgconclusies 11 tot 18.Preferred embodiments of the defect detection circuit according to the invention form the subject matter of the subclaims 11 to 18.

35 De uitvinding wordt nu toegelicht aan de hand van een voorbeeld, waarbij verwezen wordt naar de bijgevoegde tekening, waarin: fig. 1 een principeschema toont van een 1022013 6 knipperlichtinstallatie van een trekkend voertuig, daarmee verbonden knipperlichten van een aanhanger, en een defectwaarnemingsschakeling volgens de uitvinding, fig. 2 een gedetailleerd schakelschema is van de 5 defectwaarnemingsschakeling van fig. 1, fig. 3 een stroomdiagram is waarin de belangrijkste stappen van de werkwijze volgens de uitvinding zijn weergegeven, en fig. 4 een diagram is waarin het verloop van 10 knipperpulsen en een foutsignaal is weergegeven.The invention is now elucidated on the basis of an example, wherein reference is made to the appended drawing, in which: fig. 1 shows a principle diagram of a 1022013 6 flashing light installation of a towing vehicle, flashing lights of a trailer connected thereto, and a defect detection circuit according to the invention, Fig. 2 is a detailed circuit diagram of the defect detection circuit of Fig. 1, Fig. 3 is a flowchart showing the main steps of the method according to the invention, and Fig. 4 is a diagram showing the course of flashing pulses and an error signal is displayed.

Een knipperlichtinstallatie 1 (fig. Ij van een (schematisch weergegeven) trekkend voertuig 2 omvat een besturingsmodule 3, die verbonden is met een (hier niet weergegeven boordcomputer). Deze module 3 geeft, wanneer een 15 bestuurder van het voertuig de richtingaanwijzer bedient, via lijnen 5L, 5R knipperpulsen L, R af aan een linker knipperlicht 4L of een rechter knipperlicht 4R, afhankelijk van de aan te geven richting. Daarnaast geeft de module 3 knipperpulsen L, R af aan beide knipperlichten 4L, 4R 20 tegelijk, wanneer de bestuurder een schakelaar voor alarmverlichting bedient. Verder leidt de module 3 de boordspanning V van het voertuig 2, op dit moment in het algemeen 12 Volt, door via een lijn 6.A flashing light installation 1 (Fig. Ij of a vehicle 2 (shown diagrammatically) comprises a control module 3, which is connected to an on-board computer (not shown here). This module 3, when a driver of the vehicle operates the direction indicator via lines 5L, 5R flashing pulses L, R to a left flashing light 4L or a right flashing light 4R, depending on the direction to be indicated In addition, the module 3 outputs flashing pulses L, R to both flashing lights 4L, 4R 20 simultaneously, when the driver Furthermore, the module 3 transmits the on-board voltage V of the vehicle 2, at this moment generally 12 volts, via a line 6.

Wanneer het voertuig 2 is ingericht voor het 25 trekken van een aanhanger 7, is een besturingsschakeling 8 voor het bedienen van de knipperlichtinstallatie 9 van de aanhanger 7 aanwezig. Deze besturingsschakeling 8 heeft tot doel de knipperlichtinstallatie 9 van de aanhanger 7 synchroon te laten werken met die van het voertuig 2, en 30 ontvangt daartoe via lijnen 22L, 22R de knipperpulsen L, R op de lijnen 5L, 5R. Verder dient de besturingsschakeling te voorkomen dat de werking van de knipperlichtinstallatie 1 van het voertuig 2 wordt beïnvloed door de aanwezigheid van de knipperlichtinstallatie 9 van de aanhanger 7. Deze schakeling 35 wordt dan ook wel aangeduid als een "C2-module", naar het contact waarop een in de besturingsmodule 3 aanwezige storingsdetectieschakeling is aangesloten.When the vehicle 2 is adapted to tow a trailer 7, a control circuit 8 for operating the flashing light system 9 of the trailer 7 is present. The purpose of this control circuit 8 is to make the flashing light installation 9 of the trailer 7 operate synchronously with that of the vehicle 2, and for this purpose receives the flashing pulses L, R on the lines 5L, 5R via lines 22L, 22R. Furthermore, the control circuit must prevent the operation of the flashing light installation 1 of the vehicle 2 from being influenced by the presence of the flashing light installation 9 of the trailer 7. This circuit 35 is therefore also referred to as a "C2 module" to the contact to which a fault detection circuit present in the control module 3 is connected.

De besturingsschakeling of C2-module 8 dient dus de 10??n 1 a 7 aanwezigheid van de knipperlichtinstallatie 9 van de aanhanger 7 voor de storingsdetectieschakeling van de besturingsmodule 3 te verbergen. Hiertoe omvat deze schakeling 8 een tweetal bufferschakelingen 10L, 10R, 5 waardoor de knipperlichten 11L, 11R van de aanhanger 7 via lijnen 20L, 20R worden bediend. Deze bufferschakelingen 10L, 10R worden via lijnen 13L, 13R gevoed met de boordspanning van het voertuig 2. Teneinde de stroomopname daarvan te beperken, vertonen de bufferschakelingen 10L, 10R een hoge 10 ingangsweerstand. Zo wordt de belasting van de besturingsmodule 3 door de bufferschakelingen 10L, 10R geminimaliseerd. De bufferschakelingen 10L, 10R worden over lijnen 24L, 24R door middel van stuursignalen L_IN, R_IN aangestuurd vanuit een processor 12, die via een lijn 14 15 wordt gevoed met de boordspanning V, en geven over lijnen 25L, 25R eventuele foutsignalen af aan de processor 12. De besturingsschakeling 8 omvat verder een aanhanger-detectielijn 17, die in beginsel geleidend is wanneer een electrische verbinding tot stand gebracht is tussen het 20 voertuig 2 en de knipperlichtinstallatie 9 van de aanhanger 7. Deze aanhanger-detectielijn 17 loopt, net als de lijnen 20L, 20R en de (hier niet getoonde) lijnen voor het bedienen van de overige lampen van de aanhanger-verlichting, naar een contactdoos, waar een steker van de aanhanger 7 in gestoken 25 kan worden.The control circuit or C2 module 8 must therefore conceal the presence of the flashing light system 9 of the trailer 7 from the fault detection circuit of the control module 3. To this end, this circuit 8 comprises two buffer circuits 10L, 10R, 5, whereby the flashing lights 11L, 11R of the trailer 7 are operated via lines 20L, 20R. These buffer circuits 10L, 10R are fed via lines 13L, 13R with the on-board voltage of the vehicle 2. In order to limit the current consumption thereof, the buffer circuits 10L, 10R have a high input resistance. Thus, the load of the control module 3 by the buffer circuits 10L, 10R is minimized. The buffer circuits 10L, 10R are driven via lines 24L, 24R by means of control signals L_IN, R_IN from a processor 12, which is supplied with the on-board voltage V via a line 14, and provide lines of error 25 to the processor via lines 25L, 25R 12. The control circuit 8 further comprises a trailer detection line 17, which in principle is conductive when an electrical connection is established between the vehicle 2 and the flashing light installation 9 of the trailer 7. This trailer detection line 17 runs, just like the lines 20L, 20R and the lines (not shown here) for operating the other lamps of the trailer lighting, to a socket into which a plug of the trailer 7 can be inserted.

De storingsdetectieschakeling in de besturingsmodule 3 van de knipperlichtinstallatie 1 is op bekende wijze ingericht om, wanneer de knipperlichtinstallatie 1 werkzaam is en knipperpulsen L, R 30 afgeeft aan een van beide knipperlichten 4L, 4R, de werking van het betreffende knipperlicht te controleren. Daartoe wordt periodiek de door het knipperlicht 4L, 4R opgenomen stroom gemeten. Indien deze schakeling een storing detecteert, doordat het knipperlicht 4L, 4R geen stroom 35 opneemt, wordt de frequentie van de knipperpulsen verhoogd. Hierdoor zal ook een voor de bestuurder zichtbaar in het instrumentenpaneel van het voertuig 2 opgenomen verklikkerlicht, dat eveneens door de module 3 wordt 1 02201 3 ι aangestuurd, sneller gaan knipperen, waardoor de bestuurder op de storing geattendeerd wordt. Ook vanaf de buitenzijde I van het voertuig 2 is de storing uiteraard waarneembaar door I de verhoogde knipperfrequentie.The malfunction detection circuit in the control module 3 of the flashing light installation 1 is arranged in a known manner to check the operation of the relevant flashing light when the flashing light installation 1 is active and gives flashing pulses L, R 30 to one of the two flashing lights 4L, 4R. To this end, the current absorbed by the flashing light 4L, 4R is measured periodically. If this circuit detects a malfunction because the flashing light 4L, 4R does not take current 35, the frequency of the flashing pulses is increased. As a result, also a tell-tale light visible to the driver in the instrument panel of the vehicle 2, which is also controlled by the module 3, will start flashing more rapidly, so that the driver is reminded of the fault. The interference is of course also perceptible from the outside I of the vehicle 2 due to the increased flashing frequency.

I 5 Deze wijze van het detecteren van storingen zou zoals gezegd gefrustreerd worden, wanneer de knipperlichten I 11L, 11R van de aanhanger 7 rechtstreeks met de H besturingsmodule 3 van het voertuig 2 verbonden zoudenThis method of detecting malfunctions would, as stated, be frustrated if the flashing lights I 11L, 11R of the trailer 7 were directly connected to the H control module 3 of the vehicle 2.

H worden, omdat dan het uitvallen van een knipperlicht 4L, 4RH, because then the failure of a flashing light 4L, 4R

I 10 van het voertuig 2 gecamoufleerd zou worden door het nog wel werkende knipperlicht 11L, 11R van de aanhanger 7. Door het tussenschakelen van de buffers 10L, 10R wordt dit probleem H opgelost.I 10 of the vehicle 2 would be camouflaged by the flashing light 11L, 11R of the trailer 7 which is still working. This problem H is solved by interconnecting the buffers 10L, 10R.

I De besturingsschakeling 8 is in detail weergegeven I 15 in fig. 2, waarin de symbolen de volgende betekenis hebben:The control circuit 8 is shown in detail in Fig. 2, wherein the symbols have the following meaning:

Naam Omschrijving I RT Output achterlicht aanhanger R (max. 42W)Name Description I RT Output rear light trailer R (max. 42W)

RR Achterlicht voertuig RRR Vehicle rear light R

I 20 TD Aanhanger detectieI 20 TD Trailer detection

R Input signaal achterlicht voertuig RR Input signal rear light vehicle R

31 Massa I V Voeding (9 .. 14V/15A) NC Niet gebruikt31 Mass I V Power supply (9 .. 14V / 15A) NC Not used

25 LR Achterlicht voertuig L25 LR Vehicle rear light L

L Input signaal achterlicht voertuig LL Input signal rear light vehicle L

LT Output achterlicht aanhanger L (max. 42W)LT Output rear light trailer L (max. 42W)

De besturingsschakeling 8 is ingericht om gebruik H 30 te maken van de storingsdetectieschakeling in de besturingsmodule 3 om ook storingen in de aanhanger- knipperlichten 11L, 11R voor de bestuurder van het voertuig 2 H en het overige verkeer zichtbaar te maken. Daartoe is de processor 12 via lijnen 21L, 21R besturend verbonden met twee H 35 relais 15L, 15R, die op hun beurt verbonden zijn metThe control circuit 8 is arranged to make use of the malfunction detection circuit H 30 in the control module 3 to also make malfunctions in the trailer flashing lights 11L, 11R visible to the driver of the vehicle 2H and the other traffic. To this end, the processor 12 is connected via lines 21L, 21R for control to two H 35 relays 15L, 15R, which in turn are connected to

schakelaars 16L, 16R in de lijnen 5L, 5R. Elk relais 15L, 15Rswitches 16L, 16R in lines 5L, 5R. Each relay 15L, 15R

9 wordt door een diodeschakeling Dl, D2, D3 (fig. 2) voorzien van een spanning Vcc. Wanneer de processor 12 via de lijn 25L, 25R van een van de bufferschakelingen 10L, 10R een foutsignaal L_ST, R_ST ontvangt, dat aangeeft dat het 5 daardoor aangestuurde aanhanger-knipperlicht 11L, 11R defect is, geeft deze via de lijn 21L, 21R een signaal af aan een daarmee verbonden transistor 22L, 22R, die in de voedingslijn 41L, 41R van het betreffende relais 15L, 15R is opgenomen. Hierdoor wordt de transistor 22L, 22R vanuit de sperstand 10 overgebracht in de doorlaatstand, waardoor de voedingslijn 41L, 41R stroomvoerend wordt en het betreffende relais 15L, 15R wordt bekrachtigd. Dit leidt ertoe dat de schakelaar 16L, 16R wordt omgezet, en het betreffende knipperlicht 4L, 4R van het voertuig 2 wordt losgekoppeld van de besturingsmodule 3. 15 Zo wordt dit knipperlicht 4L, 4R dus voor de besturingsmodule 3 "verborgen", en wordt door de storingsdetectieschakeling een afname in de stroom waargenomen, en een foutsignaal gegenereerd dat leidt tot verhoging van de knipperfrequentie. Door het omzetten van de 20 schakelaar 16L, 16R wordt het betreffende knipperlicht 4L, 4R vervolgens gevoed door een lijn 18L, 18R vanuit de overeenkomstige bufferschakeling 10L, 10R van de besturingsschakeling 8.9 is supplied with a voltage Vcc by a diode circuit D1, D2, D3 (FIG. 2). When the processor 12 receives an error signal L_ST, R_ST via the line 25L, 25R from one of the buffer circuits 10L, 10R, which indicates that the trailer-indicator light 11L, 11R controlled thereby is defective, it gives a fault via the line 21L, 21R signal to a transistor 22L, 22R connected thereto, which is included in the supply line 41L, 41R of the relevant relay 15L, 15R. As a result, the transistor 22L, 22R is transferred from the cut-off position 10 to the pass-through position, so that the supply line 41L, 41R becomes live and the relevant relay 15L, 15R is energized. This leads to the switch 16L, 16R being switched, and the relevant flashing light 4L, 4R of the vehicle 2 being disconnected from the control module 3. Thus, this flashing light 4L, 4R is thus "hidden" from the control module 3, and is "hidden" by the failure detection circuit detects a decrease in current, and an error signal is generated that leads to an increase in the flashing frequency. By switching the switch 16L, 16R, the relevant flashing light 4L, 4R is subsequently fed by a line 18L, 18R from the corresponding buffer circuit 10L, 10R of the control circuit 8.

De besturingsschakeling 8 omvat overigens, zoals in 25 het gedetailleerde schema van fig. 2 is te zien, nog een spanningsdeler 19, waardoor de boordspanning op de lijn 6 verlaagd wordt tot een geschikte waarde VDD voor het voeden van de processor 12. Verder zijn de bufferschakelingen 10L, 10R, die in fig. 1 afzonderlijk weergegeven zijn, in de 30 praktische uitvoering van de besturingsschakeling 8 gecombineerd in een enkele processor, die via de lijn 6 voorzien wordt van de boordspanning V. Deze processor vertoont twee stel ingangen IN3, IN 2 en IN 3, IN 4, waarop de besturingslijnen 24L, respectievelijk 24R aangesloten zijn, 35 en twee stel uitgangen OUTx, OUT 2 en OUT 3, OUT 4 waarop de lijnen 20L, 20R naar de aanhanger-knipperlichten 11L, 11R zijn aangesloten. Als op een ingang INn een "hoog" signaal staat, wordt ook de overeenkomstige uitgang OUTn "hoog" tenThe control circuit 8 furthermore comprises, as can be seen in the detailed diagram of Fig. 2, a voltage divider 19, whereby the on-board voltage on the line 6 is reduced to a suitable value VDD for supplying the processor 12. Furthermore, the buffer circuits 10L, 10R, which are shown separately in Fig. 1, in the practical embodiment of the control circuit 8 combined in a single processor, which is provided with the on-board voltage V. via the line 6. This processor has two sets of inputs IN3, IN 2 and IN 3, IN 4, to which the control lines 24L and 24R are connected, and two sets of outputs OUTx, OUT 2 and OUT 3, OUT 4 to which the lines 20L, 20R are connected to the trailer flashers 11L, 11R. If an input INn has a "high" signal, the corresponding output OUTn also becomes "high"

102201S102201S

I 10 teken dat het daarmee verbonden knipperlicht 11 moet gaan branden. Als dan de belasting van deze uitgang OUTn te laag I is, omdat knipperlicht 11 defect is, wordt een overeenkomstige status-uitgang STn "laag" gemaakt, waardoor I 5 het foutsignaal L_ST of R_ST op de lijn 25L of 25R wordt I gezet.I sign that the associated flashing light 11 must come on. If then the load of this output OUTn is too low I, because flashing light 11 is defective, a corresponding status output STn is made "low", so that the error signal L_ST or R_ST is put on the line 25L or 25R.

Verder is in het detailschema van fig. 2 nog een I diodeschakeling 40 getoond, met drie diodes D4, D5, D6, die I met AGND verbonden zijn. Hierdoor wordt gewaarborgd dat de 10 schakeling 8 ook goed blijft functioneren wanneer de massa I GND uitvalt, bijvoorbeeld door draadbreuk.Furthermore, in the detailed diagram of Fig. 2, another I diode circuit 40 is shown, with three diodes D4, D5, D6, which are connected to AGND. This ensures that the circuit 8 also continues to function properly when the ground I GND fails, for example due to wire break.

Het door een omschakeling als hiervoor beschreven I zichtbaar maken van storingen in de aanhanger-knipperlichten I 11L, 11R is op zichzelf bekend. Bij bekende systemen wordt I 15 echter het relais na elke knipperpuls weer losgelaten, I waardoor de oorspronkelijke toestand wordt hersteld. De H gedachte hierachter is dat de toestand van de knipperlichten H 4L, 4R door conventionele storingsdetectieschakelingen I tijdens de "aan"-fase van elke knipperpuls gecontroleerd I 20 wordt. Gebleken is echter dat met name bij moderne voertuigen I de door de boordcomputer aangestuurde module 3 deze controle niet rechtstreeks gekoppeld is aan de knipperpulsen, en dus ook tijdens een "uit"-fase kan worden uitgevoerd. Omdat de conventionele besturingsschakelingen tijdens de "uit"-fase I 25 echter de omschakeling van het knipperlicht 4L, 4R weer I ongedaan maken, zou bij een controle op dat moment geen I storing waargenomen worden, en dus de knipperfrequentie niet worden verhoogd.Making defects in the trailer flashers I 11L, 11R visible through a switch as described above I is known per se. In known systems, however, the relay is released again after each flashing pulse, whereby the original state is restored. The H idea behind this is that the state of the flashing lights H 4L, 4R is checked by conventional fault detection circuits I during the "on" phase of each flashing pulse. However, it has been found that, in particular for modern vehicles I, the module 3 controlled by the on-board computer is not directly linked to the flashing pulses and can therefore also be carried out during an "off" phase. However, since the conventional control circuits during the "off" phase I cancel the switching of the flashing light 4L, 4R, no I malfunction would be detected during a check at that moment, and therefore the flashing frequency would not be increased.

I Om ook onder deze omstandigheden toch storingen in 30 de aanhanger-knipperlichten 11L, 11R te kunnen laten I detecteren door de besturingsmodule 3 van het voertuig 2, is H de besturingsschakeling 8 volgens de onderhavige uitvinding ingericht om ook tijdens de "uit"-fase van de knipperpulsen een storingsmelding te genereren. In het getoonde voorbeeld 35 wordt dit bereikt, doordat een signaal aan de betreffendeIn order to enable malfunctions in trailer trailers 11L, 11R to be detected by the control module 3 of the vehicle 2, even under these circumstances, H the control circuit 8 according to the present invention is adapted to also during the "off" phase generate a fault message from the flashing pulses. In the example 35 shown, this is achieved by providing a signal to the relevant one

transistor 22L, 22R wordt aangeboden, en het relais 15L, 15Rtransistor 22L, 22R, and the relay 15L, 15R

dus wordt bekrachtigd, gedurende een vertragingsperiode T, die langer is dan de periode P van de knipperpulsen. Zo wordt I 1- η o o n 1 q 11 dus de omschakeling van het knipperlicht 4L, 4R van het voertuig 2 ook tijdens de "uit"-fase van elke knipperpuls in stand gehouden, en wordt dus ook een storing waargenomen, wanneer de storingsdetectieschakeling de controle uitvoert 5 tijdens deze "uit"-fase.thus, it is energized during a delay period T, which is longer than the period P of the flashing pulses. Thus, I 1- η or 1 q 11, therefore, the switchover of the flashing light 4L, 4R of the vehicle 2 is also maintained during the "off" phase of each flashing pulse, and thus a malfunction is also observed when the malfunction detection circuit performs a check during this "off" phase.

Een en ander is weergegeven in fig. 4. Wanneer op het tijdstip to de besturingsmodule 3 een eerste knipperpuls afgeeft, bestaande uit een "aan"-fase 26 en een "uit"-fase 27, controleert de bufferschakeling 10L, 10R de werking van 10 het betreffende aanhanger-knipperlicht 11L, 11R. In geval van een storing zal na een zeer korte tijd At een foutsignaal L_ST, R_ST naar de processor 12 worden gezonden, die daarop een bekrachtigingssignaal 29 naar de betreffende transistor 22L, 22R zendt, waardoor het relais 15L, 15R wordt 15 bekrachtigd. De processor 12 omvat een klok, die ervoor zorgt dat het signaal 29 gedurende een bepaalde vertragingsperiode Ti, die aanzienlijk langer gekozen is dan de periode P van de knipperpulsen, in stand gehouden wordt. Wordt nu op het tijdstip = t„ + P een volgende knipperpuls waargenomen, en 20 blijkt bij controle door de bufferschakeling 10L, 10R dat de storing nog steeds bestaat, dan wordt door de klok een nieuwe vertragingsperiode T2 gestart.All this is shown in Fig. 4. When at the time t 0 the control module 3 outputs a first flashing pulse consisting of an "on" phase 26 and an "off" phase 27, the buffer circuit 10L, 10R checks the operation of 10 the relevant trailer indicator light 11L, 11R. In the event of a malfunction, an error signal L_ST, R_ST will be sent after a very short time At to the processor 12, which then transmits an excitation signal 29 to the relevant transistor 22L, 22R, whereby the relay 15L, 15R is energized. The processor 12 comprises a clock which ensures that the signal 29 is maintained for a specific delay period Ti, which is considerably longer than the period P of the flashing pulses. If a next flash pulse is now detected at time = t '+ P, and if it is found by checking by buffer circuit 10L, 10R that the fault still exists, a new delay period T2 is started by the clock.

Op deze wijze blijft het signaal 29 bestaan, en blijft het relais 15L, 15R bekrachtigd zolang voor afloop van 25 de vertragingsperiode T nieuwe knipperpulsen worden waargenomen. De storingsdetectieschakeling van de besturingsmodule 3 zal dus in deze situatie altijd een storing waarnemen, ongeacht of de controle plaatsvindt tijdens een "aan"-fase 26 of een "uit"-fase 27 van de 30 knipperpuls. Na afloop van de laatste knipperpuls, wanneer het signaal 28 op de lijn 22L, 22R dus gedurende langere tijd laag blijft, blijft het signaal op de lijn 21L, 21R nog enige tijd hoog, en wordt dan laag 30, waardoor het relais 15L, 15R weer afvalt, en het knipperlicht 4L, 4R weer rechtstreeks met 35 de besturingsmodule 3 verbonden wordt.In this way, the signal 29 remains, and the relay 15L, 15R remains energized as long as new flashing pulses are detected before the delay period T expires. The fault detection circuit of the control module 3 will therefore always detect a fault in this situation, irrespective of whether the check takes place during an "on" phase 26 or an "off" phase 27 of the flashing pulse. After the end of the last flashing pulse, when the signal 28 on the line 22L, 22R thus remains low for a longer period of time, the signal on the line 21L, 21R remains high for some time, and then becomes low 30, so that the relay 15L, 15R again, and the flashing light 4L, 4R is again directly connected to the control module 3.

De werking van de besturingsschakeling 8, die bereikt wordt door het op geschikte wijze programmeren van de processor 12 en de eveneens als processoren uitgevoerde 1 02201 3 I 12 I bufferschakelingen 10L, 10R is samengevat in het stroomschema I van fig. 3.The operation of the control circuit 8, which is achieved by appropriately programming the processor 12 and the buffer circuits 10L, 10R, also designed as processors, is summarized in the flow chart I of FIG. 3.

I Nadat het programma in blok 30 gestart is, wordt in I blok 31 gecontroleerd of op een van de lijnen 22L, 22R een I 5 knipperpuls L, R aanwezig is. Is dit niet het geval, dan is I de knipperlichtinstallatie 1 van het voertuig 2 niet actief, I en keert het programma direct terug naar het begin.After the program has been started in block 30, it is checked in block 31 whether a flashing pulse L, R is present on one of the lines 22L, 22R. If this is not the case, I the flashing light system 1 of the vehicle 2 is not active, and the program returns immediately to the start.

I Wordt er wel een knipperpuls waargenomen, dan wordt in blok 32 gecontroleerd of de boordspanning op de lijn 6 I 10 aanwezig is. Is dit niet het geval, dan wordt een foutmelding gegenereerd door het bekrachtigen van de relais 15L, 15R, I zodat de knipperlichten 4L, 4R van het voertuig via de H bufferschakelingen 10L, 10R gevoerd worden (blok 38). Daarbij H wordt de vertragingsperiode T gestart (blok 39), waarna het I 15 programma terugkeert naar het begin.If a flashing pulse is detected, then it is checked in block 32 whether the on-board voltage is present on the line 6 I 10. If this is not the case, an error message is generated by energizing the relays 15L, 15R, I so that the flashing lights 4L, 4R of the vehicle are passed via the H buffer circuits 10L, 10R (block 38). In this case H, the delay period T is started (block 39), after which the program returns to the start.

I Blijkt de voedingsspanning wel aanwezig, dan wordt I in blok 33 gecontroleerd of op beide lijnen 22L, 22R een I knipperpuls aanwezig is. Dit vormt een aanduiding voor het gebruik van de alarmverlichting, hetgeen ertoe leidt dat het 20 programma terugkeert naar blok 30 en daar wacht. Is dit niet I het geval, dan is er sprake van het aangeven van richting, en wordt dus slechts een van de knipperlichten 4L, 4R en 11L, H 11R aangestuurd.If it appears that the supply voltage is present, then I is checked in block 33 whether on both lines 22L, 22R an I flashing pulse is present. This forms an indication for the use of the alarm lighting, which causes the program to return to block 30 and wait there. If this is not the case, then direction is indicated, and therefore only one of the flashing lights 4L, 4R and 11L, H 11R is controlled.

Dan wordt in blok 34 gecontroleerd of er reeds een I 25 knipperlicht 4L, 4R van het voertuig 2 met de bufferschakeling 10L, 10R verbonden is. Wanneer dit het geval is, omdat er blijkbaar reeds eerder een storing in een van de knipperlichten 11L, 11R geconstateerd is, wordt de vertragingsperiode T opnieuw gestart (blok 39), en keert het 30 programma terug naar het begin.Then it is checked in block 34 whether a flashing light 4L, 4R of the vehicle 2 is already connected to the buffer circuit 10L, 10R. If this is the case, because apparently a fault has already been detected in one of the flashing lights 11L, 11R, the delay period T is restarted (block 39), and the program returns to the beginning.

Is nog geen van de knipperlichten 4L, 4R via de buffer 10L, 10R geschakeld, dan wordt gecontroleerd of op deIf none of the flashing lights 4L, 4R has been switched via the buffer 10L, 10R, it is checked whether the

lijn 25L, 25R vanuit de betreffende bufferschakeling 10L, 10Rline 25L, 25R from the relevant buffer circuit 10L, 10R

een foutsignaal L_ST, R_ST aanwezig is (blok 35). Wordt een 35 dergelijk foutsignaal niet waargenomen, dan werkt het betreffende knipperlicht 11L, 11R normaal, en keert het H programma terug naar het begin.an error signal L_ST, R_ST is present (block 35). If such an error signal is not detected, the relevant flashing light 11L, 11R operates normally, and the H program returns to the beginning.

Blijkt er wel een foutsignaal L_ST, R_ST te zijn, Μ 1 Π ? O i;Η ώ 13 dan is de volgende stap de controle of de knipperlichtinstallatie 9 van de aanhanger 7 wel met die van het voertuig 2 is verbonden. Hiertoe wordt de aanwezigheid van een signaal TD op de lijn 17 gecontroleerd (blok 36).Is there an error signal L_ST, R_ST, Μ 1 Π? Then the next step is to check whether the flashing light system 9 of the trailer 7 is connected to that of the vehicle 2. For this purpose, the presence of a signal TD on the line 17 is checked (block 36).

5 Blijkt de lijn 17 niet met de boordspanning of met de massa verbonden te zijn, dan kan ook op een andere manier gecontroleerd worden of de aanhanger 7 wel met het voertuig 2 verbonden is. Daartoe wordt in blok 37 gecontroleerd of het andere aanhanger-knipperlicht 11L of 11R met de 10 besturingsschakeling 8 verbonden is. Is dit niet het geval, dan is er blijkbaar geen aanhanger 7 aanwezig.If the line 17 does not appear to be connected to the on-board voltage or to the ground, it can also be checked in another way whether the trailer 7 is connected to the vehicle 2. To this end, it is checked in block 37 whether the other trailer flashing light 11L or 11R is connected to the control circuit 8. If this is not the case, then apparently no trailer 7 is present.

Wanneer uit de controle in blok 36 of blok 37 blijkt dat de aanhanger 7 wel met de knipperlichtinstallatie 1 van het voertuig 2 verbonden is, dan is er blijkbaar sprake 15 van een storing in het betreffende knipperlicht 11L, 11R, en wordt een van de relais 15L, 15R bekrachtigd om het overeenkomstige knipperlicht 4L, 4R van het voertuig 2 via de bijbehorende bufferschakeling 10L, 10R te voeden (blok 38). Daarbij wordt de vertragingsperiode T gestart (blok 39), 20 waarna het programma terugkeert naar het begin.If the check in block 36 or block 37 shows that the trailer 7 is connected to the flashing light installation 1 of the vehicle 2, then there is apparently a malfunction in the relevant flashing light 11L, 11R, and one of the relays becomes 15L, 15R energized to supply the corresponding flashing light 4L, 4R of the vehicle 2 via the associated buffer circuit 10L, 10R (block 38). The delay period T is then started (block 39), after which the program returns to the beginning.

Zo maakt dus de schakeling volgens de uitvinding en de wijze waarop deze gebruikt wordt het mogelijk om storingen in de knipperlichten van een aanhanger zichtbaar te maken via de besturingsmodule van de knipperlichtinstallatie van het 25 trekkend voertuig, zelfs wanneer deze is ingericht voor storingsdetectie op een willekeurig moment gedurende de knipperpuls.Thus, the circuit according to the invention and the way in which it is used makes it possible to make faults in the flashing lights of a trailer visible via the control module of the flashing light installation of the towing vehicle, even when it is arranged for malfunction detection at a random moment during the flashing pulse.

Hoewel de uitvinding hiervoor is toegelicht aan de hand van een voorbeeld, zal het duidelijk zijn dat deze 30 daartoe niet is beperkt. Zo zou in plaats van de getoonde schakeling, waarbij tijdens normaal gebruik de aanhanger-knipperlichten via een bufferschakeling en de knipperlichten van het voertuig rechtstreeks met de besturingsmodule verbonden zijn, ook gebruik gemaakt kunnen worden van een 35 schakeling waarbij de knipperlichten van het voertuig bij gebruik met een aanhanger via de buffer geschakeld zijn, en de aanhanger-knipperlichten dan rechtstreeks met de besturingsmodule verbonden zijn. Ook zou het genereren en 1022013 I 14 I gedurende langere tijd in stand houden van het foutsignaal op andere wijze kunnen worden verzorgd dan hier beschreven en getoond. De omvang van de uitvinding wordt dan ook uitsluitend bepaald door de bijgevoegde conclusies.Although the invention has been explained above with reference to an example, it will be clear that it is not limited thereto. For example, instead of the circuit shown, wherein during normal use the trailer lights are connected directly to the control module via a buffer circuit and the lights of the vehicle, a circuit could also be used in which the lights of the vehicle in use with a trailer are connected via the buffer, and the trailer indicators are then directly connected to the control module. Also, the generation and maintenance of the error signal for a longer period of time could be provided in a different manner than described and shown here. The scope of the invention is therefore solely determined by the appended claims.

I i Π O O Π 1I i Π O O Π 1

Claims

Method for detecting a defect in at least one auxiliary flashing light, for example on a trailer, which is connected to a main flashing light installation, for example of a towing vehicle, which main flashing light installation comprises a flashing pulse generator, at least one main flashing light controlled thereby and comprises a fault detection circuit which monitors the state of the or each main flashing light, wherein when an error condition is detected in the auxiliary flashing light an error signal is output to the fault detection circuit of the main flashing light plant, characterized in that the operation of the flashing pulse generator is monitored and the error signal is provided as long as the flashing pulse generator is operating.

2. Method as claimed in claim 1, characterized in that one of the main or auxiliary flashing lights is directly connected to the flashing pulse generator via a buffer circuit and the or each other flashing light, when determining an error condition in the via the buffer circuit with the flashing light connected to the flashing pulse generator one of the other flashing lights is switched from a direct connection to the flashing pulse generator to a connection via the buffer circuit, and the switching is maintained as long as the flashing pulse generator is operating.

3. Method as claimed in claim 2, characterized in that pulses are detected at an output of the flashing pulse generator, and the switchover is maintained as long as the flashing pulses follow each other with a certain frequency.

Method according to claim 3, characterized in that the switchover is maintained for a specific delay period, and the delay period starts again and again when a flashing pulse 35 is detected before expiry thereof.

A method according to claim 4, characterized in that 1022013 Η I 16 is selected to have the delay period considerably longer than the period of the successive flashing pulses.

Method according to claim 4 or 5, characterized in that the delay period is in the order of 0.5 to 5 seconds.

Method according to claim 6, characterized in that the delay period is in the order of 1 to 2 seconds, preferably about 1.5 seconds.

A method according to any one of the preceding claims, characterized in that an error condition in the auxiliary flashing light is determined when this flashing light does not absorb current while the trailer is connected to the vehicle I.

9. Method as claimed in claim 8, characterized in that the connection of the trailer to the vehicle I is determined on the basis of a signal from an I trailer detection circuit, and in the absence of this I signal the connection is checked by to measure whether another auxiliary flashing light draws power from the trailer.

10. Circuit for detecting a defect in at least one auxiliary flashing light, for example on a trailer, which is connected to a main flashing light installation, for example of a towing I vehicle, which main flashing light installation is an I flashing pulse generator, at least one controlled by it main flashing light and a malfunction detection circuit monitoring the condition of the or each main flashing light, which defect detection circuit comprises means for delivering an error signal to the malfunctioning detection circuit of the main flashing light system when determining an error condition in the auxiliary flashing light system, characterized in that the defect detection circuit further comprises means for monitoring the operation of the flashing pulse generator, which monitoring means are connected to the error signal delivery means and are activated as long as the flashing pulse generator is operating.

A defect detection circuit as claimed in claim 10, characterized in that the error signal delivery means comprise a buffer circuit and switching means connected thereto, one of the main or auxiliary flashing lights connected directly to the flashing pulse generator via the buffer circuit and the or any other flashing light 5 switching means in determining an error condition in the flashing light connected to the flashing pulse generator via the buffer circuit switching one of the other flashing lights from a direct connection to the flashing pulse generator to a connection via the buffer circuit, and the switching means 10 remain energized by the monitoring means as long as the flashing pulse generator is working.

12. Failure detection circuit according to claim 11, characterized in that the switching means are connected to a clock, so that they remain energized for a specific delay period, and the monitoring means are adapted to restart a delay period each time when a flashing pulse is turned on before it expires perceived.

A defect detection circuit according to claim 12, characterized in that the delay period is considerably longer than the period of the flashing pulses detected by the monitoring means.

A defect detection circuit according to claim 12 or 13, characterized in that the delay period is in the order of 0.5 to 5 seconds.

The defect detection circuit according to claim 14, characterized in that the delay period is in the order of 1 to 2 seconds, preferably about 1.5 seconds.

A defect detection circuit according to any one of claims 10 to 15, characterized by means for measuring a current absorbed by the auxiliary flashing light and means for determining a connection between the towing vehicle and the trailer, the defect detection circuit being adapted to signaling an error condition when the measuring means do not measure a current consumption while a connection of the trailer to the vehicle has been established.

17. Failure detection circuit according to claim 1 t-l i. I 18 I 16, characterized in that the means for determining a connection between the trailer and the vehicle comprise a trailer detection circuit which outputs a connection signal and means for detecting in the absence of this signal measuring a current absorbed by another auxiliary flashing light on the trailer.

18. A defect detection circuit as claimed in any one of claims 10 to 17, characterized in that the switching means, the monitoring means, the clock, the current measuring means and / or the trailer detection circuit form part of or are controllably connected to an I microprocessor. I 1022013